Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het xj. Capittel.

1 Petrus komt te Ierusalem, waer hy beschuldight wort dat hy tot de onbesnedene was in gegaen. 4 Daer op hy tot sijne verantwoordinge verhaelt al wat dies aengaende geschiet was. 18 welcke verantwoordinge aengenomen wort. 19 De verstroyde geloovige verkondigen Christum tot Phenicien, Cypren, ende Antiochien toe, aen de Ioden, ende sommige oock aen de Griecksche. 21 soo datter vele geloofden. 22 het welck de gemeynte van Ierusalem verstaende, sendt Barnabam na Antiochien om haer te verstercken. 25 die na Tarsen reyst om Saulum te soecken, ende brenght hem tot Antiochien. 26 alwaer de discipelen eerst Christenen worden genaemt. 27 Agabus voorseght den hongers noot. 29 waerom de broeders door Saulum ende Barnabam een hantreyckinge senden aen de broeders te Ierusalem.

1

DE Apostelen nu, ende de Ga naar margenoot1 Broeders, die in Iudea waren, hebben gehoort, dat oock de Heydenen het woort Godts aengenomen hadden.

2

Ende doe Petrus opgegaen was na Ierusalem, twisteden tegen hem Ga naar margenoot2 de gene die uyt de besnijdenisse waren.

3

Seggende, Ga naar margenoota Ghy zijt ingegaen tot mannen Ga naar margenoot3 die de voorhuydt hebben, ende hebt met haer gegeten.

4

Ga naar margenoot4 Maer Petrus beginnende Ga naar margenoot5 verhaelde het haer vervolgens, seggende,

5

Ga naar margenootb Ick was in de stadt Ioppe, biddende: ende sagh in een vertreckinge van sinnen een gesichte, [namelick] een seker vat, gelijck een groot lijnen laken, nederdalende, by de vier hoecken neder gelaten uyt den hemel, ende quam tot by my.

6

Op welck [laken] als ick de oogen hieldt, soo merckte ick, ende sagh de viervoetige [dieren] der aerde, ende de wilde, ende de kruypende [dieren] ende de vogelen des hemels.

7

Ende ick hoorde een stemme die tot my seyde, Staet op Petre, slacht ende eet.

8

Maer ick seyde, Geensins Heere: want [kolom] noyt en is Ga naar margenootc yet, dat gemeyn ofte onreyn was, in mijnen mont ingegaen.

9

Doch de stemme antwoordde my ten tweeden mael uyt den hemel, Het gene Godt gereynight heeft, en sult ghy niet gemeyn maken.

10

Ende dit geschiedde tot drie mael: ende alles wiert wederom opgetrocken in den hemel.

11

Ende siet ter selver [ure] stonden daer drie mannen voor het huys daer ick in was, die van Cesareen tot my afgesonden waren.

12

Ga naar margenootd Ende de Geest seyde tot my, dat ick met haer gaen soude, niet twijfelende. Ende met my gingen oock dese ses broeders, ende wy zijn in des mans huys ingegaen.

13

Ende hy heeft ons verhaelt hoe hy eenen Engel gesien hadde, die in sijn huys stont, ende tot hem seyde, Sendt mannen na Ioppe, ende ontbiedt Simon, die toegenaemt is Petrus:

14

Die Ga naar margenoot6 woorden tot u sal spreken, Ga naar margenoot7 door welcke ghy sult saligh worden, ende alle uw’ huys.

15

Ende als ick begon te spreken, viel de Heylige Geest op haer, gelijck oock op ons Ga naar margenoot8 in het begin.

16

Ende ick wiert gedachtigh aen het woort des Heeren, hoe hy seyde, Ga naar margenoote Ioannes doopte wel met water, maer Ga naar margenootf ghylieden sult gedoopt worden Ga naar margenoot9 met den Heyligen Geest.

17

Ga naar margenootg Indien dan Godt haer evengelijcke gave gegeven heeft, als oock ons die in den Heere Iesum Christum gelooft hebben, wie was ick doch Ga naar margenoot10 die Godt konde weeren?

18

Ende als sy dit hoorden waren sy te vreden, ende verheerlickten Godt, seggende, Soo heeft dan Godt oock den Heydenen de bekeeringe Ga naar margenoot11 gegeven ten leven!

19

Ga naar margenooth De gene nu die verstroyt waren door de verdruckinge, die Ga naar margenoot12 over Stephanus geschiet was, gingen [’t lant] door tot Ga naar margenoot13 Phenicien toe, ende Ga naar margenoot14 Cypren, ende Ga naar margenoot15 Antiochien, tot niemant het woort sprekende, dan Ga naar margenoot16 alleen tot de Ioden.

20

Ende daer waren eenige Cyprische ende Cyreneische mannen Ga naar margenoot17 uyt haer, welcke tot Antiochien gekomen zijnde spraken tot de Ga naar margenoot18 Griecksche, Ga naar margenoot19 verkondigende Ga naar margenoot20 den Heere Iesum.

21

Ga naar margenooti Ende Ga naar margenoot21 de hant des Heeren was met haer: ende een groot getal geloofde, ende bekeerde hem tot den Heere.

22

Ende Ga naar margenoot22 het geruchte van haer Ga naar margenoot23 quam tot de ooren der gemeynte die te Ierusalem was: ende sy sonden Ga naar margenoot24 Barnabam uyt, dat hy [’t lant] doorginge tot Antiochien toe.

23

Dewelcke daer gekomen zijnde, ende Ga naar margenoot25 de genade Godts siende, wiert verblijdt, Ga naar margenootk ende vermaende’se alle, dat sy met Ga naar margenoot26 een voornemen des herten by den Heere souden blijven.

24

Want hy was een goet man, ende

[Folio 63v]
[fol. 63v]

Ga naar margenootl vol des Heyligen Geests, ende des geloofs: ende daer wiert een groote schare den Heere toegevoeght.

25

Ga naar margenootm Ende Barnabas gingh uyt na Ga naar margenoot27 Tarsen om Saulum te soecken: ende als hy hem gevonden hadde, bracht hy hem tot Antiochien.

26

Ende het is geschiet dat sy een geheel jaer [t’samen] vergaderden in de gemeynte, ende een groote schare leerden: ende dat de discipelen eerst te Antiochien Ga naar margenoot28 Christenen genaemt wierden.

27

Ende in deselve dagen, quamen [eenige] Ga naar margenoot29 Propheten af van Ierusalem tot Antiochien.

28

Ende een uyt haer, met name Ga naar margenootn Agabus, stont op, ende Ga naar margenoot30 gaf te kennen door den Geest, datter een groote hongers noot soude wesen over de geheele werelt: dewelcke oock gekomen is Ga naar margenoot31 onder den Keyser Claudio.

29

Ende na dat een yegelick Ga naar margenoot32 der discipelen vermocht, besloot elck van haer [yet] te senden ten Ga naar margenoot33 dienste der broederen die in Iudea woonden.

30

Het welck sy oock deden, Ga naar margenooto ende sonden het tot de Ouderlingen door de hant Barnabe ende Sauli.

margenoot1
Onder dese Broeders worden hier oock de Ouderlingen begrepen, die van andere gemeyne broeders ofte geloovige onderscheyden worden, Actor. cap. 15. vers 23.
margenoot2
Namel. eenige geloovige Ioden, andere, namelick, dan de Apostelen.
margenoota
Exod. 23.32. ende 34.15. Deut. 7.2. Ioan. 18.28.
margenoot3
Dat is, die onbesneden zijn ende blijven: waer uyt blijckt, dat de gene die voor desen uyt de Heydenen bekeert zijn, Iodegenooten geweest zijn, ofte ten minsten besneden waren, dewijle hem niemant daer aen gestooten en heeft, dat Petrus en Ioannes tot haer zijn ingegaen. siet Actor. cap. 2. vers 10. ende cap. 8. vers 14. ende cap. 15. versen 7, 14.
margenoot4
Het gene in dese verantwoordinge Petri verklaringe soude mogen van noode hebben tot het 14 vers toe, is aengeteeckent op het voorgaende Capittel.
margenoot5
Ofte, leyde het haer na malkanderen uyt.
margenootb
Actor. 10.9.
margenootc
Levit. 11.4. Deut. 14.7.
margenootd
Actor. 10.19. ende 15.7.
margenoot6
Ofte, saken, dingen.
margenoot7
Gr. in welcke, Namelick, soo ghy die met waren geloove aenneemt, gelijck uytgedruckt staet Actor. 10.43. Siet breeder verklaringe van dit vers Luce 19. vers 9.
margenoot8
Nam. na de hemelvaert Christi, op den Pincksterdagh, Act. 2.4. ende 19.6.
margenoote
Matth. 3.11. Marc. 1.8. Luce 3.16. Ioan. 1.26. Actor. 1.5. ende 2.4. ende 19.4.
margenootf
Iesa. 44.3. Ioël 2.28.
margenoot9
Siet hier van de verklaringe op Matth. 3.11. ende Actor. 1.5.
margenootg
Actor. 15.9.
margenoot10
Gr. machtigh om Godt te weeren, D. dewijle Godt haer deelachtigh hadde gemaeckt der sake, die door den doop beteeckent wort, hoe soude ick haer konnen onthouden ofte weygeren het uyterlick teecken? dergelijcke reden Petri siet Actor. 2.38, 39.
margenoot11
D. door sijnen Heyligen Geest in haer gewrocht. siet Philip. c. 2. vers 12. Hebr. 8.10.
margenooth
Actor. 8.1, 4.
margenoot12
Ofte, in Stephano, om Stephani wille, ter oorsake van Stephanus, Dat is, uyt haet van sijnen yver ende vrymoedigheyt, die hy tegen de Ioden ende hare Overste gebruyckt hadde, Capp. 6. 7.
margenoot13
Dit was een lantschap in Syrien, palende aen ’t Ioodsche lant, gelegen tegen de middelantsche zee, waer van Tyrus de hooftstadt was. siet Act. cap. 12. vers 20.
margenoot14
Dit is een eylant in de middelantsche zee, daer men van Tyrus ende Sydon lichtelick konde henen varen. Siet Actor. 27. versen 3, 4.
margenoot15
Dit was doe de hooftstadt van Syrien, mede ontrent de middelantsche zee op de riviere Orontes gelegen: de machtighste stadt van geheel Asien, gelijck Alexandrien van Aphrica, ende Roomen van Europa.
margenoot16
Namelick, om dat sy de leere van de beroepinge der Heydenen noch niet genoegh en verstonden.
margenoot17
Namel. Ioden ofte Iodengenooten, in Cypren ende Cyrenen geboren, die oock te Ierusalem woonachtigh zijnde, om de voorgaende vervolginge hadden moeten vluchten, alsoose de Christelicke religie hadden aengenomen.
margenoot18
Dat is, tot de Ioden, die de Griecksche tale ende oversettinge in hare Synagogen gebruyckten. Siet Actor. 6.1. ende 9.29.
margenoot19
Gr. Euangelizeerende.
margenoot20
Dat is, sijn lijden, sterven, opstaen, hemelvaert, ende voorts al het gene van hem ter saligheyt gelooft moeste worden. Siet. 1.Corinth. 2.2.
margenooti
Actor. 2.47. ende 5.14.
margenoot21
Dat is, de bystant ende krachtige werckinge Godts, waer door hare herten beweeght wierden. Siet Actor. 16.14. 1.Corinth. 3. vers 6.
margenoot22
Gr. het woort.
margenoot23
Gr. wiert gehoort in de ooren.
margenoot24
Die een Levijt ende oock selve uyt Cypren was, om by sijne lantslieden ende gebueren te beter toegangh ende vryheyt te hebben. Daer uyt schijnt dat dese mannen, waer van vers 20. is gesproken, door eenen bysonderen yver gedreven, extra-ordinaerlick daer gepredickt hebben de leere Christi, welcke daer na door Barnabam ende Paulum bevestight ende meer verbreyt is, ende die alles onder de geloovige aldaer tot behoorlicke orden gebracht hebben. Siet oock d’aenteeckeninge op Actor. 8.1.
margenoot25
Namelick, over haer in het aennemen van de leere des Euangeliums.
margenootk
Actor. cap. 13. vers 43. ende cap. 14. vers 22.
margenoot26
Dat is, met een oprecht ende stantvastigh voornemen.
margenootl
Actor. 4.36. ende 6.5.
margenootm
Actor. 9.27.
margenoot27
Dit was een voornemen stadt in Cilicien, het vaderlant Pauli, Actor. 9. vers 11. daer hy henen gesonden was, Actor. 9.30.
margenoot28
Gr. Christianoi, Dat is, discipelen Christi, om dat sy sijne leere aennamen ende beleden: welcke met desen name oock met recht genoemt worden, om dat als sy in hem gelooven, sy leden van sijn lichaem, ende sijner salvinge deelachtigh worden. Siet oock Actor. c. 26. vers 28. ende 1.Petr. cap. 4. vers 16.
margenoot29
Dat is, persoonen begaeft met den geest van toekomende dingen te voren te seggen.
margenootn
Actor. 21.10.
margenoot30
Gr. beteeckende, ofte, beduydde.
margenoot31
Van desen hongers noot maken oock gewagh de historieschrijvers Suetonius, in het leven van Claudius, ende Iosephus Antiq. lib. 20. cap. 2.
margenoot32
D. geloovige.
margenoot33
Gr. Diakonian, dat is, bedieninge der arme broeders in haren noot.
margenooto
Actor. 12.25.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken