Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het xxiiij. Capittel.

1 De vrouwen gaen na het graf, ende vinden ’t selve ledigh. 4 Twee Engelen verkondigen haer de opstandinge Christi. 9 ’t welck sy den Apostelen, ende andere discipelen gaen boodtschappen, die het niet en gelooven. 12 Petrus loopt uyt na het graf. 13 Christus openbaert hem aen twee discipelen gaende na Emmaus, ende wort aldaer van haer bekent in het breken des broots. 33 welcke weder keeren na Ierusalem, ende verhalen ’t den Apostelen. 36 Christus verschijnt selve allen sijnen Apostelen, toont haer sijne handen ende voeten, ende eet in hare tegenwoordigheyt. 44 Opent haer ’t verstant der Schriften, steltse tot sijne getuygen onder alle volcken, ende belooft haer sijnen Heyligen Geest. 50 Zegentse, neemt van haer sijn afscheyt, ende vaert op ten hemel.

1

Ga naar margenoota ENde op den Ga naar margenoot1 eersten [dagh] Ga naar margenoot2 der weke, Ga naar margenoot3 seer vroegh in den morgenstont, gingen sy na het graf, dragende de specerijen, die sy bereyt hadden, ende Ga naar margenoot4 sommige met haer.

2

Ende sy vonden den steen afgewentelt van het graf.

3

Ende ingegaen zijnde en vonden sy het lichaem des Heeren Iesu niet.

4

Ende het geschiedde, als sy daer over Ga naar margenoot5 twijffelmoedigh waren, siet, twee Ga naar margenoot6 mannen stonden by haer in Ga naar margenoot7 blinckende kleederen.

5

Ende als sy seer bevreest wierden, ende het aengesicht na de aerde neyghden, seyden sy tot haer, Wat soeckt ghy den levenden by de doode?

6

Hy en is hier niet, maer hy is opgestaen. Ga naar margenootb Gedenckt hoe hy tot u Ga naar margenoot8 gesproken heeft, als hy noch in Galilea was:

7

Seggende, De Sone des menschen moet overgelevert worden in de handen der sondige menschen, ende gekruycight worden, ende ten derden dage weder opstaen.

8

Ende sy wierden Ga naar margenootc indachtigh sijner woorden.

9

Ga naar margenootd Ende weder gekeert zijnde van het graf, boodtschapten sy alle dese dingen aen de elve, ende aen Ga naar margenoot9 alle de andere.

10

Ende [dese] waren Maria Magdalene, ende Ga naar margenoot10 Ioanna, ende Maria Ga naar margenoot11 Iacobi [moeder,] ende de andere met haer, die dit tot de Apostelen seyden.

11

Ende hare woorden schenen voor haer als Ga naar margenoot12 ydel geklap, ende sy en geloofden haer niet.

12

Ga naar margenoote Doch Petrus opstaende Ga naar margenoot13 liep tot het graf, ende neder buckende sagh hy de lijnen doecken liggende alleen, ende gingh wech, sich verwonderende by hemselven van ’t gene geschiet was. [kolom]

13

Ga naar margenootf Ende siet twee Ga naar margenoot14 van haer gingen op den selven dagh na een vleck dat sestigh Ga naar margenoot15 stadien van Ierusalem was, welckes name was Emmaus:

14

Ende sy spraken t’samen onder malkanderen van alle dese dingen, die daer gebeurt waren.

15

Ende het geschiedde, terwijle sy t’samen spraken, ende malkanderen ondervraeghden, Ga naar margenootg dat Iesus selve by [haer] quam, ende met haer gingh.

16

Ende hare oogen wierden Ga naar margenoot16 gehouden, Ga naar margenoot17 dat sy hem niet en kenden.

17

Ende hy seyde tot haer, Wat redenen zijn dit, die ghy wandelende onder malkanderen verhandelt? ende [waerom] siet ghy Ga naar margenoot18 droevigh?

18

Ende de eene, wiens name was Cleopas, antwoordende seyde tot hem, Zijt ghy alleen Ga naar margenoot19 een vreemdelingh te Ierusalem, ende en weet niet de dingen, die dese dagen daer in geschiet zijn?

19

Ende hy seyde tot haer, Welcke? ende sy seyden tot hem, De dingen aengaende Iesum den Nazarener, Ga naar margenooth welcke Ga naar margenoot20 een Propheet was, krachtigh Ga naar margenoot21 in wercken ende woorden, Ga naar margenoot22 voor Godt, ende alle Ga naar margenoot23 het volck.

20

Ende hoe onse Overpriesters ende Overste den selven overgelevert hebben tot het oordeel des doots, ende hem gekruycight hebben.

21

Ende wy hoopten dat hy was de gene Ga naar margenooti die Ga naar margenoot24 Israël Ga naar margenoot25 verlossen soude. Doch oock beneven dit alles is’t heden de derde dagh, van dat dese dingen geschiet zijn.

22

Ga naar margenootk Maer oock sommige vrouwen Ga naar margenoot26 uyt ons, hebben ons ontstelt, die vroegh in den morgenstont aen het graf geweest zijn:

23

Ende sijn lichaem niet vindende quamen sy ende seyden, dat sy oock een gesichte van Engelen gesien hadden, die seggen dat hy leeft.

24

Ende sommige der gene die met ons zijn, gingen henen tot het graf, en bevonden het alsoo, gelijck oock de vrouwen geseght hadden, maer hem en sagen sy niet.

25

Ende hy seyde tot haer, O onverstandige ende trage van herten, om te gelooven al het gene dat de Propheten gesproken hebben,

26

Ga naar margenootl En moeste de Christus niet dese dingen lijden, ende [alsoo] in sijne heerlickheyt Ga naar margenoot27 ingaen?

27

Ga naar margenootm Ende begonnen hebbende van Mose ende Ga naar margenootn van alle de Propheten, leyde hy haer uyt, in alle de Schriften, het gene van hem [geschreven] was.

28

Ende sy quamen na by het vleck, daer sy na toe gingen, ende hy Ga naar margenoot28 hieldt hem als of hy verder gaen soude.

29

Ga naar margenooto Ende sy Ga naar margenoot29 dwongen hem, seggende, Ga naar margenootp Blijft met ons, want het is by den avont, ende de dagh is gedaelt. Ende hy gingh in, om met haer te blijven.

30

Ende het geschiedde, als hy met haer aensat, nam hy het broot, ende Ga naar margenoot30 zegende het, ende als hy het Ga naar margenoot31 gebroken hadde gaf hy het haer.

31

Ende hare oogen wierden geopent, ende sy kenden hem: ende hy Ga naar margenoot32 quam wech uyt haer gesichte.

32

Ende sy seyden tot malkanderen, En was ons’ herte niet brandende in ons, als hy

[Folio 41v]
[fol. 41v]

tot ons sprack op den wegh, ende als hy ons de Schriften Ga naar margenoot33 opende?

33

Ende sy opstaende ter selver ure, keerden weder na Ierusalem, ende vonden de elve te samen vergadert, ende die met haer waren:

34

Ga naar margenoot34 Welcke seyden, De Heere is waerlick opgestaen, Ga naar margenootq ende is van Simon gesien.

35

Ende sy vertelden het gene op den wegh [geschiet was,] ende hoe hy haer bekent was geworden in het breken des broots.

36

Ga naar margenootr Ende als sy van dese dingen spraken, stondt Iesus selve in ’t midden van haer, ende seyde tot haer, Vrede zy u-lieden.

37

Ende sy verschrickt ende seer bevreest geworden zijnde, meynden dat sy Ga naar margenoot35 eenen geest sagen.

38

Ende hy seyde tot haer, Wat zijt ghy ontroert? ende waerom klimmen [sulcke] overleggingen in uwe herten?

39

Siet mijne handen ende mijne voeten: Ga naar margenoot36 want ick ben ’t selve. Tast my aen, ende siet, want een geest en heeft geen vleesch ende beenen, gelijck ghy siet dat ick hebbe.

40

Ende als hy dit seyde, toonde hy haer de handen ende de voeten.

41

Ende doe sy het van blijdtschap noch niet en geloofden, ende haer verwonderden, seyde hy tot haer, Ga naar margenoots Hebt ghy hier yet Ga naar margenoot37 om te eten?

42

Ende sy gaven hem een stuck van eenen gebraden visch, ende van honighraten.

43

Ende hy nam het, ende Ga naar margenoot38 at het voor hare oogen. [kolom]

44

Ende hy seyde tot haer, Ga naar margenoott Dit zijn de woorden, die ick tot u sprack, als ick noch Ga naar margenoot39 met u was, [namelick] dat het alles moest vervult worden, wat van my geschreven is in de wet Mosis, ende Propheten, ende Psalmen.

45

Doe Ga naar margenoot40 opende hy haer verstant, op dat sy de Schriften verstonden:

46

Ende seyde tot haer, Ga naar margenootv Alsoo is ’er geschreven, ende alsoo moest de Christus lijden, ende van den dooden opstaen ten derden dage:

47

Ende in sijnen name gepredickt worden bekeeringe ende Ga naar margenootx vergevinge der sonden, onder alle volcken, Ga naar margenooty Ga naar margenoot41 beginnende van Ierusalem.

48

Ende ghy zijt getuygen van dese dingen.

49

Ga naar margenootz Ende siet ick sende de Ga naar margenoot42 belofte mijns vaders op u: Ga naar margenoota maer Ga naar margenoot43 blijft ghy in de stadt Ierusalem, tot dat ghy sult aengedaen zijn met Ga naar margenoot44 kracht Ga naar margenoot45 uyt de hooghte.

50

Ga naar margenootb Ende hy leydde haer Ga naar margenoot46 buyten tot aen Bethanien, ende sijne handen opheffende zegende hy haer.

51

Ga naar margenootc Ende het geschiedde als hyse zegende, dat hy van haer scheydde, ende wiert opgenomen in den hemel.

52

Ende sy aenbaden hem, ende keerden weder na Ierusalem met groote blijdtschap.

53

Ende sy waren alle tijt in den tempel, lovende ende Ga naar margenoot47 danckende Godt. Amen.

Eynde des Heyligen Euangeliums, na [de beschrijvinge] LUCAE.

margenoota
Matth. 28.1. Marc. 16.1. Ioan. 20.1.
margenoot1
Gr. op eene.
margenoot2
Gr. der Sabbathen. Siet Matth. 28.1. Marc. 16.2.
margenoot3
Siet hier van de aenteeckeninge op Marc. 16.2. Gr. diep in de morgenstont.
margenoot4
Namel. andere vrouwen, van welcke siet nader vers 10.
margenoot5
Of, seer bekommert.
margenoot6
Dat is, Engelen in mans gedaenten. Siet Matth. 28.2. die maer van eenen verhaelt, om dat die het woort voerde.
margenoot7
Gr. blicksemende, D. glinsterende gelijck de blicksem.
margenootb
Matth. 16.21. ende 17.22. ende 20.18. Marc. 8.31. ende 9.31. ende 10.33. Luce 9.22. ende 18.31.
margenoot8
Waer van siet Matth. 16.21.
margenootc
Ioan. 2.22.
margenootd
Matth. 28.8. Marc. 16.10.
margenoot9
Namelick, discipelen, die daer vergadert waren.
margenoot10
Siet van dese Ioanna Luce 8.3.
margenoot11
Namelick, des kleynen. siet Marc. cap. 15. vers 40.
margenoot12
Ofte, raserije, sufferije.
margenoote
Ioan. 20.3.6.
margenoot13
Namelick, met Ioannes. siet Ioan. cap. 20.3.
margenootf
Marc. 16.12.
margenoot14
Niet van de Apostelen, maer van de andere discipelen, gelijck blijckt vers 18. ende 33.
margenoot15
Een stadie is hondert ende vijf en twintigh schreden, soo dat acht stadien maken een Italiaensche mijle, waer van drie ontrent een ure gaens zijn: soo dat sestigh stadien maken ontrent twee uren gaens ende een halve.
margenootg
Matth. 18.20. Luce 24.36.
margenoot16
Dat is, wederhouden door Christi macht.
margenoot17
Ofte, op dat sy hem niet en souden kennen.
margenoot18
Ofte, stuer.
margenoot19
Ofte, een inwoonder.
margenooth
Luce 7.16. Ioan. 4.19. ende 6.14.
margenoot20
Gr. een man, een Propheet.
margenoot21
Gr. in de daet, ofte, in ’t werck, ende in het woort.
margenoot22
Nam. die door vele wonderteeckenen sulcks van hem betuyghde.
margenoot23
Namelick, dat sulcks met verwonderinge ende prijsen hoorde ende sagh.
margenooti
Actor. 1.6.
margenoot24
D. het Israëlitisch ofte Ioodsch volck.
margenoot25
D. verlost soude hebben.
margenootk
Matth. 28.8. Marc. 16.10. Ioan. 20.18.
margenoot26
D. van ons geselschap.
margenootl
Iesa. 50.6. ende 53.5. Philip. 2.7. Hebr. 12.2. 1.Petr. 1.11.
margenoot27
Namelick, na ofte door sijn lijden, Hebr. 2.9. 1.Petr. cap. 1. vers 11.
margenootm
Genes. 3.15. ende 22.18. ende 26.4. ende 49.10. Deuter. 18.15.
margenootn
Psalm 132.11. Iesa. 7.14. ende 9.5. ende 40.10. Ierem. 23.5. ende 33.14. Ezech. 34.23. ende 37.25. Dan. 9.24. Mich. 7.20.
margenoot28
Ofte, stelde hem soo aen: het welck sonder veynsinge geschiet is, om haer te beproeven: alsoo hy het selve gedaen soude hebben, ’t en ware dat sy hem met bidden gehouden hadden.
margenooto
Genes. 19.3.
margenoot29
Nam. met bidden ende aenhouden. Siet Genes. 33.11.
margenootp
Actor. 16.15. Hebr. 13.2.
margenoot30
Namelick, door het gebedt, ende dancksegginge, 1.Timoth. cap. 4. versen 4, 5.
margenoot31
Namelick, na de wijse der Ioden in het begin van hare maeltijden, welcker brooden soo gebacken waren, datse bequamelick gebroken konden worden, Actor. 2.46.
margenoot32
Gr. hy wiert onschijnbaer van haer, Dat is, hy ontrock hem haestelick van haer gesichte.
margenoot33
D. verklaerde, ofte, uytleyde.
margenoot34
Namelick, elve, ende die by haer waren.
margenootq
1.Cor. 15.5.
margenootr
Marc. 16.14. Ioan. 20.19. 1.Cor. 15.5.
margenoot35
D. spoocksel. siet Matth. 14.26. Ofte, een Engel in menschelicke gedaente, Actor. 12.9.
margenoot36
Of, dat ick het selve ben.
margenoots
Ioan. 21.10.
margenoot37
Gr. eetlicks, of, eetbaer.
margenoot38
Niet dat hy sulcks van nooden hadde, dewijle hy nu onsterflick geworden was: maer om haer te versekeren, dat hy het selve lichaem noch hadde. Siet Actor. 10.41.
margenoott
Matth. 16.21. ende 17.22. ende 20.18. Marc. 8.31. ende 9.31. ende 10.33. Luce 9.22. ende 18.31. ende 24.6.
margenoot39
Dat is, openbaerlick ende geduerighlick met u verkeerde voor mijn doot.
margenoot40
Namelick, door de verlichtinge sijns Heyligen Geests, Actor. c. 16. vers 14. 1.Cor. 2.13.
margenootv
Psalm 22.7. Actor. 17.3.
margenootx
Actor. 13.38. 1.Ioan. 2.12.
margenooty
Actor. 2.4.
margenoot41
Dewijle den Ioden voornamelick de Messias belooft was, Rom. 1.16. ende het Euangelium uyt Zion ende Ierusalem moeste uytgaen, Iesa. 2.3.
margenootz
Ioan. 14.26. ende 15.26. ende 16.7. Actor. 1.4.
margenoot42
D. den Heyligen Geest, die ick u belooft hebbe van den Vader te sullen senden, Ioan. 14.16. ende 15.26. Actor. cap. 1. vers 4.
margenoota
Actor 1.4.
margenoot43
Gr. set u neder.
margenoot44
Namelick, met den Heyligen Geest, Actor. 1.8.
margenoot45
Dat is, uyt den hemel, Hebr. 1.3. Actor. 2.2.
margenootb
Actor. 1.12.
margenoot46
Siet hier van breeder Actor. 1.12.
margenootc
Marc. 16.19. Actor. 1.9.
margenoot47
Gr. zegenende.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken