Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het xiiij. Capittel.

1 Paulus ende Barnabas prediken ende doen mirakelen te Iconien, ende vele, soo Heydenen als Ioden, gelooven. 4 daer over groote oneenigheyt ende oploop tegen haer ontstaet. 6 die daerom vlieden na Lystren ende Derben, etc. 8 Paulus geneest te Lystren eenen kreupelen. 11 waerom het volck haer houdt voor Goden, ende wil haer offerande doen. 14 ’t welck sy, hoewel met grooten ernst, nauwlicks verhinderen. 15 ende wijsen haer tot den levendigen waren Godt. 19 Maer de Ioden van Antiochien ende Iconien daer komende, verwecken het volck datse Paulum steenigen. 20 Doch hy staet op ende reyst met Barnaba na Derben. 22 Sy vermanen de broeders tot volstandigheyt. 23 ende verkiesen Ouderlingen in alle gemeynten. 24 Ende eenige andere landen ende steden doorreyst hebbende, 26 keeren wederom tot Antiochien. 27 ende verhalen wat Godt door haer gedaen hadde.

[Folio 65r]
[fol. 65r]

1

ENde het geschiedde te Iconien, dat Ga naar margenoot1 sy Ga naar margenoot2 te samen gingen in de Synagoge der Ioden, ende alsoo spraken, dat een groote menighte beyde van Ioden ende Ga naar margenoot3 Griecken geloofde.

2

Maer de Ioden die Ga naar margenoot4 ongehoorsaem waren, verweckten ende Ga naar margenoot5 verbitterden de zielen der Heydenen tegen de broeders.

3

Sy verkeerden dan [aldaer] Ga naar margenoot6 eenen langen tijt, Ga naar margenoot7 vrymoedelick sprekende in den Heere, Ga naar margenoota die getuygenisse gaf Ga naar margenoot8 den woorde sijner genade, ende gaf, dat teeckenen ende wonderen geschiedden Ga naar margenoot9 door hare handen.

4

Ende de menighte der stadt wiert verdeelt: ende sommige waren met de Ioden, ende sommige met Ga naar margenoot10 de Apostelen.

5

Ende als daer een oploop geschiedde beyde van Heydenen ende van Ioden, met hare Overste, om haer smaetheyt aen te doen, ende te steenigen,

6

Zijn sy, Ga naar margenoot11 [alles] overleght hebbende, Ga naar margenootb gevlucht Ga naar margenoot12 na de steden van Ga naar margenoot13 Lycaonien, [namelick] Lystren ende Derben, ende het omliggende lant:

7

Ende verkondighden aldaer ’t Euangelium.

8

Ende een seker man te Lystren, sat Ga naar margenootc onmachtigh aen de voeten, kreupel zijnde van sijns moeders lijf, die noyt en hadde gewandelt.

9

Dese hoorde Paulum spreken: welcke de oogen op hem houdende, ende Ga naar margenoot14 siende dat hy Ga naar margenoot15 geloove hadde om Ga naar margenoot16 gesont te worden,

10

Seyde met grooter stemme, Staet recht op uwe voeten. Ga naar margenootd Ende hy sprongh op ende wandelde.

11

Ende de scharen siende ’t gene Paulus gedaen hadde, verhieven hare stemmen, ende seyden in het Lycaonisch, Ga naar margenoote De Goden zijn Ga naar margenoot17 den menschen gelijck geworden, ende tot ons neder gekomen.

12

Ende sy noemden Barnabam Ga naar margenoot18 Iupiter, ende Paulum Mercurius, om dat hy het woort voerde.

13

Ende de Priester van Iupiter Ga naar margenoot19 die voor hare stadt was, als hy ossen ende Ga naar margenoot20 kranssen aen de Ga naar margenoot21 voorpoorten gebracht hadde, wilde hy offeren met de scharen.

14

Maer de Apostelen, Barnabas ende Paulus, [dat] hoorende Ga naar margenoot22 scheurden hare kleederen, ende sprongen onder Ga naar margenoot23 de schare, roepende,

15

Ende seggende, Mannen, Ga naar margenootf waerom doet ghy dese dingen? Wy zijn oock menschen van gelijcke bewegingen als ghy, ende verkondigen u-lieden dat ghy u soudt van dese Ga naar margenoot24 ydele [dingen] bekeeren tot den levendigen Godt, Ga naar margenootg die gemaeckt heeft den hemel, ende de aerde, ende de zee, ende al het gene in deselve is.

16

Ga naar margenooth Welcke in de voorledene tijden alle de Heydenen heeft laten wandelen Ga naar margenoot25 in hare wegen.

17

Ga naar margenooti Hoewel hy nochtans hemselven Ga naar margenoot26 niet onbetuyght gelaten en heeft, goet doende van den hemel, ons regen ende vruchtbare tijden gevende, vervullende onse herten met spijse ende vrolickheyt.

18

Ende dit seggende en Ga naar margenoot27 wederhiel-[kolom]den sy nauwlicks de scharen, dat sy haer niet en offerden.

19

Maer daer over quamen Ioden van Ga naar margenoot28 Antiochien ende Iconien, ende overrededen de scharen, ende Ga naar margenootk steenighden Paulum, ende sleepten [hem] buyten de stadt, meynende dat hy doot was.

20

Doch als hem de discipelen Ga naar margenoot29 omringht hadden, stont hy op, ende quam in de stadt: ende des anderen daeghs gingh hy met Barnaba uyt na Derben.

21

Ende als sy der selve stadt het Euangelium verkondight, ende Ga naar margenoot30 vele discipelen gemaeckt hadden, keerden sy weder na Lystren, ende Iconien, ende Antiochien:

22

Versterckende Ga naar margenoot31 de zielen der discipelen, Ga naar margenootl [ende] vermanende datse souden blijven in het geloove, Ga naar margenootm ende dat wy door vele verdruckingen moeten ingaen in ’t Koninckrijcke Godts.

23

Ende als sy haer in elcke gemeynte Ga naar margenoot32 met opsteken der handen Ouderlingen verkoren hadden, gebeden hebbende met vasten, bevalen syse den Heere, in welcken sy gelooft hadden.

24

Ende Ga naar margenoot33 Pisidien doorgereyst hebbende, quamen sy in Ga naar margenoot34 Pamphylien.

25

Ende als sy tot Ga naar margenoot35 Pergen het woort gesproken hadden, quamen sy af na Ga naar margenoot36 Attalien.

26

Ende van daer scheepten sy af Ga naar margenootn na Ga naar margenoot37 Antiochien, van waer sy Ga naar margenoot38 der genade Godts bevolen waren geweest tot het werck dat sy volbracht hadden.

27

Ende daer gekomen zijnde, ende de gemeynte vergadert hebbende, verhaelden sy wat groote dingen Godt Ga naar margenoot39 met haer gedaen hadde, ende dat hy den Heydenen Ga naar margenoot40 de deure des geloofs geopent hadde.

28

Ende sy verkeerden aldaer geenen kleynen tijt met de discipelen.

margenoot1
Namelick, Paulus ende Barnabas.
margenoot2
Ofte, te gelijck: of, op gelijcke wijse, als te voren Actor. cap. 13. vers 14.
margenoot3
Namelick, die Godt vreesden, ende de Synagogen der Ioden hanteerden, gelijck Actor. c. 13. versen 42, 43. te sien is.
margenoot4
Of, ongeloovigh.
margenoot5
Ofte, maeckten quaetwilligh, of, qualick gesint de herten ende gemoederen.
margenoot6
Namelick, om de gemoederen der geloovige broederen tegen dese verbitterde Ioden ende Heydenen te beter te stercken, ende noch andere meer Christo te winnen.
margenoot7
D. vrymoedelick sprekende in de sake des Heeren, of door de hulpe des Heeren.
margenoota
Marc. 16.20. Actor. 19.11. Hebr. 2.4.
margenoot8
D. den Euangelio, in het welck de genade Godts wort verkondight ende aengeboden.
margenoot9
D. door ’t middel ende dienst van haer.
margenoot10
Namel. Paulo ende Barnaba, vers 14. die oock van Christo tot Apostelen geroepen waren, gelijck de andere twaelf. siet 1.Cor. 9. versen 5, 6.
margenoot11
Of, sulcks siende, gewaer wordende.
margenootb
Matth. 10.23. Actor. 8.1.
margenoot12
Dat is, na de andere steden van Lycaonien, dieper in het lant. Want oock Iconien een stadt in Lycaonien was.
margenoot13
Dit lantschap was een deel van kleyn Asien, by den bergh Taurus gelegen, ontrent Phrygien.
margenootc
Actor. 3.2.
margenoot14
Namel. Paulus, dat hy, namelick, de kreupele.
margenoot15
Het welck hy schijnt ontfangen te hebben uyt de predicatie Pauli, ende de mirakeleuse genesingen van andre. Ende heeft Paulus het selve in hem gesien, ofte door Godtlicke ingevinge, ofte door eenige teeckenen die hy daer van in hem speurde.
margenoot16
Of, behouden, verlost.
margenootd
Iesa. 35.6.
margenoote
Actor. 28.6.
margenoot17
Ofte, in gelijckenisse van menschen: gelijck daer van in de Heydensche historien ofte fabelen, exempelen verhaelt worden: welcke meyninge gesproten schijnt te zijn uyt sommige verschijningen der Engelen aen de voorvaders geschiet, die de Heydenen in fabelen hebben verandert.
margenoot18
Desen hielden de Heydenen voor haren oppersten Godt, ende voor het Hooft van alle hare goden: gelijck Mercurium voor den bode ende taelman harer goden.
margenoot19
D. wiens tempel, beelt, of altaer, buyten hare stadt, ofte in de voorstadt stont.
margenoot20
Namel. met welcke de Heydenen de beesten vercierden, die sy hare afgoden opofferden.
margenoot21
Ofte, portael, namelick, van het huys daer Paulus ende Barnabas in waren gelogeert, om haer aldaer te offeren.
margenoot22
Namelick, tot een teecken van groot mishagen, ende afkeer diese hadden van sulcke afgoderije. Siet Matth. cap. 26. vers 65.
margenoot23
Namelick, die met den Priester van Iupiter aldaer voor de deuren gekomen was.
margenootf
Actor. 10. 26. Apocal. 19.10. ende 22.9.
margenoot24
Dat is, afgoden, die niets en zijn in haer selven, 1.Corinth. cap. 8. vers 4. ende geen Goden, hoewel syse daer voor hielden.
margenootg
Genes. 1.1. Psalm 33.6. ende 124.8. ende 146.6. Apocal. 14. vers 7.
margenooth
Psalm 81.13.
margenoot25
Dat is, in de wijsen van doen, die sy haer selven buyten ende tegen het woort Godts hebben versiert.
margenooti
Rom. 1. vers 19.
margenoot26
Namelick, oock selfs by de Heydenen, die hy sijn woort niet en heeft gegeven, Psalm 147.19, 20.
margenoot27
Ofte, stilden.
margenoot28
Namel. in Pisidia gelegen, waer van gesproken is Actor. 13.14.
margenootk
2.Cor. 11.25.
margenoot29
Namelick, ofte om hem te begraven, of om hem te verlossen van’t voorder gewelt der vervolgers.
margenoot30
Ofte, geleert, of, onderwesen hadden. Siet oock Matth. 28.19.
margenoot31
Namelick, die sy in haer voorgaende reyse, in het doortrecken door de steden, Christo gewonnen hadden.
margenootl
Actor. 11.23. ende 13.43.
margenootm
Matth. 10. 38. ende 16.24. Luce 24.26. 2.Timoth. 3.12.
margenoot32
Gr. Cheirotonesantes: van welck woort siet Actor. 10. vers 41. Gelijck by de Griecken dese gewoonte was in het verkiesen der Overheden, dat het volck door opstekinge der handen hare stemminge te kennen gaf, soo schijnt dat daer van dese gewoonte in de eerste gemeynte oock gebruyckt is geweest, dat de voorstellinge der Kerckendienaers, by de Apostelen, ofte die van haer daer toe gesonden waren, gedaen zijnde, van de gemeynte met opstekinge der handen wiert geapprobeert: welck gebruyck lange in de gemeynte geduert heeft, gelijck de Kerckelicke historien getuygen. Andre meynen dat daer door verstaen wort de oplegginge der handen, die met bewillinge der gemeynte geschiedde, gelijck blijckt uyt het vasten ende bidden, het welck van de gantsche gemeynte gedaen wiert, ende in dese verkiesinge oock geschiet is. Van de Ouderlingen siet nader 1.Timoth. 5.17.
margenoot33
Dit was een lantschap palende aen Cilicien.
margenoot34
Dit was een lantschap palende aen Isaurien, welck oock paelde aen Lycaonien, vers 6.
margenoot35
Dit was de hooftstadt van Pamphylien, Actor. 13. vers 13.
margenoot36
Dit was een stadt niet verre van Pergen gelegen aen de middelantsche zee.
margenootn
Actor. 13.1.
margenoot37
Namelick, dat in Syrien gelegen was. Van waer sy uytgesonden waren, ende dese reyse begonnen hadden, Actor. 13.4.
margenoot38
Namelick, door vasten, bidden, ende oplegginge der handen, Actor. 13. versen 2, 3.
margenoot39
Dat is, door haer, ofte door haren dienst. Siet Actor. 15.12.
margenoot40
Dat is, dat niet alleen het uyterlick woort ende wonderteeckenen, maer oock de werckinge des Heyligen Geests haer was mede gedeelt, om tot het geloove in Christum gebracht te worden, 1.Corinth. 16. vers 9. 2.Corinth. 2.12. Apocal. 3.8.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken