Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het vij. Capittel.

1 Christus leert voorder, hoe men van sijnen naesten moet oordeelen, ende den selven bestraffen. 6 Dat men het heylige den verachters niet en moet voordragen. 7 Dat men met bidden moet aenhouden. 12 Hoe men handelen moet met sijnen naesten. 13 Van de enge ende wijde poorte. 15 Van de valsche propheten te mijden. 21 Dat niet alle die uyterlick Godt dienen sullen saligh worden. 24 Dat men het woort Godts niet alleen moet hooren maer oock doen.

1

Ga naar margenoota EN oordeelt Ga naar margenoot1 niet, op dat ghy niet geoordeelt en wort.

2

Ga naar margenootb Want met welck oordeel ghy oordeelt, sult ghy geoordeelt worden: ende met welcke mate ghy metet, sal u weder gemeten worden.

3

Ga naar margenootc Ende wat siet ghy den Ga naar margenoot2 splinter die in de ooge uwes broeders is, maer den balck die in uwe ooge is en merckt ghy niet?

4

Of, hoe sult ghy tot uwen broeder seggen, Laet toe dat ick den splinter uyt uw’ ooge uyt doe, ende siet daer is een balck in uwe ooge.

5

Ga naar margenootd Ghy geveynsde, werpt eerst den balck uyt uw’ ooge, ende dan sult ghy besien, om den splinter uyt uwes broeders ooge uyt te doen.

6

Ga naar margenoote En geeft het Ga naar margenoot3 heylige den honden niet, noch en werpt uwe peerlen niet voor de swijnen: op dat sy niet t’eeniger tijt deselve met hare voeten en vertreden, ende [haer] omkeerende u en verscheuren.

7

Ga naar margenoot4 Biddet, Ga naar margenootf ende u sal gegeven worden: soecket, ende ghy sult vinden: kloppet, ende u sal open gedaen worden.

8

Ga naar margenootg Want een yegelick die Ga naar margenoot5 bidt, die ontfanght: ende die soeckt, die vindt: ende die klopt, dien sal open gedaen worden.

9

Ofte wat mensche is’er onder u, soo sijn sone hem soude bidden om broot, die hem eenen steen sal geven?

10

Ende soo hy hem om een visch soude bidden, die hem een slange sal geven?

11

Indien dan ghy, Ga naar margenooth die boos zijt, weet uwen kinderen goede gaven te geven, hoe veel te meer sal uwe Vader, die in de hemelen is, goede [gaven] geven, den genen, diese van hem bidden.

12

Ga naar margenooti Alle [dingen] dan die ghy wilt dat u de menschen souden doen, doet ghy hen oock alsoo: Want dat is Ga naar margenoot6 de wet ende de Propheten.

13

Ga naar margenootk Gaet in door de enge poorte: want wijdt is de poorte, ende breet is de wegh, die tot het verderf leyt, ende vele zijnder die door deselve ingaen.

14

Ga naar margenootl Want de poorte is enge, ende de wegh Ga naar margenoot7 is naeuwe die tot het leven leyt, ende weynige zijnder die den selven vinden.

15

Ga naar margenootm Maer wacht [u] van de valsche propheten, dewelcke in Ga naar margenoot8 schaeps kleederen tot u komen, maer van binnen zijnse grijpende Ga naar margenoot9 wolven.

16

Aen hare Ga naar margenoot10 vruchten sult ghyse kennen. Leest men oock een druyve van doornen, of vijgen van distelen?

17

Ga naar margenootn Alsoo een yeder goede boom, brenght voort goede vruchten, ende Ga naar margenoot11 een quade boom brenght voort quade vruchten.

18

Een goede boom en kan geen quade vruchten voort brengen: noch een quade boom goede vruchten voort brengen.

19

Een yeder boom die geen goede vrucht voort en brenght, wort uytgehouwen, ende in het vyer geworpen.

[Folio 4v]
[fol. 4v]

20

Soo sult ghy dan deselve aen hare vruchten kennen.

21

Ga naar margenooto Niet een yegelick, Ga naar margenoot12 die tot my seght, Heere, Heere, en sal ingaen in ’t Koninckrijcke der hemelen: maer Ga naar margenoot13 die daer doet den wille mijns Vaders, die in de hemelen is.

22

Ga naar margenootp Vele sullen Ga naar margenoot14 ten dien dage tot my seggen, Heere, Heere, en hebben wy niet Ga naar margenoot15 in uwen name gepropheteert, ende in uwen name duyvelen uytgeworpen, ende in uwen name vele Ga naar margenoot16 krachten gedaen?

23

Ga naar margenootq Ende dan sal ick haer Ga naar margenoot17 opentlick aenseggen, Ick en hebbe u noyt Ga naar margenoot18 gekent. Ga naar margenootr Gaet wech van my ghy die de ongerechtigheyt werckt.

24

Ga naar margenoots Een yegelick dan die dese mijne woorden hoort, ende deselve doet, dien sal ick vergelijcken by een voorsichtigh man, die sijn huys op een steenrotze gebouwt heeft.

25

Ende daer is Ga naar margenoot19 slaghregen neder gevallen, ende de waterstroomen zijn gekomen, ende de winden hebben gewaeyt, ende zijn tegen het selve huys aengevallen, ende het en is niet gevallen, want het was op Ga naar margenoot20 de steenrotze gegront.

26

Ga naar margenoott Ende een yegelick die dese mijne woorden hoort, ende deselve niet en doet, die sal by eenen dwasen man vergeleken worden, die sijn huys op het Ga naar margenoot21 zant gebouwt heeft.

27

Ende de slaghregen is neder gevallen, ende de waterstroomen zijn gekomen, ende de winden hebben gewaeyt, ende zijn tegen het selve huys aengeslagen, ende het is gevallen, ende sijnen val was groot.

28

Ende het is geschiet, als Iesus dese woorden ge-eyndight hadde, [dat] de scharen haer Ga naar margenoot22 ontsetteden over sijne leere.

29

Ga naar margenootv Want hy leerde haer, als Ga naar margenoot23 macht hebbende, ende niet als de Schriftgeleerde.

margenoota
Luce 6.37. Rom. 2.1. 1.Corinth. 4.3, 5.
margenoot1
Namelick, lichtveerdelick, ofte verkeerdelick, uyt haet, nijdigheyt, ofte ongegront achterdencken. Anders is een oprecht oordeel van saken daer van men oprechte kennisse heeft, als het tot een goet eynde geschiet, soo in het gerichte, als daer buyten, niet alleen geoorloft, maer oock geboden. Siet 2.Chron. 19. vers 6. Ioan. cap. 7. vers 24. 1.Corinth. 5.12.
margenootb
Marc. 4.24. Luce 6.38.
margenootc
Luce 6.41, 42.
margenoot2
Dat is, kleyne ofte mindere gebreken, gelijck door den balck groote ende grove gebreken verstaen worden.
margenootd
Proverb. 18.17.
margenoote
Proverb. 9.8. ende 23.9.
margenoot3
Heyligh is eygentlick het gene van het gemeyn gebruyck afgesondert is, ende wort daer door hier verstaen de predicatie des Euangeliums, ofte de vermaningen ende vertroostingen uyt Godes woort, als oock de bedieninge der heylige Sacramenten, die van wegen harer weerdigheyt hier oock peerlen genaemt worden, ende die men den hartneckigen ende moetwilligen spotters, die by honden ende swijnen vergeleken worden, niet en moet voor houden, Prov. 9.8. 1.Corinth. 10.21. Philip. 3.2.
margenoot4
Door bidden, soecken, ende kloppen, vermaent ons Christus met ernst gedurighlick aen te houden in den gebede. Siet oock Rom. c. 12. vers 12. 1.Thessal. 5.17.
margenootf
Matth. 21.22. Marc. 11.24. Luce 11.9. Ioan. 14.13. ende 16.24. Iacob. 1.5, 6. 1.Ioan. 3.22. ende 5.14.
margenootg
Prov. 8.17. Ierem. 29.12.
margenoot5
Namelick, uyt den geloove, ende na Godes wille, Iac. 1. vers 6. 1.Ioan. 5. vers 14.
margenooth
Genes. 6.5. ende 8.21.
margenooti
Luce 6.31.
margenoot6
Dat is, de somma van al ’t gene de wet, ende de Propheten, uytleggers der selve, leeren aengaende de tweede tafel der tien geboden, van de liefde des naesten, Matth. 22.39.
margenootk
Luce 13.24.
margenootl
Actor. 14.22.
margenoot7
Dat is, niet alleen ten aensien van de nauwe gehoorsaemheyt die Godt van ons eyscht, maer oock om datse is vol van verdruckinge ende swarigheyt. Siet Actor. cap. 14. vers 22.
margenootm
Deut. 13.3. Ierem. 23.16. Matth. 24.4. Rom.16.17. Ephes. 5.6. Col. 2.8. 1.Ioan. cap. 4. vers 1.
margenoot8
Dat is, in eenen uyterlicken schoonen schijn.
margenoot9
Dat is, verleyders ende zielmoorders, Ioan. cap. 10. versen 1, 8. Actor. 20.29.
margenoot10
Door dese vruchten wort verstaen niet soo seer het leven, het welck voor eenen tijt bedriegen kan, als wel de leere, die aen Godts woort moet beproeft zijn, 1.Ioan. 4. vers 1.
margenootn
Matth. 3.10. ende 12.33. Marc. 11.13. Luce 3.8.
margenoot11
Gr Een verrotte boom.
margenooto
Matth. 25.11. Luce 6.46. ende 13.25. Actor. 19.13. Rom. 2.13. Iacob. 1.22.
margenoot12
D. die veel ende ydelick roemt van Christo ende sijne leere.
margenoot13
D. die in Christum recht gelooft, Ioan. 6.40. ende sijn leven na Godts geboden aenstelt, 1.Thess. 4.3.
margenootp
Ierem. 14.14. ende 27.15. Luce 13.26.
margenoot14
Namelick, des uytersten oordeels, Matth. 24.36.
margenoot15
D. door uw’ bevel ende kracht, als uwe dienaers, ende tot verbreydinge van uwe eere.
margenoot16
D. wonderteeckenen ofte mirakelen, 1.Cor. 12.10. om datse door de kracht Godts geschieden.
margenootq
Psalm 6.9. Matth. 25.12. Luce 13.25, 27.
margenoot17
Gr. belijden.
margenoot18
Namel. voor de mijne. siet Ioan. 10. vers 14. ende 2.Tim. 2. vers 19.
margenootr
Matth. 25.41. Luce 13.25, 27.
margenoots
Ierem. 17.8. Luce 6.47. Rom. 2.13. Iacob. 1.25.
margenoot19
Door de slaghregen, waterstroomen, ende winden worden verstaen allerleije vervolgingen, verleydingen, ende versoeckingen, waer door de menschen tot afval souden konnen gebracht worden.
margenoot20
Dese steenrotze beteeckent Christum, 1.Petr. 2.6.
margenoott
Ezech. 13.11. Rom. 2.13. Iacob. 1.23.
margenoot21
Door het zant wort verstaen al wat de menschen buyten Christum tot een fondament harer saligheyt stellen, Actor. 4.12.
margenoot22
Of, verbaest, verslagen werden met verwonderinge, ende beroeringe hares gemoedts.
margenootv
Marc. 1.22. ende 6.2. Luce 4.32.
margenoot23
D. met een Godtlicke authoriteyt, ende met een sonderlinge bewegelickheyt ende vrymoedigheyt. Siet Luce 4.22. ende Ioan. 7.45, 46.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken