Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het Eerste Capittel.

1 Den Apostel betuyght, dat Godt wel eertijts door de Propheten tot den vaderen heeft gesproken, maer nu tot ons door sijnen Sone. 2 Wiens Godtheyt, majesteyt, ende ampt hy kortelick beschrijft. 4 Bewijst daer na uyt verscheyden plaetsen des Ouden Testaments, dat des Soons heerlickheyt verre gaet boven de heerlickheyt der Engelen. 8 Dat hy eenen Goddelicken ende eeuwigen throon heeft, ende dat hy gesalft is boven alle sijne medegenooten. 10 Bewijst voorder dat hemel ende aerde door hem is geschapen, ende een eynde sal hebben, maer dat hy noch begin en heeft noch eynde. 13 ende dat hy alleen sit ter rechter hant sijns Vaders. 14 maer dat alle Engelen dienstbarige geesten zijn.

1

Ga naar margenoot1 GODT Ga naar margenoot2 voortijts Ga naar margenoot3 veelmael, ende Ga naar margenoot4 op velerley wijse, tot de vaderen gesproken hebbende door de Propheten, heeft in Ga naar margenoot5 dese laetste dagen tot Ga naar margenoot6 ons gesproken Ga naar margenoot7 door den Sone: [kolom]

2

Welcken hy Ga naar margenoot8 gestelt heeft Ga naar margenoota tot een erfgenaem van alles, Ga naar margenootb door welcken hy oock Ga naar margenoot9 de werelt gemaeckt heeft.

3

Ga naar margenootc De welcke alsoo hy is Ga naar margenoot10 het afschijnsel [sijner] heerlickheyt, ende Ga naar margenoot11 het uytge-

[Folio 128r]
[fol. 128r]

druckte beelt Ga naar margenoot12 sijner selfstandigheyt, ende alle dingen Ga naar margenoot13 draeght Ga naar margenoot14 door het woort sijner kracht, Ga naar margenoot15 na dat hy de reynighmakinge onser sonden door hemselven te wege gebracht heeft, Ga naar margenoot16 is geseten aen de rechter [hant] der Majesteyt in de hoogste [hemelen:]

4

Soo veel treflicker geworden dan de Engelen, Ga naar margenoot17 als hy Ga naar margenootd uytnemender naem boven haer Ga naar margenoot18 ge-erft heeft.

5

Want tot wien van de Engelen heeft hy oyt geseght, Ga naar margenoote Ga naar margenoot19 Ghy zijt mijn Sone, Ga naar margenoot20 heden hebbe ick u Ga naar margenoot21 gegenereert? Ende wederom, Ga naar margenootf Ga naar margenoot22 Ick sal hem tot een Vader zijn, ende hy sal my tot een Sone zijn?

6

Ende als hy wederom den eerstgeboren Ga naar margenoot23 inbrenght in de werelt, seght hy, Ga naar margenootg Ende dat alle Engelen Godts hem aenbidden.

7

Ende Ga naar margenoot24 tot de Engelen seght hy wel, Ga naar margenooth Die sijn Engelen Ga naar margenoot25 maeckt geesten, ende sijne dienaers Ga naar margenoot26 een vlamme des vyers:

8

Maer Ga naar margenoot27 tot den Sone [seght hy,] Ga naar margenooti Uwen Ga naar margenoot28 throon, ô Godt, is in alle eeuwigheyt: De scepter uwes Koninckrijcks is Ga naar margenoot29 een rechte scepter.

9

Ghy hebt rechtveerdigheyt lief gehadt, ende ongerechtigheyt gehaet: Daerom heeft u, ô Godt, Ga naar margenoot30 uw’ Godt Ga naar margenoot31 gesalft Ga naar margenoot32 met olie der vreughde boven uwe Ga naar margenoot33 medegenooten.

10

Ga naar margenoot34 Ende, Ga naar margenootk Ghy Heere, hebt Ga naar margenoot35 in den [kolom] beginne de aerde gegrondet, ende de hemelen zijn wercken uwer handen:

11

Ga naar margenootl Deselve sullen vergaen, maer Ga naar margenoot36 ghy blijft altijt: ende sy sullen alle als een kleet verouden:

12

Ende als Ga naar margenoot37 een deck-kleet sult ghyse in een rollen, ende sy sullen Ga naar margenoot38 verandert worden: maer ghy zijt deselve, ende uwe jaren en sullen niet ophouden.

13

Ende tot welcken der Engelen heeft hy oyt geseght, Ga naar margenootm Ga naar margenoot39 Sit aen mijne rechter [hant,] tot dat ick uwe vyanden sal geset hebben tot een voetbanck uwer voeten?

14

Zijnse niet alle Ga naar margenoot40 gedienstige geesten, die tot dienst Ga naar margenoot41 uytgesonden worden om der gene wille die de saligheyt be-erven sullen?

margenoot1
Nam. de Vader, gelijck blijckt uyt den name Sone, die in het eynde des vers wort uytgedruckt.
margenoot2
Namelick, in de tijden des Ouden Testaments.
margenoot3
D. op menigerley stonden ende gelegentheden. Gr. in vele gedeelten.
margenoot4
Namelick, door aenspraken, droomen, gesichten, verschijningen. siet Num. 12.6.
margenoot5
Alsoo noemt de Apostel den tijt des Nieuwen Testaments, om datter onder het selve geen veranderinge meer in het leeren en is te verwachten, maer alles alsoo moet blijven, sonder toe of afdoen, gelijck het van Christo is geleert ende geordineert, tot den laetsten dagh. siet oock Ioël 2. vers 28. Actor. 2.17.
margenoot6
Nam. Apostelen ende andere Hebreen, die ’t woort uyt sijnen mont hebben gehoort, ende van welcke ’t selve door de geheele werelt is verbreyt.
margenoot7
Gr. in den Sone, D. den eygenen ende eenigh geboren Sone des Vaders, in den vleesche geopenbaert, Ioan. 1.14. want andersins waren oock de Propheten kinderen Godts, ende zijn het oock alle geloovige, Ioan. 1.12. 1.Ioan. 3.1.
margenoot8
Dit recht van Heere ende besitter van alles te zijn, heeft de Sone Godts niet alleen door dien hy alles heeft geschapen, gelijck de volgende woorden mede brengen, maer is oock tot een erfgenaem van alles gestelt, door dien hy van den Vader van eeuwigheyt tot een Middelaer is uytverkoren, 1.Petr. cap. 1. vers 20. ende van den selven inde werelt is gebracht, als hy hem de menschelicke nature heeft laten aennemen, Luce 1. vers 32. ende 2.11. Hebr. 1.6. Ende eyndelick als hy hem het werck onser verlossinge uytgericht hebbende, tot sijne rechter hant heeft verheven, Ephes. cap. 1. versen 21, 22. Philip. cap. 2. versen 9, 10, 11.
margenoota
Matth. 21.38.
margenootb
Genes. 1.3. Psalm 33.6. Ioan. 1.3. Ephes. 3.9. Coloss. 1.16.
margenoot9
Gr. de eeuwen, gelijck Hebr. 11.3. Dat is, de werelt, met alles wat daer in is, Ioan. 1.3. Coloss. 1. vers 16. Het welck den Apostel by het voorgaende voeght als de eerste reden, waerom hem de Vader tot een erfgenaem ende een Heere van alles heeft gestelt, namelick, dewijle hy alles door hem heeft geschapen: waer op de andere redenen in het volgende vers volgen, genomen van de heerlickheyt sijns persoons, ende evengelijckheyt met den Vader, ende van de onderhoudinge aller dingen.
margenootc
2.Corinth. 4.4. Philip. 2.6. Coloss. cap. 1. vers 15.
margenoot10
Namelick, in den welcken de geheele heerlickheyt des Vaders, dat is, sijn Godtlick wesen ende Godtlicke eygenschappen volkomelick zijn, ende als in een uytgedruckt beelt voor oogen gestelt worden. Het welck eenige verstaen van Christo na sijne menschelicke nature, in dewelcke hy door sijne leere, wercken, ende wonderdaden, de wijsheyt, rechtveerdigheyt, almachtigheyt, ende grondeloose barmhertigheyt Godts ons ten vollen heeft geopenbaert, gelijck Ioan. 1. versen 14, 18. ende 14. versen 9, 10, 11. oock wort aengewesen. Doch gemerckt dese tijtelen hier den sone Godts worden gegeven als een schepper ende onderhouder van alle dingen, het welck hem na sijne Godtlicke nature alleen toekomt, soo moeten dese twee tijtelen verstaen worden van Christo voor soo veel hy de eeuwige Sone Godts is, ende een licht van ’t eeuwigh licht, eenes wesens ende heerlickheyts met den Vader, nochtans van de selfstandigheyt des Vaders onderscheyden, door welcken de Vader sijne werckingen uytvoert, ende eygenschappen betoont: gelijck de sonne door haer licht de hare.
margenoot11
Ofte, afdrucksel. Om dat de persoon des Soons den persoon des Vaders volkomelick afbeelt, gelijck een afdruck het zegel. Waerom hy oock het beelt des onsienlicken Godts wort genaemt, Coloss. 1.15.
margenoot12
Gr. hypostaseos, Dat is, selfstandigheyts, ofte persoons, waer door de persoon des Vaders wort verstaen, voor soo veel hy van den Sone is onderscheyden, ende van hemselven ende in hemselven bestaet, ende als een oorspronck is van den persoon des Soons, door een eeuwige ende onuytsprekelicke generatie. Siet Prover. 8. vers 22, etc. Mich. 5. vers 1. Ioan. cap. 1. versen 14, 18.
margenoot13
D. ondersteunt, ofte onderhoudt, ofte doet bestaen, Col. 1. vers 17.
margenoot14
D. door sijnen almachtigen wille of bevel, Psalm 33.9.
margenoot15
Dit is een nieuwe reden, waerom de Sone Godts tot een erfgenaem ende Heere van alles is gestelt, namelick, om dat hy de reynighmakinge onser sonden heeft te wege gebracht, als hy nu het vleesch heeft aengenomen, ende hemselven door den eeuwigen Geest sijnen Vader als onsen eenigen Hoogepriester onstraffelick heeft opgeoffert, ende daer over ter rechter hant Godts, als onsen eeuwigen Koningh, is gestelt: waer van in ’t vijfde ende volgende Capittel breeder sal worden gehandelt.
margenoot16
Hier van siet de verklaringen op Ephes. cap. 1. vers 20. 1.Cointh. 15. vers 25. ende elders.
margenoot17
Gr. verschilliger, ofte, verscheydener name, Dat is, weerdiger, ofte uytnemender. Siet hier na Cap. 8. vers 6. welcke naem is de naem van Sone, gelijck het volgende vers bewijst.
margenootd
Philip. cap. 2. vers 9.
margenoot18
Namelick, na sijne Godtlicke nature, door sijne eeuwige geboorte van den Vader, met welcke de menschelicke nature in eenigheyt des persoons is vereenight. Want Christus maer een Sone en is, in welcken dese twee naturen bestaen.
margenoote
Psalm 2.7. Actor. 13.33. Hebr. 5.5.
margenoot19
Namelick, eygen ende natuerlicke Sone: Want andersins zijn oock de Engelen kinderen Godts, ten aensien dat sy van Godt ende na sijn evenbeelt zijn geschapen, ende tot kinderen aengenomen. Siet Iob cap. 1. vers 6. Psalm 89. vers 7.
margenoot20
Dat is, van eeuwigheyt, welcke heden genaemt wort om dat in de eeuwigheyt noch begin en is noch eynde, maer eene geduerigheyt die altijt tegenwoordigh is. Andere verstaen het van den tijt in welcke dese eeuwige geboorte in de werelt is geopenbaert.
margenoot21
Ofte, geteelt, gewonnen, geboren, namelick, door een eeuwige, boven-natuerlicke, ende onbegrijpelicke generatie. Want hy spreeckt van sulcke geboorte, op welcke wijse geen Engelen noch menschen en zijn geboren, maer alleen de Sone. Waerom hy oock de eenighgeboren van den Vader genoemt wort, Ioan. cap. 1. vers 18. ende de eygen Sone Godts, Rom. cap. 8. vers 32. Dese plaetse wort oock Actor. cap. 13. vers 33. op sijn opstandinge uyt den dooden gepast, om dat hy als dan krachtelick is bewesen de Sone Godts te zijn, gelijck Paulus spreeckt Rom. cap. 1. vers 4.
margenootf
2.Sam. 7.14. 1.Paral. 22.10.
margenoot22
Dese woorden worden wel van Salomon als een voorbeelt Christi, die den tempel te Ierusalem soude bouwen, uytgesproken, maer van Christo Iesu, als de beteeckende sake, voornamelick verstaen, die den geestelicken tempel, dat is, de gemeynte Godts, alleen heeft gebouwt, ende een Heere daer van is, gelijck den Aposel hier na Cap. 3. versen 4, 5, 6. betuyght, ende die alleen een Koninckrijck sonder eynde heeft, als de Engel verklaert, Luce cap. 1. versen 32, 33.
margenoot23
Namelick, in den 97 Psalm, alwaer een beschrijvinge is van de komste des Heeren in de werelt, om een nieuw Koninckrijck op te rechten: het welck is vervult wanneer Christus mensche is geworden, ende onder ons heeft gewoont, vol genade ende heerlickheyt, Ioan. cap. 1. vers 14. wanneer oock de menighte der hemelscher heyrscharen hem hebben aengebeden, ende sijnen name groot gemaeckt, Luce cap. 2. vers 13, etc.
margenootg
Psalm 97.7.
margenoot24
Ofte, van de Engelen, na eene Hebreeusche wijse van spreken. Siet Genes. 20.2. Iesa. 41.7.
margenooth
Psalm 104.4.
margenoot25
Dat is, als geesten, ofte winden om hem snellick te gehoorsamen.
margenoot26
Dat is, als een vlamme des vyers, om als een vyer ende blicksem sijne bevelen krachtelick uyt te voeren.
margenoot27
Ofte, van den Sone, gelijck vers 7.
margenooti
Psalm 45.7.
margenoot28
Dese woorden in den 45 Psalm, moeten nootsakelick van Christo, de ware Bruydegom ende Koningh sijner gemeynte, verstaen worden. Want dat de Ioden nu seggen datse van Salomon moeten verstaen worden, is ongerijmt, overmits Salomon nergens Godt en wort genaemt, noch sijnen throon eeuwigh en is geweest, maer alleen veertigh jaren geduert heeft, ende sijnen scepter, noch sijner nakomelingen scepter en is niet altijt geweest eenen scepter der gerechtigheyt, dewijle daer vele gebreken ende ongerechtigheden in sijne ende sijner nakomelingen regeeringe zijn geweest, gelijck de boecken der Koningen betuygen. Ende en is niet waerschijnlick dat het houwelick Salomons met de dochter van Pharao geduerigh in de gemeynte Godts soude moeten gepresen ende gesongen worden, gelijck het opschrift des Psalms vers 1. mede brenght. Het welck soo klaer is, dat selve de Ioodtsche Rabbinen bekennen dat dese Psalm van den Messias moet verstaen worden. Doch de autoriteyt des Apostels is hier in genoegh, ende boven alle tegenspreken. Door den throon wort de heerlickheyt, ende door den scepter de kracht deser regeeringe verstaen.
margenoot29
Dat is, een scepter des rechts, ofte der rechtheyt, dat is, daer geen kromheyt noch onrecht plaetse en heeft.
margenoot30
Siet de aenteeckeninge op Ioan. cap. 20. vers 17.
margenoot31
Namelick, met den Heyligen Geest, die hy in sijne menschelicke nature ontfangen heeft sonder mate, Ioan. 3.34.
margenoot32
Soo worden de gaven des Heyligen Geests genoemt, om dat sy het herte der menschen wacker ende verheught maken in Godt, ende tot haer beroep veerdigh ende gewilligh, Actor. cap. 10. vers 38.
margenoot33
Dat is, uwe broederen, ofte andere kinderen Godts, waer van Christus is de eerstgeboren. Want alle de leden van het lichaem Christi, dat is, van sijne gemeynte, zijn eenes selven Geests met Christo deelachtigh, alsoo nochtans dat de volheyt der gaven in Christo het hooft is, maer in de andere leden, na de mate der gave Christi. Siet Ioan. cap. 1. vers 16. Ephes. 4. vers 7.
margenoot34
Namelick, tot, ofte van den Sone seght hy: gelijck vers 8. welcke woorden de Apostel hier getuyght, dat van den Sone Godts geseght zijn: gelijck oock het wit des Psalms aenwijst, alsoo hy aldaer van de wederoprechtinge des Koninckrijcks Godts spreeckt ende van de verbreydinge des selfs onder de Heydenen, het welck beyde door Christum is geschiet. Psalm 102. vers 14, etc.
margenootk
Psalm 102.26.
margenoot35
Namelick, der scheppinge van alle dingen: gelijck Genes. 1.1. Ioan. 1.1.
margenootl
Iesa. 51.6. 2.Petr. 3.7, 10.
margenoot36
Namelick, van eeuwigheyt tot eeuwigheyt, sonder veranderinge: gelijck oock van Christo getuyght wort, Apoc. c. 1. vers 8. ende 22. vers 13. Siet oock Hebr. 13.8.
margenoot37
Namelick, dat ergens om wort geleght om yet te decken ende bewaren tegen regen, windt, ende hitte: ’t welck als het genoegh is gebruyckt, pleeght opgerolt, ende aen een zijde geleght te worden.
margenoot38
Siet 2.Petr. 3. vers 10.
margenootm
Psalm 110.1. Actor. 2.34. 1.Corinth. 15.25. Ephes. 1.20. Hebr. 10.12.
margenoot39
Siet hier van vers 3. ende de aenteeckeninge op 1.Corinth. 15. versen 24, 25.
margenoot40
Ofte, bedienende, Dat is, die altijt Gode ten dienste zijn, ofte om te dienen voor hem bereyt staen. Siet Iesa. cap. 6. vers 2. Ezech. 10. vers 8. Dan. cap. 7. vers 10. Zachar. 1.8. Apocal. 5. vers 11, etc.
margenoot41
Namelick, van Godt, ende van Christo Iesu selve, Apocal. 1. vers 1, etc. Daer en wort dan hier niemant van de Engelen uytgenomen, die ten dienste der geloovige van Godt niet en worden uytgesonden, gelijck sommige meynen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken