Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het xiij. Capittel.

1 D’Apostel vermaent voorders de geloovige haer den Overheden met schuldige gehoorsaemheyt te onderwerpen, dewijle hare beroepinge van Godt is, ende die sulcks niet en doen, daer mede haer selven straffen over den hals halen, ende hare conscientien quetsen. 6 Ende gebiedt volgens dien haer oock tol ende schattinge te betalen, ende alle eerbiedinge te bewijsen. 8 Daer na vermaent hy haer tot oeffeninge der broederlicke liefde, met een verhael van de geboden der tweede tafel des wets. 11 Eyndelick vermaent hy haer, alsoo de nacht der onwetenheyt voorby is, ende het licht des Euangeliums haer is verschenen, datse haer wachten van dronckenschap, hoererije, haet, twist, ende diergelijcke sonden, ende na de deughden daer tegen strijdende trachten. 14 ende tot dien eynde den Heere Christum aentrecken, afleggende de versorginge des vleeschs tot lusten.

1

Ga naar margenoota ALle Ga naar margenoot1 ziele zy Ga naar margenoot2 den Machten Ga naar margenoot3 over [haer] gestelt Ga naar margenoot4 onderwor-

[Folio 82v]
[fol. 82v]

pen. Ga naar margenootb Want daer en is Ga naar margenoot5 geen Macht Ga naar margenoot6 dan van Godt: ende de Machten Ga naar margenoot7 die daer zijn, die zijn van Godt Ga naar margenoot8 geordineert.

2

Alsoo dat die hem Ga naar margenoot9 tegen de Macht stelt, de ordinantie Godts wederstaet: ende diese wederstaen, sullen over haer selven Ga naar margenoot10 een oordeel Ga naar margenoot11 halen.

3

Want Ga naar margenoot12 de Overste en zijn niet Ga naar margenoot13 [tot] een vreese Ga naar margenoot14 den goeden wercken, maer Ga naar margenoot15 den quaden. Ga naar margenoot16 Wilt ghy nu de Macht niet vreesen? doet het goede, ende ghy sult Ga naar margenoot17 lof van haer hebben.

4

Want sy is Ga naar margenoot18 Godts dienaresse, Ga naar margenoot19 u ten goede. Maer indien ghy Ga naar margenoot20 quaet doet, Ga naar margenoot21 soo vreest: want sy Ga naar margenoot22 en draeght het sweert niet te vergeefs. Want sy is Godts dienaresse, Ga naar margenoot23 een wreeckster Ga naar margenoot24 tot straffe den genen die quaet doet.

5

Daerom is ’t Ga naar margenoot25 noodigh onderworpen te zijn, niet alleenlick Ga naar margenoot26 om der straffe, maer oock Ga naar margenoot27 om der conscientie wille.

6

Want Ga naar margenoot28 daerom Ga naar margenoot29 betaelt ghy oock Ga naar margenoot30 schattinge: Ga naar margenoot31 want sy Ga naar margenoot32 dienaers Godts zijn Ga naar margenoot33 in dit selve Ga naar margenoot34 geduerighlick besigh zijnde.

7

Ga naar margenootc Soo Ga naar margenoot35 geeft dan Ga naar margenoot36 een yegelick dat ghy schuldigh zijt: Ga naar margenoot37 schattinge, dien ghy de schattinge: Ga naar margenoot38 tol, dien ghy den tol: vreese, Ga naar margenoot39 dien ghy de vreese: eere, Ga naar margenoot40 dien ghy de eere [schuldigh zijt.]

8

Ga naar margenoot41 En zijt niemant yet schuldigh, Ga naar margenoot42 dan malkanderen lief te hebben. Ga naar margenootd Want die Ga naar margenoot43 den anderen lief heeft, die heeft Ga naar margenoot44 de wet Ga naar margenoot45 vervult.

9

Want dit, Ga naar margenoote Ga naar margenoot46 Ghy en sult geen overspel doen, Ghy en sult niet dooden, Ghy en sult niet stelen, Ghy en sult geen valsche getuygenisse geven, Ghy en sult niet begeeren, ende soo daer eenigh ander gebodt is, wort Ga naar margenoot47 in dit woort als in een hooftsomme begrepen, [namelick] in dit, Ga naar margenootf Ghy sult uwen naesten lief hebben gelijck u selven.

10

Ga naar margenoot48 De liefde en doet den naesten geen quaet. Soo is dan de liefde Ga naar margenoot49 de vervullinge der wet. [kolom]

11

Ende dit [segge ick te meer] Ga naar margenootg Ga naar margenoot50 dewijle wy de gelegentheyt des tijts weten, dat het de ure is, dat wy nu uyt Ga naar margenoot51 den slaep opwaken: want Ga naar margenoot52 de saligheyt Ga naar margenoot53 is ons nu naerder, dan Ga naar margenoot54 doe wy [eerst] gelooft hebben.

12

Ga naar margenooth De Ga naar margenoot55 nacht is Ga naar margenoot56 voorby gegaen, ende Ga naar margenoot57 de dagh Ga naar margenoot58 is na by gekomen. Ga naar margenooti Laet ons dan Ga naar margenoot59 afleggen Ga naar margenoot60 de wercken der duysternisse, ende Ga naar margenoot61 aendoen Ga naar margenoot62 de wapenen Ga naar margenoot63 des lichts.

13

Laet ons Ga naar margenoot64 als in den dagh, Ga naar margenootk Ga naar margenoot65 eerlick Ga naar margenoot66 wandelen: Ga naar margenootl niet in Ga naar margenoot67 brasserijen ende Ga naar margenoot68 dronckenschappen, Ga naar margenootm niet Ga naar margenoot69 in slaepkameren ende Ga naar margenoot70 ontuchtigheden, Ga naar margenootn niet in twist ende nijdigheyt:

14

Ga naar margenooto Maer Ga naar margenoot71 doet aen Ga naar margenoot72 den Heere Iesum Christum, Ga naar margenootp ende en Ga naar margenoot73 versorght Ga naar margenoot74 het vleesch niet tot Ga naar margenoot75 begeerlickheden.

margenoota
Titum 3.1. 1.Petr. 2.13.
margenoot1
Dat is, een yeder mensche van wat geslachte, staet, beroepinge, ofte ouderdom hy zy: ende volgens oock de Kerckendienaren.
margenoot2
Dat is, den Overheden, die van Godt over andere met macht ende authoriteyt gestelt zijn.
margenoot3
Gr. over hebbende, ofte, uytnemende, Dat is, overste macht hebbende: waer door verstaen worden, niet alleen de hooge Overheden, maer oock alle die onder haer in eenigh ampt van regeeringe gestelt zijn, 1.Timoth. 2.2. 1.Petr. 2.13, 14.
margenoot4
Dat is, moeten haer niet alleen gehoorsaem zijn, maer oock behoorlick erkennen, ende eere bewijsen.
margenootb
Prov. 8.15. Dan. 4.32.
margenoot5
D. geen Overheyt met macht bekleet.
margenoot6
Namelick, die niet alleen het ampt der Overheyt heeft ingestelt, maer die oock de persoonen (hoewel meest door het middel van menschen) daer toe verkiest ende stelt, Prov. c. 8. vers 15. Dan. 4. vers 32.
margenoot7
Namel. ’t zy hooge ofte leege, ’t zy opperste ofte onder andere gestelt, 1.Petr. cap. 2. versen 13, 14.
margenoot8
D. ingestelt onder het menschelick geslachte om het selve in Godts plaetse met ordre te regeeren: hoewel sommige der selve hare macht dickwils misbruycken, het welck Godt toelaet om de sonden des volcks te straffen, Iob 34. vers 30.
margenoot9
Namelick, niet alleen met rebellie, gelijck Absolon, maer oock met ongehoorsaemheyt in saken die tegen Godts woort niet en strijden.
margenoot10
D. een straffe, soo van Godt, als van den Overheden.
margenoot11
Gr. ontfangen.
margenoot12
D. de Overheden over ons gestelt.
margenoot13
Namel. van te sullen straffen.
margenoot14
D. als ghy wel doet, ende hare bevelen gehoorsaem zijt.
margenoot15
Namel. wercken, Dat is, als ghy quaet doet, ende hare bevelen overtreedt.
margenoot16
D. wilt ghy vry zijn van de vreese om van haer gestraft te worden.
margenoot17
D. van haer gepresen worden, ende met vergeldinge vereert. Want het ampt der Overheyt is, niet alleen het quaet te straffen, maer oock het goet te beloonen: door welcke twee saken als door zenuwen het lichaem der Politie t’samen gebonden ende by een gehouden wort.
margenoot18
Dat is, van Godt gestelt, om als een instrument Godts u te dienen.
margenoot19
D. om door deselve alle goet u toe te brengen, ende voor u welvaren te sorgen. Siet d’aenteeckeninge op 1.Tim. 2.2.
margenoot20
Dat is, de goede wetten der Overheden overtreedt.
margenoot21
Namel. van haer daer over gestraft te sullen worden.
margenoot22
Dat is, heeft de macht ontfangen om de quaetdoenders selfs oock met den doot te straffen, Genes. 9. vers 6. ende laet niet sonder oorsake het sweert voor hem dragen, ofte draeght het aen sijn zijde, om te kennen te geven, dat hy sulcke macht heeft, ende die tegen de boosdoenders oock sal uytvoeren.
margenoot23
Namelick, van Godts wegen, die de wrake toekomt, Rom. c. 12. vers 19.
margenoot24
Gr. toorne. Siet dergelijck Matth. 3.7. Luce 21.23. Rom. cap. 2. vers 8.
margenoot25
Namelick, om rechte onderdanen, ende voornamelick rechte Christenen te zijn.
margenoot26
Dat is, uyt vreese van straffe. Gr. toorne.
margenoot27
D. om dat wy weten dat Godt sulcks geordineert ende bevolen heeft, ende dat over sulcks niemant met een goede ende geruste conscientie en kan zijn die dat niet en doet.
margenoot28
Dat is, het blijckt dat ghy de Overheden onderworpen zijt, ende behoort te zijn, om dat ghy schattinge betaelt. siet Matth. 22. vers 21.
margenoot29
Namel. aen de Overheden, ofte die van haer daer toe gestelt zijn.
margenoot30
Daer door worden verstaen alle lasten, die den onderdanen opgeleght worden.
margenoot31
Dit is een reden om te bewijsen billick te zijn dat men de Overheden gehoorsaem zy ende schattinge betale.
margenoot32
Gr. Leitourgoi, welck woort men hier siet niet alleen van kerckelicke diensten, gelijck Actor. 13. vers 2. maer oock van politijcke ende burgerlicke diensten gebruyckt te worden. siet oock Rom. 15.27. Hebr. 1.14.
margenoot33
Namelick, om Godt te dienen in het regeeren des volcks.
margenoot34
Gr. tot dat selve volherdende: dat is, in desen dienst veel arbeyt, swarigheyt, moeyten, ende sorgen geduerighlick uytstaende. siet van dit woort Actor. 1.14.
margenootc
Matth. 22. vers 21.
margenoot35
Gr. geeft wederom, ofte, vergeldet een yegelick de schulden.
margenoot36
Namelick, Overheyt: hoe wel het oock in het gemeyn kan genomen worden.
margenoot37
Is eygentlick het gene gestelt wort op de persoonen ofte vaste goederen.
margenoot38
Is het gene gestelt wort op de koopmanschappen, ofte op de uyt ende inkomende goederen ende waeren.
margenoot39
Namelick, den Overheden ende haren dienaren, diese gebruycken om de quaetdoenders te straffen.
margenoot40
Namelick, den Overheden het sy hooge ofte leege, 1.Petr. 2.17.
margenoot41
Dat is, betaelt een yegelick het gene waer toe ghy aen hem verplicht zijt, het zy gelt, diensten, ofte yet anders. Het welck als men niet en doet soo blijft de verplichtinge, ende schult.
margenoot42
Want die verplichtinge en kan nimmermeer afgedaen ofte af betaelt worden, maer blijft altijt een versche schult die geduerighlick moet betaelt worden.
margenootd
Galat. 5.14. 1.Tim. 1.5.
margenoot43
Dat is, sijnen naesten.
margenoot44
Dat is, de geboden van de tweede tafel der wet, gelijck in het volgende vers verklaert wort.
margenoot45
Dat is, gedaen ende onderhouden het gene niet alleen in een ofte twee geboden, maer in alle de geboden te samen ge-eyscht wort, ten aensien van alle de deelen der selve: hoe wel niemant ten aensien van de trappen der volmaecktheyt in dit leven het selve en kan volbrengen, alsoo onse liefde hier noch onvolmaeckt is, 1.Reg. 8.46. Psalm 19. vers 13. Prov. cap. 20. vers 9. Iacob. cap. 3. vers 2. 1.Ioan. cap. 1. vers 8.
margenoote
Exod. cap. 20. vers 13. Deuter. cap. 5. vers 17. Matth. cap. 19. vers 18.
margenoot46
De Apostel en houdt de orden niet van de tien geboden, gelijckse in tien geboden voorgestelt worden, om dat daer aen niet soo veel is gelegen, als maer alle de geboden wel onderhouden worden.
margenoot47
D. in dit een gebodt.
margenootf
Levit. 19.18. Matth. cap. 22. vers 39. Marc. cap. 12. vers 31. Galat. cap. 5. vers 14. Iacob. 2.8.
margenoot48
Hy beschrijft hier den aerdt der liefde, gelijck oock 1.Corinth. cap. 13.
margenoot49
Siet vers 8. ende 1.Timoth. 1.5.
margenootg
Ephes. 5.14. 1.Thess. 5.6.
margenoot50
Dat is, alsoo wy nu niet meer ongeloovige en zijn, gelijck wy in voortijden waren, zijnde in den duysteren nacht der onwetenheyt, Ephes. 4.18. Coloss. c. 1. vers 13. 1.Ioan. c. 2. vers 8. maer alsoo Christus de Sonne der gerechtigheyt, Malac. cap. 4. vers 2. ende het licht der werelt, Ioan. 8.12. ons nu verschenen is.
margenoot51
Nam. der sonden, Ephes. 5.14. 1.Thess. 5.6.
margenoot52
Ofte, onse saligheyt is nu naerder, Dat is, de prijs onser hemelscher roepinge in Christo Iesu daer wy na loopen ende jagen, 1.Corinth. cap. 9. versen 24, 25. Philip. cap. 3. vers 14. welcke is het eynde onses geloofs, 1.Petr. cap. 1. vers 9.
margenoot53
Dat is, wy zijn nu door onsen Christelicken loop deselve naerder by gekomen, om deselve haest te grijpen, Philip. c. 3. vers 12. 1.Timoth. cap. 6. vers 12. ende daerom en moeten wy niet verflaeuwen om desen Christelicken loop te voleyndigen, 2.Timoth. cap. 4. vers 7. alsoo het groote schande ende schade soude zijn, dat wy soo na by gekomen zijnde door verflaeuwen ofte afwijcken deselve niet en souden verkrijgen. Want hoe yemant naerder aen den prijs komt, hoe hy behoort stercker te loopen.
margenoot54
Dat is, doe wy eerst tot het geloove Christi geroepen ende bekeert zijn.
margenooth
1.Thess. 5.5.
margenoot55
Namel. der onwetenheyt, 1.Thess. cap. 5. vers 5.
margenoot56
Het Griecks woort beteeckent dat deselve ten meesten deel gepasseert is. Want alle de duysternisse en is noch uyt onse herten niet volkomelick wech gedaen, 1.Corinth. 13.9, 10.
margenoot57
Namel. der salighmakende kennisse, vers 13. 1.Thess. cap. 5. vers 5.
margenoot58
Dat is, wy zijn tot het salighmakende licht der kennisse Christi gekomen, doch niet volkomelick, soo lange wy in dit leven zijn, maer hebben sulck een licht gelijck daer is als de dagh begint aen te breken ende te lichten.
margenooti
Coloss. cap. 3. vers 8.
margenoot59
Namel. gelijck de menschen als het dagh is geworden, de nachtkleederen ende deeckenen verwerpen, ende met deselve geen gemeynschap meer en hebben, Ephes. cap. 4. vers 22.
margenoot60
Dat is, de sonden, die de gene die noch in de duysternisse der onwetenheyt zijn, gewoon zijn te doen, ende voornamelick die leelicke sonden, welcke oock de menschen haer schamen openbaerlick in het licht te doen, maer die sy des nachts in duysternisse bedrijven, Iob 24. versen 15, 16. Ioan. cap. 3. versen 20, 21. 1.Thess. cap. 5. vers 7. Waer van eenige in het volgende vers verhaelt worden.
margenoot61
Ofte, aentrecken, gelijck de gene doen die uyt den slaep opstaende hare kleederen aentrecken om hare naecktheyt te bedecken, ende eerbaerlick in den dage te wandelen.
margenoot62
Dit woort beteeckent al het gene waer mede het lichaem bedeckt wort, tegen alle quetsingen: ende worden daer door alhier verstaen allerley Christelicke deughden, met welcke onse ziele niet alleen bekleet ende verciert wort, maer oock als gewapent tegen de quetsingen ende versoeckingen des duyvels ende des vleeschs. Siet Rom. 6.13. 2.Corinth. c. 6. vers 7. Ephes. cap. 6. versen 11, 12, etc. 1.Thess. cap. 5. vers 8.
margenoot63
Dat is, die voort komen van het licht der ware kennisse Godts, ende tot sijner eere voor de menschen lichten, ende die betamen den genen, die tot dit licht geroepen zijn, ende in het licht eerbaerlick willen wandelen.
margenoot64
Dat is, gelijck betaemt den genen, dien door de genade Godts het licht der salighmakende kennisse verschenen is.
margenootk
Philip. 4.8. 1.Thess. 4.12.
margenoot65
Dat is, niet alleen Godtsalighlick voor Godt, maer oock eerbaerlick voor de menschen.
margenoot66
Dat is, ons leven aenstellen, ende onder de menschen verkeeren.
margenootl
Luce 21.34. 1.Thess. 5.6.
margenoot67
Waer door verstaen worden, niet eerlicke ende matige maeltijden, Genes. 21. vers 8. Ioan. cap. 2. vers 1. maer gulsige, ende ontuchtige, in welcke allerley overdadigheyt, dertelheyt, dansserye, ende lichtveerdigheyt gepleeght wort.
margenoot68
Ofte, onmatigh suypen van wijn ofte stercken dranck, Iesa. 5.22.
margenootm
1.Corint. 6.10. Ephes. 5.5.
margenoot69
D. overspelen, ofte hoererijen, die in de slaepkameren gemeynlick gepleeght worden.
margenoot70
D. geyle ende onkuysche dertelheden.
margenootn
Iacob. 3.14.
margenooto
Galat. 3.27.
margenoot71
Of, treckt aen: Namel. als u kleet ende wapen.
margenoot72
Namel. aennemende door het geloove sijne gerechtigheyt, ende alle sijne deughden navolgende, daer mede uwe ziele bekleedende ende vercierende, Galat. 3.27.
margenootp
1.Petr. 2.11.
margenoot73
Gr. en maeckt geen voorsorge des vleeschs.
margenoot74
Dat is, het lichaem, waer mede niet en wort verboden, dat men het lichaem niet en soude mogen versorgen met een eerlick kleet, spijse, dranck, medicijnen, ende andere dingen tot onderhoudt des selven noodigh: want dat wort oock gepresen, Ephes. 5.29. 1.Timoth. 5. versen 8, 23. maer niet om het selve in sijne quade lusten te voldoen, 1.Corinth. 9.27.
margenoot75
Namelick, die strecken tot onmatigheyt, hoovaerdije, gulsigheyt, onkuysheyt, om het selve daer in te voeden, ende sijnen eysch te geven, 1.Ioan. 2.16.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken