Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Stem. Jaargang 4 (1924)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Stem. Jaargang 4
Afbeelding van De Stem. Jaargang 4Toon afbeelding van titelpagina van De Stem. Jaargang 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.79 MB)

Scans (4.19 MB)

ebook (3.64 MB)

XML (1.59 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Stem. Jaargang 4

(1924)– [tijdschrift] Stem, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 302]
[p. 302]

Tooneel
door Dop Bles

Het Nederlandsch Tooneel. Ik DienGa naar voetnoot1).

De vroede vaderen van Neerland's Hoofdstad bepaalden: (Cahier des Charges art. 4) ‘Dit subsidie kan in elk seizoen driemaal een verhooging ondergaan van f 5000, telkens wanneer de vaste bespeler een eerste uitvoering van bijzonder gehalte geeft’. Elders gaven B. en W. een zekere omschrijving van zulk een uitvoering; hieronder worden dan die opvoeringen verstaan die volgens menschelijke berekening geen belangstelling vinden en nadeelige saldo's geven.

Dr. Royaards, die veel voor ‘uitvoeringen van bijzonder gehalte’ voelt, heeft Teirlinck's Ik Dien met ‘buitengewone kosten gemonteerd’, kosten zoo zwaar, dat hierdoor het spel met moeite zich buiten Amsterdam kan voortbewegen en dit niet alleen, ook het aanschouwen verplicht hierdoor tot buitengewone kosten.

Teirlinck's Ik Dien is evenwel belangrijk als poging, als proeve van moderne volkskunst. Teirlinck bleef zich zelf in de verloochening van zijn verleden - is Teirlinck niet het gevoelige instrument, dat zich door levensomstandigheden bespelen laat? - en ook Dr. Royaards bleef zichzelf in zijn onveranderlijkheid. Verschenen op een moment, waarop heel de pers zijn idealen als eigen inzichten droeg, is hij als elke persoonlijkheid, die niets meer is dan het utiliteits product van zijn tijd, verstard tot het monument van een school, gedoemd om te vallen of periodiek bekranst te worden.

Door ‘Ik Dien’ op te voeren heeft hij de waarachtige waarde: de schoone tastende beweging naar het komende, verlamd; de weifeling, willend naar nieuwe mogelijkheden, bevroor in een twijfelloos princiep.

Teirlinck gaf geen moderniseering - een moderne, bezielde beleving van 't gebeuren tot het wonder - der Beatrijs legende, hij heeft zich eer op deze legende geinspireerd - en waar hij haar meer benaderend raakt, daar doet hij dit voorzichtig aan-

[pagina 303]
[p. 303]

passend met zinrijker taal. Wij zeiden het reeds: het zich wezenlijk aanpassen is Teirlinck's wezenlijke aard.

De pretentieuse opvoering op select publiek gericht, moest wel een verlangen naar verdieping onbevredigd laten. Edoch, Teirlinck wilde niet meer dan - O Kermisvolk ben ik uw spiegel niet? - een spiegel voorhouden en wist dat men de blik zou afwenden, zoo niet durende wisseling van kleur en klank oog en ooren boeiden; hij wilde de heete adem van 't leven om de hoofden doen slaan, en niet angstig zou hier verloopen in 't luchtledige Niets, maar - zoo rust het koortsig hoofd in koele hartstochtlooze handen - door de gewijde vrede, de zoete rust van 't Verheven Huis werd hier omsloten.

Het is immer zeer hachelijk de wijding van religieuse sfeer ten tooneele te voeren; imitatie van 't liturgische doet eer ontwijdend aan. Teirlinck zocht een oplossing, in deze indicatie aangegeven: ‘Achter een groenigen wasem, in een teer morgenlicht, ontwaren wij stilaan het groote gouden altaar, dat opglanst binnen hooge voolen van diep-violette fluweel’. Hier dus de bedoeling in glanzen en tinten te immaterialiseeren. En wanneer Onze-Lieve-Vrouw haar nis zal verlaten: ‘Een vreemde glans beeft in de nis’. En wat werd ons vertoond? Een aureool, die als een behoorlijke electrische lichtreclame mechanisch werkte! Georg Kaiser, niet Teirlinck's modernisme kan zijn beslag vinden bij kortsluiting in een aureool! Voor Dr. Royaards werd ook dit spel het materiaal, waarmede hij, dank technisch kunnen iets feilloos zou opbouwen, ten koste van Teirlinck's visioen organische, bezielde eenheid. Duidelijk bleek dit in II.

De opkomst van het volk aanloeiend ten alle kant met wild rumoer en huilend lawaai, opdoemend in bruut begeeren naar uitbundigheid, wild, schrikkelijk en brutaal, deze opkomst als van alle losgelaten driften en tochten, het beangstigende instinct, het werd hier - o, in volmaakte correctheid - ingeleid door gemaniereerde rondedans, de schier mechanisch correcte weloverwogen opkomst. En na elke vertoonde stand uit Beatrys leven verhief het volk zich, zichzelf en hun stemmen in zulk een geen afwijking duldende gelijkheid, als gold het een proeve van dressuur, dit en niets meer. Geenszins hier het fataal-mechanische, waarbij de mensch het simpele werktuig werd, door lot of noodlot voortbewogen.

Teekenend is zeker bij zulk een regie, bij een verzorging tot in 't futiele, totale verwaarloozing te treffen, waar het details geldt, die om hun zin geen miskenning dulden. Wanneer b.v. in I

[pagina 304]
[p. 304]

Beatrijs zich van haar kap ontdoet, stroomt heur haar ‘gelijk een golf van tarwe’, de aureool der maagdelijkheid. Het zwaar geönduleerde kapsel was hier belachelijk tot het pijnlijke, en niet minder onbegrijp'lijk hinderlijk was het te zien, hoe Beatrijs zich moeizaam en onhandig van haar pij ontdeed; een totaal gebrek aan psychologisch inzicht verraadt dit aanvaarden van een zich bewust ontdoen.

Volstaan wij met een enkel woord de bezetting betreffend: Magda Janssens, geenszins aangewezen, om de huiverende schroom, de maagdelijke bevangenheid van de jonge ontwakende vrouw te geven, wist slechts in 't naturalistische van II zich te handhaven. Van de duivel gaf La Roche een welbewuste creatie, zijn duivel was vadsige gewetenloosheid; bij hem althans iets van 't Breugheliaansche Vlaamsche, die hier zoozeer ontbrak.

Gobeau, als Gratiaan zong wee-zoet, schijnbaar zonder begrip, zijn rol, op de bekende tonige wijs.

Blik, ‘de zilveren jongeling, beweeglijk en vlug’, gaf een imitatie van de traditioneele samenzweerder à la Hugo. Evenals Tong, de ‘gloedroode meid’, was hij slechts goed in 't passieve van plastiek in II. Mevr. Royaards als Onze-Lieve-Vrouwe dwong bewondering af.

De Heer Wijdeveld kon uit den aard niet immer Teirlinck's bedoeling met Dr. Royaard's princiep op gelukkige wijs vereenigen. De theatrale waarde van deze Teirlinck's ‘schuchtere poging’ als volksspel bedoeld, zouden wij als zoodanig vertoont dienen te zien, om te trachten de beteekenis te bepalen.

voetnoot1)
In De Stem 3e Jrg. II pag. 705 opgenomen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Ik dien. Een spel in drie bedrijven, ter verheerlijking van Zuster Beatrijs


auteurs

  • Dop Bles