Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het ix. Capittel

1 Christus eenen blintgeborenen sijne oogen met slijck op eenen Sabbath bestrijckende, ende bevelende hem de oogen te wasschen in ’t water Siloam, maeckt hem siende. 8 ’t welck de blinde sijne gebueren, van haer gevraeght zijnde, verhaelt. 13 ende wort gebracht tot de Pharizeen, den welcken hy het selve oock verhaelt. 16 Waer over sy Christum lasteren, als een verbreker des Sabbaths, ende twijfelen of dese blint geweest was. 18 ende ontbieden daerom sijne ouders, die wel bekennen dat hy blint geboren was, maer voorts haer beroepen op hares soons getuygenisse. 24 welcken sy ander mael roepen ende ondervragen. 27 die haer antwoort, ende uyt dit werck betuyght dat Christus geen sondaer, maer uyt Godt is. 34 ende wort daer over van haer smadelick uytgestooten. 35 De blinde van Christo naerder onderrecht zijnde gelooft in hem, ende bidt hem aen. 40 Christus seght den Pharizeen aen, dat sy geestelick blint zijn, ende dat sy daerom in de sonde blijven om datse sulcks niet en bekennen.

1

ENde voorby gaende, sagh hy eenen mensche Ga naar margenoot1 blint van de geboorte af:

2

Ende sijne discipelen vraeghden hem, seggende, Rabbi, wie heeft’er Ga naar margenoot2 gesondight? Ga naar margenoot3 dese ofte sijne ouders, dat hy blint soude geboren worden? [kolom]

3

Iesus antwoordde, Ga naar margenoot4 Noch dese en heeft gesondight, noch sijne ouders: Ga naar margenoota maer [dit is geschiet] op dat de wercken Ga naar margenoot5 Godts in hem souden geopenbaert worden.

4

Ga naar margenootb Ick moet wercken Ga naar margenoot6 de wercken des genen die my gesonden heeft, Ga naar margenoot7 soo langh het dagh is: Ga naar margenoot8 de nacht komt, wanneer niemant wercken en kan.

5

Ga naar margenoot9 Soo lange ick in de werelt ben, soo ben ick Ga naar margenootc het Ga naar margenoot10 licht der werelt.

6

Dit geseght hebbende, Ga naar margenootd spoogh hy op de aerde, ende maeckte slijck uyt dat speecksel, ende Ga naar margenoot11 streeck dat slijck op de oogen des blinden,

7

Ende seyde tot hem, Gaet henen, wascht u in ’t Ga naar margenoot12 badtwater Siloam, (’t welck overgeset wordt Uytgesonden.) Hy dan gingh henen ende wiesch hem, ende quam siende.

8

De gebueren dan, ende die hem te voren Ga naar margenoot13 gesien hadden dat hy blint was, seyden, Is dese niet die Ga naar margenoot14 sat Ga naar margenoote ende bedelde?

9

Andere seyden, Hy is’t: ende andere, Hy is hem gelijck. Hy seyde, Ick ben ’t.

10

Sy dan seyden tot hem, Ga naar margenoot15 Hoe zijn u de oogen geopent?

11

Hy antwoordde ende seyde, De mensche genaemt Iesus maeckte slijck ende Ga naar margenoot16 bestreeck mijne oogen, ende seyde tot my, Gaet henen aen het badtwater Siloam, ende wascht u. Ende ick gingh henen, ende wiesch my, ende Ga naar margenoot17 ick wiert siende.

12

Sy dan seyden tot hem, Waer is die? Hy seyde, Ick en weet het niet.

13

Ga naar margenoot18 Sy brochten hem tot de Pharizeen, hem [namelick] die te voren blint [geweest was.]

14

Ga naar margenootf Ende het was Sabbath, als Iesus het slijck maeckte, ende sijne oogen opende.

15

De Pharizeen dan vraeghden hem oock wederom, hoe hy siende geworden was. Ende hy seyde tot haer, Hy leyde slijck op mijne oogen, ende ick wiesch my, ende ick sie.

16

Sommige dan uyt de Pharizeen seyden, Ga naar margenoot19 Dese mensche en is van Godt niet: want hy en Ga naar margenoot20 houdt den Sabbath niet. Ga naar margenoot21 Andere seyden, Ga naar margenootg Hoe kan een mensche [die] Ga naar margenoot22 een sondaer is sulcke teeckenen doen? Ga naar margenooth Ende daer was tweedracht onder haer.

17

Sy seyden wederom tot den blinden: Ghy, wat seght ghy van hem, Ga naar margenoot23 dewijle hy uwe oogen geopent heeft? Ende hy seyde, Ga naar margenooti Hy is een Propheet.

18

Ga naar margenoot24 De Ioden dan en geloofden van hem niet dat hy blint geweest was, ende Ga naar margenoot25 siende was geworden, tot dat sy geroepen hadden de ouders des genen, die siende geworden was.

19

Ende sy vraeghden haer, seggende, Is dese uwe sone, welcke ghy seght dat blint geboren is? Hoe siet hy dan nu?

20

Sijne ouders antwoordden haer ende seyden, Wy weten dat dese onse sone is, ende dat hy blint geboren is:

21

Maer hoe hy nu siet, en weten wy niet: of wie sijne oogen geopent heeft, en weten wy niet: hy heeft [sijnen] ouderdom, vraget hemselve: hy sal van hemselven spreken.

22

Dit seyden sijne ouders, Ga naar margenootk om dat sy de Ioden vreesden. Ga naar margenootl Want Ga naar margenoot26 de Ioden hadden alreede te samen een besluyt gemaeckt, soo yemant hem belede Christum te zijn, dat die Ga naar margenoot27 uyt de Synagoge soude geworpen worden.

[Folio 48v]
[fol. 48v]

23

Daerom seyden sijne ouders, Hy heeft [sijnen] ouderdom, vraget hemselve.

24

Sy dan riepen voor de tweede mael den mensche die blint geweest was, ende seyden tot hem, Ga naar margenoot28 Ga naar margenootm Geeft Godt de eere: wy weten dat dese mensche Ga naar margenoot29 een sondaer is.

25

Hy dan antwoordde, ende seyde, Of hy een sondaer is en weet ick niet: een dingh weet ick, dat ick blint was, en nu sie.

26

Ende sy seyden Ga naar margenoot30 wederom tot hem, Wat heeft hy u gedaen? hoe heeft hy uwe oogen geopent?

27

Hy antwoordde haer, Ick heb het u alreede geseght, ende ghy en hebt het Ga naar margenoot31 niet gehoort: wat wilt ghy het wederom hooren? Wilt ghylieden oock sijne discipelen worden?

28

Sy gaven hem dan scheldtwoorden, ende seyden, Ghy zijt sijn discipel: maer wy zijn Mosis discipelen.

29

Wy weten dat Godt tot Mosem gesproken heeft: maer desen en weten wy niet Ga naar margenoot32 van waer hy is.

30

De mensche antwoordde, en seyde tot haer, Hier in is immers [wat] wonders, dat ghy niet en weet van waer hy is, ende [nochtans] heeft hy Ga naar margenoot33 mijne oogen geopent.

31

Ga naar margenootn Ende wy weten dat Godt Ga naar margenoot34 de sondaers niet en Ga naar margenoot35 hoort: maer soo yemant Godtvruchtigh is, ende sijnen wille doet, dien hoort hy.

32

Ga naar margenoot36 Van [alle] eeuwe en is het niet gehoort, dat yemant eens blintgeborenen Ga naar margenoot37 oogen geopent heeft.

33

Indien dese van Godt niet en Ga naar margenoot38 ware, hy en soude Ga naar margenoot39 niets konnen doen.

34

Sy antwoordden, ende seyden tot hem, Ghy zijt Ga naar margenoot40 geheel in sonden geboren, ende leert ghy ons? Ende sy wierpen hem Ga naar margenoot41 uyt.

35

Iesus hoorde dat sy hem uytgeworpen hadden, ende hem vindende seyde hy tot hem, Gelooft ghy in den Sone Godts?

36

Hy antwoordde, ende seyde, Wie is hy Heere, op dat ick in hem mach gelooven?

37

Ende Iesus seyde tot hem, Ende ghy hebt hem gesien, Ga naar margenooto ende die met u spreeckt, deselve is’t.

38

Ende hy seyde, Ick geloove, Heere: ende hy Ga naar margenoot42 aenbadt hem.

39

Ende Iesus seyde, Ga naar margenootp Ick ben tot een Ga naar margenoot43 oordeel in dese werelt gekomen, Ga naar margenootq op dat de gene Ga naar margenoot44 die niet en sien, Ga naar margenoot45 sien mogen, ende Ga naar margenoot46 die sien, Ga naar margenoot47 blint worden.

40

Ende dit hoorden [eenige] uyt de Pharizeen, die by hem waren, ende seyden tot hem, Zijn wy [dan] oock blint?

41

Iesus seyde tot haer, Ga naar margenoot48 Indien ghy blint waert, soo en soudt ghy Ga naar margenoot49 geen sonde hebben: maer nu segget ghy, Wy sien: soo Ga naar margenoot50 blijft dan uwe sonde.

margenoot1
Namel. die sat ende bedelde, vers 8.
margenoot2
D. eenige bysondere groote sonde gedaen.
margenoot3
Het schijnt dat de discipelen in dese dwalinge waren, welcke doe by sommige Ioden was, dat als de mensche sterft, sijne ziele dan weder soude gaen in een ander lichaem, ende dat oversulcks de ziele des blintgeborenen in een ander lichaem soude gesondight hebben.
margenoot4
Namelick, dat hy blint geboren soude worden.
margenoota
Ioan. 11.4.
margenoot5
D. der Goddelicker barmhertigheyt ende kracht, als Christus die aen hem betoonen soude, om daer mede te bevestigen, dat hy de ware Messias is, volgens de voorsegginge, Iesa. 35.5.
margenootb
Ioan. 5.19.
margenoot6
Welcke zijn, het Euangelium prediken, ende ’t selve met wonderwercken bevestigen.
margenoot7
D. soo lange dit mijn leven ende de tijt mijns diensts van Godt gestelt, dueren sal.
margenoot8
D. de doot, na welcke gelijck niemant kan doen ’t gene sijn beroep in dit leven aengaet, alsoo sal ick na mijne doot dusdanige wercken selve op der aerde niet meer doen.
margenoot9
Gr. wanneer.
margenootc
Iesa. 42.6. Luce 2.32. Ioan. 1.9. ende 8.12. ende 12.35, 46. Actor. 13.47.
margenoot10
Dat is, moet ick de werelt verlichten met mijne leere ende wonderwercken, hoewel ick daer over gelastert ende vervolght worde.
margenootd
Marc. 8.23.
margenoot11
Dit teecken gebruyckt Christus, niet dat daer in eenige kracht was, alsoo het selve meer dient om te verblinden: maer om te toonen, dat de kracht om het gesicht te geven van hem alleen quam, gelijck hy den geheelen mensche oock uyt slijck der aerde geschapen heeft, Gen. cap. 2. vers 7.
margenoot12
Van dit badtwater siet Iesa. 8.6. ende Luce 13. vers 4. sommige meynen dat het was ’t selve water daer van gesproken wort Ioan. 5. vers 2.
margenoot13
Gr. sagen.
margenoot14
Namelick, ontrent den tempel gelijck schijnt uyt het laetste vers van het voorgaende Capittel, vergeleken met het eerste van dit Capittel. Siet dergelijcke Actor. 3.2.
margenoote
Actor. 3.2.
margenoot15
D. hoe zijt ghy siende geworden?
margenoot16
Gr. besalfde.
margenoot17
Ofte, ick hebbe gesien.
margenoot18
Namelick, de gebueren ofte bekende.
margenootf
Matth. 12.1. Marc. 2.23. Luce 6.1. Ioan. 5.9.
margenoot19
Namel. die op den Sabbath uwe oogen met slijck bestreken ende geopent heeft.
margenoot20
Gr. bewaert.
margenoot21
Namelick, uyt hare vergaderinge, gelijck Nicodemus, ofte yemant dergelijcke, Ioan. 7.50.
margenootg
Ioan. 3.2. ende 9.33.
margenoot22
Dat is, godtloos, ofte een openbare verachter van Godts wet, gelijck sy hem hier beschuldigen.
margenooth
Ioan. 7.12. ende 10.19.
margenoot23
Ofte, dat.
margenooti
Luce 7.16. ende 24.19. Ioan. 4.19. ende 6.14.
margenoot24
Dat is, de Overste der Ioden, gelijck blijckt uyt het 22 vers.
margenoot25
Gr. ende sagh: ofte, siende was.
margenootk
Ioan. 7.13. ende 12.42.
margenootl
Ioan. 12.42.
margenoot26
Dat is, de Overste der Ioden waren het te samen eens geworden.
margenoot27
Dat is, uytgesloten uyt de gemeenschap des Godtsdiensts, gelijck men nu houdt de gene die uyt de gemeynte gebannen worden.
margenoot28
D. belijdt oprechtelick de waerheyt voor Godt, waer mede hem, als een kenner der herten, sijne eere wort gegeven. siet Ios. 7.19. 1.Sam. 6.5.
margenootm
Iosu. 7.19.
margenoot29
Dat is, een openbaer overtreder van Godts wet.
margenoot30
Namelick, voor de derde mael, om te sien of sy hem ergens in souden konnen achterhalen.
margenoot31
Dat is, niet willen verstaen of aennemen.
margenoot32
D. van wien hy is gesonden ende macht heeft ontfangen om te leeren. Waer tegen niet en strijt het gene sy te voren seyden, Ioan. cap. 7. vers 27. want daer sprekense van sijn vaderlant.
margenoot33
Dat is, heeft met sulck een treffelick wonderteecken getoont, dat hy van Godt gesonden is: gelijck hy besluyt, vers 33. Siet oock Ioan. 3.2.
margenootn
Proverb. 15.29. ende 28.9. Iesa. 1.15. Mich. 3.4.
margenoot34
Siet versen 16, 24.
margenoot35
D. verhoort.
margenoot36
D. soo lange de werelt gestaen heeft.
margenoot37
Dat is, het gesichte gegeven heeft. Siet vers 10.
margenoot38
Namel. gekomen ofte gesonden.
margenoot39
Gr. niet yet, namelick, dergelijcks.
margenoot40
Siet hier voren versen 1, 2.
margenoot41
Gr. buyten, D. uyt hare vergaderinge, ofte Synagoge, gelijck vers 22.
margenooto
Ioan. 4.26.
margenoot42
Nam. als hem nu voor den Sone Godts erkennende.
margenootp
Ioan. 3.17. ende 12.47.
margenoot43
D. met macht om d’oordeelen Godts uyt te voeren, soo in het straffen van de verachters sijns woorts, dien het selve een reuck des doots is, als in’t aennemen van de boetveerdige sondaren, dien het is een reuck des levens, 2.Corinth. 2.16.
margenootq
Matth. 13.13.
margenoot44
Dat is, die haer geestelicke blintheyt kennen, ende begeeren daer van verlost te worden.
margenoot45
Dat is, tot de rechte ende salighmakende kennisse Godts mogen gebracht worden.
margenoot46
Dat is, die haer laten voorstaen, datse dese kennisse hebben, diese nochtans niet recht en hebben, Rom. cap. 1. vers 22. ende 2.18.
margenoot47
Dat is, dat sy het licht des Euangeliums verachtende, door Godts rechtveerdigh oordeel in hare blintheyt gelaten, ende meer ende meer verhardt worden. Siet Psalm 69.24. Iesa. 6.9. Matth. 13.14.
margenoot48
Dat is, indien ghy uyt enckele onwetenheyt mijne leere niet aen en naemt; ofte, indien ghy uwe onwetenheyt ende blintheyt kendet.
margenoot49
D. geen soo groote ende ongeneselicke sonde, Ioan. 15.22.
margenoot50
Namel. op u liggende als een ongeneselicke sieckte.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken