Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het v. Capittel.

1 Na de beschrijvinge des genen die op den throon sat, verhaelt den Apostel de eygenschappen des verzegelden boecks, dat in sijne hant was. 3 het welck alsoo het geen schepsel in hemel ofte op aerde en konde openen, 5 soo wort de Leeuw uyt den geslachte Iuda alleen verklaert des selven weerdigh te zijn. 7 Die het boeck uyt sijne hant ontfanght. 8 Waer op de vier dieren met de vier ende twintigh Ouderlingen sijne weerdigheyt loven. 11 ende de menighte der Engelen met haren lofsangh oock erkennen. 13 ende alle schepselen in hemel ende aerde nevens haer toestemmen.

1

ENde ick sagh Ga naar margenoot1 in de rechter [hant] des genen die op den throon sat, Ga naar margenoota een boeck geschreven Ga naar margenoot2 van binnen ende van buyten, Ga naar margenoot3 verzegelt met seven zegelen.

2

Ende ick sagh Ga naar margenoot4 eenen stercken Engel uytroepende met een groote stemme, Ga naar margenoot5 Wie is weerdigh het boeck te openen, ende sijne zegelen op te breken?

3

Ende niemant Ga naar margenootb in den hemel, noch op de aerde, noch onder de aerde en konde het boeck openen, noch het selve Ga naar margenoot6 [in] sien.

4

Ende Ga naar margenoot7 ick weende seer, dat niemant weerdigh gevonden en was om dat boeck te openen, ende te lesen, noch het selve [in] te sien.

5

Ende Ga naar margenoot8 een van de Ouderlingen seyde tot my, En weent niet: siet, Ga naar margenootc Ga naar margenoot9 de Leeuw die uyt de stamme Iuda is, Ga naar margenootd Ga naar margenoot10 de wortel Davids, heeft overwonnen, om het boeck te openen, ende sijne seven zegelen op te breken.

6

Ende ick sagh, ende siet, in het midden van den throon, ende van de vier dieren, ende in het midden van de Ouderlingen, een Ga naar margenoot11 Lam staende Ga naar margenoot12 als geslachtet, hebbende Ga naar margenoot13 seven hoornen, ende Ga naar margenoote seven oogen: dewelcke zijn de Ga naar margenootf Ga naar margenoot14 seven Geesten Godts Ga naar margenoot15 die uytgesonden zijn in alle landen.

7

Ende Ga naar margenoot16 het quam, ende heeft het boeck genomen uyt de rechter [hant] des genen die op den throon sat.

8

Ende als het dat boeck Ga naar margenoot17 genomen

[Folio 153r]
[fol. 153r]

hadde, Ga naar margenoot18 vielen de vier dieren, ende de vier ende twintigh Ouderlingen voor ’t Lam [neder,] hebbende elck Ga naar margenootg Ga naar margenoot19 citheren ende gouden phiolen zijnde vol reuckwercks, Ga naar margenoot20 welck zijn Ga naar margenooth de gebeden der heylige.

9

Ende sy songen Ga naar margenooti een Ga naar margenoot21 nieuw liedt, seggende, Ga naar margenootk Ghy zijt weerdigh dat boeck te nemen, ende sijne zegelen te openen: want ghy zijt geslachtet, ende hebt ons Gode Ga naar margenootl gekocht Ga naar margenoot22 met uwen bloede, uyt allen geslachte, ende tale, ende volcke, ende natie:

10

Ga naar margenootm Ende ghy hebt ons onsen Gode gemaeckt Ga naar margenoot23 tot Koningen ende Priesteren: ende wy sullen als Koningen Ga naar margenoot24 heerschen op de aerde.

11

Ende ick sagh, ende ick hoorde een stemme veler Engelen rontom den throon, ende de dieren, ende de Ouderlingen: ende Ga naar margenootn haer getal was Ga naar margenoot25 tien duysent mael tien duysenden, ende duysent mael duysenden:

12

Seggende met een groote stemme, Ga naar margenooto Het Lam dat geslachtet is, is weerdigh Ga naar margenoot26 te ontfangen de kracht, ende Ga naar margenoot27 rijckdom, ende wijsheyt, ende sterckte, ende eere, ende heerlickheyt, ende Ga naar margenoot28 dancksegginge.

13

Ende alle schepsel dat in den hemel is, ende op de aerde, ende Ga naar margenoot29 onder de aerde, ende die in de zee zijn, ende alles wat in de selve is, hoorde ick seggen, Hem die op den throon sit, ende den Lamme zy de dancksegginge, ende de eere, ende de heerlickheyt, ende de kracht Ga naar margenoot30 in alle eeuwigheyt.

14

Ende de vier dieren seyden, Ga naar margenoot31 Amen. Ende de vier ende twintigh Ouderlingen vielen [neder,] ende aenbaden den genen die leeft in alle eeuwigheyt.

margenoot1
’t Griecks woordeken epi wort oock overgeset aen de rechter hant: doch uyt het sevende vers blijckt dat dese oversettinge beter is.
margenoota
Ezech. 2.10.
margenoot2
Ofte, van binnen ende van achteren. Hier uyt blijckt dat dit boeck een rolle is geweest aen weder zijde beschreven, gelijck de oude veel plaghten te gebruycken. Siet een exempel Psalm 40. vers 8. Zach. 5.1.
margenoot3
Sommige verstaen dit van het boeck des Ouden ende des Nieuwen Testaments: doch alsoo hier gesproken wort van een openbaringe der toekomende dingen, die Godt Iesu Christo gegeven heeft, om daer na Ioanni kondt te doen, welcke in dit Capittel wort vertoont, soo wort het beter verstaen van het boeck der regeeringe Godts over sijne gemeynte, ende sijner oordeelen tegen de vyanden der selve, gelijck oock het open doen deser seven zegelen het een na het ander, waer op dese openbaringe volght, het selve genoegh te kennen geeft.
margenoot4
Namelick, om door sterck roepen van een yeder door de geheele werelt gehoort te worden. Ende wort dese tijtel alle Engelen Godts gegeven, Psalm 103.20.
margenoot5
Dat is, met aensien ende macht daer toe gerechtight ende bequaem.
margenootb
Philip. 2.10. Apoc. 5.13.
margenoot6
Namelick, om het gene daer in begrepen is Ioanni, ende door hem de geheele gemeynte tot haren troost ende waerschouwinge kondt te doen, volgens de belofte te voren gedaen, Cap. 1. vers 1.
margenoot7
Namelick, uyt oorsake dat hy vreesde dat hier door de belofte aen hem te voren geschiet, soo haest geenen voortgangh en mochte hebben: daer hy nochtans seer na verlanghde.
margenoot8
Namelick, die hem de naeste was.
margenootc
Genes. cap. 49. versen 9, 10.
margenoot9
Alsoo wort Christus genaemt uyt de zegeninge Iude in het testament Iacobs, Genes. cap. 49. vers 9. ende dat van wegen sijne Konincklicke ende overwinnende kracht over den duyvel, werelt, sonde, ende doot.
margenootd
Iesa. 11.10. Rom. 15.12. Apocal. 22. vers 16.
margenoot10
Gelijck oock hier na Cap. 22. vers 16. ende wort Christus alsoo genaemt om dat hy uyt den zade Davids als een wortel die uytspruyt, voort gekomen is, ende onder desen naem oock belooft wort, Iesa. cap. 53. vers 2.
margenoot11
Alsoo wort Christus hier afgebeelt om dat het Paeschlam, ende andere lammeren, die voor de sonde dagelicks geoffert wierden, Exod. cap. 29. vers 38. schaduwen Christi waren, gelijck hy oock alsoo genaemt wort Iesa. cap. 53. vers 7. Siet oock Ioan. cap. 1. vers 29.
margenoot12
Ofte, geslachtet geweest zijnde. Het woordeken als nemen sommige voor de waerheyt der sake, gelijck het Ioan. cap. 1. vers 14. ende elders meer genomen wort. Andere nemen het alleen voor een gelijckenisse, namelick, om dat Christus nu verheerlickt op den throon sijns Vaders, de lidtteeckenen van sijne wonden ende andere smerten die hy te voren voor ons gedragen hadde, in dit gesichte noch droegh, gelijck hy Luce cap. 24. vers 40. ende Ioan. cap. 20. vers 27. oock dede.
margenoot13
Hier door wort de Heylige Geest afgebeelt, dien Christus sonder mate heeft ontfangen, Ioan. cap. 3. vers 34. door welcken hy oock sijne macht ende sijne voorsienigheyt in het regeeren sijner gemeynte uytvoert.
margenoote
Zachar. 3.9. ende 4.10.
margenootf
Apocal. cap. 4. vers 5.
margenoot14
Dat is, de volheyt des Heyligen Geests. De reden van dese wijse van spreken siet Cap. 1. vers 4.
margenoot15
Gr. uytgesonden in alle het lant, ofte, de aerde. Dese woorden zijn genomen uyt Zachar. cap. 3. vers 9. alwaer seven oogen worden gegraveert op den steen, daer Godt sijnen tempel onder Iosua op bouwt, die Cap. 4. vers 10. verklaert worden te zijn de oogen Godts die het aerdtrijck doorgaen, Dat is, sijne voorsienigheyt ende Geest, waer door hy de werelt, ende insonderheyt sijne gemeynte regeert.
margenoot16
Namel. als een Middelaer tusschen Godt ende de menschen.
margenoot17
Namelick, om de zegelen daer van te openen, ende het gene daer in begrepen was te openbaren, gelijck Cap. 6. vers 1. ende volgens tot den eynde van dese Openbaringe.
margenoot18
Gelijck sy hier voren Cap. 4. vers 10. voor den genen die op den throon sat hadden gedaen: waer mede sy bewijsen, dat sy hem oock erkennen voor den eenigen ende waerachtigen Godt, van een wesen ende heerlickheyt met den Vader, gelijck de Engelen, ende alle andere schepselen, in ’t volgende hem oock deselve eere geven, die sy Gode den Vader geven.
margenootg
Apocal. 14.2.
margenoot19
Namel. gelijck de Priesters ende Leviten in den tempel plaghten te gebruycken. Van de citheren als instrumenten van musijcke, waer mede sy hare herten verhieven, ende Godt loofden, is al om te lesen in de Psalmen Davids. Van de phiolen, schalen, ofte kruycken van reuckwerck, siet 2.Chron. 4.22. Zach. 14.20. door welck reuckwerck de gebeden, die tot Godt opklommen, ende hem in Christo aengenaem waren, wierden beteeckent, als te sien is Psalm 141. vers 2.
margenoot20
D. welcke beteeckenen de gebeden der heylige: ende wort hier gesien op de wijse van doen in het Oude Testament. Want gelijck de Priesters dagelicks ende de Hoogepriester eens des jaers het reuckwerck gevoeght met het bloet der offeranden, Levit. cap. 16. vers 13. Hebr. 9. vers 4, etc. voor Godt opofferden, om te kennen te geven, dat sy als voorgangers der gemeynte, ende te samen met de gemeynte des Ouden Testaments, hare gebeden ende danckseggingen tot Godt brochten, alsoo wort oock hier afgebeelt, dat de voorgangers der gemeynte soo des Ouden als des Nieuwen Testaments in de triumpheerende Kercke in den hemel oock gesamentlick hare gebeden ende danckseggingen in Christo voor Godts throon brengen: gelijck met dese vier dieren ende vier en twintigh Ouderlingen oock alle andere heylige in den hemel hier verstaen worden, na den inhoudt van den lofsangh, die in het volgende vers wort uytgedruckt ende naerder verklaert Cap. 6. vers 10. ende cap. 7. versen 9, 10, 15. ende 8. vers 3.
margenooth
Psalm 141.2.
margenooti
Apocal. 14.3.
margenoot21
Dat is, van een nieuw maecksel, ende van eenen nieuwen inhoudt gelijck Psalm 33.3. Iesa. 42.10.
margenootk
Apocal. 4.11.
margenootl
Actor. 20.28. Ephes. 1.7. Coloss. 1.14. Hebr. 9.12. ende 10.10. 1.Petr. cap. 1. vers 19. 1.Ioan. 1.7.
margenoot22
Gr. in uwen bloede, Dat is, door, ofte met.
margenootm
Exod. 19.6. 1.Petr. 2.5, 9. Apocal. 1.6.
margenoot23
Siet hier voren Cap. 1. vers 6.
margenoot24
Sommige verstaen dit van de heerschappije der heylige op de aerde ten tijde van de duysent jaren, waer van gesproken sal worden Capit. 20. Siet daer de wederlegginge van dit gevoelen. Andere verstaen dit van een heerschappije, die de heylige in den hemel nu alreede over de menschen die op de aerde zijn, voeren. Doch strijt dit tegen andere plaetsen der Schrifture, 2.Reg. 22.20. Siet Iob cap. 14. vers 21. Iesa. cap. 63. vers 16. Ende hier wort uytdruckelick gesproken, niet van een tegenwoordige, maer van een toekomende heerschappije, die namelick als dan wesen sal wanneer sy met Christo in sijne laetste toekomste sullen sitten op throonen, ende de werelt, oock de Engelen selve oordeelen, Matth. cap. 19. vers 28. Luce cap. 22. vers 30. 1.Corinth. cap. 6. vers 3. ende wanneer de nieuwe hemel, ende de nieuwe aerde sal zijn, in welcke de rechtveerdigheyt sal woonen, 2.Petr. 3. vers 13. Siet oock Matth. cap. 5. vers 5.
margenootn
Dan. 7.10. Hebr. 12.22.
margenoot25
Dit is genomen uyt Dan. cap. 7. vers 10. waer door de heerlickheyt ende macht Godts ende Christi wort afgebeelt, die ontallicke dienaren rontom hem heeft.
margenooto
Apocal. 4.11.
margenoot26
Niet dat hyse noch niet en hadde: want hy was verheven boven allen naem die genoemt wort in hemel ende op aerde, Philip. cap. 2. vers 9. maer dit moet verstaen worden van de erkentenisse van alle dese eygenschappen onder alle creaturen, gelijck hier na wort uytgedruckt.
margenoot27
Want in hem zijn alle de schatten der wijsheyt ende kennisse verborgen, Coloss. 2.3.
margenoot28
Gr. zegeninge, gelijck oock in het volgende vers.
margenoot29
Dit wort geseght, gelijck hier na in de zee, van alle schepselen levendige ende levenloose, om dat sy alle stoffe ende oorsake geven, dat men Christo lof ende eere geve, gelijck Psalm 148. vers 1, etc. Andere verstaen door de gene die onder de aerde zijn de gene, die te sijner tijt uyt de graven sullen opstaen.
margenoot30
Gr. in de eeuwigheden der eeuwigheden.
margenoot31
Siet hier van Cap. 1. vers 7.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken