Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het xiij. Capittel.

1 Christus voorseght de verwoestinge des tempels, ende der stadt Ierusalem. 5 Daer by voegende de swarigheden ende teeckenen, die voor ende ontrent deselve souden geschieden. 10 ende vertroost tusschen beyden de sijne met den geluckigen voortgangh des Euangeliums, ende met den bystant des Heyligen Geests, haer vermanende tot volstandigheyt. 14 Hy wijstse op de Prophetie Daniels, ende raet haer in tijts te vluchten, om die groote elende te ontgaen. 21 waerschouwt tegen de verleydinge ende mirakelen der valscher Christi, ende propheten. 24 Beschrijft voorders de teeckenen van het eynde der werelt ende sijne toekomste ten oordeel, waer van de dagh alleen den Vader bekent is. 33 ende vermaent daerom tot gestadigh waken ende bidden.

1

ENde als hy Ga naar margenoota uyt den tempel Ga naar margenoot1 gingh, seyde een van sijne discipelen tot hem, Meester, siet Ga naar margenoot2 hoedanige steenen, ende hoedanige gebouwen!

2

Ende Iesus antwoordende seyde tot hem, Siet ghy dese groote gebouwen? Ga naar margenootb Daer en sal niet [eenen] Ga naar margenoot3 steen op den [anderen] steen gelaten worden, die niet Ga naar margenoot4 afgebroken en sal worden.

3

Ga naar margenootc Ende als hy geseten was op den olijfbergh tegen den tempel over, vraeghden hem Petrus, ende Iacobus, ende Ioannes, ende Andreas Ga naar margenoot5 alleen.

4

Ga naar margenootd Seght ons wanneer sullen Ga naar margenoot6 dese dingen zijn? ende welck is het teecken wanneer dese dingen alle voleyndight sullen worden?

5

Ende Iesus haer antwoordende begon te seggen, Ga naar margenoote Siet toe dat u niemant en verleyde.

6

Want vele sullen komen Ga naar margenootf Ga naar margenoot7 onder mijnen name, seggende, Ick ben [de Christus,] ende sullen vele verleyden.

7

Ende wanneer ghy sult hooren van oorlogen, ende geruchten van oorlogen, soo en wort niet verschrickt: want [dit] moet geschieden. Maer noch en is het eynde niet.

8

Ga naar margenootg Want het [een] volck sal tegen het [ander] volck opstaen, ende het [een] Koninckrijck tegen het [ander] Koninckrijck, ende daer sullen aerdtbevingen zijn Ga naar margenoot8 in verscheyden plaetsen, ende daer sullen hongers-nooden wesen, ende beroerten. Dese dingen zijn [maer] beginselen der smerten.

9

Ga naar margenooth Maer Ga naar margenoot9 siet ghy voor u selven toe: want sy sullen u overleveren in de Ga naar margenoot10 Raetsvergaderingen, ende in de Synagogen: Ghy sult geslagen worden, ende voor Stadthouders ende Koningen sult ghy gestelt worden, om mijnent wille, haer tot een getuygenisse.

10

Ende het Euangelium moet eerst gepredickt worden onder alle de volcken.

11

Ga naar margenooti Doch wanneer sy u leyden sullen om u over te leveren, Ga naar margenoot11 soo en zijt te voren niet besorght, wat ghy spreken sult, noch en bedenckt het niet: maer soo wat u in die ure gegeven sal worden, dat spreeckt. Want ghy en zijt het niet die spreeckt, maer Ga naar margenoot12 de Heylige Geest.

12

Ga naar margenootk Ende de [een] broeder sal den [anderen] broeder overleveren tot den doot, ende de vader het kint: ende de kinderen sullen opstaen tegen de ouders, ende sullense Ga naar margenoot13 dooden.

13

Ende ghy sult gehatet worden van

[Folio 24r]
[fol. 24r]

Ga naar margenoot14 alle, om mijnes naems wille: Ga naar margenootl maer wie volherden sal tot den eynde, die sal saligh worden.

14

Ga naar margenootm Wanneer ghy dan sult sien den Ga naar margenoot15 grouwel der verwoestinge, daer van door den Propheet Ga naar margenootn Daniel gesproken is, staende Ga naar margenoot16 daer het niet en behoort (die het leest die mercke daer op) Ga naar margenooto als dan die in Iudea zijn, datse vlieden op de bergen.

15

Ende die op Ga naar margenoot17 het dack is, en kome niet af in het huys, noch en gae niet in, om yet uyt sijn huys wech te nemen.

16

Ende die Ga naar margenoot18 op den acker is, en keere niet weder Ga naar margenoot19 te rugge, om sijn kleet te nemen.

17

Maer wee den bevruchten ende den zoogenden [vrouwen] in die dagen.

18

Doch biddet dat uwe vlucht niet en geschiede des winters.

19

Want Ga naar margenoot20 die dagen sullen sulcke verdruckinge zijn, welcker gelijcke niet geweest en is van den beginne Ga naar margenoot21 der schepselen, die Godt geschapen heeft, tot nu toe, noch oock niet zijn en sal.

20

Ende indien de Heere de dagen niet Ga naar margenoot22 verkort en hadde, geen vleesch en soude behouden worden: maer om der uytverkorenen wille, die hy heeft uytverkoren, heeft hy de dagen verkort.

21

Ga naar margenootp Ende als dan soo yemant tot u-lieden sal seggen, Siet hier is de Christus: ofte siet, hy is daer, en gelooft het niet.

22

Ga naar margenootq Want daer sullen valsche Christi, ende valsche Propheten opstaen, ende sullen teeckenen ende wonderen Ga naar margenoot23 doen, om te verleyden, indien het mogelick ware, oock de uytverkorene.

23

Maer ghylieden siet toe: Siet, ick hebbe u alles voorseght.

24

Ga naar margenootr Maer in die dagen, Ga naar margenoot24 na die verdruckinge, sal de sonne verduystert worden, ende de mane en sal haer schijnsel niet geven.

25

Ende de sterren des hemels sullen daer uyt vallen, ende de krachten die in de hemelen [zijn,] sullen Ga naar margenoot25 beweeght worden.

26

Ga naar margenoots Ende als dan sullen Ga naar margenoot26 sy den Sone des menschen sien, komende in de wolcken, met Ga naar margenoot27 groote kracht ende heerlickheyt.

27

Ende als dan sal hy sijne Engelen uytsenden, ende sal sijne uytverkorene by een vergaderen Ga naar margenoot28 uyt de vier winden, van ’t uyterste der aerden, tot het uyterste des hemels.

28

Ga naar margenoott Ende leert van den vijgeboom dese gelijckenisse: wanneer nu sijnen tack Ga naar margenoot29 teer wort, ende de bladeren uytspruyten, soo weet ghy dat de somer na by is.

29

Alsoo oock ghy, wanneer ghy dese dingen sult sien geschieden, soo weet dat Ga naar margenoot30 [het] na by voor de deure is.

30

Voorwaer ick segge u, dat Ga naar margenoot31 dit geslachte niet en sal Ga naar margenoot32 voorby gaen, tot dat alle dese dingen sullen geschiet zijn.

31

Ga naar margenootv De hemel ende de aerde sullen Ga naar margenoot33 voorby gaen, maer mijne woorden en sullen geensins Ga naar margenoot34 voorby gaen.

32

Ga naar margenootx Maer van dien dagh ende die ure en weet niemant, noch de Engelen die in den hemel zijn, Ga naar margenoot35 noch de Sone, dan de Vader.

33

Ga naar margenooty Siet toe, waeckt ende bidt, want ghy en weet niet wanneer de tijt is.

34

Ga naar margenoot36 Gelijck een mensche buyten lants reysende, sijn huys verliet, ende sijnen dienstknechten Ga naar margenoot37 macht gaf, ende elck sijn werck, ende den deurwachter geboodt dat hy soude waken.

35

Soo waeckt dan (want ghy en weet niet wanneer de heere des huys komen sal, [des avonts] late, ofte ter middernacht, ofte [kolom] met het hanengekraey, ofte in den morgenstont)

36

Op dat hy niet onvoorsiens en kome, ende u slapende vinde.

37

Ende het gene ick Ga naar margenoot38 u segge, [dat] segge ick allen, Waeckt.

margenoota
Matth. 24.1. Luce 21.5.
margenoot1
Namelick, om te gaen na Bethanien, gelijck blijckt uyt vers 3 ende 14.3.
margenoot2
Dat is, hoe overgroote ende schoone steenen dit zijn, daer de tempel van getimmert is: want die vijf en twintigh cubiten langh, ende acht hoogh, ende twaelf breet waren. Siet Ioseph. Antiq. lib. 15. cap. 14. Dit seggense met verwonderinge.
margenootb
1.Reg. 9.7, 8. Mich. 3.12. Luce 19.44.
margenoot3
Gr. steen op steen niet gelaten worden.
margenoot4
Gr. los gemaeckt.
margenootc
Matth. 24.3. Luce 21.7.
margenoot5
Of, bezijden af, ofte, in’t besonder.
margenootd
Actor. 1.6.
margenoot6
Namel. de verwoestinge der stadt ende des tempels van Ierusalem, ende oock de voleyndinge der werelt. siet Matth. 24.3.
margenoote
Ierem. 29.8. Ephes. 5.6. 2.Thessal. 2.2, 3. 1.Ioan. 4.1.
margenootf
Ierem. 14.14. ende 23.21.
margenoot7
Ofte, in, op mijnen name. Siet hier van, ende van de geheele antwoorde Christi, de aenteeck. op Matth. 24.5.
margenootg
Iesa. 19.2.
margenoot8
Gr. van plaetse tot plaetse.
margenooth
Matth. 10.17. ende 24.9. Luce 21.12. Ioan. 15.19. ende 16.2. Apoc. 2.10.
margenoot9
Ofte, wacht ghy u selven.
margenoot10
Gr. Synedria. siet daer van Matth. 5. vers 22. ende 10.17.
margenooti
Matth. 10.19. Luce 12.11. ende 21.14.
margenoot11
Siet hier van d’aenteeckeninge op Matth. 10.19.
margenoot12
Namel. die in ende door u spreeckt, Matth. 10.20.
margenootk
Ezech. 38.21. Mich. 7.6.
margenoot13
Ofte, ter doot brengen, doen dooden.
margenoot14
D. van allerley soorten van ongeloovige menschen.
margenootl
Matth. 10.22. ende 24.13. Luce 21.19. Apoc. 2.7, 10.
margenootm
Matth. 24.15. Luce 21.20.
margenoot15
Siet de verklaringe Matth. 24.15.
margenootn
Dan. 9.27.
margenoot16
D. in de heylige plaetse, rontom Ierusalem, Matth. 24. vers 15. Luce 21.20.
margenooto
Luce 21.21.
margenoot17
Siet hier van d’aenteeckeninge op Matth. 10.27.
margenoot18
Ofte, in ’t velt.
margenoot19
Gr. tot die dingen die achter zijn.
margenoot20
D. de eene verdruckinge sal op de andere sonder ruste volgen, soo datter anders niet als enckele verdruckinge sal zijn. Siet dergelijcke maniere van spreken Amos 5. vers 20. Ioel 2.2.
margenoot21
Gr. des schepsels.
margenoot22
Siet hier van d’aenteeckeninge op Matth. 24.22.
margenootp
Matth. 24.23. Luce 21.8.
margenootq
Deuter. 13.1. 2.Thessal. 2.11.
margenoot23
Gr. geven.
margenootr
Iesa. 13.10. Ezech. 32.7. Ioël 2.31. ende 3.15. Matth. 24.29. Luce 21.25. Apocal. 6.12.
margenoot24
Ende na dat de tijden der Heydenen oock sullen vervult zijn, gelijck Lucas daer by voeght, Luce 21.24.
margenoot25
’t Griecks woort beteeckent eygentlick een geweldige beweginge, gelijck als de zee op ende neder door winden ende tempeesten gedreven wort.
margenoots
Dan. 7.10. Matth. 16.27. ende 24.30. Marc. 14.62. Luce 21.27. Actor. 1.11. 1.Thess. 4.16. 2.Thess. 1.10. Apocal. 1.7.
margenoot26
Namelick, alle de volcken der aerden, Apoc. 1.7.
margenoot27
Gr. vele.
margenoot28
D. uyt de vier hoecken of gewesten der werelt, van het een eynde tot het ander.
margenoott
Matth. 24.32. Luce 21.29.
margenoot29
Ofte, sappigh.
margenoot30
Nam. het Koninckrijcke Godts, gelijck by Luce 21. vers 31. uytgedruckt wort.
margenoot31
Namelick, des Iodischen volcks, ofte, deser eeuwe.
margenoot32
Of, vergaen.
margenootv
Psalm 102.27. Iesa. 40.8. ende 51.6. Hebr. 1.11.
margenoot33
Of, vergaen.
margenoot34
Of, vergaen.
margenootx
Matth. 24.36. Actor. 1.7.
margenoot35
Namelick, na sijne menschelicke nature, ende in den staet sijner nederigheyt, want na sijne Godtheyt weet hy alle dingen, Ioan. cap. 21. vers 17. ende na sijne verhooginge is hem het boeck der voorsienigheyt Godts, met seven zegelen verzegelt, naerder geopent, Apoc. 5.5, 7, 9.
margenooty
Matth. 24.42. ende 25.13. Luce 12.40. ende 21.36. 1.Thessal. 5.6.
margenoot36
Alsoo sal het oock zijn met den Sone des menschen.
margenoot37
Namelick, om sijn huys ende goet te regeren.
margenoot38
Namelick, tot u vieren, van welcke staet vers 3.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken