| |
| |
| |
[1957, nummer 2]
Karaktertrekken der huidige orthodoxe Theologie
Dr. Olaf Hendriks A.A.
WIJ beperken ons hier tot de theologie der orthodoxe griekse en russische kerk, daar zij meer dan de jacobitische, koptische en armeense, nieuwe vormen heeft aangenomen en zelfs de oude ketterijen van het nestorianisme en het monophysitisme doet herleven. Van deze theologie willen wij slechts enige karaktertrekken naar voren brengen, door eerst een inzicht te geven in de orthodoxe theologie zelf en daarna in hetzelfde kader nog duidelijker de kenmerken ervan te onderstrepen.
| |
1. De orthodoxe theologie in het algemeen
Ofschoon in feite deze theologie nog steeds innig verweven is met de spiritualiteit en de liturgie, duidt zij toch niet meer uitsluitend de mystiek of beschouwing aan, zoals bij de oudste oosterse geestelijke schrijvers, maar omvat ongeveer dezelfde inhoud als onze theologische wetenschap nl. de verstandelijke uitleg en de verdediging van de geopenbaarde waarheden, waarin echter het mystiek, pneumatisch en eschatologisch karakter meer overheerst dan bij ons. De grote moderne theologische werken worden gewoonlijk betiteld: Ta Dogmatica kai Sumbolica: De Dogmatica zijn de gedefinieerde geloofspunten van de eerste zeven oecumenische concilies, waarbij gewoonlijk ook de credo's van Nicea en van Nicea-Constantinopel worden inbegrepen, alsook de oude canons der Kerk, welke de traditie steeds heeft aangenomen, en zelfs als een teken des tijds, de tekst van de Liturgie van de H. Joannes Chrysostomus; de Sumbolica zijn de geloofsbelijdenissen of liever een min of meer geautoriseerde uitleg daarvan. Om slechts enige voorbeelden te geven: de encycliek van Photius aan de oosterse bisschoppen (866), de eerste brief van Michael Caerularius aan Petrus van Antiochië (1054), de geloofsbelijdenis van de Synode van Constantinopel (1722 en 1834), het antwoord van de orthodoxe patriarch aan Pius IX (1848), de veroordeling van het pausdom door het congres van Moskou (1948), enz.; de antwoorden aan de anglikanen en protestanten, zoals de brief van patriarch Jeremias aan de theologen van Wittemberg (1573, 1581), de acten van de Synode van Constantinopel tegen Cyrillus Lucaris en tegen het calvinisme (1638), de geloofsbelijdenis van Dositheus tegen het calvinisme enz.; de algemene geloofsbelijdenis van
| |
| |
Georges Scholarios (1455) en Petrus Moghila (1643), de verschillende stellingen tegen de oecumenische beweging (1920, 1952). Hun gezag hangt af van de theologie, welke hen inspireert en van de toestemming, welke de kerken haar geven. Zij zijn geen geloofsdocumenten en zijn aan verandering onderhevig. Daar zij een soort systematische theologie vormen, zijn zij de getuigen van het theologisch systeem van een persoon of een tijdperk en van de continuiteit der orthodoxe traditie. Kenmerkend op dit gebied is het werk van de griekse theoloog Joannes Karmiris van de theologische academie van Athene, die het eerst een algemene verzameling van deze bronnen met een kort commentaar heeft uitgegeven en de waarheden, die gewoonlijk als geloofsleer aanvaard worden, bijgewerkt heeft (Ta Dogmatica kai Sumbolica, Athene, 1952).
Deze theologie, die gestimuleerd wordt door de huidige herenigingsbeweging, vond vooral haar richting in het bekende orthodox theologisch congres van Athene (1936), waar de emancipatie van de orthodoxe theologie haar beslag kreeg door het afwijzen van alle katholieke en protestantse elementen en door het teruggrijpen naar haar eigen rijke traditie nl. de studie der Vaders en de bevestiging van de gehele orthodoxe onfeilbaarheid of de sobornost-idee van Chomijakov. De huidige vooraanstaande theologen van deze richting zoals Alivisatos, Karmiris, Bratsiotis, Trembelas, Bonnis, Joannidis e.a. verrijken niet alleen de orthodoxe theologie, doch hebben ook een ongekende invloed in de oecumenische beweging.
Totaal verschillend van deze richting, ofschoon geïnspireerd door eenzelfde emancipatiegeest, is de strekking van de theologen van het orthodox theologisch instituut van St. Sergius te Parijs, met mannen als Sergius Boelgakov, Benjamin, Bedyaev, Ilyin, Frank, Karsavin, Lossky, Florovsky, Zander e.a., die allen uit de russische emigratie van 1917-1922 kwamen. Wanneer men de grote lijst van werken ziet, welke de professoren gedurende een kwart eeuw gepubliceerd hebben, staat men verbaasd over hun geestelijke productiviteit, en meer nog over hun stoutmoedigheid, waarmee zij in hun geschriften een geloofspunt in het modern wetenschappelijk licht der bijbelstudie, patrologie en psychologie behandelen. Reeds lang was in de russische orthodoxie een beweging gaande, welke naast een grotere kerkelijke vrijheid ook een zuiver theologische emancipatie voorstond. Lang vóór de revolutie hadden de slavophielen, vooral onder leiding van Chomijakov, teruggegrepen naar een nieuwe orthodoxe theologie, origineel en onafhankelijk van westerse invloeden. Het was een reactie tegen de wijdvertakte respectievelijk katholieke en protestantse richting van de kerkelijke academies van Kiev en Moskou. De grote sobornost (synode) van 1917-1918 te Mos- | |
| |
kou was de overwinning over het synodale tijdperk, waarin de staat de theologie beheerste. Door de revolutie, waaruit de scheiding van kerk en staat voortkwam en vooral door de russische emigratie, welke van iedere dwang bevrijd werd, kon een nieuwe stroming zich verwezenlijken. In Rusland zelf kon de herleving zich wegens de omstandigheden en bij gebrek aan krachten, bibliotheken en academies, niet sterk uitleven; langzamerhand beginnen daar ook de theologische studies te herleven en is het aan sommige theologen toegestaan het contact met protestantse theologen en patrologen op te nemen. Reeds op het einde der vorige eeuw waren in Rusland theologen, die tegenover de moderne westerse stromingen verplicht waren,
de grondslagen van de orthodoxie in het licht van de moderne wetenschap te herzien, zoals Svetlov, Sergius, Antonius, Tarasius, Tareev, Nesmolov, Petrov, Ponomarev, Arseniev, Glubokovsky. Het is een vraag of de huidige theologie in Rusland tenslotte deze richting weer op kan nemen en versterken om zich ook te laten meesleuren door de nieuwe stroming van St. Sergius, welke ook dikwijls de richting van Athene overheerst.
De theologische emancipatie van de slavophielen, van de sobornost van 1917 en uiteindelijk ook van het congres van Athene (1936) heeft haar volle ontplooiing gevonden onder de theologen van de russische emigratie. Men kan hier spreken van een zuivere theologische stroming, daar men niet alleen de dogmatica en symbolica commentarieert, maar vanuit het geheel van het orthodoxe geloof wil redeneren en antwoorden op de stellingen van de moderne psychologie. Vandaar dat de moderne orthodoxe theologie de moeilijkste problemen naar voren brengt zoals de psychologie van Christus, de persoon, de twee naturen, de kennis, het geweten enz., alsook de centrale theologische leerstellingen als een geheel beschouwt. Zo heeft Boelgakov de bedoeling een totaal oorspronkelijke en onafhankelijke christologie op te bouwen, wel bewust dat vóór hem nooit een voldoende oplossing van het probleem der hypostatische vereniging gegeven is. Er is echter nergens sprake van een theologische synthese, zoals deze bij ons bestaat b.v. in het thomisme. Zelfs de sophiologie van Boelgakov heeft niet de pretentie een synthese of systeem te zijn, dat de gehele geloofsleer en geloofsinhoud belicht. Daar echter de christologische problemen onmiddellijk hun weerslag hebben op de marialogie, ecclesiologie, sacramentenleer, genade, enz. kunnen wij toch spreken van een moderne orthodoxe theologie, welke de gehele leer bevat.
Hetgeen de benadering van de moderne orthodoxe theologie nog moeilijker maakt, is de afwezigheid van elk bepalend gezag alsook van het onderscheid tussen waarheden van goddelijk en kerkelijk geloof.
| |
| |
Het sobornost-criterium of de toestemming van de gehele kerk is voor ons moeilijk te beoordelen, evenals ook de wetenschap, wanneer een theoloog spreekt in naam van de gehele orthodoxie. Een andere voorname factor, waarmee men rekening moet houden, is het theologoumenon, een geloofswaarheid, welke niet door een algemeen concilie is bepaald, en waarover dus iedere theoloog zich een vrije opinie mag vormen, zodat hij de katholieke dogma's kan aannemen, zonder dat hij door een kerkelijke instantie veroordeeld kan worden. Het is daarom moeilijk soms te zeggen wat precies de leer der orthodoxe kerk is.
| |
2. Karaktertrekken
Na deze korte peiling der moderne orthodoxe theologie, welke een zelfstandige hernieuwing van zich zelf wil zijn en een antwoord op de moderne wetenschappen, kunnen wij de karaktertrekken naar voren brengen. Deze algemene karaktertrekken, zoals begrijpelijk, bevinden zich niet altijd in alle scholen tegelijk, maar geven toch in hun geheel het beeld van de moderne orthodoxe theologie; zij duiden ook op een zelfstandig, wetenschappelijk pogen om vanuit de orthodoxie de gehele geloofsinhoud te belichten. Jammer genoeg is deze poging niet altijd geslaagd en is zij dikwijls van de traditie afgeweken.
| |
a. Zelfstandig en hernieuwend
De moderne orthodoxe theologie heeft zich dus willen poneren als een zuivere orthodoxie, vrij van iedere invloed van de staat, van het protestantisme en het katholicisme. Zij grijpt derhalve zeer sterk terug naar de positieve studie der Vaders en der eerste algemene concilies, als ook naar de liturgische bronnen, waaruit men de pure pravoslavische (orthodoxe) leer wil benaderen. Zo heeft Ponomarev een patristische, positieve soteriologie. Ook Glubokovski is zeer positief en Florovsky is uitsluitend patristisch ingesteld. Boelgakov daarentegen becritiseert scherp de Vaders, daar zij de theoretische problemen niet juist hebben gesteld. Eenzelfde houding constateren wij tegenover de concilies. Cekanovsky zweert bij Chalcedon, Svetlov neemt aan, dat de leer van Chalcedon ontwikkeld kan worden, terwijl Boelgakov in de bepaling van Chalcedon alleen maar iets negatiefs ziet, dat de christologische problemen niet oplost.
Zoals wij dadelijk zullen zien, is de moderne orthodoxe theologie toch de richting van het protestantisme uitgegaan; zij is echter in haar algemene strekking zeer anti-rooms gebleven. Dit vindt zijn oorzaak op de eerste plaats in de grote verwijdering tussen beide kerken, vooral wat betreft de theologische dialectiek en de totaal verschillend geïnter- | |
| |
preteerde traditie over het primaatschap en de onfeilbaarheid, doch ook in de onwetendheid en in het weinig contact met de katholieke leer. De anti-roomse houding van de moderne orthodoxe theologie is echter tegen haar eigen bestaan gericht en wat zij wil verwijderen uit de belijdenissen van Moghila en Dositheus en uit de richting van Kiev, is overeenkomstig haar eigen traditie. Voorzeker zijn er moderne orthodoxe theologen, die een inniger contact met Rome zoeken, doch wij mogen ook het beroep van Boelgakov op de protestanten niet vergeten om te blijven staan tegen Rome en te helpen bouwen aan de kerk zonder de koepel van het pausdom om vrij te kunnen staren naar de hemel. Doch men zou kunnen bewijzen, dat de invloed van de katholieke kerk de meest conservatieve factor van de orthodoxie is geweest. Toch is het opvallend, dat temidden van deze tendenzen de moderne orthodoxe theologie alleen in hogere regionen wil heersen en het practisch godsdienstig leven niet wil beïnvloeden. De zuivere orthodoxie moet bewaard blijven voor het volk (Soloviev) en in die zin spreekt Florovsky van ‘een geestelijke terugkeer naar de bronnen der Vaders’. Men wil geen scheiding tussen theologie en godsvrucht; het geloof moet ongeschonden blijven in de rustige opgang naar God door het gebed, de liturgie en het kloosterleven.
Vandaar het verschijnsel dat de leer in de instituten traditioneel orthodox is, terwijl de geschriften van de professoren totaal in een andere richting wijzen. Ook in de oecumenische beweging en vooral op de grote vergaderingen is het getuigenis van de orthodoxe kerken en van de moderne theologen steeds zuiver orthodox geweest. De moderne orthodoxe theologie wilde ook zelfstandig en hernieuwend zijn voor zich zelf; zij is derhalve een reactie op de statische en conservatieve theologie, welke blijft doorwerken b.v. in Cekanovsky, die scherp de kenosis en het Nestorianisme van de moderne orthodoxe theologie becritiseert.
Zij verwerpt niet alleen de oude methode en opvattingen, maar verlangt ook een nieuwe taal, welke de moderne mens kan overtuigen. Vandaar dat de orthodoxe theoloog zelfstandig wil denken in zijn eigen systeem en vanuit de gehele samenhang of harmonie van alle geloofsgeheimen. Het ligt niet in zijn bedoeling een systeem op te bouwen zoals het thomisme, modernisme of barthianisme, maar wel het geloof organisch uit één centraal punt in zijn geheel te bestrijken, om zo een theologie te hebben, welke dichter bij het leven staat en meer de heilswaarde der geopenbaarde waarheid naar voren brengt. Dit komt in zekere mate overeen met hetgeen wij noemen de kerygmatische theologie.
| |
| |
| |
b. Wetenschappelijk
Doch wilde de orthodoxe theologie zelfstandig denken met behulp van de moderne wetenschappen, dan moest zij ook bewust stelling nemen tegenover de moderne filosofie en psychologie (anthropologie); hierin was de zwaarste opgave gelegen voor de orthodoxe theologen. Vooreerst was bij hen het probleem der psychologie, zoals deze vereist wordt door de christologie en de verlossingsleer, nooit grondig bestudeerd. Sinds Joannes Damascenus was de Incarnatie-leer weinig ontwikkeld en had geen gelijke tred gehouden met de studie der psychologie. Sommige theologen, om aan de moeilijkheid te ontkomen, onderwezen een soteriologie, totaal losstaande van de christologie. Zij, die het noodzakelijk verband tussen beide geloofspunten aanvaardden, waren verplicht om van meet af aan een synthese op te bouwen van de orthodoxie en de moderne wetenschappen om zo vanuit het standpunt der orthodoxie een antwoord te geven aan het protestantisme, aan de moderne filosofie en vooral aan het duitse idealisme en de moderne psychologie.
Door niet te willen steunen op de katholieke theologie, welke op dit terrein zeer ver gevorderd was, is de moderne orthodoxe theologie niet in staat geweest haar taak te vervullen; haar wetenschappelijke zelfstandigheid is daarom zeer betrekkelijk. Svetlov en Boelgakov raken verward in het systeem, dat zij willen bestrijden; zij hebben zich niet los kunnen maken van de moderne protestantse theologie. Hun zelfstandigheid heeft ook de kracht gemist om de moderne psychologie en terminologie te beheersen en dienstbaar te maken aan de geloofsinhoud. Boelgakov zet de terminologie van Chalcedon op zij, doch heeft geen juist begrip van persoon, natuur, bewustzijn, enz.....
| |
c. Ketters
Als gevolg van deze betrekkelijke zelfstandigheid is de moderne orthodoxie vaag, onbepaald, en niet gelijkvormig. De moderne orthodoxe theologie is onbepaald in haar leer, de problemen worden niet in strakke lijnen uitgedrukt, dikwijls ontbreken juiste definities. Vandaar dat het moeilijk is te zien, waar de ketterij ophoudt en de ware leer begint. Ook de terminologie is vaag, en de moderne theoloog poneert dikwijls een stelling, welke hij naderhand weer geleidelijk terugneemt; niet zelden heeft hij tegenovergestelde meningen. Voorzeker, er is hier een andere mentaliteit en dialectiek, maar er zijn toch grenzen. Zelfs in de essentiële punten is er geen overeenkomst tussen de theologen: Svetlov en Boelgakov zijn beide leerlingen van Chomijakov, doch Svet- | |
| |
lov verwerpt de kenosis en Boelgakov neemt de ontlediging aan als basis van zijn Incarnatie-leer.
De moderne orthodoxe theologie is niet alleen vaag, zij is ook in vele punten ketters. De leer van de kenosis, zoals deze in de moderne orthodoxe theologie geleerd wordt, is tenslotte zuiver nestoriaans: Christus verzaakt voor een tijd aan het volle gebruik van zijn goddelijke majesteit, of nog sterker, de godheid verlaat haar absoluut wezen. De leer van Boelgakov, waarin de menselijke ziel in Christus totaal wordt opgenomen door de geest van het Woord, herinnert aan de monophysitische tendenzen van een Apollinarius van Laodicea. Boelgakov is zeker niet vrij te pleiten van liberalisme en protestantisme, trouwens hij is als het ware een kruispunt van alle stromingen. Doch wegens zijn sophiologie en panentheïsme (waardoor hij alles in God beschouwt) raakt hij tenslotte het pantheïsme (identificatie van de Sophia met God en de schepselen) en is zijn theologie gericht op het Monophysitisme. Th. Spačil zegt dan ook dat Boelgakov de hypostatische vereniging niet uitlegt; zijh verklaring is niet nieuw, maar hij herneemt enige oude dwalingen en voegt er nog andere aan toe.
| |
3. Conclusie
Uit deze summiere gegevens kunnen wij reeds bevroeden, hoe moeilijk het is de juiste karaktertrekken van de moderne orthodoxe theologische stromingen te bepalen, daar zij zeer uiteenlopend zijn en zelfs zeer persoonlijk. Ons beeld wordt overheerst door de geschriften van het St. Sergius-Instituut en vooral van Boelgakov, doch wij mogen de traditionele orthodoxe richting ook niet uit het oog verliezen; de moderne protestantse theologie wordt ook niet uitsluitend door Barth bepaald. In het algemeen zou men de moderne stroming kunnen beschouwen als een houding, een strijd tegen het modernisme en liberalisme (rationalisme), doch waarvan de orthodoxie de crisis niet heeft opgelost wegens gebrek aan een centraal leergezag en contact met de katholieke leer; zij is dikwijls in het systeem vervallen, dat zij bestreed en men kan zich vaak afvragen, in welke mate zij nog orthodox is.
De moderne orthodoxie heeft voorzeker sommige orthodoxe beginselen tot de uiterste consequenties doorgedreven. Ook heeft zij belangrijke kwesties naar voren gebracht en heeft wellicht haar nut voor hen die geen godsdienst hebben (als onwetendheid niet beter is dan dwaling), maar voor de orthodoxie als zodanig en voor het herenigingswerk is de moderne orthodoxe theologie geen winst.
Het is jammer, nu de ecclesiologie het centrale punt wordt der oecu- | |
| |
menische beweging, dat de moderne orthodoxe theologie geen juiste christologie naar voren brengt. Ook voor ons is het herenigingswerk tegenover de moderne theologie veel moeilijker, daar zij liberaal en protestants is. Met de traditionele leer hebben wij meer contact en kunnen haar verwijzen naar haar eigen bronnen om elkander te ontmoeten.
Ook voor ons practisch herenigingswerk liggen hier veel conclusies. Hoe sterk de historische, psychologische en niet-theologische oorzaken van het blijvend schisma ook mogen zijn, de scheiding blijft tenslotte een dogmatische kwestie. Daarom moet onze theologie niet alleen meer op de Vaders steunen, maar moet zij ook de dwalingen der oude schrijvers bestuderen, daar verscheidene valse theorieën door de moderne oosterse theologen herhaald worden. Het is de taak van het herenigingswerk een inniger contact op te nemen met de orthodoxe theologen door studiecentra, gesprekken en vooral door het verspreiden van katholieke theologische werken.
Het herenigingswerk heeft verschillende aspecten en verschillende vertakkingen, doch de studie der oorsterse theologie verdient ook onze bijzondere aandacht om de moderne stromingen in de orthodoxie te begrijpen en eventueel te kunnen ondervangen.
|
|