Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het iij. Capittel.

1 De tijt wanneer Ioannes de Dooper sijn ampt heeft aengevangen. 3 Den inhoudt van sijne predicatie. 7 Sijne vermaninge tot bekeeringe aen de gene die quamen om van hem gedoopt te worden. 10 Sijne antwoorde op de vrage der schare. 12 der tollenaren. 14 ende der krijghslieden wat een yegelick moeste doen. 15 Sijne getuygenisse van Christo, ende van sijnen doop. 19 Sijne gevangenisse. 21 Christus wort van Ioanne gedoopt. 23 ende sijn geslacht-register wort verhaelt tot Adam toe.

1

ENde in het vijftiende jaer der regeeringe des Keysers Ga naar margenoot1 Tiberij, als Ga naar margenoot2 Pontius Pilatus Stadthouder was over Iudea, ende Herodes Ga naar margenoot3 een Viervorst over Galilea, ende Philippus sijn broeder een Viervorst over Iturea ende over het lant Trachonitis, ende Lysanias een Viervorst over Abilene.

2

Onder de Ga naar margenoota Hoogepriesters Ga naar margenoot4 Anna ende Cajapha, geschiedde het woort Godts tot Ioannem den sone Zacharie, Ga naar margenoot5 in de woestijne.

3

Ga naar margenootb Ende hy quam in alle het omliggende lant des Iordaens, predikende den doop der bekeeringe tot vergevinge der sonden.

[Folio 28v]
[fol. 28v]

4

Gelijck geschreven is in het boeck der woorden Ga naar margenootc Esaie des Propheten, seg-gende, Ga naar margenoot6 De stemme des roependen in de woestijne, Bereydt den wegh des Heeren, maeckt sijne paden recht.

5

Alle dal sal gevult worden, ende alle bergh ende heuvel sal vernedert worden, ende de kromme [wegen] sullen tot eenen rechten [wegh] worden, ende de oneffene tot effene wegen.

6

Ga naar margenootd Ende Ga naar margenoot7 alle vleesch sal Ga naar margenoot8 de saligheyt Godts sien.

7

Hy seyde dan tot de scharen, die uytquamen om van hem gedoopt te worden, Ga naar margenoote Ghy Ga naar margenoot9 adderen gebroetsels, wie heeft u aengewesen te vlieden van den toekomenden toorn?

8

Brenght dan vruchten voort der bekeeringe Ga naar margenoot10 weerdigh: ende en begint niet te seggen Ga naar margenoot11 by u selven, Ga naar margenootf Wy hebben Abraham tot eenen vader. Want ick segge u, dat Godt selfs uyt dese steenen Abraham kinderen kan verwecken.

9

Ga naar margenootg Ende Ga naar margenoot12 de bijle light oock alreede aen de wortel der boomen: alle boom dan, die geen goede vrucht voort en brenght, wort uytgehouwen, ende in het vyer geworpen.

10

Ende de scharen vraeghden hem, Ga naar margenooth seggende, Ga naar margenoot13 Wat sullen wy dan doen?

11

Ende hy antwoordende seyde tot haer, Ga naar margenooti Die twee rocken heeft Ga naar margenoot14 deyle hem mede, die geen en heeft: ende die spijse heeft, doe desgelijcks.

12

Ende daer quamen oock tollenaers om gedoopt te worden, ende seyden tot hem, Meester wat sullen wy doen?

13

Ende hy seyde tot haer, En eyscht niet meer, dan ’t gene u Ga naar margenoot15 geset is.

14

Ende hem vraeghden oock de krijghslieden, seggende, Ende wy, wat sullen wy doen? Ende hy seyde tot haer, En Ga naar margenoot16 doet niemant overlast, noch en Ga naar margenoot17 ontvreemt niemant het sijne met bedrogh, ende laet u vergenoegen met uwe besoldingen.

15

Ende als het volck Ga naar margenoot18 verwachtede, ende alle in hare herten overleyden van Ioanne, of hy niet mogelick de Christus en ware,

16

Soo antwoordde Ioannes aen allen, seggende, Ga naar margenootk Ick doope u wel met water: maer hy komt die stercker is dan ick, wien ick niet weerdigh en ben den riem van sijne schoenen te ontbinden: Ga naar margenootl Dese sal u doopen Ga naar margenoot19 met den Heyligen Geest ende met Ga naar margenoot20 vyer.

17

Ga naar margenootm Wiens Ga naar margenoot21 wan in sijne hant is, ende hy sal sijnen dorschvloer doorsuyveren, ende de terwe sal hy in sijne Ga naar margenoot22 schuere t’samen brengen, maer het kaf sal hy met onuytblusschelick vyer verbranden.

18

Hy dan oock noch vele andere dingen vermanende, verkondighde den volcke het Euangelium.

19

Ga naar margenootn Maer als Ga naar margenoot23 Herodes de Viervorst van hem bestraft wiert, om Herodias Philippi sijns broeders wijfs wille, ende over alle boose [stucken,] die Herodes dede,

20

Soo heeft hy oock dit noch boven alles daer toe gedaen, dat hy Ioannem in de gevangenisse gesloten heeft.

21

Ga naar margenooto Ende het geschiedde, doe alle het volck gedoopt wiert, ende Iesus [oock] gedoopt was, ende badt, dat den hemel geopent wiert:

22

Ende dat Ga naar margenoot24 de Heylige Geest op hem neder daelde in lichamelicke gedaente gelijck een duyve: ende datter een stemme geschiedde uyt den hemel, seggende, Ga naar margenootp Ghy zijt mijn geliefde Sone, in u hebbe ick mijn welbehagen. [kolom]

23

Ende hy Iesus begon ontrent Ga naar margenoot25 dertigh jaren [oudt] te wesen, zijnde (alsoo men meynde) Ga naar margenootq de sone Iosephs, Ga naar margenoot26 des [soons] Heli,

24

Des [soons] Matthat, des [soons] Levi, des [soons] Melchi, des [soons] Ianna, des [soons] Iosephs,

25

Des [soons] Matthathia, des [soons] Amos, des [soons] Naum, des [soons] Esli, des [soons] Naggai,

26

Des [soons] Maath, des [soons] Matthathia, des [soons] Semei, des [soons] Iosephs, des [soons] Iuda.

27

Des [soons] Ioanna, des [soons] Rhesa, des [soons] Ga naar margenoot27 Zorobabel, des [soons] Salathiel, des [soons] Neri.

28

Des [soons] Melchi, des [soons] Addi, des [soons] Cosam, des [soons] Elmodam, des [soons] Er,

29

Des [soons] Iose, des [soons] Eliezer, des [soons] Iorim, des [soons] Matthat, des [soons] Levi,

30

Des [soons] Simeon, des [soons] Iuda, des [soons] Iosephs, des [soons] Ionan, des [soons] Eliakim,

31

Des [soons] Melea, des [soons] Mainan, des [soons] Matthatha, des [soons] Ga naar margenoot28 Nathan, des [soons] Davids,

32

Des [soons] Iesse, des [soons] Obed, des [soons] Booz, des [soons] Salmon, des [soons] Naasson,

33

Des [soons] Aminadab, des [soons] Aram, des [soons] Esrom, des [soons] Phares, des [soons] Iuda,

34

Des [soons] Iacobs, des [soons] Isaacs, des [soons] Abrahams, des [soons] Ga naar margenootr Thara, des [soons] Nachor,

35

Des [soons] Saruch, des [soons] Rogau, des [soons] Phaleck, des [soons] Heber, des [soons] Sala,

36

Des [soons] Ga naar margenoot29 Cainan, des [soons] Arphaxad, des [soons] Sem, des [soons] Noë, des [soons] Lamech,

37

Des [soons] Mathusala, des [soons] Enoch, des [soons] Iared, des [soons] Malaleël, des [soons] Cainan,

38

Des [soons] Enos, des [soons] Seth, des [soons] Ga naar margenoots Adams, Ga naar margenoot30 des [soons] Godts.

margenoot1
Dese was de derde Keyser in het Roomsche Rijck, die na Augustus in het Rijck is gevolght, onder wiens regeeringe Christus oock gestorven is.
margenoot2
Na dat Archelaus de oudtste sone van Herodes de Groote, die over Iudea regeerde, Matt. cap. 2. vers 22. om sijn quaet regiment van de Romeynen gebannen was, hebben de Romeynsche Keysers ’t selve lant voortaen door hare Stadthouders laten regeeren, onder welcke dese Pilatus de vijfde geweest is. Het overige van ’t lant Canaan wiert by de andere sonen van Herodes geregeert.
margenoot3
Van dese Viervorsten siet d’aenteeckeninge op Matth. 14.1. in welcker landen, die hier genoemt worden, Christus veel gepredickt heeft, gelijck oock in Abilene, ’t welck in Decapoli lagh, Matth. 4.25. Marc. 5.20.
margenoota
Actor. 4.6.
margenoot4
Annas was de schoonvader van Cajaphas, Ioan. 18.13. ende sy worden hier als twee Hoogepriesters gestelt, ofte om dat de Hoogepriesters altijt eenen Stadthouder hadden, die alsse onreyn ofte sieck waren, hare plaetse bewaerde. Siet Numer. 3.32. 1.Reg. 4.4. 2.Reg. 23.4. ende 25.18. Ofte om datse doen ter tijt, d’eene het een jaer ende de andere het ander jaer het Hoogepriester-ampt bedienden. Siet Ioan. 11. 49, 51. ende Actor. 4.6. alsoo de successie van de rechte Hoogepriesters van Aaron afkomstigh in verloop was gekomen, ende dat ampt nu eene weldaet, ofte gifte der Romeynen was geworden.
margenoot5
Van dese woestijne siet Matth. 3.1.
margenootb
Matth. 3.1. Marc. 1.4.
margenootc
Iesa. 40.3. Matth. 3.3. Marc. 1.3. Ioan. 1.23.
margenoot6
Van dese stemme ende prophetie siet d’aenteeckeninge op Matth. 3.3. ende Iesa. 40.3.
margenootd
Psalm 98.2. Iesa. 52.10.
margenoot7
D. allerley soorten van menschen. Siet Ioël 2. vers 28. Actor. 2.17.
margenoot8
Siet Capit. 2. vers 30.
margenoote
Matth. 3.7. ende 23.33.
margenoot9
Dese zijn een soorte van slangen, die seer fenijnigh zijn. siet Actor. 28. versen 3, 6.
margenoot10
Of, betamelick, ende met de ware bekeeringe over een komende.
margenoot11
Gr. in u selven.
margenootf
Matth. 3.9. Ioan. 8.39. Actor. 13.26.
margenootg
Matth. 3.10. ende 7.19.
margenoot12
D. de straffe Godts is bereydt ende nakende, voor de gene die de predicatie des Euangeliums hoorende geen vruchten voort en brengen.
margenooth
Actor. 2.37.
margenoot13
Namelick, om dese straffe te ontgaen ende saligh te worden.
margenooti
Iacob. 2.13, 15. 1.Ioan. 3.17.
margenoot14
D. betoone alsoo de liefde tot sijnen armen even naesten, dat eer hy hem gebreck soude laten lijden, hy liever hem een van sijne rocken ende een deel van sijne noodige spijse geve.
margenoot15
Namel. van de hooge Overheyt.
margenoot16
’t Griecks woort beteeckent yemant herwaerts ende derwaerts slingeren of schudden: alsoo dat hier allerley strooperije, moetwille, ende onbillick gewelt den krijghslieden verboden wort.
margenoot17
’t Griecks woort beteeckent wel yemant valschelick beschuldigen, maer Lucas gebruyckt dit woort in sulcken sin als het hier overgeset is, gelijck blijckt Luce 19.8.
margenoot18
Ofte, in verwachtinge stont, namelick, van de komste des Messiae.
margenootk
Matth. 3.11. Marc. 1.8. Ioan. 1.26. Actor. 1.5. ende 11.16. ende 19.4.
margenootl
Iesa. 44.3. Ioel 2.28. Actor. 2.4. ende 11.15.
margenoot19
Gr. in.
margenoot20
Siet Matth. 3. vers 11.
margenootm
Matth. 3.12.
margenoot21
Of, worpschuppe. siet Matth. 3.12.
margenoot22
Of, korensolder.
margenootn
Matth. 14.3. Marc. 6.18.
margenoot23
Siet van dese historie breeder Matth. 14.3.
margenooto
Matth. 3.13. Marc. 1.9. Ioan. 1.32.
margenoot24
Siet hier van Matth. 3.16.
margenootp
Iesa. 42.1. Matth. 17.5. Marc. 9.7. Luce 9.35. Coloss. 1.13. 2.Petr. 1.17.
margenoot25
Desen ouderdom moesten de Priesters hebben, eer sy haer ampt ten vollen mochten bedienen, Num. cap. 4. vers 3. 1.Chron. 23.3.
margenootq
Matth. 13.55. Ioan. 6.42.
margenoot26
Ioseph wort Matth. 1. vers 16. geseght van Iacob gewonnen ofte geboren te zijn, maer wort hier genaemt een sone van Heli, om dat, gelijck vele meynen, hy Mariam, die een dochter van Heli was, getrouwt hadde: gelijck Ruth een dochter van Naëmi genaemt wort, om datse den sone van Naëmi gehadt hadde, Ruth 1.11.
margenoot27
Sommige meynen dat dese Zorobabel ende Salathiel deselve zijn die Mattheus Cap. 1. vers 12. verhaelt, houdende dat het geslachte Salomons in Iechonia soude uytgestorven zijn, uyt Ierem. 22. vers 30. Doch andere meynen dat dese plaetse Ieremie alsoo kan verstaen worden, dat hy geseght wort sonder kinderen te zijn die als Koningen op sijnen throon souden sitten, overmits de Konincklicke weerdigheyt in Iechonia is ge-eyndight: ende meynen dat uyt 1.Chron. 3. vers 17. blijckt, dat Iechonias eygene kinderen gehadt heeft: ende dat derhalven waerschijnelick zy, dat dese Zorobabel ende Salathiël uyt de linie Nathans andre persoonen zijn geweest, dan die van welcke Mattheus spreeckt: gelijck in verscheyden geslachten die van een stamme afkomstigh zijn dickmael gebeurt dat eenerley namen den nakomelingen gegeven worden, waer van hier in dit selve Capittel, versen 24, 29. een exempel is, alwaer de namen van Mattha ofte Mattath ende Levi twee mael aen malkanderen in verscheyden persoonen gevonden worden.
margenoot28
Mattheus verhaelt het geslacht-register van David door Salomon op Ioseph den man Marie, maer Lucas verhaelt hier het geslacht-register van David door Nathan, die een broeder Salomons, ende een ander sone Davids was, mede uyt Bathseba, 2.Sam. 5.14. 1.Chron. 3.5. ende 14.4. tot op Heli den vader Marie, wiens sone Ioseph genaemt wort, vers 23. om dat hy sijne dochter getrouwt hadde. Soo en is het dan niet vreemt, dat alhier andere namen van David tot op Ioseph worden gevonden als by Mattheus, om datse verscheyden linien beschrijven. Als oock dat Mattheus minder persoonen verhaelt als Lucas, overmits hy verscheydene uytlaet, om hemselven binnen het getal van veertien te besluyten. Siet de aenteeckeninge op Matth. 1.17.
margenootr
Genes. 11.10, etc.
margenoot29
Dese name wort niet gevonden in ’t geslacht-register by Mosem verhaelt, Gen. 10. vers 24. ende 11.12. noch oock 1.Chron. 1.24. maer wort gevonden in de Griecksche oversettinge, die onder de Ioden doen ter tijt gebruycklick was: waerom sommige meenen dat dit oock wel over een komt met het gene Moses verhaelt, om dat Arpharad Sala soude hebben gegenereert door sijnen sone Cainan: gelijck men dergelijcke oock kan sien 1.Chron. 2.50. ende 4.1.
margenoots
Genes. 5.3.
margenoot30
Adam wort hier een sone Godts genaemt, om dat hy niet en is voort gekomen van andere menschen, maer van Godt selve na sijn evenbeelt geschapen, gelijck oock de Engelen daerom sonen Godts genaemt worden, Iob 1.6. ende 38.7.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken