Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het xj. Capittel.

1 Ioannes de Dooper in de gevangenisse zijnde sendt twee discipelen tot Christum. 4 Den welcken Christus uyt sijne leere ende wercken bewijst, dat hy de beloofde Messias is. 7 Geeft tot den volcke van Ioannis persoon ende ampt een heerlicke getuygenisse. 16 Verwijt den Ioden onder sekere gelijckenisse hare onbekeerlickheyt. 20 ende dreyght daerom de steden van Chorazin ende Bethsaida, ende Capernaum met seer sware straffen. 25 Stelt daer tegen het welbehagen sijns vaders in ’t onderwijsen der kleyne. 28 Noodt alle vermoeyde sondaers tot hem, ende belooft den selven verquickinge.

1

ENde het is geschiet, doe Iesus ge-eyndight hadde sijne twaelf discipelen Ga naar margenoot1 bevelen te geven, dat hy van daer voort gingh, om te leeren ende prediken in Ga naar margenoot2 hare steden.

2

Ga naar margenoota Ende Ioannes in de Ga naar margenoot3 gevangenisse gehoort hebbende Ga naar margenoot4 de wercken Christi, sandt twee van sijne discipelen.

3

Ende Ga naar margenoot5 seyde tot hem, Zijt ghy de gene Ga naar margenoot6 die komen soude, of verwachten wy eenen anderen? [kolom]

4

Ende Iesus antwoordde ende seyde tot haer: Gaet henen ende boodtschapt Ioanni weder, ’t gene ghy hoort ende siet:

5

Ga naar margenootb De Ga naar margenoot7 blinde worden siende, ende de kreupele wandelen, de melaetsche worden gereynight, ende de doove hooren, de doode worden opgeweckt, ende den Ga naar margenoot8 armen wort het Euangelium verkondight.

6

Ende saligh is hy, die aen my niet en sal Ga naar margenoot9 ge-ergert worden.

7

Ga naar margenootc Als nu dese henen gingen, heeft Iesus tot de scharen beginnen te seggen van Ioanne, Wat zijt ghy uytgegaen in de woestijne te aenschouwen? Een Ga naar margenoot10 riet dat van den wint gins ende weder beweeght wort?

8

Maer wat zijt ghy uytgegaen te sien? Een mensche met Ga naar margenoot11 sachte kleederen bekleet? Siet die sachte [kleederen] dragen zijn in der Koningen huysen.

9

Maer wat zijt ghy uytgegaen te sien? Een Propheet? Ia ick segge u, oock veel meer dan een Propheet.

10

Want dese is ’t van den welcken geschreven staet, Ga naar margenootd Siet ick sende mijnen Ga naar margenoot12 Engel voor uw’ aengesichte, die uwen wegh bereyden sal Ga naar margenoot13 voor u henen.

11

Voorwaer segge ick u, onder de gene die van vrouwen geboren zijn, en is niemant Ga naar margenoot14 opgestaen meerder dan Ioannes de Dooper: Doch die Ga naar margenoot15 de minste is in het Koninckrijck der hemelen, is meerder dan hy.

12

Ga naar margenoote Ende van de dagen Ioannis des Doopers tot nu toe, wort het Koninckrijck der hemelen Ga naar margenoot16 gewelt aengedaen, ende de Ga naar margenoot17 geweldigers nemen het selve met gewelt.

13

Want alle de Propheten ende de Wet hebben tot Ioannem toe Ga naar margenoot18 gepropheteert.

14

Ga naar margenootf Ende soo ghy het wilt aennemen, hy is Ga naar margenoot19 Elias die komen soude.

15

Ga naar margenoot20 Wie ooren heeft om te hooren, die hoore.

16

Doch waer by sal ick dit geslachte Ga naar margenoot21 vergelijcken? Ga naar margenootg Het is gelijck de kinderkens, die op de merckten sitten, ende haren gesellen toeroepen.

17

Ende seggen, Wy hebben u op de fluyte gespeelt, ende ghy en hebt niet gedanst. Wy hebben u klaeghlieden gesongen, ende ghy en hebt niet Ga naar margenoot22 geweent.

18

Ga naar margenooth Want Ioannes is gekomen Ga naar margenoot23 noch etende noch drinckende, ende sy seggen, Hy heeft den duyvel.

19

De Sone des menschen is gekomen, etende ende drinckende, ende sy seggen, Siet daer, een mensche [die] een vraet, ende wijnsuyper [is,] een vrient van tollenaren ende sondaren. Doch de wijsheyt is Ga naar margenoot24 gerechtveerdight geworden van hare kinderen.

20

Ga naar margenooti Doe begon hy de steden, in dewelcke sijne krachten meest geschiet waren, te Ga naar margenoot25 verwijten, om datse haer niet bekeert en hadden.

21

Wee u Chorazin, wee u Bethsaida: Want soo in Ga naar margenoot26 Tyrus ende Sidon de krachten waren geschiet, die in u geschiet zijn, sy souden haer Ga naar margenoot27 eertijts in Ga naar margenootk Ga naar margenoot28 sack ende assche bekeert hebben.

22

Ga naar margenootl Doch ick segge u, Het sal Tyro ende

[Folio 11v[6v]]
[fol. 11v[6v]]

Sidon verdraeghlicker zijn in den dagh des oordeels, dan u-lieden.

23

Ende ghy Capernaum, die tot den hemel toe zijt Ga naar margenoot29 verhooght, ghy sult tot de helle toe neder gestooten worden. Want soo in Sodoma die krachten waren geschiet, die in u geschiet zijn, sy soude tot op den huydigen dagh gebleven zijn.

24

Doch ick segge u, Ga naar margenootm dat het den lande van Sodoma verdraeghlicker sal zijn in den dagh des oordeels, dan u.

25

Ga naar margenootn In die selve tijt Ga naar margenoot30 antwoorde Iesus ende seyde, Ick Ga naar margenoot31 dancke u Vader, Heere des hemels ende der aerden, Ga naar margenooto dat ghy dese dingen voor Ga naar margenoot32 den wijsen ende verstandigen verborgen hebt, ende hebt deselve Ga naar margenoot33 den kinderkens geopenbaert.

26

Ia Vader, want alsoo is geweest Ga naar margenoot34 het welbehagen voor u.

27

Ga naar margenootp Alle dingen zijn my over gegeven van mijnen Vader: ende Ga naar margenootq niemant en kent den Sone dan de Vader, nochte yemant en kent den Vader dan de Sone, ende dien het de Sone wil Ga naar margenoot35 openbaren.

28

Komt herwaerts tot my alle Ga naar margenoot36 die vermoeyt ende Ga naar margenoot37 belast zijt, ende ick sal u ruste geven:

29

Neemt mijn Ga naar margenoot38 jock op u, ende leert van my, dat ick Ga naar margenootr sachtmoedigh ben, ende nedrigh van herten: Ga naar margenoots ende ghy sult ruste vinden voor uwe zielen.

30

Ga naar margenoott Want mijn jock is Ga naar margenoot39 sacht, ende mijn last Ga naar margenoot40 is licht.

margenoot1
Namelick, die in’t voorgaende Capittel verhaelt staen.
margenoot2
Namelick, van Galileen, van waer sijne discipelen waren. siet Actor. 2.7.
margenoota
Luce 7.18.
margenoot3
Siet van de oorsake ende het eynde deser gevangenisse Ioannis des Doopers, Matt. cap. 14. ende Marc. cap. 6.
margenoot4
D. wonderteeckenen ofte mirakelen.
margenoot5
Dat is, liet hem seggen.
margenoot6
D. de Messias door de Propheten belooft. Dit doet Ioannes vragen, niet om dat hy selve daer aen twijfelde: Want hy hadde lange te voren sulcks opentlick betuyght, Ioan. 1.29. maer om uyt d’antwoorde Christi oorsake te nemen, om sijne discipelen, die daer aen noch eenighsins twijffelden, hier van daer na breeder te onderrichten.
margenootb
Iesa. 29.18. ende 35.5. ende 61.1. Luce 4.18.
margenoot7
Dese dingen waren voorgeseght datse van den Messia souden gedaen worden. siet Iesa. 35.5.
margenoot8
Namel. soo van staet als van geeste, Matth. 5.3. gelijck het oock wort genomen Iesa. 61.1. daer Christus hier op siet.
margenoot9
D. die uyt mijnen geringen staet ofte leeringen geen aenstoot en neemt om in my niet te gelooven. Siet Marc. 6. vers 3. Ioan. 6.41, 52, 66.
margenootc
Luce 7.24.
margenoot10
D. een ongestadigh leeraer, die met allerley winden der leeringen gedreven wort, Ephes. 4.14.
margenoot11
D. kostelicke ende cierlicke.
margenootd
Malach. 3.1. Marc. 1.2. Luce 7.27.
margenoot12
D. Gesante ofte Sendbode.
margenoot13
By den Propheet Malach. 3.1. staet voor my: om dat Christus daer selve spreeckt: ende hier brenght Christus den Vader in sprekende tot sijnen Sone, alsoo Ioannes soo wel van den Vader als van den Sone gesonden is, Ioan. 1. vers 6. Luce 3.2.
margenoot14
Gr. verweckt. Of, een meerder.
margenoot15
Gr. de mindere, Nam. onder de Leeraers des Euangeliums: overmits deselve Christum noch klaerder aenwijsen, als nu alles tot onser saligheyt noodigh volkomelick volbracht hebbende, ende dat niet alleen aen de Ioden maer oock aen de Heydenen verkondigen.
margenoote
Luce 16.16.
margenoot16
Dat is, wort met groote menighte ende yver aengenomen.
margenoot17
Dat is, die met grooten ernst ende yver na de saligheyt trachten, gelijck als die met gewelt yet tot haer willen trecken, Philip. cap. 3. versen 8, 12.
margenoot18
D. hebben de komste des Messias voorseght ende afgebeelt, dien Ioannes heeft aengewesen als nu tegenwoordigh, ende gekomen zijnde.
margenootf
Malach. 4.5. Luce 1.17.
margenoot19
Niet Elias de Thesbiter in sijn persoon, Ioan. 1.21. maer die in den geest ende kracht Elie komen soude, Luce 1. vers 17.
margenoot20
Dat is, die van God den Geest des verstants ontfangen heeft die lette hier op met aendacht, 2.Corinth. 3.5.
margenoot21
Met dese gelijckenisse leert Christus, dat hy op alle manieren, soo sachte als harde, gesocht heeft haer tot bekeeringe te brengen.
margenootg
Luce cap. 7. vers 31.
margenoot22
Gr. niet op de borst geslagen, dat is geen teecken van droefheyt getoont.
margenooth
Matth. 3.4. Marc. 1.6.
margenoot23
Namelick, na de gemeene wijse van andere menschen.
margenoot24
Dat is, Christus, die de wijsheyt des Vaders genoemt wort, Prov. 8.12, etc. 1.Corinth. 1.24. ofte sijne leere is voor goet ende recht bekent, ende ontfangen geweest, van hare rechte discipelen.
margenooti
Luce cap. 10. vers 13.
margenoot25
D. tot harer schande te bestraffen ende het wee te dreygen.
margenoot26
Dit waren twee steden der Heydenen aen de middellantsche zee in Phenicien gelegen, die eertijts in groote weelde, pracht, ende dertelheyt leefden. siet Iesai. cap. 23. en Ezech. cap. 26. ende 27.
margenoot27
Namelick, als sy noch in haren bloeijenden staet ende weelde waren, eerse van Alexander de Groote met gewelt ingenomen ende verwoest waren.
margenootk
2.Sam. 13.19. 2.Reg. 6.30. ende 19.1.
margenoot28
Met sulcke teeckenen wiert eertijts de boetveerdigheyt betoont. Siet Iesa. 58.5. Dan. 9.3. Ione 3.6. Thren. 2.10.
margenootl
Matth. 10.15.
margenoot29
Soo door u welvaren, als door de bywooninge, leere, ende mirakelen Christi.
margenootm
Matth. 10.15.
margenootn
Luce 10.21.
margenoot30
Dit schijnt te sien op het verhael het welck hem de seventigh discipelen hadden gedaen, van de uytkomste van hare reyse, gelijck af te nemen is uyt Luce 10.17.
margenoot31
Gr. belijde, D. dancke ofte prijse.
margenooto
Iob 5.12. Iesa. 29.14. Luce 10.21. 1.Corinth. 1.19. ende 2.7, 8.
margenoot32
Namel. na den vleesche, ofte deser werelt. siet 1.Cor. 1. versen 20, 26.
margenoot33
D. die kinderen in verstande zijn, ofte die kleyn geacht worden. Siet 1.Cor. 1. vers 27. ende 14.20.
margenoot34
D. uw’ welbehagen: van welck welbehagen siet Luc. c. 2. vers 14. ende 12. vers 32. Ephes. 1.5.
margenootp
Matth. 28.18. Luce 10.22. Ioan 3.35.
margenootq
Ioan. 1.18. ende 6.46.
margenoot35
Namelick, door sijn woort ende Geest, 1.Corinth. cap. 2. versen 11, 12.
margenoot36
Of, tot vermoeytheyt arbeydet.
margenoot37
Namel. met den last der sonden, ofte oock der wet ende der menschelicke insettingen.
margenoot38
D. mijne leere bestaende soo in geboden als in beloften.
margenootr
Psalm 45.5.
margenoots
Ierem. 6.16.
margenoott
1.Ioan. 5.3.
margenoot39
D. gemackelick ofte wel om te dragen.
margenoot40
Wort alsoo genaemt om dat Christus het selve door sijn verdiensten ende door de kracht sijnes Geests licht maeckt. Siet Rom. cap. 8. vers 26. ende 1.Ioan. cap. 5. versen 3, 4. het welck gestelt wort tegen het ondragelick jock der wet, Actor. 15.10. ende der menschelicker insettingen, Matth. 23.4.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken