Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het vj. Capittel.

1 Christus leert in sijn vaderlant, alwaer hy veracht wort. 7 Sendt sijne Apostelen uyt om te prediken, ende mirakelen te doen. 14 Verscheyden gevoelen van Christo, soo der Ioden, als Herodis, die hem houdt voor Ioannis den Dooper. 17 wiens gevangenisse, onthoofdinge, ende begraeffenisse by die gelegentheyt verhaelt wort. 30 De Apostelen komen weder tot Christum, die met haer vertreckt in een woeste plaetse. 33 Waer hem een groote schare volght, van ontrent vijf duysent mannen, welke hy spijsight met vijf brooden ende twee visschen. 45 Doet sijne discipelen wech varen, ende bidt ondertusschen op den bergh. 48 Komt daer na des nachts tot haer, wandelende op de zee, ende stilt den wint. 54 Ende aen lant gekomen zijnde geneest allerley sieckten.

1

Ga naar margenoota ENde hy gingh van daer wech, ende quam in sijn Ga naar margenoot1 vaderlant, ende sijne discipelen volghden hem.

2

Ende als het Sabbath geworden was, begon hy in de Synagoge te leeren, ende vele die [hem] hoorden Ga naar margenoot2 ontsetteden haer, seggende, Van waer [komen] desen dese dingen? ende wat wijsheyt is dit die hem gegeven is, dat oock sulcke Ga naar margenoot3 krachten Ga naar margenoot4 door sijne handen geschieden?

3

Ga naar margenootb En is dese niet de Ga naar margenoot5 timmerman, de sone Marie, ende de Ga naar margenoot6 broeder Iacobi ende Iose, ende Iude ende Simonis? ende en zijn sijne susters niet hier by ons? Ende sy wierden aen hem ge-ergert.

4

Ende Iesus seyde tot haer, Ga naar margenootc Een Propheet en is niet onge-eert dan in sijn vaderlant, ende onder [sijne] magen, ende in sijn huys.

5

Ga naar margenootd Ende hy en Ga naar margenoot7 konde aldaer geene kracht doen: dan hy leyde weynige siecken de handen op, ende genas’se.

6

Ende hy verwonderde hem over haer ongeloove, Ga naar margenoote ende omgingh de vlecken [daer] rontom, leerende.

7

Ga naar margenootf Ende hy riep tot hem Ga naar margenoot8 de twaelve, ende begon haer uyt te senden twee en twee, ende gaf haer macht Ga naar margenoot9 over de onreyne geesten.

[Folio 20r]
[fol. 20r]

8

Ende hy geboodt haer, dat sy niets en souden nemen tot den wegh, dan alleenlick Ga naar margenoot10 eenen staf, geen male, geen broot, geen Ga naar margenoot11 gelt in den gordel.

9

Ga naar margenootg Maer datse Ga naar margenoot12 schoensolen souden Ga naar margenoot13 aenbinden, ende met Ga naar margenoot14 geen twee rocken gekleet zijn.

10

Ende hy seyde tot haer, Soo waer ghy in een huys sult ingaen, blijft daer tot dat ghy van daer uyt gaet.

11

Ga naar margenooth Ende soo wie u niet en sullen ontfangen, noch u hooren, vertreckende van daer, Ga naar margenooti schudt Ga naar margenoot15 het stof af, dat onder aen uwe voeten is, haer tot een getuygenisse. Ga naar margenootk Voorwaer segge ick u, het sal Sodoma oft Gomorra verdraeghlicker zijn in den dagh des oordeels, dan deselve stadt.

12

Ende uytgegaen zijnde predickten sy, dat sy haer souden bekeeren.

13

Ende sy wierpen vele duyvelen uyt, Ga naar margenootl ende Ga naar margenoot16 salfden vele krancke met olie, ende maecktense gesont.

14

Ga naar margenootm Ende de Koningh Ga naar margenoot17 Herodes hoorde het ( Ga naar margenoot18 want sijnen naem was openbaer geworden) ende seyde, Ioannis, die daer doopte, is van den dooden opgeweckt, ende daerom Ga naar margenoot19 wercken die krachten in hem.

15

Andere seyden, hy is Elias: ende andere seyden, hy is een Propheet, ofte als een Ga naar margenoot20 der Propheten.

16

Maer als het Herodes hoorde, seyde hy, Dese is Ioannes, dien ick onthooft hebbe: die is van de dooden opgeweckt.

17

Ga naar margenootn Want deselve Herodes [eenige] uytgesonden hebbende, hadde Ioannem gevangen genomen, ende hem in de gevangenisse gebonden, uyt oorsake van Herodias de huysvrouwe sijns broeders Philippi, om dat hy haer getrouwt hadde.

18

Want Ioannes seyde tot Herodes, Ga naar margenooto Het en is u niet geoorloft de huysvrouwe uwes broeders te hebben.

19

Ende Herodias leyde op hem toe, ende wilde hem dooden, ende en konde niet.

20

Want Herodes vreesde Ioannem, wetende dat hy een Ga naar margenootp rechtveerdigh ende heyligh man was, ende Ga naar margenoot21 hielt hem in weerde: ende als hy hem hoorde, dede hy vele dingen, ende Ga naar margenoot22 hoorde hem geerne.

21

Ende als’er Ga naar margenoot23 een welgelegen dagh gekomen was, doe Herodes Ga naar margenootq op den dagh sijner geboorte een maeltijt aenrichtede voor sijne Groote, ende de Overste over duysent, ende de voornaemste van Galilea:

22

Ende als de dochter van deselve Herodias Ga naar margenoot24 in quam, ende danste, ende Herodi ende den genen die mede aensaten behaeghde, soo seyde de Koningh tot het dochterken, Eyscht van my wat ghy oock wilt, ende ick sal ’t u geven.

23

Ga naar margenootr Ende hy swoer haer, Soo wat ghy van my sult eyschen sal ick u geven, [oock] tot de helft mijns Koninckrijcks.

24

Ende sy uytgegaen zijnde seyde tot hare moeder, Wat sal ick eyschen? ende die seyde, Het hooft Ioannis des Doopers.

25

Ende sy terstont met haeste ingaende tot den Koningh, heeft’et ge-eyscht, seggende, Ick wil dat ghy my nu terstont in een schotel geeft het hooft Ioannis des Doopers.

26

Ende de Koningh seer bedroeft geworden zijnde, [nochtans] om de eeden, ende de gene die mede aensaten, en wilde hy haer [’t selve] niet Ga naar margenoot25 afslaen.

27

Ga naar margenoots Ende de Koningh sondt terstont ee-[kolom]nen Ga naar margenoot26 scherprechter, ende geboodt sijn hooft daer te brengen. Dese nu gingh henen, ende onthoofde hem in de gevangenisse.

28

Ende bracht sijn hooft in een schotel, ende gaf het selve het dochterken, ende het dochterken gaf het selve hare moeder.

29

Ende als sijne discipelen [dit] hoorden, gingen sy ende namen sijn doot lichaem wech, ende leyden dat in een graf.

30

Ga naar margenoott Ende de Apostelen Ga naar margenoot27 quamen [weder] te samen tot Iesum, ende boodtschapten hem alles, beyde wat sy gedaen hadden, ende wat sy geleert hadden.

31

Ende hy seyde tot haer, Komt ghylieden in Ga naar margenoot28 een woeste plaetse Ga naar margenoot29 hier alleen, ende rust een weynigh: want daer waren vele die quamen ende die gingen, Ga naar margenootv ende sy en hadden selfs geenen gelegenen tijt om te eten.

32

Ga naar margenootx Ende sy vertrocken in een schip, na een woeste plaetse alleen.

33

Ende de scharen sagense henen varen, ende vele wierden hem kennende, ende liepen gesamelick te voete van alle steden derwaerts, ende quamen haer voor, ende gingen te samen tot hem.

34

Ga naar margenoot30 Ende Iesus uytgaende Ga naar margenooty sagh een groote schare, ende wiert innerlick met ontferminge beweeght over haer: Ga naar margenootz want sy waren als schapen die geenen herder en hebben, Ga naar margenoota ende hy begon haer vele dingen te leeren.

35

Ga naar margenootb Ende Ga naar margenoot31 als het nu late op den dagh geworden was, quamen sijne discipelen tot hem, ende seyden, Dese plaetse is woest, ende het is nu late op den dagh.

36

Laetse van u, op datse henen gaen in de omliggende Ga naar margenoot32 dorpen, ende vlecken, ende brooden voor haer selven mogen koopen: want sy en hebben niet wat sy eten sullen.

37

Maer hy antwoordende seyde tot haer, Geeft ghy haer te eten. Ende sy seyden tot hem, Sullen wy henen gaen, ende koopen voor twee Ga naar margenoot33 hondert penningen broot, ende haer te eten geven?

38

Ende hy seyde tot haer, Hoe veel brooden hebt ghy? Gaet henen ende besiet [het.] Ga naar margenootc Ende doe sy het Ga naar margenoot34 vernomen hadden, seyden sy, vijve, ende twee visschen.

39

Ende hy geboodt haer dat syse alle souden doen neder sitten, Ga naar margenoot35 by weerdschappen, op het groene gras.

40

Ende sy Ga naar margenoot36 saten neder Ga naar margenoot37 in gedeelten by hondert t’samen, ende by vijftigh t’samen.

41

Ende als hy de vijf brooden ende twee visschen genomen hadde, Ga naar margenootd sagh hy op na den hemel, Ga naar margenoot38 Ga naar margenoote zegende, ende brack de brooden, ende gafse sijnen discipelen, op dat syse haer souden voorleggen: ende de twee visschen deylde hy voor allen.

42

Ende sy aten alle, ende zijn verzadight geworden.

43

Ende sy namen op twaelf volle korven brocken, ende van de visschen.

44

Ende die daer de brooden gegeten hadden, waren ontrent vijf duysent mannen.

45

Ga naar margenootf Ende terstont dwangh hy sijne discipelen in ’t schip te gaen, ende voor henen te varen aen d’ander zijde Ga naar margenoot39 tegen [over] Bethsaida, terwijlen hy de schare van hem soude laten.

46

Ga naar margenootg Ende als hy deselve Ga naar margenoot40 haer afscheydt gegeven hadde, gingh hy op den bergh om te bidden.

47

Ga naar margenooth Ende als het nu avont was geworden, soo was het schip in ’t midden van de zee, ende hy was alleen op het lant.

48

Ende hy sagh Ga naar margenoot41 dat sy haer seer pijnighden om [’t schip] voort te krijgen. (Want de wint was haer tegen) ende ontrent de Ga naar margenoot42 vierde wake des nachts, quam hy tot haer, wandelende op de zee, ende wilde haer voorby gaen.

[Folio 20v]
[fol. 20v]

49

Ende sy siende hem wandelen op de zee, meynden dat het een Ga naar margenoot43 spoocksel was, ende schreeuwden seer.

50

Want sy sagen hem alle, ende wierden ontroert: ende terstont sprack hy met haer, ende seyde tot haer, Zijt wel gemoedt, Ick ben ’t, en vreest u niet.

51

Ende hy klam tot haer in het schip, ende de wint stilde, ende sy ontsetteden haer Ga naar margenoot44 boven maten seer in haer selven, ende waren verwondert.

52

Want sy en hadden Ga naar margenoot45 niet gelet op [het mirakel] der brooden: want haer herte was Ga naar margenoot46 verhardt.

53

Ga naar margenooti Ende als sy over gevaren waren, quamen sy in ’t lant Genesaret, ende havenden aldaer.

54

Ende als sy uyt het schip gegaen waren, terstont wierden Ga naar margenoot47 sy hem kennende.

55

[Ende] het geheel omliggende lant doorloopende, begonden sy op beddekens, de gene die qualick gestelt waren, om te dragen, ter plaetsen daer sy hoorden dat hy was.

56

Ende soo waer hy quam in vlecken ofte steden, ofte Ga naar margenoot48 dorpen, daer leyden sy de krancke op de merckten, ende baden hem, dat sy maer den zoom sijns kleets Ga naar margenoot49 aenraken mochten. Ende soo vele als’er hem aenraeckten wierden gesont.

margenoota
Matth. 13.53. Luce 4.16.
margenoot1
Namel. tot Nazareth, ’t welck sijn vaderlant genoemt wort, om dat hy daer opgevoedt was, ende met sijne ouders lange gewoont hadde. siet Matth. 13.54. ende Luce 4.16.
margenoot2
Gr. wierden verslagen.
margenoot3
D. mirakelen ofte wonderteeckenen. siet Matth. 7.22.
margenoot4
D. door hem: een Hebreeusche maniere van spreken.
margenootb
Ioan. 6.42.
margenoot5
Dewijle Ioseph een timmerman was, Matth. 13.55. soo is ’t waerschijnelick dat Christus hem in dit hantwerck geholpen heeft, tot dat hy sijn leer-ampt heeft aengevangen: het welck oock een deel sijner vernederinge geweest is, Luce 2. vers 51.
margenoot6
D. neve, siet de aent. Matth. 13.55.
margenootc
Matth. 13.57. Luce 4.24. Ioan. 4.44.
margenootd
Matth. 13.58.
margenoot7
Hoe dit te verstaen is, siet d’aent. op Matth. 13.58.
margenoote
Matth. 9.35. Luce 13.22.
margenootf
Matth. 10.1. Luce 6.13. ende 9.1.
margenoot8
Namel. die hy tot sijne Apostelen hadde verkoren, Cap. 3. vers 13.
margenoot9
Namelick, om deselve te konnen uytdrijven uyt de besetene.
margenoot10
Namelick, om in ’t gaen op te steunen: maer geenen die u soude beswaren op den wegh, gelijck Matth. 10.10. te sien is.
margenoot11
Gr. koper, om dat eertijts het gelt van koper veel plach te wesen, ende kan daer door hier oock selfs de minste voorraet van geldt verstaen worden.
margenootg
Actor. 12.8.
margenoot12
Gr. Sandalia, welcke waren lichte schoenen, bestaende alleen uyt solen met banden, om aen de voeten vast te maken, welcke in die heete landen seer gebruyckelick waren, Actor. 12.8.
margenoot13
Namelick, niet meer als een paer om te reysen: want meer schoenen op den wegh mede te nemen wort haer oock verboden, Matth. 10.10.
margenoot14
D. geen meer als ghy sult aen hebben, sonder noch eenen rock mede te dragen tot veranderinge.
margenooth
Matth. 10.14. Luce 9.5.
margenooti
Actor. 13.51. ende 18.6.
margenoot15
De reden hier van siet Matth. 10. vers 14.
margenootk
Matth. 10.15. Luce 10.12.
margenootl
Iacob. 5.14.
margenoot16
Dese salvinge, gelijck oock de oplegginge der handen, aenraken, ende dergelijcke wijsen van doen, die Christus ende de Apostelen hebben gebruyckt, in het genesen der sieckten, en gaven de gesontheyt niet, maer waren uyterlicke teeckenen, dat dese mirakeleuse genesinge door de Godtlicke kracht Christi, ende den dienst der Apostelen geschiedde. Welcke teeckenen gebruyckt zijn, soo lange de gave der mirakeleuse genesinge heeft geduert. siet Marc. c. 16. vers 18. Iacob. 5.14. ende na dat deselve gave heeft opgehouden, soo hebben dese teeckenen, als nu nergens meer toe dienende, oock moeten ophouden.
margenootm
Matth. 14.1. Luce 9.7.
margenoot17
Siet van desen Herodes, ende van dese geheele historie, Matth. 14.1, etc.
margenoot18
Namel. de name Iesu.
margenoot19
D. nu komt hy met meerder kracht, als te voren: want Ioannes en hadde selve geen mirakelen gedaen, Ioan. 10.41.
margenoot20
D. der oude afgestorvene Propheten.
margenootn
Matth. 14.3. Luce 3.19. ende 9.9.
margenooto
Levit. cap. 18. ende 20, 21.
margenootp
Matth. 14.5. ende 21.26.
margenoot21
Ofte, bewaerde hem.
margenoot22
Namel. in het eerste: want daer na opgemaeckt zijnde door Herodias socht hy hem te dooden, hoewel hy sulcks liet uyt vreese des volcks, tot dat dese gelegentheyt voor quam, Matth. 14.5.
margenoot23
D. bequame tijt: daer Herodias op toeleyde, om tot haer voornemen te komen.
margenootq
Genes. 40.20. Matth. 14.6.
margenoot24
Namelick, in de zale, daer de maeltijt gehouden wiert: want het en was by den Ouden niet veel gebruyckelick, dat de vrouwen met de mans in groote maeltijden aensaten. Siet Esth. 1.11.
margenootr
Iudic. 11.30.
margenoot25
Gr. haer niet afsetten: D. haer versoeck verwerpen.
margenoots
Matth. 14.10.
margenoot26
Ofte, trauwant, hellebardier, lijfwacht.
margenoott
Luce 9.10.
margenoot27
Namel. weder komende van hare reyse, die sy, na de uytsendinge, twee ende twee gedaen hadden door het Ioodsche lant.
margenoot28
Ofte, eensame. Dese was by Bethsaida, Matth. 14.13. Luce 9.10.
margenoot29
Of, bezijden.
margenootv
Marc. 3.20.
margenootx
Matth. 14.13. Luce 9.10. Ioan. 6.1.
margenoot30
Siet van dit geheel mirakel de aent. op Matth. 14. vers 15, etc.
margenooty
Matth. 9.36. ende 14.14.
margenootz
Ierem. 23.1. Ezech. 34.2.
margenoota
Luce 9.11.
margenootb
Matth. 14.15. Luce 9.12. Ioan. 6.5.
margenoot31
Gr. als nu de ure veel was geworden. Want de Ioden rekenden de uren van den opgangh der sonne, ende eyndighden die met den avont, Matth. 20.6.
margenoot32
Gr. velden, D. lanthuysen, ofte dorpen.
margenoot33
Gr. Denarien. Siet de weerde hier van Matth. 18.28.
margenootc
Matth. 14.17. Luce 9.13. Ioan. 6.9.
margenoot34
Gr. verstaen hadden, ofte, wisten.
margenoot35
Gr. weerdschappen, weerdschappen, of, maeltijden, maeltijden, een Hebreeusche wijse van spreken: D. in verscheydene geselschappen, gelijck in groote maeltijden ofte bruyloften het volck aen verscheyden tafelen plagh verdeelt te worden.
margenoot36
Gr. vielen.
margenoot37
Gr. hofbedden, hofbedden, D. onderscheyden gelijck de kruytbedden in de hoven zijn: waer uyt lichtelick het getal konde afgereeckent worden.
margenootd
Ioan. 17.1.
margenoot38
Namelick, met dancksegginge. siet Matth. 14. vers 19. Ioan. 6.11.
margenoote
1.Sam. 9.13.
margenootf
Matth. 14.22. Ioan. 6.17.
margenoot39
Want Ioan. 6. vers 17. staet datse na Capernaum voeren, het welck tegen over Bethsaida lagh.
margenootg
Matth. 14.23. Luce 6.12.
margenoot40
Ofte, van haer sijn afscheyt genomen hadde, gelijck Actor. 18.21.
margenooth
Matth. 14.23. Ioan. 6.16.
margenoot41
Ofte, dat sy in noot waren in het roeijen.
margenoot42
Welcke was de laetste. siet Matth. cap. 14. vers 25.
margenoot43
D. een geest verschijnende in lichamelicke gedaente.
margenoot44
Gr. seer overvloedelick.
margenoot45
Gr. niet verstaen van, ofte, door de brooden, D. sy en waren niet verstandiger geworden door het gene met de vijf brooden geschiet was: namelijck, om daer door van Christi Goddelicke kracht ende sorge voor haer, versekert te zijn. siet Marc. 8.17, 20, 21.
margenoot46
Gr. vereelt, of, verweert: het welck niet en is te verstaen van sulcke hardigheyt ofte verstocktheyt des herten, gelijck in de hardtneckige Ioden te voren aengewesen ende bestraft is, cap. 3. vers 5. maer van haer onverstant ende traegheyt om geestelicke dingen wel te begrijpen ende gelooven. Siet dergelijcke Marc.cap. 8. vers 17. ende 16.14. Luce cap. 24. vers 25.
margenooti
Matth. 14.34.
margenoot47
Namel. de lieden van dat lant.
margenoot48
Gr. velden.
margenoot49
Van dit aenraken siet de reden in d’aenteeckeninge op Matth. 14.36.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken