Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het xij. Capittel.

1 D’Apostel dus verre in de voorgaende Capittelen verhandelt hebbende de voornaemste leerstucken der Christelicke religie, begint nu, volgens sijne gebruycklicke orden in meest alle sijne brieven, het deel deses briefs, ’t welck bestaet in vermaningen tot een Godtsaligh Christen leven, waer van d’eerste is, dat wy ons selven Gode op-offeren, ende der werelt niet gelijck en worden. 3 Daer na vermaent hy ernstelick ende in het bysonder de gene die in de gemeynte openbare diensten ende bysondere gaven hadden, datse haer op hare diensten ofte gaven niet en verhoovaerdigen, maer deselve tot de meeste stichtinge der gemeynte getrouwelick bedienen ende besteden. 6 soo de Leeraers des woorts, 8 als de Ouderlingen ende Diakenen. 9 Voeght daer by verscheydene vermaningen tot allerley Christelicke deughden, als oprechte broederlicke liefde, 11 vyerigen yver tot Godts eere, 12 lijdtsaemheyt, bidden, hope, 13 mededeelsaemheyt, 14 sachtmoedigheyt, 15 medelijden, 16 eendrachtigheyt, nedrigheyt, 17 verdraeghsaemheyt, 18 vreedsaemheyt, 19 aflegginge van wraeckgierigheyt, 20 liefde der vyanden, 21 ende stantvastigheyt in het goede.

1

Ga naar margenoot1 ICk bidde u dan, broeders, Ga naar margenoot2 door de ontfermingen Godts, Ga naar margenoota dat ghy Ga naar margenoot3 uwe lichamen Ga naar margenootb Ga naar margenoot4 stelt tot Ga naar margenoot5 een levende, Ga naar margenoot6 heylige, [ende] Ga naar margenoot7 Gode welbehagelicke offerande, [welcke is] uwen Ga naar margenoot8 redelicken Godtsdienst.

2

Ga naar margenootc Ende en wort Ga naar margenoot9 deser werelt Ga naar margenoot10 niet gelijckformigh, maer Ga naar margenoot11 wort verandert door de vernieuwinge uwes Ga naar margenoot12 gemoedts, Ga naar margenootd op dat ghy meught Ga naar margenoot13 beproeven welcke de goede ende welbehagende, ende volmaeckte Ga naar margenoot14 wille Godts zy.

3

Want door Ga naar margenoot15 de genade Ga naar margenoote die my ge-

[Folio 82r]
[fol. 82r]

geven is, Ga naar margenoot16 segge ick Ga naar margenoot17 eenen yegelicken die onder u is, Ga naar margenootf dat hy niet Ga naar margenoot18 wijs en zy boven het gene men behoort wijs te zijn: maer dat hy Ga naar margenoot19 wijs zy tot Ga naar margenoot20 matigheyt, gelijck als Ga naar margenoot21 Ga naar margenootg Godt Ga naar margenoot22 eenen yegelicken Ga naar margenoot23 de mate des geloofs Ga naar margenoot24 gedeelt heeft.

4

Ga naar margenoot25 Want Ga naar margenooth gelijck wy in een lichaem vele leden hebben, ende de leden alle niet deselve werckinge en hebben:

5

Ga naar margenooti Alsoo zijn wy vele een lichaem in Christo, maer elck een zijn wy malkanders leden.

6

Ga naar margenoot26 Hebbende nu Ga naar margenootk verscheydene Ga naar margenoot27 gaven, na de genade die ons gegeven is,

7

Ga naar margenoot28 [Soo laet ons die gaven besteden,] het zy Ga naar margenoot29 Ga naar margenootl prophetie, na Ga naar margenoot30 de mate des geloofs: Ga naar margenootm het zy Ga naar margenoot31 bedieninge, in het bedienen: het zy Ga naar margenoot32 die leert, in het leeren:

8

Het zy Ga naar margenoot33 die vermaent, in het vermanen: Ga naar margenoot34 die uytdeelt, Ga naar margenootn Ga naar margenoot35 in eenvoudigheyt: Ga naar margenoot36 die een voorstander is, in neerstigheyt: Ga naar margenoot37 die barmhertigheyt doet, Ga naar margenooto Ga naar margenoot38 in blymoedigheyt.

9

Ga naar margenoot39 De liefde zy Ga naar margenoot40 ongeveynst. Ga naar margenootp Hebt Ga naar margenoot41 eenen afkeer van het boose, ende Ga naar margenoot42 hanght het goede aen.

10

Ga naar margenootq Hebt malkanderen Ga naar margenoot43 hertelick lief met Ga naar margenoot44 broederlicke liefde. Ga naar margenootr Met eere d’een den anderen Ga naar margenoot45 voorgaende.

11

Zijt niet Ga naar margenoot46 traegh Ga naar margenoot47 in ’t beneerstigen. [kolom] Ga naar margenoot48 Zijt vyerigh van geeste. Ga naar margenoot49 Dient den Heere.

12

Ga naar margenoots Ga naar margenoot50 Verblijdt u Ga naar margenoot51 in de hope. Ga naar margenoott Zijt geduldigh in de verdruckinge. Ga naar margenootv Volherdet in den gebede.

13

Ga naar margenootx Ga naar margenoot52 Deelt mede tot de behoeften Ga naar margenoot53 der heylige. Ga naar margenooty Ga naar margenoot54 Tracht na herberghsaemheyt.

14

Ga naar margenootz Zegent’se die u vervolgen: Ga naar margenoot55 zegent ende Ga naar margenoot56 en vervloeckt niet.

15

Ga naar margenoot57 Verblijdt u met den blijden: ende weent met den weenenden.

16

Ga naar margenoota Weest Ga naar margenoot58 eens gesint onder malkanderen. Ga naar margenootb En tracht niet na Ga naar margenoot59 de hooge dingen, Ga naar margenoot60 maer voeght u Ga naar margenoot61 tot de nedrige. Ga naar margenoot62 En zijt niet wijs by u selven.

17

Ga naar margenootc Ga naar margenoot63 Vergeldet niemant quaet voor quaet. Ga naar margenootd Ga naar margenoot64 Besorght ’t gene eerlick is Ga naar margenoot65 voor alle menschen.

18

Ga naar margenoote Indien het Ga naar margenoot66 mogelick is, Ga naar margenoot67 soo veel in u is, houdt vrede met Ga naar margenoot68 alle menschen.

19

Ga naar margenootf En wreeckt u selven niet, beminde: maer Ga naar margenoot69 geeft den toorne plaetse. Want daer is geschreven, Ga naar margenootg My [komt] de wrake [toe:] ick sal ’t vergelden, seght de Heere.

20

Ga naar margenooth Indien dan Ga naar margenoot70 uwen vyant Ga naar margenoot71 hongert, soo Ga naar margenoot72 spijsight hem: indien hem dorst, soo geeft hem te drincken. Want dat doende sult ghy Ga naar margenoot73 kolen vyers op sijn hooft hoopen.

21

En wort Ga naar margenoot74 van het quaet niet Ga naar margenoot75 overwonnen, maer Ga naar margenoot76 overwint het quaet Ga naar margenoot77 door het goet.

margenoot1
Ofte, ick vermane.
margenoot2
Dat is, dewijle dan Godt ons soo veelvoudige barmhertigheyt in Christo heeft betoont, gelijck in het voorgaende geleert is: ’t welck het woordeken dan aenwijst.
margenoota
1.Petr. 2.5.
margenoot3
Dat is, u selven, geheel. Een Hebr. maniere van spreken, waer door een deel voor het geheel genomen wort: gelijck het selve uytgeleght wort 1.Thes. cap. 5. vers 23.
margenootb
Rom. cap. 6. versen 13, 16.
margenoot4
Dat is, offert op: gelijck de offeranden voor den Heere wierden gepresenteert ende voor hem daer gestelt ende alsoo hem toege-eygent.
margenoot5
Dat is, niet lichamelick door slachtinge gedoot, maer geestelick door doodinge der begeerlickheden geslachtet zijnde om Gode te leven, Rom. 6. vers 11. 2.Corinth. cap. 5. vers 15. Coloss. cap. 3. versen 3, 5.
margenoot6
Dat is, gelijck de beesten die in het Oude Testament opgeoffert wierden sonder vlecke ofte gebreck moesten zijn, Exod. cap. 12.vers 5. Levit. cap. 1. vers 10. Deut. cap. 15. vers 21. dat alsoo wy ons afsonderen van alle onheyligheden.
margenoot7
Dat is, voorkomende uyt een oprecht ende verslagen herte door het geloove gereynight, sonder welck Gode geen offeranden en behagen, Iesa. cap. 1. vers 11. ende 66.3. Ierem. c. 6. vers 20. ende 7.20. Hos. cap. 6. vers 6. Hebr. cap. 11. versen 4, 6.
margenoot8
Dat is, een Godtsdienst die niet en bestaet in uyterlick op-offeren van onredelicke dieren, gelijck in het Oude Testament, maer in een geestlick op-offeren van redelicke menschen, D. van u selven, Hebr. cap. 13. vers 15. 1.Petr. cap. 2. vers 5.
margenootc
Ioan. 2.15.
margenoot9
Gr. deser eeuwe: Namelick, die in het boose gelegen is, 1.Ioan. cap. 5. vers 19.
margenoot10
Dat is, neemt niet aen de forme ofte gedaente deser boose werelt. Hoedanigh deselve forme nu was, beschrijft de Apostel Rom. cap. 13. vers 13. Ephes. 4. versen 18, 19. ende Petrus, 1.Petr. cap. 4. vers 3. ende Ioannes, 1.Ioan. cap. 2. vers 16.
margenoot11
Gr. in forme, ofte, gedaente herstelt: niet na lichaem, gelijck de Poëten in hare fabelen dichten somwijlen geschiet te zijn, maer na de ziele ende krachten der selve, Namelick, na het verstant ende na den wille, ende genegentheden.
margenoot12
Of, verstants. Siet Ephes. 1.18. ende 2.3. ende 4.23. Coloss. cap. 1. vers 21.
margenootd
Ephes. 5.17. 1.Thess. 4.3.
margenoot13
D. onderscheyden: ofte, een proeve geven door u Godtsaligh leven dat ghy verstaet welcke de goede wille Gods zy.
margenoot14
Namelick, na den welcken als den eenigen ende volmaeckten regel, wy ons leven moeten aenstellen: die hy in sijn woort ons volkomelick geopenbaert heeft.
margenoot15
Dat is, na het ampt des Apostelschaps, dat my uyt genaden bevolen is, ende na de authoriteyt die my als een Apostel ende Gesante Godts van hem gegeven is.
margenoote
Rom. cap. 1. vers 5.
margenoot16
Dat is, ick gebiede.
margenoot17
Nam. die eenige publijcke bedieninge, of bysondere gave heeft. Deut. 29. vers 29. Prov. c. 25. vers 27. Eccl. 7.16.
margenootf
Ephes. 4.7.
margenoot18
Gr. overwijs en zy: Namel. boven sijn begrijp, ofte beroepinge. Of, niet en late hem voorstaen dat by hem overvloediger wijsheyt is als by andere.
margenoot19
Nam. in Godtlicke saken: want die mogen ende moeten oock van ons met eerbiedinge ende aendachtige neerstigheyt ondersocht worden.
margenoot20
Nam. des verstants ofte der wetenschap: gelijck het Griecks woort mede brenght, hem te vreden houdende met kennisse der dingen die ter saligheyt noodigh ofte dienstigh zijn.
margenoot21
D. gedenckende dat het Godt is die de kennisse die ghy hebt, u gegeven heeft, 1.Cor. 7.17. ende dat ghy daerom u niet en moet over deselve verhoovaerdigen.
margenootg
1.Corinth. 12.11. Ephes. 4.7.
margenoot22
D. gedenckende oock dat ghy die kennisse alleen niet en hebt, maer dat deselve, ende dickwils oock noch meerder, aen andere is medegedeelt.
margenoot23
Dat is, na de portie, die elck een der geloovigen van Godt uytgedeelt is. Want daer en is niemant die een volmaeckte kennisse van alles heeft, maer de eene heeft mindere, de andere meerdere, 1.Corinth. cap. 7. vers 7. ende 13.9. Ephes. 4.7.
margenoot24
Namel. als een huysvader die elck een sijner huysgenooten sijne portie uyt deelt, den eenen wat meerder, den anderen wat minder, den eenen dit, den anderen wat anders.
margenoot25
Dit verklaert hy met de gelijckenisse van een lichaem ende van des selfs ledematen: waer mede hy bewijst dat alle de diensten ende gaven, die de een of de ander lidtmaet der gemeynte heeft, volgens de gemeynschap der Heyligen, tot gemeene stichtinge des gantschen lichaems der gemeynte moeten bestedet worden. Siet van dese gelijckenisse oock 1.Corinth. cap. 10. vers 17. ende 12.12, etc. Ephes. 4.12, 16, 25. ende 5.30. Coloss. cap. 2. vers 19. ende 3.15.
margenooth
1.Corinth. 12.27. Ephes. cap. 1. vers 23. ende 4.16. ende 5.23. Coloss. 1.24.
margenooti
1.Corinth. 12.4. 2.Cor. 10.13. 1.Petr. cap. 4. vers 10.
margenoot26
Namelick, sommige extra-ordinarise, van welcke de Apostel handelt 1.Corinth. capp. 12. 14. sommige ordinarise, van welcke hier voornamelick gehandelt wort: die oock verscheyden zijn, gelijck hier na verklaert wort.
margenootk
1.Corinth. cap. 12. vers 4.
margenoot27
Gr. Charismata: soo worden de bedieningen ende de gaven daer toe noodigh genaemt, om datse van Godt den menschen uyt genade geschoncken worden.
margenoot28
Andere vervullen dit aldus, Het zy prophetie, soo laet ons wijs zijn na de mate des geloofs, etc.
margenoot29
D. de gave ofte beroepinge om te propheteeren: waer door verstaen wort de gave niet soo seer om toekomende dingen voor te seggen, gelijck gehadt hebben de Propheten des Ouden Testaments, ende in den Nieuwen, Agabus, Paulus, Petrus, Ioannes, ende andere, gelijck dit woort genomen wort 1.Corinth. cap. 12. vers 28. Ephes. c. 4. vers 11. als van het recht verstant der Heylige Schrifture uyt te leggen, ende tot vertroostinge ende vermaninge de gemeynte toe te passen. Siet 1.Corinth. cap. 14. versen 1, 3.
margenootl
1.Corinth. cap. 12. vers 10.
margenoot30
Gr. analogian: waer door verstaen wort, of de mate van kennisse, die yemant van Godt gegeven is, gelijck vers 3. ende Ephes. 4. vers 7. ofte de gelijckmatigheyt ende over een kominge der hooftstucken der Christelicke leere, klaerlick uytgedruckt in Godes woort, ende in de artijckelen des geloofs, die als een regel zijn, na welcke alle uytleggingen der Heylige Schrifture moeten gedaen worden.
margenootm
1.Petr. cap. 4. versen 10, 11.
margenoot31
Gr. diakonian, welck woort hier in het gemeyn genomen wort voor de bedieningen die hier na in bysondere soorten afgedeelt worden. Siet Actor. 1.17. 1.Corinth. 12.5.
margenoot32
D. die beroepen is om een Leeraer te zijn: welcke Leeraers, alsoose hier van de Vermaners onderscheyden worden: soo meynen sommige dat hier door worden in ’t bysonder verstaen de gene die voornamelick geroepen zijn om de Christelicke leere te verklaren, ende deselve tegen de valsche leeraers ende tegensprekers te verdedigen.
margenoot33
Of, vertroost: waer door verstaen konnen worden de Leeraers, die voornamelick beroepen zijn om de Christelicke leere de gemeynte toe te passen tot vermaninge ende vertroostinge: die andersins Herders genaemt worden, Ierem. cap. 3. vers 15. ende 23.4. Zach. 10. vers 2. Ephes. cap. 4. vers 11. 1.Petr. cap. 5. versen 2, 4.
margenoot34
Dat is, die beroepen is om de aelmoessen ende collecten der gemeynte te vergaderen, ende aen den armen na haren noot uyt te deelen, die bysonderlick Diakenen genoemt worden. Siet van deselve Actor. cap. 6.
margenootn
Matth. 6.1, 2, 3.
margenoot35
Namel. des herten: niet straf ofte hooghmoedigh zijnde tegen den armen, niet uyt gunste, ofte nijt gevende: maer met een medelijdend’ende eenvoudigh herte haren noot aensiende, ende haer na den selven getrouwelick bystaende.
margenoot36
Ofte, die over andere gestelt is. Waer door verstaen konnen worden de Ouderlingen, die in den woorde niet en arbeyden, 1.Timoth. 5.17. maer met de Herders opsicht hebben over de gemeynte, om deselve te regeeren, ende in Christelicke vrede ende discipline te houden: die anders genaemt worden Regeeringen, 1.Cor. 12.28.
margenoot37
Daer door kan verstaen worden een sekere soorte van Diakenen ende Diakenissen die bysondere opsicht ende bedieninge hadden over de krancke, ballingen, ende vreemdelingen, 1.Timoth. 5.9. ’t welck een van de bysonderste wercken der barmhertigheyt is.
margenooto
Deut. 15 7. 2.Cor. 9.7.
margenoot38
Dat is, met een gewilligh ende toegenegen herte, sonder haer te laten dien moeijelicken dienst verdrieten, ofte haer tegen den armen gemelick te toonen.
margenoot39
Onder de Christelicke deughden wort dese voor aengestelt, om dat alle andere deughden daer in begrepen zijn, ende met deselve vergeselschapt moeten worden, Rom. c. 13. versen 8, 9, 10. 1.Corinth. cap. 13. vers 2. 1.Timoth. 1.5.
margenoot40
Dat is, bestaende niet alleen in woorden ende uyterlicke gebeerden, maer voornamelick in een oprechte toegenegentheyt des herten, 1.Ioan. 3.18. 1.Petr. 1.22.
margenootp
Psalm 97.10. Amos 5.15.
margenoot41
Hy vermaent het quaet niet alleen te vlieden, maer oock als een grouwelicke sake te haten, Psalm 139.22.
margenoot42
Gr. kleeft aen, ofte, wort aengekleeft, Namel. gelijck als met lijm, vast aen het goede houdende sonder daer van afgetrocken te worden, 1.Corinth. 6.16, 17. In dese twee stucken bestaet de gantsche bekeeringe des menschen, Psalm 34.15. Iesa. 1.16.
margenootq
Ephes. 4.1, 2 Hebr. 13.1. 1.Petr. 1. vers 22. ende 2.17.
margenoot43
Het Griecks woort beteeckent sulcken liefde waer mede de ouders hare kinderen van naturen lief hebben, welcke is de grootste ende heftighste.
margenoot44
Dat is, sulcke als betaemt den genen die niet alleen van een vleesch en zijn, Iesa. cap. 58. vers 7. maer die oock door het geloove broeders zijn van eenen Vader in de hemelen, 1.Thess. cap. 4. vers 9. Hebr. 13.1. 1.Petr. c. 1. vers 22. ende 2.17.
margenootr
Philip. 2.3. 1.Petr. 5.5.
margenoot45
Dat is, bejegent malkanderen met alle burgerlicke eerbiedinge ende beleeftheyt na een yegelicks staet, sonder te verwachten dat ghy eerst van uwen broeder alsoo bejegent wort.
margenoot46
Ofte, luy.
margenoot47
Gr. in de beneerstinge, Dat is, in de wercken uwer beroepinge neerstelick waer te nemen.
margenoot48
D. yverigh, niet laeuw. Apoc. 3.16.
margenoot49
Dat is, wilt als dienstknechten des Heeren vlijtelick betrachten alles wat tot sijnen dienst ende eere vereyscht wort, Psalm 2.11. Ephes. c. 6. vers 7. Andere lesen in het Griecks voor Kyrio, D. den Heere, Kairo, D. den tijt: in sulcken sin gelijck Ephes. 5.16. Coloss. 4.5.
margenoots
Rom. 15,13. 1.Thess. 5.16.
margenoot50
In dit vers worden drie remedien aengewesen om te gebruycken in tijt van kruys ende tegenspoet.
margenoot51
Nam. der verlossinge ende der saligheyt.
margenoott
Hebr. 10.36. ende 12.1. Iacob. 5.7.
margenootv
Luce 18.1. Ephes. 6.18. Coloss. 4.2. 1.Thess. 5.17.
margenootx
1.Cor. 16.1.
margenoot52
D. Hebt oock mede u deel in ’t geven tot onderhoudt der armen. Of, hebt gemeynschap aen de nooden der heyligen.
margenoot53
D. der arme gebreck-lijdende Christenen.
margenooty
Hebr. 13.2. 1.Petr. 4.9.
margenoot54
Gr. volght ofte vervolght de herberghsaemheyt, jaeghtse na: gelijck Abraham ende Loth deden, Genes. 18. versen 1, 2. ende 19.1, 2.
margenootz
Matth. cap. 5. vers 44. 1.Corinth. 4.12.
margenoot55
Dit woort verhaelt hy noch eens, om te toonen hoe noodigh dese vermaninge zy.
margenoot56
Namelick, gelijck gemeynlick de vleeschlicke menschen doen, 1.Cor. c. 4. vers 12. 1.Petr. cap. 2. vers 23.
margenoot57
Dat is, soo het uwen naesten wel gaet, dat hy oorsake heeft om daer over blijde te zijn, verblijdt u oock over sijnen voorspoet: ende soo hy daer tegen in elende ende tegenspoet is, ende daer over bedroeft is, laet u oock sijn elende ter herten gaen als of het u selve aengingh, 1.Corinth. cap. 12. vers 26. Hebr. cap. 13. vers 3.
margenoota
Rom. 15.5. 1.Corinth. 1.10. Philip. cap. 2. vers 2. ende 3.16. 1.Petr. cap. 3. vers 8.
margenoot58
Dit wort verstaen niet alleen van de eenigheyt van gevoelen ende verstant in de hooftstucken der Christelicke leere, maer oock voornamelick van de eenigheyt der gemoederen ende genegentheden tot malkandren.
margenootb
Prov. 3.7. Iesa. 5.21.
margenoot59
Namel. die uw’ begrijp, krachten, ofte beroepinge te boven gaen: of, en gevoelt niet, Namel. van u selven, hooge dingen.
margenoot60
’t Griecks woort beteeckent sich van yemant mede laten leyden, D. sich na yemant voegen.
margenoot61
Namel. dingen ofte saken, gelijck hy te voren hooge dingen heeft uytgedruckt, dat is, dingen die na nedrigheyt sien.
margenoot62
Siet vers 3.
margenootc
Prov. 20.22. Matth. 5.39. 1.Cor. 6.7. 1.Thess. 5.15.
margenoot63
Het selve leert oock Christus, Matth. 5.39.
margenootd
2.Cor. 8.21. 1.Petr. 2.12.
margenoot64
D. bevlijtight u om sorghvuldelick te betrachten.
margenoot65
D. in tegenwoordigheyt niet alleen voor Godt, maer oock voor allerley menschen, soo wel voor de ongeloovige als voor de geloovige, 2.Corinth. 8.21.
margenoote
Marc. 9.50. Hebr. 12.14.
margenoot66
Namel. dat het met goede conscientie kan gedaen worden: ofte, ’t en zy de boosheyt der menschen soo groot zy, dat het onmogelick zy met deselve vrede te houden.
margenoot67
D. dat ghy geen oorsake van onvrede en geeft, ende aen uwe zijde alles toebrenght wat dienstigh is om den vrede te houden of te maken.
margenoot68
Namel. niet alleen met de geloovige, daer toe hy ons vermaent vers 16. maer oock met de ongeloovige die buyten zijn.
margenootf
Matth. 5.39. Luce 6.29.
margenoot69
Sommige verstaen dit van den toorn des menschen, namelick, ofte des genen die verongelijckt is, dat hy sijnen toorn over het ongelijck hem aengedaen, plaetse, dat is, tijt geve om te stillen: ofte des genen die ongelijck doet, dat men den selven niet tegen en sta, om hem niet meer te verbitteren, maer sijnen toorne wijcke, ende alsoo plaetse geve. Doch het gene navolght schijnt te vereyschen dat dit moet verstaen worden van den toorne, dat is, van de wrake Godts, die hy doen sal over de gene die ongelijck doet, welcke wrake men plaetse geeft, als men Gode de wrake op geeft.
margenootg
Deut. 32.35. Hebr. 10.30.
margenooth
Prov. 25.21. Matth. 5.44.
margenoot70
D. die hem vyandelick tegen u draeght, niet dien ghy hatet oft vyant zijt, want dat den Christenen niet en betaemt.
margenoot71
D. in eenigen noot is, ende daer in uwe hulpe van doen heeft: een deel voor het geheel genomen.
margenoot72
D. bewijst hem alle diensten der liefde in sijnen noot.
margenoot73
Dat is, ghy sult hem daer mede opwecken om sijn ongelijck te kennen, hem daer van te bekeeren, ende ophouden u meer quaet te doen, gelijck yemant dien een kole vyers op sijn hooft geleght wort, het selve terstont gevoelt ende afschuddet als het selve niet konnende verdragen.
margenoot74
D. van het ongelijck dat u aengedaen wort.
margenoot75
Namel. om daer door tot wraeckgierigheyt gebracht te worden.
margenoot76
Dat is, neemt wech, verbreeckt, versacht.
margenoot77
D. met lanckmoedigheyt ende weldadigheyt.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken