Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het xiij. Capittel.

1 Uyt de boodtschap dat Pilatus het bloet eeniger Galileers met hare offerande hadde gemenght, ende uyt het exempel van de achtien, op welcke de toren in Siloam gevallen was, neemt Christus oorsake de scharen te vermanen tot bekeeringe. 6 ende stelt oock tot dien eynde voor de gelijckenisse van den onvruchtbaren vijgeboom. 10 Geneest op den Sabbath een vrouwe die achtien jaren eenen geest der kranckheyt hadde gehadt. 14 ende verantwoort sulcks tegen eenen Oversten der Synagoge. 18 Vergelijckt het Koninckrijck der hemelen by een mostaertzaet ende suerdeessem. 23 Gevraeght zijnde of daer weynige sullen saligh worden, vermaent hy in te gaen door de enge poorte. 31 Antwoort den Pharizeen die hem voor Herodes waerschouwden. 34 Klaeght over de wreetheyt ende hardtneckigheyt van die van Ierusalem, ende voorseght haren ondergangh.

1

ENde daer waren te dier selver tijt eenige tegenwoordigh, die hem boodtschapten Ga naar margenoot1 van de Galileers, welcker bloet Pilatus met hare offeranden gemenght hadde.

2

Ende Iesus antwoordde, ende seyde tot haer, Meynt ghy dat dese Galileers sondaers zijn geweest boven alle de Galileers, om dat sy sulcks geleden hebben?

3

Ick segge u, Neense: maer indien ghy u niet en bekeert, soo sult ghy alle desgelijcks Ga naar margenoot2 vergaen.

4

Ofte die achtiene, op welcke de Ga naar margenoot3 toren in Siloam viel, ende dooddese: meynt ghy dat dese Ga naar margenoot4 schuldenaers zijn geweest, boven alle menschen die in Ierusalem woonen?

5

Ick segge u, Neense: maer indien ghy u niet en bekeert, soo sult ghy alle insgelijcks vergaen.

6

Ende hy seyde dese gelijckenisse, Een seker [man] hadde eenen vijgeboom, geplant in sijnen wijngaert: ende hy quam ende socht vrucht daer op, ende en vondtse niet.

7

Ende hy seyde tot den wijngaerdenier, Siet ick kome nu drie jaren soeckende vrucht op desen vijgeboom, ende en vindese niet: houwt hem uyt: waer toe Ga naar margenoot5 beslaet hy oock onnuttelick de aerde?

8

Ende hy antwoordende seyde tot hem, Heere laet hem oock [noch] dit jaer, tot dat ick om hem gegraven ende mest geleght sal hebben:

9

Ende indien hy vrucht sal voortbrengen, [laet hem staen:] maer indien niet, soo sult ghy hem namaels uythouwen.

10

Ende hy leerde op Ga naar margenoot6 den Sabbath in eene der Synagogen.

11

Ende siet daer was een vrouwe, die Ga naar margenoot7 eenen geest der kranckheyt achtien jaren langh gehadt hadde, ende sy was Ga naar margenoot8 te samen gebogen, ende en konde haer gantschelick niet oprechten.

12

Ende Iesus haer siende riepse tot hem, ende seyde tot haer, Vrouwe, ghy zijt Ga naar margenoot9 verlost van uwe kranckheyt.

13

Ende hy leyde de handen op haer, ende sy wiert terstont weder Ga naar margenoot10 recht, ende verheerlickte Godt.

14

Ende Ga naar margenoot11 de Overste der Synagoge, qualick nemende dat Iesus op den Sabbath genesen hadde, antwoordde ende seyde tot de schare, Ga naar margenoota Daer zijn ses dagen, in welcke Ga naar margenoot12 men moet wercken: komt dan in deselve, ende laet u genesen, ende niet op den dagh des Sabbaths.

15

De Heere dan antwoordde hem ende seyde, Ghy geveynsde, Ga naar margenootb en maeckt niet een yegelick van u op den Sabbath sijnen osse ofte ezel van de kribbe los, ende leyt [hem] henen om te doen drincken? [kolom]

16

Ende dese, die Ga naar margenoot13 een dochter Abrahams is, welcke de satan, siet, nu achtien jaren Ga naar margenoot14 gebonden hadde, en moeste die niet los gemaeckt worden van desen bandt, op den dagh des Sabbaths?

17

Ende als hy dit seyde, wierden sy alle beschaemt die haer tegen hem stelden: ende alle de schare verblijdde haer over alle de heerlicke dingen, die van hem geschiedden.

18

Ga naar margenootc Ende hy seyde, Wien is Ga naar margenoot15 het Koninckrijck Godts gelijck? ende waer by sal ick het selve vergelijcken?

19

Het is gelijck Ga naar margenoot16 een mostaertzaet, het welck een mensche genomen ende in sijnen hof geworpen heeft: ende het wies op, ende wiert tot eenen grooten boom, ende de vogelen des hemels nestelden in sijne tacken.

20

Ende hy seyde wederom, Ga naar margenootd Waer by sal ick ’t Koninckrijck Godts vergelijcken?

21

’t Is gelijck een suerdeessem, welcken een vrouwe nam, ende verberghde in drie maten meels, tot dat het geheel gesuert was.

22

Ga naar margenoote Ende hy reysde van de eene stadt ende vlecke tot de andere, leerende, ende Ga naar margenoot17 richtende [sijne] reyse na Ierusalem.

23

Ende daer seyde een tot hem, Heere, zijnder oock weynige die saligh worden? Ende hy seyde tot haer,

24

Ga naar margenootf Ga naar margenoot18 Strijt om in te gaen door Ga naar margenoot19 de enge poorte: want vele (segge ick u) sullen soecken in te gaen, ende en sullen Ga naar margenoot20 niet konnen:

25

[Namelick] na dat Ga naar margenoot21 de heere des huys sal opgestaen zijn, ende Ga naar margenootg de deure sal gesloten hebben: ende ghy sult beginnen buyten te staen, ende aen de deure te kloppen, seggende, Heere, Heere, doet ons open, ende hy sal antwoorden ende tot u seggen, Ick en kenne u niet Ga naar margenooth van waer ghy zijt:

26

Als dan sult ghy beginnen te seggen, Wy hebben in uwe tegenwoordigheyt gegeten ende gedroncken, ende ghy hebt in onse straten geleert.

27

Ga naar margenooti Ende hy sal seggen, Ick segge u, ick en kenne u niet van waer ghy zijt: Ga naar margenootk wijckt van my af alle ghy werckers der ongerechtigheyt.

28

Ga naar margenootl Aldaer sal zijn weeninge ende knersinge der tanden, Ga naar margenootm wanneer ghy sult sien Abraham, ende Isaac, ende Iacob, ende alle de Propheten in ’t Ga naar margenoot22 Koninckrijcke Godts, maer u-lieden buyten uytgeworpen.

29

Ga naar margenootn Ende daer sullender komen van Oosten, ende Westen, ende van Noorden, ende Zuyden, ende sullen aensitten in het Koninckrijcke Godts.

30

Ga naar margenooto Ende siet, daer zijn Ga naar margenoot23 laetste, die de eerste sullen zijn: ende daer zijn eerste, die de laetste sullen zijn.

31

Te dien selven dage quamen daer eenige Pharizeen, seggende tot hem, Ga naar margenoot24 Gaet wech, ende vertreckt van hier: Ga naar margenoot25 want Herodes wil u dooden.

32

Ende hy seyde tot haer, Gaet henen, ende segget dien Ga naar margenoot26 vos, Siet ick werpe duyvelen uyt, ende Ga naar margenoot27 make gesont, Ga naar margenoot28 huyden ende morgen, ende Ga naar margenoot29 ten derden [dage] Ga naar margenoot30 worde ick voleyndight.

33

Ga naar margenoot31 Doch ick moet huyden ende morgen, ende den volgenden [dagh] reysen: want het en gebeurt Ga naar margenoot32 niet, dat een Propheet gedoot worde buyten Ierusalem.

34

Ga naar margenootp Ga naar margenoot33 Ierusalem, Ierusalem, ghy die de Propheten doodet, ende steenight die tot u gesonden zijn, Ga naar margenootq hoe menighmael hebbe ick uwe kinderen willen by een vergaderen,

[Folio 35v]
[fol. 35v]

gelijckerwijs een henne hare Ga naar margenoot34 kieckens onder de vleugelen [vergadert,] ende ghy lieden en hebt niet gewilt?

35

Ga naar margenootr Siet, Ga naar margenoot35 uw’ huys wort u-lieden woest gelaten. Ende voorwaer ick segge u, dat ghy my niet en sult sien, tot dat [de tijt] sal Ga naar margenoot36 gekomen zijn, als ghy sult seggen, Ga naar margenoots Gezegent [is] hy die komt in den name des Heeren.

margenoot1
Iosephus verhaelt Antiq.lib. 18. cap. 5. wel yet dergelijcks: doch d’omstandigheden soo van den tijt als andersins toonen dat het deselve historie niet en is. Sommige oude leeraers meynen dat dit soude geschiet zijn binnen Ierusalem, als eenige Galileers wilden verhinderen, dat voor den Keyser van Roomen in den tempel soude geoffert worden.
margenoot2
D. door Godts rechtveerdige straffe omkomen: gelijck oock daer na door de Romeynen geschiet is.
margenoot3
D. die aen ofte over de fonteyne ofte beke Siloa was gebouwt: van welcke beke siet Iesa. 8.6. Ioan. 9.7.
margenoot4
D. sondaers, die meer schult ofte sonden hadden. Siet Matth. c. 6. vers 12. ende 18.24.
margenoot5
Gr. maeckt de aerde onnut, ofte, onvruchtbaer, in dewelcke wat anders soude konnen geplant worden, dat vruchten soude voort brengen.
margenoot6
Gr. Sabbathdagen.
margenoot7
D. eenen boosen geest, die haer kranck maeckte. siet vers 16.
margenoot8
Gr te samen gebuckt.
margenoot9
Gr. los gemaeckt, ofte, ontbonden.
margenoot10
Dat is, recht gemaeckt.
margenoot11
D. een van de Overste: want elcke Synagoge hadde meer als eenen Oversten. Siet Marc. c. 5. vers 22. Actor. 13.15.
margenoota
Exod. 20.9. Deuter. 5.13. Ezech. 20.12.
margenoot12
D. geoorloft, ende geboden is te wercken.
margenootb
Exod. 23.5. Deuter. 22.4. Luc. 14.5.
margenoot13
D. afkomstigh is van het geslachte Abrahams, ende behoorende tot het verbont dat Godt met Abraham ende sijne nakomelingen gemaeckt heeft. siet Luce 19.9.
margenoot14
Dat is, die haer met kranckheden, als met banden, benauwt hadde.
margenootc
Matth. 13.31. Marc. 4.30.
margenoot15
Dat is, de predicatie des Euangeliums, waer door het Koninckrijcke Godts opgerecht wort.
margenoot16
Siet van dese twee gelijckenissen Matth. 13.31.
margenootd
Matth. 13.33.
margenoote
Matth. 9.35. Marc. 6.6.
margenoot17
Gr. makende.
margenootf
Matth. 7.13.
margenoot18
Dat is, doet neerstigheyt, ende arbeyt, Ephes. c. 6. vers 11, etc. Phil. 3. vers 12. 2.Tim. 4.7.
margenoot19
Namelick, die tot het leven leydet, Matth. 7.14.
margenoot20
Namelick, om dattet te late sal zijn, gelijck uyt het volgende blijckt.
margenoot21
Dese gelijckenisse wort genomen van het houden der bruyloften te dier tijt, waer van breeder te sien is Matth. 25. vers 1, etc.
margenootg
Matth. 25.11. Luce 6.46.
margenooth
Matth. 25.12.
margenooti
Matth. 7.23.
margenootk
Psalm 6.9. Matth. 25.12, 41.
margenootl
Matth. 8.12. ende 13.42. ende 24.51.
margenootm
Matth. 8.11.
margenoot22
Namelick, der heerlickheyt in den hemel.
margenootn
Iesa. 2.2. Malach. 1.11. Matth. 8.11.
margenooto
Matth. 19.30. ende 20.16. Marc. 10.31.
margenoot23
Door de laetste worden verstaen de Heydenen die noch vreemt waren van het verbont Godts, ende door de eerste de Ioden: ende wort daer mede te kennen gegeven dat de Heydenen sullen vele Ioden voor getrocken worden, Rom. 11. vers 17.
margenoot24
Namelick, uyt Galileen, daer Herodes Viervorst was, Luce cap. 3. vers 1. ende 23.7.
margenoot25
Dese waerschouwinge geschiet van haer, niet uyt liefde tot Christum, maer om datse hem geerne quijt hadden geweest. siet dergelijcke waerschouwinge Amos cap. 7. vers 13. Nehem. 6.10, 11.
margenoot26
Soo noemt hy hem van wegen sijne listigheyt ende schalckheyt.
margenoot27
Gr. volbrenge genesingen.
margenoot28
D. noch eenen kleynen tijt. Siet Hose. 6.2.
margenoot29
D. na ’t voleynden van mijn leer-ampt in dien korten tijt.
margenoot30
Of, worde volmaeckt, ofte, geheylight, ofte, opgeoffert, Ioan. 17. vers 4. ende 19.30. Siet van de beteeckenisse van dit woort breeder Hebr. 2. vers 10. ende 5.9.
margenoot31
Dat is, ick moet noch eenen kleynen tijt hier ende daer wandelen, om mijn ampt voorts te bedienen: Ende daer na sal ick na Ierusalem gaen, om van u-lieden selve daer gedoot te worden.
margenoot32
D. nauwelicks, ofte seer selden.
margenootp
Matth. 23.37.
margenoot33
Siet hier van de verklaringe Matth. 23.37.
margenootq
Psalm 17.8. ende 91.4.
margenoot34
Gr. broedsel, of, nestkieckens.
margenootr
Psalm 69.26. Iesa. 1.7. Ierem. 7.34. Micha 3.12. Matth. 23.38. Actor. 1.20
margenoot35
D. de tempel ende stadt.
margenoot36
Dit is korts daer na eenighsins vervult. Siet Luce 19.38. ende sal volkomelick volbracht worden ten uytersten dage.
margenoots
Psalm 118. 26.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken