| |
| |
| |
Boekbespreking
Godsdienst en ascese
Dr C.F. PAUWELS O.P., Apologetiek. - J.J. Romen & Zonen, Roermond-Maaseik, 1948 (Romen's Compendia). XVII, 773 blz. geb. f. 12, -; fr. 195.
'Romen's Compendia bevatten een overzichtelijke weergave van den rijken inhoud der kerkelijke wetenschappen', aldus staat op de achterkant van de stofomslag. Er zit de nodige waarheid in deze zin, en daarom is zij voor een reclame-zin eerlijk (zelfs bijzonder eerlijk!). Maar zij bevat toch ook een misleiding, waarop wij om het belang der lezers menen te moeten wijzen. Deze compendia zijn zeker overzichtelijk. Zij laten ook 'den rijken inhoud' der gecompendieerde wetenschap uitkomen, en wel door de veelheid van het materiaal dat zij aanraken. Maar in een ander opzicht verduisteren zij die rijkdom toch ook weer. Zij missen een dimensie, en wel de dimensie der problemen, welke juist de rijkdom der realiteit aan het ordenend verstand stelt. De lezer dezer compendia ziet zo weinig dat er ook andere inzichten en doorzichten mogelijk zijn, en de deskundige zou hem willen toeroepen: 'in aarde en hemel is er meer, Horatio...'. Neem bijv. het moraal-compendium van Jone, dat zo vaak de 'gemakkelijkste' sententie als de enige geeft: moet dit de band met het Evangelie, die in de vorm der moraal-theologie reeds totaal zoek is, ook niet in de inhoud vaak tevergeefs doen zoeken? Deze compendia kunnen nuttig zijn voor iemand - liefst reeds vakman - die in kort bestek een overzicht wil hebben over een bepaalde stof, inderdaad. Wij ontkennen dit niet, maar wilden alleen daarbij wijzen op een gevaar, dat zo licht over het hoofd wordt gezien.
Deze algemene kritiek achten wij ook van toepassing op het apologetiek-compendium van P. Pauwels. Hij behandelt de hele stof overzichtelijk en met oordeel: zo zijn bijv. alle epistemologische kwesties betreffende de theologie weggelaten, en terecht. Gelukkig wijst het Voorwoord op 'de huidige debatten over aard en opgave van de apologetiek', maar in het boekje zelf mist men een uiteenzetting met hen die de noodzaak van geloofslicht en geloofssamenhang voor het totstandkomen van het geloofwaardigheidsinzicht, en daarmee ook een samengaan van objectieve en subjectieve criteria, voorstaan - concreet genomen: een uiteenzetting met een Dechamps, Blondel, Rousselot, Masure, Levie - geheel en al. Het beperkt zich dus wel tot de 'gangbare' apologetische wetenschap, maar het geeft deze helder en beknopt.
P. Schoonenberg
Dr G.C. BERKOUWER, Conflict met Rome. - Kok, Kampen, 1948, 356 blz., geb. f. 6,90.
Prof. Berkouwer verkiest het woord 'conflict' boven 'gesprek', omdat z.i. geen gesprek de tegenstelling tussen 'Rome en Reformatie' mag verdoezelen, maar deze integendeel vrij van vertroebelende factoren aan het licht moet brengen. De katholiek kan hem voor die houding dankbaar zijn. Bij zijn vergelijking van reformatorische en katholieke leer toont Schr. een voortdurende zorg om alle simplisme te vermijden, en er zijn maar weinig finesses die hem ontgaan (zoals bijv. het betekenisvol onderscheid tussen hemelvaart en tenhemelopneming). Ook streeft hij ernaar onderscheid te maken tussen kerkleer en theologie, en wanneer hij daarin o.i. niet geheel slaagt, is dit toch niet zijn schuld, daar hij aansluit bij een 'communis opinio' der theologen. Het is bovendien voor het 'gesprek' lofwaardig en noodzakelijk om de verschillen onder één noemer te brengen, en eveneens dat schr. zich hier bij bewust blijft van het gevaar voor schematisme en constructie.
| |
| |
De theologisch geschoolde katholieke lezer zal uit dit boek allereerst leren om in de weergave van het reformatorisch standpunt alle simplismen te vermijden. Hij kijkt vanuit de andere positie over de demarcatielijn en zal daarom het onderscheid grotendeels op hetzelfde terrein localiseren als prof. B., maar het toch steeds anders beschrijven. Wij geloven nog steeds dat de Reformatie, juist tegenover het Evangelie, de 'weg der simplificatie' gegaan is, maar wij voelen wel soms de behoefte om de gangbare katholieke theologie van een contrareformatorische simplificatie te brengen tot een wijdere synthetische weergave van héél de katholieke geloofsschat. Zo zouden wij prof. B. willen aanraden om Guardini niet slechts te lezen over den ontledigden Christus, maar ook over de heilsinvloed van den Verheerlijkte. Verder zouden wij hem ook willen aanbevelen een confrontatie met een artikel van H. Rondet S.J.: La grâce libératrice, Nouvelle Revue théologique 69 (1947) 113-136. Maar een boekrecensie is geen oecumenisch gesprek!
P. Schoonenberg
Dom Anscar VONIER O.S.B., Het Sacrament van het Kruisoffer. - Het Spectrum, Utrecht-Brussel, 1948, 176 blz., f. 4,90.
Het Benedictijnse ideaal behelst, dat van het verborgen, beschouwende leven van de monnik een lichtende gloed uitstraalt, tot verheffing en hernieuwing van de wereld. Het valt niet te ontkennen, dat in het bijzonder twee zonen van Sint Benedictus een stempel hebben gedrukt op de geestelijke cultuur van onze dagen, Dom Columba Marmion en Dom Anscar Vonier. De eerste overleed in 1923, de tweede in 1938, doch beiden leven voort door de scheppende kracht van hun geschriften. Zo bezitten wij dan eindelijk een Nederlandse vertaling van het voortreffelijke boek, dat de Engelse abt schreef over de natuur van het Misoffer. De titel van de Nederlandse Uitgave is uitstekend gekozen en laat aanstonds zien, welke weg Dom Vonier bewandelt. De liturgische viering maakt voor hem deel uit van de sacramentele orde. Het Misoffer is een sacramentele voltrekking en hernieuwing van het Kruisoffer. Wie dit boek leest staat verbaasd over de theologische scherpzinnigheid van de schrijver, over zijn fijne zin voor de orthodoxe leer, over zijn diepgaande kennis van Sint Thomas, over de oorspronkelijkheid van zijn gedachten, en vooral over zijn bezielende wijding en charismatische geest. Wij kennen tot op heden geen voortreffelijker boek over het wezen van het Misoffer, over de plaats van de Eucharistie in het Heilsbestel. De ongetwijfeld zéér lastige vertaling voldoet aan onze hoge verwachting. Zij is vloeiend en duidelijk. Wij hopen, dat ook de leek zich moeite zal getroosten, om aan deze rijke, doch niet zo gemakkelijk te ontdelven bron zijn geest en gemoed te laven.
Dr M. Smits v. W.S.J.
Yves de MONTCHEUIL, Grundfragen des inneren Lebens. Aus dem französischen übersetzt. Verslag der 'Dokumente' Offenburg Baden, 128 blz. 2 R.M.
Het zal niemand verwonderen dat een deel der schaarse papiertoedeling in Duitsland voor deze vertaling is gebruikt. De opstellen die de begaafde Pater Y. de Montcheuil - door de Duitsers in 1944 doodgeschoten als aalmoezenier der Maquis - publiceerde, zijn het lezen en overdenken meer dan waard. Ze geven een interessante en originele vue op verschillende kernpunten van het geestelijk leven, zoals de verplichting der volmaaktheid, apostolaat, kunst en moraal, de wet der liefde enz. Meer dan door een strenge draad, die het boek tot een samenhangend geheel zou maken, vormen deze voordrachten een eenheid door de wijze van behandeling: 'in ihnen wird eine bestimmte Methode sichtbar; es zeichnet sich eine bestimmte Haltung gegenüber den geistlichen Problemen ab; ein geistliches Profil wird umrissen.'
J. de R.
Dr. Nic. PERQUIN S.J., Het licht der Wereld. - J.H. Gottmer, Haarlem, 1948, 287 blz., f. 4,50.
Dit boek is ontstaan in een interneringskamp in het Verre Oosten. De schrijver zat daar alleen met zijn Evangelieboekje en wat er leefde in
| |
| |
zijn eigen ziel; verder geen mensen en geen boeken. Zo is hij gaan reflecteren op de aard van dat boekje, de waarachtigheid van zijn getuigenis, de persoon en de leer van Christus, die erin werd beschreven.
En zoals het resultaat van dat denken een verrassing werd voor de schrijver, zo is ook dit boek van een zeldzame oorspronkelijkheid, van een heerlijke frisheid en een warm enthousiasme. Het is persoonlijk, sterk persoonlijk, en dat maakt er voor de lezer juist de grote aantrekkelijkheid van uit. Niet iedereen zal spontaan volledig instemmen, minstens niet zo voetstoots, met al de vues op Evangelie, Evangelisten, inzichten en bedoelingen van Christus en andere personen die in het verhaal optreden. Maar dat spoort aan om na te lezen, om zelf te overdenken en op eigen beurt enthousiast te worden. Men schaffe zich zonder aarzelen dit werk aan: iedereen zal er rijker door worden! Men geve het ook aan niet-katholieke kennissen.
L. Rood S.J.
Friedrich MUCKERMANN S.J., Frohe Botschaft in die Zeit. Ein Jahrbuch als letztes Vermächtnis. - Benziger, Einsiedeln, 1948, 317 blz., Fr. 9,50.
Uit Friedrich's nalatenschap heeft zijn zuster Maria Theresia Muckermann zijn beschouwingen over de Zondagse Evangeliën van het kerkelijk jaar, die hij in zijn laatste levensjaren in ballingschap in Zwitserland had neergeschreven, verzameld en geordend en van een verdienstelijke Inleiding over het christelijke denken en zieleleven van haar broer voorzien.
Aan het Evangelie van iedere Zondag wordt een duidelijk, bijna altijd in drie punten, ingedeelde beschouwing gewijd. Wie iets van Muckermann afweet, begrijpt, dat het geen afgesleten, alledaagse gedachten zijn. Vanuit de onvergankelijke waarheid van het Evangelie worden de problemen, waarvoor zowel het persoonlijk leven als de samenleving zich in de huidige tijd geplaatst ziet, breed en diep gezien en opgelost. Modern in de beste zin van het woord, maar ook echt 'Frohe Botschaft': een heerlijke erfenis, waarmee deze grote mens ons nog na zijn dood verrijkt.
L. Rood S.J.
J.L. DEHON S.C.J., Ons Liefdeleven voor het H. Hart van Jesus, vert. door H. Smeets S.C.J. - Schenk, Maastricht 1948, 188 bl. f. 3,25;
In Jesus' Hart. Overwegingen voor iedere dag van het jaar, II. ib. 1948, 500 bl. f. 11,25.
1. In deze serie van drie en dertig overwegingen wil de vermaarde Stichter van de Congregatie van de Priesters van het H. Hart ons de weg wijzen naar de liefde. Zijn bedoeling daarbij is, naar eigen getuigenis, om de zielen te bevestigen in de stemming, die de H. Ignatius in het boek van zijn Geestelijke Oefeningen wil oproepen door zijn Beschouwing van de Liefde. Hij beschouwt eerst de liefde van God, ook geopenbaard in Christus, tot ons en daarna ons antwoord en de hoedanigheden die onze liefde dient te bezitten. Wij zijn ervan overtuigd, dat deze meditaties, die telkens van een passage uit het N. Testament uitgaan, in haar eenvoudige maar diepgaande gedachtengang van grote vruchtbaarheid zullen blijken voor de zielen, die ernstig naar de liefde Gods willen streven.
2. Dit tweede deel van het grote werk van P. Dehon is gelijk van doelstelling en uitwerking als het eerste deel, dat wij enige tijd geleden in dit tijdschrift bespraken. Wij mogen er dus nu mee volstaan bij gelegenheid van deze zo vlotte voltooiing van het gehele werk het nogmaals van harte aan te bevelen aan allen die in de meditatie voedsel voor hun hart zoeken.
L.R.
Dr. Adr. DRUBBEL M.S.C., Zie, daar stond een rood Paard. - J.H. Gottmer, Haarlem, 1948, 130 bl.
De Openbaring van Joannes is door de aard van het boek dikwijls het slachtoffer geworden van zeer fantastische uitleggers. Om dat gevaar te bezweren, maar nog meer om het tegendeel te verhinderen, dat nl. zovelen uit angst voor de onbe- | |
| |
grijpelijkheid dit mooie boek ongelezen laten, heeft P. Drubbel deze verklaring uitgegeven. Hij heeft daarmee een verdienstelijk werk gedaan. De vertaling is nauwgezet, maar tegelijk in prettig leesbaar Nederlands gesteld. Een Inleiding verheldert de aard van het geschrift en plaatst het in de omstandigheden van de schrijver. De uitleg is kort, zonder discussie, voert niet te diep in wetenschappelijke vragen, maar is klaar en eenvoudig, ofschoon degelijk verantwoord, op een groot lezerspubliek ingesteld. Een zeer verdienstelijke prestatie, die vele katholieken meer vertrouwd moge maken met S. Jan's grootse concepties!
L.R.
Romano GUARDINI, Het Gebed des Heren. Ned. van Maria Heemskerk. - Het Spectrum, Utrecht, 1948, 135 bl. f. 2,40.
Dat het Onze Vader, als het gebed door Christus zelf ons geleerd, wel het mooiste gebed zal moeten zijn, concluderen wij, maar doorvoelen het niet altijd zo levendig. Het is daarom goed, dat een diep-denkend en fijn-voelend mens ons weer eens voorhoudt wat hij aan schatten in die eenvoudige woorden weet te vinden. Guardini is wel eens wat 'überschwenglich' - waar hij op pg. 87 zelf waarschuwt, dat hij 'op de spits drijft', is hij beslist over de spits heen! -, maar dat neemt niet weg, dat dit kleine boekje vol zit van de kostelijkste gedachten, dat het ook onder zijn eigen werken een van de eerste plaatsen zal innemen en dat het voor velen tot een blijde verrassing zal worden.
L. Rood S.J.
A. LEMONNYER O.P., De H. Catharina van Siëna als lerares van ons geestelijk leven. Nederlands van A.M. Janssen, O.P. - Reeks 'Levenswijding', Geloofsverdediging, Antwerpen, Foreholte, Voorhout, 1947, 103 blz.
Vele intellectuelen, ook onder de geestelijken, laten zich afschrikken van het lezen der mystieke werken. Dat schijnt te hoog voor hen. En toch ware het wenselijk voor de diepte van het geestelijk leven een nauwer contact te zoeken met de begenadigde zielen. Dit boek zal daartoe een welkome hulp zijn. In de stille, wijdingsvolle ogenblikken van het leven zal men graag teruggrijpen naar deze beschouwingen van de H. Catharina van Siëna over de nederigheid, de Charitas, het geduld, de sterkte, en zo meer. De vertaling van P. Janssen O.P. is voortreffelijk.
A. Darquennes
L. MESTDAGH, S.J., In Xaverius' Spoor. Losse bladzijden uit het zendelingenboek der Vlaamse Jezuieten. - Herwerkte uitgave van 'Vlaamse Jezuieten varen uit', Lannoo, Tielt, 1947, 191 blz.
Eén jaar na 'Vlaamse Jezuieten varen uit' verschijnt dit boek als de tweede omgewerkte uitgave. Dit succes is volledig verdiend. Wezenlijke veranderingen in het verhaal komen in deze omgewerkte uitgave niet voor. De beoordeling door P. Janssen in dit tijdschrift (Juni 1946, bl. 395) blijft dan ook haar volle waarde behouden.
De omwerking betreft vooral de vorm: de taal werd nog levendiger, gevatter; het verhaal nog pakkender. Wij zouden het een 'studentenuitgave' kunnen noemen. De prijs werd immers van 72 Fr. tot 22 Fr. teruggebracht. Toch heeft het boek hierdoor niet aan voornaamheid verloren. Al werden formaat en druk kleiner, toch blijft het even keurig.
L. Bruyns
Dom E. FLICOTEAUX O.S.B., Sint Jan de Doper, de voorloper des Heren. Vert. van Dr H. van PROOIJE-SALOMONS. - Het Spectrum, Utrecht-Brussel, 1948, 77 blz. f. 1,95.
In dit werkje, oorspronkelijk geheten 'Le culte du saint Précurseur', herinnert Dom F. ons aan de grote verering die de H. Kerk in haar liturgie voor den Doper aan den dag legt, een verering die - in de versoberde vorm welke zij thans in de latijnse ritus heeft - ons weldadig dicht plaatst bij het mysterie van Christus zelf. De schr. geeft, evenals zijn vnl. patristische bronnen, een
| |
| |
panegyrische uitwerking van Jesus' woord: 'er is geen groter onder de kinderen der vrouwen dan Johannes de Doper'. Wij menen echter dat een evenwichtige beschouwing daarbij een commentaar vordert van het vervolg: 'de kleinste in het rijk der hemelen is groter dan hij', hetwelk wij in dit boekje node missen.
P. Schoonenberg
P.A. POPMA pr., Ons morgenoffer, 149 blz. f. 2,25;
J.J.M. van der VEN, Leven in Gods tegenwoordigheid, 125 blz. f. 2,10;
Dr Th. PIKET, De vereniging met God, 66 blz. f. 1,25;
Prof. J.D. MAES O.P., Godsdienstfilosofie van het Communisme, 55 blz. f. 1,10, in 'Waarheid en Leven', Paul Brand, Bussum, 1948.
De brochure-reeks 'Waarheid en Leven' onder redactie van Prof. J.P. Verhaar†, heeft haar uitgave weer hervat. In 'New-look' wat formaat en typografie betreft, verschenen de bovengenoemde deeltjes.
'Ons morgenoffer' van P.A. Popma boeit vooral door de sterk schriftuurlijke inslag en de prettige toon waarin het geschreven is. Toch hadden we de verhouding kruis en offer graag wat scherper uiteengezet gezien.
'Leven in Gods tegenwoordigheid' is de visie van een leek op deze 'hartverruimende waarheid', een rustig ascetische beschouwing, die overigens weinig nieuws brengt.
'De vereniging met God' van Dr Piket beleefde in deze serie een tweede druk. Het behandelt, geleid vooral door S. Johannes van het Kruis en S. Thomas van Aquine de roeping der zielen tot de beschouwing. Een degelijk en mooi boekje over een belangwekkend probleem.
'De Godsdienstfilosofie van het Communisme' geeft een interessant inzicht in de grondgedachte van dit modern gevaar, en sluit zeer goed met een hoofdstuk getiteld: beoordeling en weerlegging.
J. de R.
A.M.D.G., Plan voor godsdienstige opvoeding. Opvoedkundige brochurereeks no 135. Drukkerij van het R.K. Jongensweeshuis, Tilburg. 48 blz. f. 0,80.
Deze brochure wil een nieuw plan tot godsdienstonderricht geven. Een methode, die hierin van de andere verschilt, dat niet de orde van het katechismusboekje wordt gevolgd, maar de orde van het werkelijk jaar. Verschillende motieven brachten de samensteller daartoe. Wij vragen ons af, of deze doorslaande genoeg zijn, en of de paedagogische waarde, die de geloofsvertolking in zich heeft, voldoende werd begrepen.
J. de R.
Margaret T. MONRO, Margaret Clitherow. Vert. door A.J.H. Boezeman. - Spectrum, Utrecht-Brussel, 87 blz. f. 1,75.
Moge dit boekje over de Engelse martelares uit de 16e eeuw ook in Nederland ruime verspreiding vinden. Het is prettig vertaald en het levensverhaal van een moeder en ideale vrouw, die alles trotseert om het katholiek geloof zuiver door te geven aan haar kinderen. Om deze en anderen te sparen, kiest zij een pijnlijke en onterende dood boven een gemakkelijkere. De sterke vrouw is zij, wier leven en dood velen tot nut zal zijn.
J. de R.
L.A.M. GOOSSENS, Op wacht bij het Kruis. - Diligentia, Amsterdam, 1948, 70 pp.
Moge het Katholiek Thuisfront, dat het initiatief nam voor deze uitgaaf, nog een talrijke serie van dergelijke boekjes het licht doen zien. Onze jongens in Indië verlangen er naar inzicht te verwerven en verdieping in de voorkomende religieuze en zedelijke problemen.
M.
| |
| |
| |
Taal en letterkunde
Bernard VERHOEVEN, Over de Lach. - Het Spectrum, Utrecht-Brussel, 1948, 110 pp., geb. f. 2,90.
Het doet antiek (in den goeden zin) aan een boekje te lezen dat 'Over de Lach' heet. Zo hadden Cicero, Augustinus of Erasmus een werk in dien trant kunnen betitelen. Intussen is dit uitvoerige essay een meesterlijk werkje, sprankelend van geest en vernuft, geschreven in een markante fijn gesmede taal, die vermoeien kan door overladenheid van beeld en vinding. De schrijver doorloopt bijna spelenderwijs de gehele comische en tragi-comische litteratuur, althans in haar toppunten, en vindt voor elk schrijver en elk verschijnsel een treffende karakteristiek en formulering. Het is een boekje voor fijnproevers en kenners der bonae litterae.
J.v.H.
F.W. van HEERIKHUIZEN, In het Kielzog der Romantiek. Studies over nieuwe Nederlandse poëzie. - Kroonder, Bussum, 1948, 225 pp., f. 6,90.
Van Heerikhuizen heeft zich een goeden naam verworven door zijn Rilke-biographie van het vorig jaar. Het boek, dat thans van de pers komt, sluit min of meer aan bij Stille Opmars, een bloemlezing met inleiding van zijn hand, die in '40 verscheen. Van Heerikhuizen houdt er van zijn zeer persoonlijke meningen scherp en duidelijk uit te spreken, wat Stille Opmars nogal kritiek bezorgde. Ook in dit werk neemt hij geen blad voor de mond en Eric van der Steen en Bertus Aafjes bijvoorbeeld krijgen de volle laag. Aafjes' Voetreis vindt echter genade in zijn ogen. Zijn kritiek is echter gemotiveerd en verantwoord en het is hem niet om de persoon te doen, doch om de zaak, om de Nederlandse poëzie. Van Heerikhuizen heeft opmerkelijke dingen te zeggen, die het overwegen waard zijn. Veel van de jongste poëzie ziet hij als de laatste opflakkeringen der Romantiek, die geen toekomst, zelfs nauwelijks een heden heeft. Wil de poëzie zich vernieuwen, dan zal er een nieuwe richting ingeslagen moeten worden. De schrijver dezer opstellen kent geen aarzelingen of onzekerheden, wat een criticus gewoonlijk ten goede komt en veel lezers aangenaam is. Toch zou men hier en daar een vraagteken willen zetten. Hoewel het geheel een verzameling is van losse beschouwingen, loopt er toch een bindende draad door het boek. Alles bij elkaar: een werk dat de moeite waard is en belangstellenden veel te zeggen heeft, al zal het kritiek en verzet ondervinden.
J.v.H.
Dr K.J. POPMA, De oudheid en wij. - J.H. Kok N.V., Kampen 1948, 112 blz. Ing. f. 1,95; geb. f. 2,95.
Een calvinist geeft hier vanuit zijn belijdenis een waardering der klassieken. Schr. wil niet vakwetenschappelijk te werk gaan en eerder opmerkingen maken dan zijn onderwerp alzijdig belichten. In een eerste helft gaat hij de waardering der helleense cultuur in het jodendom en bij de oude christelijke schrijvers na, in een tweede confronteert hij zijn standpunt met dat van Stählin, Nestle en den katholieken Dr N.J.M. van Doornik M.S.C. in diens boek De moderne gymnasiast tegenover zijn klassieke vorming (Groningen 1938). Dr Popma zet zijn standpunt voortdurend polemisch uiteen en gaat daarbij nogal haastig te werk. Onaanvaardbaar voor den katholiek is de verwerping der canoniciteit van de boeken Wijsheid en Ecclesiasticus. Op het einde van zijn polemiek met Dr van Doornik en in zijn commentaar op Sint Paulus' rede te Lystra - het slot en beste deel van dit boek - staan echter zeer behartenswaardige opmerkingen.
P. Schoonenberg
A. EGGES POST Sr., Indonesische Woordenlijst met beknopte spraakkunst. - G.B. van Goor Zonen, Den Haag-Batavia, 1948, 205 blz., f. 4,95.
| |
| |
De nieuwe Indonesische maatschappij zoekt in alles naar inheemse vormgeving. Zo worden er dagelijks hoger eisen gesteld aan de wordende Indonesische taal, om als instrument van een moderne en nationale gedachte te kunnen functioneren. Voortdurend wordt de taalschat uitgebreid door opname van uitheemse en regionale woorden in de eenheidstaal. De snelle groei waaraan het Indonesisch juist in de laatste paar jaren onderhevig blijkt, weerspiegelt zich in de elkaar opeenvolgende woordenboeken, waarvan dit het meest recente is. Schrijver heeft zijn interneringstijd te Kesilir benut voor het aanleggen van een collectie van nieuw-ingevoerde woorden die in de Maleise dagbladpers worden gebezigd. Deze zijn in deze lijst opgenomen, wat het boekje waardevol maakt; doch zonder enige verwijzing naar afkomst, frequentie of bekendheid, waardoor het hanteren van deze lijst voor vertalingen zijn onaangename gevolgen kan hebben. Dit doet nog geen afbreuk aan het werk van den samensteller, maar waarschuwt alleen tegen een te groot vertrouwen in dit woordenboekje. Men kan nu eenmaal in het huidige stadium van snelle taalvernieuwing geen woordenboek verwachten dat de huidige, heterogene taalschat van het Indonesisch adaequaat representeert.
J.B.
A.L.N. KRAMER Sr., Apakah Indonesianja? (Hoe zeg je 't in 't Indonesisch?) - G.B. van Goor Zonen, Den Haag-Batavia, 1948, 264 blz., geb. f. 5,95.
Eveneens een tijdens Japanse internering begonnen onderneming. A. Kramer, inspecteur van het Onderwijs, die zich o.m. reeds verdienstelijk maakte door een supplement van modern-Maleise woorden voor het woordenboek van Prof. Dr. Ronkel samen te stellen, biedt hier voor allen die door hun ambtelijke werkkring in contact komen met Indonesiërs een onmisbaar apparaat van technische termen in het Indonesisch. Het bevat een tiental alphabetisch gerangschikte categorieën waar men makkelijk zijn weg in zal vinden, vooral de onderwijsterminologie is goed vertegenwoordigd.
Een waardevolle bijdrage voor het zo nodige contact tussen Indonesiërs en Nederlanders.
J.B.
C.F.A. van DAM, Spaans Handwoordenboek. Dl. I, Spaans- Nederlands. - G.B. van Goor, Den Haag, 1948, 1362 pp., 2e dr. f. 17,50.
Bij firma van Goor, de bekende uitgever van woordenboeken, verschenen enige herdrukken. De belangrijkste is wel de tweede uitgave van dit werk van Prof. van Dam. Veel aanvullingen en verbeteringen werden aangebracht, en ook al klaagt Prof. van Dam in zijn voorwoord, dat hem nog vele uitdrukkingen ontgaan zijn, toch is dit woordenboek een aanwinst voor onze taalstudies. Het grote aantal uitdrukkingen bij de verschillende woorden gegeven is uitermate geschikt om de juiste waarde van een bepaald Spaans woord te benaderen. Wij zijn Prof. van Dam dan ook zeer dankbaar voor dit pionierswerk.
KRAMERS' Engels woordenboek, Engels-Nederlands en Nederlands-Engels, bewerkt door Dr F.P.H. Prick van Wely, - G.B. van Goor, 's-Gravenhage - Batavia, 1948, 1238 pp. 19e dr. f. 7,90.
'Een aantal onvermijdelijke drukfouten werden verbeterd en enige nieuwe woorden werden toegevoegd' zegt ons het voorbericht bij de 19e druk. Veel werd er niet veranderd, beide delen zijn in een band.
Dr F.P.H. PRICK van WELY, Engels Handwoordenboek. Dl I, Engels-Nederlands, 1015 pp.; Dl I, Nederlands-Engels, 928 pp. - van Goor, Den Haag, 1948, 5e dr. f. 7,90 per dl.
Deze vijfde verbeterde druk werd bewerkt door F. Prick van Wely. Veel nieuwe woorden tijdens en na de oorlog ontstaan werden toegevoegd. De uitgave van al deze woordenboeken is uitstekend verzorgd en houdt de naam, die de Firma van Goor op dit gebied heeft, hoog.
Ch.H.
| |
| |
| |
Kunst
LEOPOLD NOWAK, Te Deum Laudamus. - Gedanken zur Musik Anton Bruckners, mit Notenbeispielen. - Herder, Wien, 1947, 96 pp. (21 × 29), geb. S. 38,60.
Het 'Te Deum' van Bruckner is een vaak uitgevoerd werk. Er is derhalve alle reden om op algemeen verstaanbare wijze voor muziekbelangstellenden een analyse hierover te schrijven. Weliswaar staat in de uiteenzetting van Nowak de psychisch-gevoelige indruk der muziek op de voorgrond en zal de vakman voorkeur geven aan een meer diepgaande bespreking over de uiterlijke vorm en de melisch-harmonische structuur, doch dit neemt niet weg, dat door deze bevattelijke vorm en inhoud de grote kring der muziekliefhebbers een gedegen inzicht krijgt in de schoonheden van dit Te Deum.
Herder heeft deze uitgave verzorgd op een wijze, die Bruckner waardig is, overeenstemt met de dithyrambische stijl van den schrijver en geen wensen onvervuld laat.
J. Sm. v. W.
Dr G. KNUTTEL, wzn., De fakkeldragers van de Nederlandsche Schilderkunst. - Moerlantbibliotheek XIX, De Sikkel, Antwerpen, 1947, 187 blz., ingen. Fr. 160, geb. Fr. 185.
Welke oplossing gaven de grootste Nederlandse schilders op het vraagstuk van de verhouding tussen Geest en Stof? Ziedaar het onderwerp van dit boek. Als 'fakkeldragers' koos schr..: van Eyck, Breugel, Rubens, Rembrandt, Vermeer, van Gogh. Men kon er meer wensen, niet: andere. Maar aan het volume van een boek dient een grens gesteld, en die moet de schr. zelf bepalen. Misschien zal onze XV eeuw eerder karig vertegenwoordigd lijken, en zou iemand een van der Goes b.v. graag als 'fakkeldrager' zien opgenomen, terwijl hij thans, met de andere groten van zijn eeuw, een plaats krijgt in het 'Intermezzo'.
Schr. werd met een bijzonder uitdrukkingsvermogen begenadigd, en weet in lapidaire zinnen gedachten uit te drukken vol diepte en rijkdom. Veel is voor nuancering vatbaar, veel voor discussie, maar steeds voor een vruchtbare discussie.
Op enkele plaatsen zullen katholieke lezers misschien gestoord worden door een gebrek aan begrip bij een anders zo ruim denkende geest, nl. wanneer hij bepaalde 'slagwoorden' uit de rationalistische cultuurhistorie zeer oncritisch tot de zijne maakt. Zo bv. kent de XVI eeuw: 'de vrijmaking en de rehabilitering van de persoonlijkheid.' - Vrijmaking van wat? Rehabilitatie ten opzichte van welke ontering? Of is het feit, dat de persoonlijkheid werd losgemaakt van haar transcendente bestemming, en een louter aards-gericht, dus in de grond verminkt, individualisme verheerlijkt, een 'rehabilitatie', hoezeer het ook enkele veronachtzaamde aspecten van de persoonlijkheid tot hun recht laat komen?
De kunst van Rubens kan schr, niet religieus noemen, omdat zij de aanvaarding van de stoffelijke en zinnelijke wereld aanprijst. Alleen de overwinnaarszekerheid van de Kerk maakte 'de zinnelijke aanvaarding van de stof toelaatbaar' (p. 72), en zij 'aanvaardde het nieuwe heidensch-wereldsche element' (p. 64). Welke voorstelling heerst hier eigenlijk over de houding van de Katholiek tegenover de wereld? Het is jammer dat schr, niet heel de studie over Rubens bezielde met het inzicht, waartoe hij zich aan het slot er van toch bekwaam toont: 'Zoo bezingt Rubens in zijn laatste jaren nog in volle accoorden de heerlijkheden van het leven. Ook deze houding kan men religieus noemen...'.
A. Deblaere
| |
| |
| |
Paedagogie en psychologie
Dr. Jos. de BOER, Naar de bronnen van het geluk. Gedachten over gezinsopvoeding. Tweede druk. De Vlijt, Antwerpen; De Toorts, Heemstede, 1947, Fr. 125.
Dat een memoire zich aandient om te vertellen hoe het geluk bereikt werd, is eerder een witte raaf. Zulk een uitzondering is nochtans dit boek, dat 'een acte van dank is voor het onverdiend geluk, dat de schrijver gevonden heeft in zijn gezin en in de school. Het is een boek van een man, die niet bevreesd was zijn aandeel te dragen in den strijd van het openbaar leven, maar die in de intimiteit van het gezin altijd zijn zuiverste geluk heeft gevonden'.
Dr. Jos. de Boer eertijds rector van het Kath. Meisjeslyceum in den Haag, nu Inspecteur van het Middelbaar Onderwijs, bestuurslid van de Kath. Bond van het Gezin en zelf huisvader met een groot gezin geeft het gezinsleven. Dit is geen recepten boek, geen handleiding. Het is hier zijn gedachte en gevoelens over iets als een belijdenis en een gewetensonderzoek, het zijn overpeinzingen hardop, eerlijke in de harde levenstrijd gewonnen overtuigingen. Aan alle opvoeders aanbevolen als een ontroerende getuigenis dat het leven toch zo mooi is als het beleefd wordt volgens de wetten die God eraan gaf.
P. de Meester
Prof. Dr L. De RAEYMAEKER e.a., Vorming aan de Universiteit. Voorwoord door Mgr. Van Waeyenbergh. - 'Universitair centrum voor meisjes-studenten', E. Nauwelaerts, Leuven, 1947, 101 blz.
Meer dan ooit is het noodzakelijk, de toekomstige student en vooral meisjes-studenten op het universitaire leven voor te bereiden, want de overgang van het middelbaar naar het hoger onderwijs brengt een bruuske en bijna volledige ommekeer in denken en leven. Daarom begroeten we met vreugde het organiseren van een studie-weekend voor meisjes uit de Rhetorica. Dit boek geeft een aantal spreekbeurten bij die gelegenheid door bevoegde personen gehouden. Prof. De Raeymaeker spreekt over het persoonlijk denken, terwijl twee zijner collega's handelen over de wetenschappelijke methode en het streven naar waarheid, in heldere en practische taal.
Na die meer algemene lessen komen vier meisjes ex-Lovanienses aan de beurt, die over eigen ervaring getuigen. Ze behandelen vier beroepen die voor de vrouw openstaan: het beroep van apotheker, van lerares, van advocaat en dokter in de geneeskunde. Sterk wordt de nadruk gelegd op de sociale verantwoordelijkheid en het vereiste idealisme.
Vergeten we daarbij niet, dat het meisje op de eerste plaats op haar prachtige taak als huismoeder moet worden voorbereid en dat, veel meer dan voor jongens, de studie aan de universiteit het privilege moet blijven van een goed geschifte elite.
Misschien kon de titel beter gekozen worden. Een vormend boekje om meisjes voor te lichten, die er aan denken zich later in een vrij beroep verdienstelijk te maken.
R. Caron
J.M. de BUCK, Pourquoi se résigner aux échecs scolaires? - Desclée, de Brouwer, Brugge, 1948, 220 blz.
Schrijver is bekend om verschillende gewaardeerde werken over de opvoedingstaak van de ouders en vooral om een paedagogisch roman Dieu parlera ce soir, die erg in de smaak viel van de rijpe jeugd. In dit nieuw boek put J.M. de Buck, die te Brussel een centrum voor beroepsoriëntering leidt, uit zijn rijke ervaring. Geen geleerde uiteenzetting maar rake opmerkingen die getuigen van een diep psychologisch inzicht in de jeugd.
Bij het lezen van het eerste hoofdstuk zullen sommige strenge opvoeders, die de kracht van hun gezag uitmeten naar de omvang van de straffen die ze uitdelen, misschien geërgerd opkijken. We krijgen er een vurig pleidooi voor de middelmatige leerling: deze jongen is er erger aan toe dan de volwassene. Hij werkt immers in slechtere physische en
| |
| |
psychologische voorwaarden dan de bediende, en zijn vermeende luiheid is vooral te wijten aan een gemis aan aanpassing tussen eigen talent en opgelegde studies.
Twee hoofdgedachten beheersen het werk. Een jongen juist oriënteren is de hoogste kunst, want in onze dagen ligt de oorzaak van de overtalrijke mislukkingen aan een verkeerde oriëntatie van de kinderen. Om met een steviger zekerheid de toekomst van hun jongen te bepalen, zullen de ouders meer beroep moeten doen op een bevoegde geneesheer en een ernstig paedagoog die slechts na een grondig onderzoek hun diagnose geven. Wanneer de jongen in zijn studies niet slaagt, is er maar één wijze raad: breken met het verleden en van koers veranderen. Toch bekent de auteur dat een nieuwe oriëntering veel moeilijkheden brengt en bij een volwassene zelden met succes wordt bekroond, vooral om de verankerde gewoonten.
Met reden wordt overal grote nadruk gelegd op het uitzonderlijk belang van de karaktervorming. In onze ontwrichte en willoze wereld biedt karaktersterkte meer waarborgen voor de toekomst dan een knap verstand. De meeste mislukkingen op school vinden hun diepere verborgen oorzaken in sommige karakterleemten, die met de tijd onuitwisbare sporen in de ziel achterlaten.
Alle ouders die ernstig met de toekomst van hun kinderen begaan zijn, zullen met veel nut dit vlot geschreven boek lezen. Toch betwijfelt schrijver dat zijn raadgevingen vlug zullen worden toegepast, omdat ze meer dan eens tegen de gewone gang van zaken indruisen.
R. Caron
Monique LEVALLET-MONTAL, Anne-Marie wordt twintig. - De Kinkhoren, Brugge-Brussel, z.j., (1947), 141 blz., ingen. Fr. 35; geb. Fr. 55.
Een frisse en tevens ernstige behandeling van de grote meisjesproblemen. Zuiverheid, vrouwelijkheid, huwelijk en moederschap worden er geschetst met al de heerlijkheden en verantwoordelijkheden, naar het ideaal en naar de werkelijkheid, met het waarom en hoe. Klaar, oprecht, gezond, delikaat maar sterk wordt vanuit een ruim en juist standpunt het meisje voorbereid op een gelukkig huwelijksleven. Dit boek mag sterk aanbevolen worden. Het is de Nederlandse vertaling van het bekende 'Pour les vingt ans de Colette'.
H. De Clercq
Fl. KIELBAEY S.J., De persoonlijkheid van de jeugdleider. - Vlaamse - Scoutspers - Comité, Brussel, 1948, 133 blz., Fr. 45.
Geen technisch handboek, en ook geen meditatieboek, maar eenvoudige beschouwingen die de jonge jeugdleider willen helpen persoonlijk na te denken over plichten, werk, en verantwoordelijkheid. Dit werkje is rijk omdat het alle essentiële punten van het jeugdleiderschap behandelt, en een klank heeft die doordringt en overtuigt.
K.W.I.
Centraal Bureau voor de Statistiek, STATISTIEK van de VRIJE JEUGDVORMING 1947, Staatsdrukkerij- en Uitgeverijbedrijf, 's-Gravenhage, 1948.
Voor al degenen, die belangstelling hebben voor alles, wat de Vrije Jeugdvorming betreft, een belangrijke uitgave. Men krijgt uit deze statistische gegevens een tamelijk volledig beeld van wat op het gebied der Vrije Jeugdvorming geschiedt, althans voor zover getallen en de formulering der doelstellingen dit kunnen doen.
Jammer is het, dat in deze publicatie geen gegevens gevonden worden betreffende de sportbeoefening, maar een statistische uitgave hieromtrent over de jaren 1946-'47 is in bewerking, zodat deze lacune wel spoedig aangevuld zal zijn.
Dr Nic. Perquin S.J.
Centraal Bureau voor de Statistiek, STATISTIEK van de VOORLICHTING bij BEROEPSKEUZE en PERSONEELSSELECTIE 1946. Staatsdrukkerij- en Uitgeverijbedrijf, 's-Gravenhage, 1948.
De uitgave van de Statistiek van de voorlichting bij beroepskeuze in 1946 sluit in hoofdzaak aan bij de overeenkomstige statistieken over
| |
| |
1945 en vroeger. Het verschil is, dat thans ook de personeelsselectie en de psychologische personeelsinventarisatie in het onderzoek is betrokken. Vandaar dat nu ook een aantal bureau's is opgenomen, waarvan de werkzaamheden uitsluitend op het gebied der personeelsselectie en psychologische personeelsinventarisatie liggen.
Volledigheid is echter op dit onderdeel nog niet bereikt.
Dr N. Perquin S.J.
Dr K.H.E. de JONG, Parapsychologische verschijnselen in en buiten de mens. - Ned. Uitg. Mij, Leiden, 1947, 210 pp. geb. f. 7,90.
De waarde van dit beknopte overzicht over de parapsychologische verschijnselen ligt in hoofdzaak in de systematische indeling van de uitgebreide parapsychologische vocabulaire, in de eenvoudige uiteenzetting van de meest gebruikte termen en in de waardevolle verzameling van gegevens en bovendien van verwijzingen naar een lange serie min of meer bekende werken en verhandelingen op dit gebied.
We missen in dit boek evenwel de nodige critisch-wetenschappelijke analyse en de vereiste scherpe afbakening en het juiste gebruik van psychologische begrippen en hypotheses. We vinden te weinig heldere grote lijnen of fijn genuanceerd logisch voortschrijden, en daarentegen te veel een vaag gissen en veronderstellen op basis van een te gering aantal accurate experimentele en empirische gegevens en een lichtelijk verwarde opsomming van min of meer nauwkeurig overgeleverde bijzondere feiten, uit de vorige eeuw of uit een tijd, waarin de psychologische observatie- en experimenteercondities nog ongunstiger waren. Een bespreking van de uitvoerige en goed afgestemde onderzoekingen van de laatste jaren zoals deze in de V.S. hebben plaats gehad, zoeken we tevergeefs. Wanneer het de bedoeling van de schrijver is met dit boek een beknopte en populaire kennismaking met het inderdaad zeer moeilijke problemengebied van de parapsychologie mogelijk te maken, dan is hij hierin voor een groot deel geslaagd, uitgezonderd dat de schrijftrant de vlotheid mist en de souplesse, die over het algemeen kenmerkend is voor het genre van populair-wetenschappelijke lectuur.
Alhoewel schrijver - zoals uit verschillende passages blijkt - niet gaarne een 'botte' materialist zou worden genoemd, heeft het hoofdstuk: 'Philosophische beschouwingen' toch onmiskenbaar een materialistische strekking.
Als fundament voor wat in de andere hoofdstukken wordt voorgehouden zijn de philosophische beschouwingen een mislukking.
F. van Dooren
| |
Sociologie en recht
Raymond J. MILLER c. ss R., Forty years after: Pius XI and the social order. A commentary. - Fathers Rumble and Carty, Radio Replies Press, St Paul 1, Minn., U.S.A., XVI - 328 blz., $2,75, geb. $3,75.
De schrijver geeft hier de vertaling der encycliek Quadragesimo Anno van Pius XI met een commentaar waarin hij vooral de economische en de sociale politiek der openbare macht en de heersende sociale en economische toestanden in zijn land toetst aan de princiepen van de encycliek. Hij is er voor bezorgd elke overdrijving te vermijden en klaagt zelfs onbezonnen uitlatingen van te vurige sociale strijders aan. Van de andere kant laat hij zich vrank en vrij uit, zonder aanzien van personen. Zijn werk moet elken oprechten lezer diep treffen. Zo'n aangepast commentaar ware voorzeker ook bij ons weldadig.
K. du Bois
F. VON HIPPEL, Vorbedingungen einer Wiedersundung heutigen Rechtsdenkens. - Marburg, 1947, 56 blz.
Vier 'Vorbedingungen' ziet de schrijver: de noodzaak, dat de persoonlijke wil weer geplaatst zal worden in gehoorzaamheid aan de objectieve waarheid; het terugdringen
| |
| |
van algemene wereldbeschouwingen uit het domein van het 'rechtsdenken' (geen germanisme, onderstel ik, sinds ik het enige malen door een zo taalgevoelig jurist als P. Scholten gebruikt vond), zulks ten bate van een weidse beschouwing der werkelijkheid; weder-aanvaarding van de steeds en overal erkende, oorspronkelijke rechtsbeginselen, teneinde het 'juridische nihilisme' te overwinnen; herstel van de mogelijkheid, dat de herleefde rechtsinzichten ook beleefd kunnen worden.
Die beschouwingen van de Marburger hoogleraar zijn wel symptomatisch voor de ziekte, waaraan het rechtsdenken der Duitsers in het jongste verleden heeft geleden en voor de moeilijkheden, waarvoor zij zich thans zien gesteld bij de genezing.
J.J.M. van der Ven
Albert TIBERGHEIN en Emiel MALLIEN, De personenvennootschappen met beperkte aansprakelijkheid op privaat, notarieel fiscaalrechtelijk gebied. - 3e uitgave, 'Vlaamse Rechtskundige bibliotheek', De Sikkel, Antwerpen, 1947, 254 blz., Fr. 150.
Van dit werk is onlangs een derde uitgave verschenen die wij te danken hebben aan de samenwerking van twee in het Vlaamse land gunstig bekende auteurs. De P.V.B.A. die in België slechts bestaat sedert de wet van 9 Juli 1935, heeft evenals in andere landen, een zeer snelle uitbreiding genomen. Er dient dan ook gewezen op de uitzonderlijke verdiensten van het boek, dat niet alleen de jurist maar ook en niet het minst de handelaars en industriëlen zal interesseren. Daartoe draagt vooral bij de bevattelijke wijze waarop al wat de P.V.B.A. betreft wordt uiteengezet.
Het eerste deel is een commentaar op de wet van 9 Juli 1935, waarbij zoveel als nodig de algemene principes der wet op de vennootschappen worden behandeld. Daar de stof nieuw is en derhalve de rechtspraak over de P.V.B.A. zeldzaam, kan slechts verwezen worden naar de Franstalige commentaren of naar analoge rechtspraak.
Het tweede deel behandelt de rechten en plichten der notarissen in verband met de P.V.B.A., maar is ook zoals de auteurs zeggen in grote mate bestemd voor niet-notarissen, bijzonder door de ontwerpen der meest gebruikelijke akten.
Tenslotte wordt een soms wel bondige, maar volledige studie gewijd aan de fiscale verplichtingen der P.V.B.A. en haar leden. Behoudens een enkele uitzondering (de laatste verhoging der vaste registratierechten) is dit laatste deel bijgewerkt aan de hand der thans vigerende wetgeving. Wat betreft de inkomsten-belastingen, wordt ook nog de wetgeving der secretarissen-generaal bestudeerd, daar de bepalingen er van nog gelden voor het belastingjaar 1947. Ook de belastingen op de exceptionele winsten en op de winsten voortspruitende uit leveringen aan de vijand vinden hier hun plaats. Al zal niet iedereen zijn weg vinden - dat de bepalingen der wet vaak tegenstrijdig zijn is wel niet de schuld der auteurs -, toch zal een aandachtige studie van dit laatste deel de vennoten of toekomstige vennoten t.a.v. het steeds delicaat probleem der belastingen zeer nuttige inlichtingen aan de hand doen.
Het boek besluit met de tekst der wet op de vennootschappen en met een alfabetisch register.
C. Caenepeel
Prof. Dr. L. BENDER O.P., Het Recht. Rechtsphilosophische verhandelingen voor juristen en andere ontwikkelde personen. - Paul Brand, Bussum, 1948, 317 bladz. geb. f. 7.
In veertien beknopte hoofdstukken zet Schr. op de hem eigen glasheldere manier enige voorname vragen der rechtsphilosophie uiteen.
We kunnen ons als eerste kennisname van de algemene beginselen en begrippen van de Thomistische rechtsleer moeilijk een betere gids voorstellen dan deze overzichtelijke, consequente en duidelijke verhandelingen. Er zijn zeker kwesties, waar we enigszins anders over zouden denken dan de schrijver; zo zouden we de zedelijke gelding van het recht liever niet baseren op een alleen aan de individuele persoon toekomende
| |
| |
zedelijkheid, aangezien we menen dat de moraliteit in haar wezen direct ook de gemeenschap raakt; en van de andere kant de verschillen in gelding van natuurrecht en positief recht, en, bij alle gelijkheid, toch ook het verschil tussen recht en moraal meer geaccentueerd wensen. Maar men kan nooit beter beginnen dan met de bestudering van een geheel, waarin de opvattingen van de auteur in strakke logica in ieder onderdeel worden volgehouden. En hierin is het werk van Dr. Bender perfect!
P.H.
Mr. Dr. H.G. RAMBONNET, Het wezen van het huwelijk en de echtscheiding; - G.G.G. n. 630, 's Hertogenbosch, 1948, 80 bladz.
Schr. beoogt een beknopte verhandeling te geven over de diepere beginselen inzake huwelijk en echtscheiding, voor breder kring toegankelijk dan de bestaande omvangrijke studies. Het eerste gedeelte handelt over het wezen van het huwelijk.
Het tweede deel ontwikkelt vanuit het standpunt uitsluitend van het natuurrecht, zoals Schr. het opvat, dat echtscheiding bij onderlinge toestemming volstrekt, op gronden echter van algemeen belang op gezag van de overheid wel in het algemeen, maar niet volstrekt is uitgesloten. De auteur merkt uitdrukkelijk op, dat hij hier niet ingaat op vragen van positief goddelijk recht. Hiermee redt hij ongetwijfeld de orthodoxie van zijn standpunt; maar is de bruikbaarheid ook gered?!
Naast de talrijke geschriften over deze materie, die niet zelden overvloeien van deernis en jammer over het harde lot van echtelieden, die een plaag voor elkaar zijn en toch niet snel genoeg kunnen scheiden, is een boekje als dit een weldaad: het zoekt de oplossing niet in het uitdoven van de walmende pit, maar in beginselen en motieven, die het huwelijksleven kunnen voeden en, zo nodig, vernieuwen.
P.H.
Albert DANDOY, Le prolétariat et ses problèmes. - Ouvrage hors Série de la Collection 'Batir' Casterman, Doornik, 1947, 215 blz. fr. 45.
De schrijver toont in kalme bewoordingen maar toch bijzonder duidelijk en zelfs scherp aan wat het proletariër zijn inhoudt; welke stoffelijke maar nog meer culturele en zedelijke nadelen het voor den loonarbeid, vooral voor den loonarbeider in grote ondernemingen meebrengt. Wat dan gedaan? In zijn antwoord op die vraag brengt de schrijver treffende opmerkingen naar voren; hij raakt evenwel slechts even de meest actuele vraagstukken aan, nl. die betreffende de structuurveranderingen waardoor men medezeggenschap aan den werknemer wil geven.
K. du Bois
| |
Geschiedenis
B. STEVENS O.F.M., Geschiedenis van de Middeleeuwse Beschaving, 'Magistra Vitae', IV. - De Vlaamse Drukkerij, Leuven; Standaard-Boekhandel, Brussel, 1948, VIII-287 blz., geïll., Fr. 125.
Met het verschijnen van dit deel over de Middeleeuwen heeft de reeks Magistra Vitae de voorlaatste etape naar haar voltooiing afgelegd; het deel over de Romeinse beschaving moet de serie afsluiten. Iedereen kent de opzet en de methode van deze handboeken: onnodig derhalve er hier over uit te weiden (cfr. K.C.T. Streven, I.7, April 1948, blz. 747-748).
Afstekend tegen het heidendom van de Oudheid en tegen het individualisme van de Moderne Tijden, rijzen de Middeleeuwen in de geschiedkundige ontwikkeling op als de periode 'waarin de Westeuropese maatschappij officieel christelijk werd en daardoor een eigen geest bezat' (blz. 1). Het eerste deel schetst de wordingsperiode van deze kerstening, van af het vrijheidsedict van Constantijn (313) tot aan Karel de Grote (ca. 800), met als titel: de Lente van de Middeleeuwen. Het woord Lente moet zeker de tegen- | |
| |
hanger vormen van de benaming Herfsttij, door het meesterwerk van Huizinga vereeuwigd. Toch klinkt het wat euphemistisch voor deze sombere, ruwe, bloedige wordingstijden! De Bloeitijd van de Middeleeuwen loopt van ca. 800 tot ca. 1300: de tijd waarin de middeleeuwse christelijke geloofsgeest tot zijn duidelijkste en rijkste uiting komt op letterkundig en kunstgebied, in de economie en de politiek. Tenslotte komt het Herfsttij van ca. 1300 tot 1450: de periode van de standen en de corporaties. De in dit werk voorgestelde indeling is vatbaar voor kritiek. Het einde van de Lente had men b.v. kunnen plaatsen na het definitief ineenstorten van het Karolingische rijk, de bloeitijd laten aanvangen met de opkomst van de Capetingers in Frankrijk en van het H. Roomse Rijk in Duitsland en met het ontstaan van het leenroerig stelsel. Het Herfsttij begint eveneens wat vroeger dan bij Huizinga. Doch de gebruikte indeling is stellig te verdedigen.
Dit synthesewerk omspant een tijdruimte van meer dan tien eeuwen, die ongemeen rijk is aan feiten, aan nieuwe stromingen, aan diepgaande kenteringen. De Respublica christiana lost zich gaandeweg op in nationale staten, de landelijke economie evolueert over de stadseconomie naar een vrijer internationaal verkeer, de kunst ontwikkelt zich van de eenvoudige basiliekkerk naar de typisch christelijke Romaanse en Gothische stijlen, om tegen het einde der Middeleeuwen op de Vroeg-Renaissance uit te lopen, maar bovenal de diepreligieuze christelijke geest doordringt de hele Westerse beschaving.
De synthetische blik van de auteur is tegelijk breed en scherp: in een chaos van allerlei gegevens heeft hij orde en klaarheid gebracht. Wij vragen ons enkel af, of de samenvatting soms niet wat té bondig is. Zo moet b.v. een H. Thomas van Aquino het met een eenvoudige vermelding stellen (blz. 131). In de bibliographie hadden wij sommige boeken vermeld willen zien, b.v. een Kurth op blz. 32, een Spangenberg, Vom Lehnstaat zum Ständestaat op blz. 108 of 195, de Société d'ancien Régime van Prof. E. Lousse op blz. 122.
Toch is het te verwachten en hoogst wenselijk, dat dit gedegen en met zorg uitgegeven boek de leidraad worde van allen die de Middeleeuwse geschiedenis instuderen.
J. Van der Straeten
P. Dalmatius van HEEL O.F.M., De Minderbroeders te Gouda, Dl. II 1633-1947. - Drukkerij Verzijl, Gouda, 1947, 218 blz.
In dit tweede deel geeft de schrijver een overzicht van de werkzaamheden der Minderbroeders sedert 1633 als missionaris op de missiestatie en later in de parochie van St. Joseph. Pater van Heel gebruikt veel ongedrukte gegevens, zodat hij met zijn boek een nieuwe kijk geeft op de werkzaamheden der Minderbroeders, maar ook op de toestand van de katholieken te Gouda gedurende deze periode.
P.G.
Arthur de BRUYNE, De Boerenkrijg, 1798, 'Voor Outer en Heerd'. - Volksreeks nr 358, Davidsfonds, Leuven, 1948, 200 blz., 32 en 48 Fr.
Een boek dat met veel nuance en zin voor historisch perspectief de geschiedenis van de grootste volksbeweging in de Franse bezettingstijd weergeeft. Geen overdreven verheerlijking en goedkope romantiek, zoals men gemakkelijk in de literatuur over dit onderwerp vindt, maar nuchter en zakelijk wordt het ontstaan en de ontwikkeling van de spontane weerstand tegen den verdrukker getekend. Deze had de zware vergissing begaan het volk aan te randen in zijn heiligste rechten, in zijn vrijheid en godsdienst, en methodes te gebruiken, waartegen onze mensen zich steeds te weer stelden.
Toch is het boek geen koude opsomming van enkele feiten en schermutselingen, maar een vlot en levendig verhaal, gedragen door een piëteitvolle verering voor de helden van die donkere dagen. Bijzonder interessant is het vast te stellen hoe het verraad van de volksleiders van 1789 en van de buitenlandse mogendheden onze mensen dwongen alleen op hun eigen beperkte middelen te rekenen en zo het karakter van spontaan zelfverweer accentueerde, hoe alleen het Vlaams gedeelte van het
| |
| |
land zich verweerde en hoe de passiviteit van Wallonië leidde tot de aanvaarding van het Franse bewind en zijn anti-christelijke levensbeschouwing, die van af dit tijdsbestek het Zuidelijk deel van België zal kenschetsen. Moge het werk in een tijd dat zovelen sceptisch twijfelen aan de hoogste waarden van recht en waarheid weer de bezieling geven, die onze voorouders 150 jaar geleden tot het verweer dreef, en ons volk zolang geluk, zegen en rijkdom gaven.
P. Lenders
Hilaire BELLOC, Richelieu. Nederlands van Dr. M.H. Jacobs. - Spectrum, Utrecht-Brussel, 1948, 212 blz., geb. f. 8,25.
Ofschoon Belloc al geruime tijd dood is en de eerste uitgave van dit werk dagtekent van 1930, kan men de vertaling van dit werk toch niet overbodig noemen. Ware dit boek na de tweede wereldoorlog geschreven, de schrijver zou waarschijnlijk slechts weinig aan de inhoud veranderd hebben. Want het éne punt, waaraan hij de meeste aandacht schonk, namelijk: dat de eredienst van de nationaliteit de plaats ingenomen heeft van de oude religie, waaraan Europa haar ontstaan dankt, is sinds nog duidelijker naar voren gekomen. De schrijver heeft zich bij deze biografie een tweeledig doel, waarin hij het werk verdeelt, gesteld. Vooreerst 'De aard van het Resultaat', en vervolgens 'Het verloop van het Resultaat'. De aard van het resultaat bestaat in het stuiten der katholieke reactie, in het verval van het Oostenrijkse Huis, in het verlies der Spaanse koloniën, in de versterking van de protestantse cultuur, in de opkomst van de modern georganiseerde staat, die Frankrijk werd. 'Het verloop van het resultaat', waarmee bedoeld wordt, hoe dit alles door Richelieu is veroorzaakt, is het onderwerp van het tweede deel. Men hoeft Belloc niet te prijzen om zijn pittige stijl of om zijn persoonlijke inzichten. Zijn verdiensten op dit terrein zijn bekend genoeg. Daarom zal een liefhebber van geschiedenis dit werk gaarne ter hand nemen, dat door Dr. Jacobs uitstekend vertaald is.
K.J.D.
Aquilinus EMMEN O.F.M., Franciscus de Hollandia O.F.M., 1650-1708, in saeculo Albertus Burgh. Nova documenta biobibliographica. Quaracchi, Collegium S. Bonaventurae, 1947; Extractum ex Periodico Archivum Franciscanum Historicum, an. XXXVII, 1944 (prodiit mense Sept. 1947).
Zoals de titel van dit werkje aanduidt, worden in deze levensschets nieuwe documenten gebruikt, nl. verschillende eigenhandige bundels mss. door de schr. in Italie ontdekt. Daardoor komt deze nederlander, die zich in Italie van het protestantisme bekeerde, Minderbroeder werd en zich als professor in philosophie en theologie en in controversiekwesties onderscheidde in een nieuw licht te staan. Als consultor van het H. Officie moest hij verslag uit brengen over werken van Nederlandse Jansenisten. Na het korte biographische gedeelte, volgt dan een beschrijving naar de hss. van Franciscus' werken over theologische onderwerpen, zijn oordelen over de boeken voor het H. Officie, zijn brieven die antwoorden zijn op theologische moeilijkheden en zijn aantekeningen over het Jansenisme.
P.G.
VOLTAIRE, Karel XII van Zweden. Vert. door Dr J.A. Schröeder, 273 blz. in 8o, s.d., - Antwerpen, Het Kompas; Amsterdam, L.J. Veen's Uitgeversmaatschappij, frs 110.
Het is minder bekend dat Voltaire als historicus enkele merkwaardige werken produceerde in een geest, die reeds de moderne historiographie aankondigde. Zijn geschiedenis van den Zweedsen Koning Karel XII (17-1718) heeft daarom als historische uiteenzetting ook nu nog zijn waarde.. De vertaling, die ons hier wordt geboden, tracht in een prettige taal de levendigheid van den Fransen auteur weer te geven. Onvermijdelijk verliezen bij een vertaling een reeks woorden en wendingen de eigen klank, die zij in de Franse literatuur der 18e eeuw en bijzonder in het oeuvre van Voltaire hadden. Toch kweet de vertaler zich goed van zijn
| |
| |
taak. Mogelijk had de uitgave nog wat kunnen winnen door het vermijden van enkele slordigheden, het weergeven van alle data van de originele tekst en het bijvoegen van nog enkele notas.
P. Lenders
| |
Land en volkerenkunde
Maurice VERSTRAETE, Aperçu de droit civil du Congo Belge, de la condition de ses habitants et des personnes morales. Conflits coloniaux. - Editions Coloniales Zaïre, Antwerpen, 1946, 215 blz.
Zeer bescheiden, te bescheiden spreekt de schrijver van zijn werk: 'Het is maar een overzicht, ten dienste van oningewijden. Feitelijk hebben wij hier een omwerking van zijn groot Nederlands werk 'Het Kongoleesch Burgerlijk Recht'. De Personen en Internationaal privaat recht, door Maurice Verstraete en Gérard Sobre, verschenen in 1945 in de grote collectie 'Belgisch Publiek en Privaat Recht'.
Alhoewel hij hier het wetenschappelijk apparaat dat zijn groot Nederlands werk opluisterde niet heeft opgenomen, geeft ons de geleerde jurist een grondige, buitengewoon klare en bevattelijke handleiding voor de XV Titels van het Ie Boek van Burgerlijk recht. Zeer nuttig boek voor alle belanghebbenden, ook voor missionarissen, voor wie de kennis van het Kongolees Burgerlijk Recht noodzakelijk is geworden.
J. Van Wing S.J.
J. VERSCHUEREN, La République d'Haïti, I Panorama d'Haïti, le pays et la mission, II Echos d'Haïti, esquisses et récits, III Le culte du Vaudoux en Haïti. - Sculdis Uitgaven, Wetteren; Lithielleux, Parijs, 1948, 539, 514 en 467 blz., Fr. 125, geb. Fr. 175, de drie delen Fr. 350, geb. 500, Fr. 625, 875, 1750, 2500.
De schrijver wil ons met Haïti bekend maken en in het bijzonder met zijn godsdienstige toestand. Daar woont een bevolking onttrokken aan de geboortegrond van haar voorvaderen en zedelijk ontaard door hen, die haar moesten opheffen: door de meesters die haar in slavernij uitbuitten. Geen wonder dan dat Haïti, na in het begin der vorige eeuw zijn slavenjuk te hebben afgeworpen, ruim een eeuw lang politieke anarchie beleefde. Gelukkig kwam eindelijk in 1915 redding door tussenkomst van de Verenigde Staten. Wapenvertoon dwong toen eerbied af en de orde werd hersteld, bijna zonder bloedvergieten. Meer nog, toen in 1934 de voogd zich terugtrok bleef politieke rust heersen.
De godsdienstige en de zedelijke toestand blijven evenwel bedenkelijk. De bevolking is in naam nog nagenoeg katholiek, maar slechts een kleine minderheid praktiseert. Er is - en was altijd - nijpend gebrek aan priesters en bijna geen inlandse clerus. Hierbij komt dat de dienst van Vaudoux daar nog steeds blijft heersen: heidense opvattingen en praktijken, uit Afrika afkomstig.
Het werk is duidelijk geschreven. Wij hadden het echter iets meer kernachtig gewenst, het samensmelten van de delen I en II om talrijke herhalingen te vermijden, en ook wel een vlotter taal.
K. du Bois
Clément VAN STRAELEN, Wegwijzer voor wie naar Kongo wil. - Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1947, 49 blz., Fr. 20.
Een sympathiek boekje, geschreven door een hoogstaanden magistraat, die nooit naar Kongo reisde, doch Kongo kent: Veertig jaar geleden schreef hij reeds een belangwekkend werk over de Missies in Kongo. Het boekje is klein van formaat doch rijk van inhoud, handig en praktisch, een betrouwbare gids voor wie naar Kongo wil.
Schrijver heeft geen rekening kunnen houden met het Besluit van de Regent, 1 Juli 1947 - Bestuursinrichting van de Kolonie. Tabellen van de Kaders van het Bestuur in Afrika. - Statuten der beambten van het Koloniaal Bestuur. - Statuut van de beambten van het Bestuur in Afrika.
J. Van Wing S.J.
| |
| |
Ger. BAZELMANS, Het verborgen India. - Het Spectrum, Utrecht-Brussel, 1948, 298 pp. geb. f. 9,75.
Missionarissen moesten meer schrijven. Inderdaad, van wie kan men een beter terzake kundig overzicht van welk volk ook verwachten, dan van een missionaris, die lange tijd onder dit volk verbleef. Pater Bazelmans, Norbertijn, behandelt hier kort en duidelijk verschillende aspecten van het Indische leven. De verschillende godsdiensten en een uitstekend overzicht over de problemen en moeilijkheden van de missie vormen de hoofdschotel. Het volk is hem dierbaar geworden, en de godsdienst is de sterkste 'verborgen' drijfveer van den Indiër. Al verzwijgt hij de mistoestanden allerminst, toch kan men zich afvragen of het beeld dat hij hier van India geeft, niet al te sterk geïdealiseerd is.
Het boek is van enkele kaarten en een uitgezocht stel foto's voorzien; vooral voor katholieken wordt lezing aanbevolen.
C.K.
| |
Varia
Prof. Dr. A.J.P.v.d. Broek, De dageraad der mensheid. - N.V. Oosthoek's Uitg. Mij, Utrecht, 1947, 216 blz. en 150 illustr., geb. f. 7,90.
Reeds vroeger heeft Prof. van den Broek over deze materie geschreven: in 1926 Praehistorie van den mensch en in 1936 De oudste geschiedenis van den mensch. Veel uitgebreider, vollediger en geheel bijgewerkt met de nieuwste gegevens geeft dit boek een imposant overzicht van hetgeen na moeizame onderzoekingen en opgravingen bekend geworden is van de oudste mensenrassen op aarde.
Na enkele geologische en anthropologische gegevens als inleiding volgt een bespreking van de fossielen van de mens in Europa en daarbuiten. Interessant is vooral de palaeontologie en de praehistorische cultuur. Het lichaam van de mens heeft na het steentijdperkt niet veel verandering ondergaan; de culturele ontwikkeling wel. Zelfs zijn, zoals bekend, in protohistorische, - en nog in historische - tijden culturen ontstaan, tot bloei gekomen en weer vergaan. Men moet respect hebben voor een wetenschap die, ondanks het feit dat de vele vondsten zo weinig variatie en houvast geven, daaruit toch vrij goed gefundeerde conclusies weet te trekken. De schrijver hoedt zich angstvallig voor fantasie. Zo is ook zijn laatste hoofdstuk over de 'afstamming' van de mens zeer voorzichtig-critisch neergeschreven; de fossielen leren hieromtrent eenmaal weinig.
Is het wonder dat iemand, die zich zo verdiept heeft in de alleroudste cultuurgeschiedenis, op het einde van zijn boek zich beangst afvraagt of de huidige cultuur zal blijven groeien of teloor gaan, en of de aarde bevolkt zal worden met homines bonoe voluntatis, wien in de Kerstnacht het in terra pax werd toegezongen.
C.R. Zijerveld, arts.
Prof. Paul MAHIEU, De reclame. - Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1948, 207 blz.
Deze studie is in de eerste plaats voor de praktijk bedoeld, terwijl de theorie uiteengezet wordt om de praktijk te verduidelijken en aan te vullen. Het werk is zeer methodisch opgesteld. Misschien kon hier en daar verder in bijzonderheden getreden worden. Of heeft de Professor bedoeld enkel een uitgebreide inleiding aan te bieden? De bibliografie aan het einde van het boek doet het ons vermoeden.
K.B.
|
|