Streven. Jaargang 11
(1957-1958)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]–
[pagina 266]
| |
Religieuze kroniek
| |
[pagina 267]
| |
kan’. De links gerichte pers liet de gelegenheid niet voorbijgaan om te trachten een wig te drijven tussen het Vaticaan en l'Eglise de France. France Observateur ging zover, aan het episcopaat een breuk met Rome te suggereren. De malaise door deze gebeurtenissen in Frankrijk veroorzaakt, is ook aan het buitenland niet vreemd gebleven. Het vernieuwingswerk van l'Abbé Colomb werd er sinds jaren met sympathie gevolgd; zijn methoden werden reeds in verschillende landen, o.m. in bepaalde bisdommen van België, overgenomen. Daarom willen we deze crisis van het godsdienstonderrricht in Frankrijk van naderbij beschouwen.
Vroeger werd het opstellen van de catechismus toevertrouwd aan theologen, eminente vaklui, die de dogmatische gegevens ten behoeve van de gelovigen in orthodoxe formules hebben vastgelegd. Het geloofsonderricht werd vooral opgevat als een mededelen-van-waarheid zonder meer: de gelovigen werden aangemaand de pasklare formules, hun gebrek aan taalkundige vormkracht ten spijt, vast in het geheugen te prenten. Tegen deze ‘rationalistische’ opvatting werd verzet aangetekend op grond van gewijzigde pedagogische en psychologische inzichten. Vooral de scholen van München en Wenen hebben, in het begin van deze eeuw, de stoot gegeven tot de vernieuwing van het godsdienstonderricht. In Frankrijk werd deze vernieuwing slechts enkele tientallen jaren geleden aangevat, en aanvankelijk slechts op regionale basis. De krachtigste impuls ging daarbij uit van de Sulpiciaan Joseph Colomb, professor aan het Universitaire Seminarie te LyonGa naar voetnoot1). Zijn brochure, Plaie Ouverte au Flanc de l'Eglise, waarin hij een hartstochtelijk pleidooi houdt voor een doeltreffend godsdienstonderricht om de geloofsafval in Frankrijk te bestrijden, kan ongetwijfeld op één lijn gesteld worden met werken als France, Pays de Mission van Abbé Godin of Pour une Action Paroissiale Efficace van Abbé Michonneau, die een diepgaande vernieuwing van de apostolaatsmethoden hebben bewerkt. De catechetische methode van Abbé Colomb - de Cathéchisme Progressif - berust op een dubbel grondinzicht, een van teleologische en een van pedagogische aard. Het geloofsonderricht moet doelgericht zijn, moet uitmonden in de religieuze beleving van het christendom: une doctrine, mais une doctrine de vie. Een slechts tweejarige leergang kan echter onmogelijk doeltreffend en levenwekkend zijn. Colomb bestrijdt derhalve de opvatting van het geloofsonderricht uitsluitend als voorbereiding op de Plechtige Communie. Sociografische studies hebben trouwens uitgewezen dat een catechese die met de Plechtige Communie afsluit, geen blijvende resultaten oplevert. In de eerste jaren na de leergang stelt men een collectieve geloofsafval vast, die soms 90% van de jeugd aantast. Wil het doeltreffend zijn, dan moet het onderricht dus verlengd worden. Retroactief, zodat het reeds in de kinderjaren wordt aangevat; verder, over de 12 jaar heen, tot de adolescent rijp genoeg is om zich bij de catechisatie van de volwassenen in de wekelijkse H. Mis aan te sluiten. In enkele bisdommen werden reeds proe- | |
[pagina 268]
| |
ven gedaan met onderricht voor de jeugd van 12 tot 14 jaar, Catéchisme de Persévérance genaamd. De bisschop van Versailles, Mgr. Renard, deelde in een gesprek mede dat de resultaten alle verwachtingen overtroffen. Welke methode zal men nu aanwenden om het godsdienstonderricht doeltreffend te maken? Hoofdzaak is, rekening te houden met de eigen psychologie, levenssfeer en belangstellingscentra van de catechumenen. De geloofswaarheid moet zo worden belicht, dat de persoonlijke levenservaring wordt aangesproken. Het is dus niet mogelijk dezelfde leergang op te leggen aan kleine kinderen, prepubescenten en volwassenen. Men moet het euvel van de rationalistische catechisatie vermijden: het opleggen van dezelfde stereotiepe formules aan kinderen en volwassenen is er de oorzaak van geweest dat men na het eerste leerjaar steeds de indruk kreeg alles reeds gezien te hebben; of erger nog, dat de catechismus ten slotte als een kinderboekje werd beschouwd, dat in het later leven van geen nut meer kon zijn. De catechisatie moet zich daarom ontwikkelen volgens een spiraal met uitdeinende straal. Vanaf het begin, en verder in ieder nieuw stadium van het onderricht wordt het christelijk dogma in zijn geheel voorgesteld - er is in deze ‘progressieve’ methode dus geen sprake van enige ‘selectie’ van de geloofswaarheden - doch telkens van uit een andere optiek belicht, zodat de leerling in het christendom als het ware voortschrijdt naar een steeds dieper bewustzijn en begrip, naar een steeds levendiger beleving van de openbaring. M.a.w. het onderricht zal gelijke tred houden met de levensontwikkeling en aangepast blijven aan de evolutie van het kind. Aan kinderen van 7 tot 9 jaar - de leeftijd waarop vooral belangstelling ontstaat voor gebeurtenissen, voor concrete feiten - zal men het doopsel b.v. voorstellen als een handeling, doodgewoon de stap waardoor iemand zijn intrede doet in de grote familie van Gods kinderen. De nadruk wordt hoofdzakelijk gelegd op alles wat deze intrede uitwendig vertolkt: ontvangst, doopgebaar, inschrijving in het doopregister. In de volgende cyclus - van 9 tot 11 jaar - wordt het doopsel verbonden met de voorstelling van de Kerk als Gods schaapsstal: op deze leeftijd wordt het kind meer aangesproken door het communautair aspect. Ook op de ceremonie van het exorciseren wordt nadruk gelegd: de 10-jarige wordt vatbaar voor de idee van de geestelijke strijd. Bij de 12-jarige knaap, die voor het eerst de persoonlijke vriendschap ontdekt, kan men wijzen op het aspect van de levensgemeenschap met Christus. Aldus wordt de vitale sfeer van het kind in het onderricht betrokken. Deze methode werd reeds sinds jaren door l'Abbé Colomb gedoceerd in zijn colleges voor catechetiek te Lyon. Zijn ideeën vonden bijval in geheel Frankrijk. Toen in 1951 door de eerste plenaire vergadering van het Franse episcopaat, werd overgegaan tot een reorganisatie van de verschillende apostolaatsvormenGa naar voetnoot2) en ook een Nationale Commissie voor Godsdienstonderricht werd ingesteld, voorgezeten door Mgr. de Provenchères, bisschop van Aix en Provence, werd l'Abbé Colomb benoemd tot secretaris-generaal van deze commissie en tot directeur van het Centre National de Catéchétique. Zijn methode werd dus volop gesteund door de hiërarchie. Men begrijpt dan ook het enthousiasme waarmee | |
[pagina 269]
| |
zijn oudleerlingen en volgelingen de ideeën van hun meester in de praktijk trachtten om te zetten. Sommigen onder hen bekleedden trouwens voorname plaatsen: vermelden we slechts l'Abbé Coudreau, eveneens Sulpiciaan, die directeur werd van het Institut Supérieur Catéchétique, verbonden aan de Theologische Faculteit van het Institut Catholique de Paris; Frère Vincent Ayel F.S.C., directeur van het zeer gewaardeerde tijdschrift Catéchistes; Kanunnik A. Elchinger, directeur van het Centre de Pédagogie Chrétienne te Straatsburg, en vele anderen.
De moeilijkheden bleven echter niet uit. Enige jaren geleden hadden theologen en pedagogen van het Institut Catholique aan l'Abbé Coudreau hun verdere medewerking ontzegd: zij waren het oneens geworden over de aanwending van de progressieve methode. Hierbij had het kunnen blijven. Coudreau en Colomb bleven steeds het vertrouwen van de bisschoppelijke commissie genieten, die in laatste instantie verantwoordelijk was voor de orthodoxie van het geloofsonderricht. Maar toen kwamen de vlugschriften, anonieme, dikwijls gestencilde brieven, waarin de progressieve catechisatie werd bekritiseerd en de persoon zelf van l'Abbé Colomb aangevallen, ja soms belasterd. Aan fair-play heeft het bij deze tegenstanders zeker ontbroken, maar dat hiermede het catechisatiewerk in opspraak werd gebracht, lijdt geen twijfel. Reeds op 17 augustus 1956 zag Mgr. de Provenchères zich genoodzaakt in La Croix een mededeling te publiceren, waarin hij vrij krachtig de progressieve catechese verdedigde. Daar de aanvallen niet ophielden, werd eerst in maart, tijdens de bijeenkomst van de Aartsbisschoppen en Kardinalen, daarna in de plenaire vergadering van het Franse episcopaat, op 30 april jl., opnieuw het vertrouwen van de kerkelijke hiërarchie in l'Abbé Colomb en zijn werk bevestigd, zonder dat ook maar de minste restrictie of rechtzetting werd geformuleerd. Het monitum van het Heilig Officie is dan ook als een donderslag neergekomenGa naar voetnoot3). Témoignage Chrétien, en dit werd overgenomen door La Croix (25 september 1957), beweert dat Rome heel wat strengere maatregelen wilde treffen. Gelukkig konden Kardinaal Liénart, Kardinaal Gerlier en Mgr. de Provenchères verkrijgen dat de zaak in handen van het Franse episcopaat bleef, op voorwaarde dat onmiddellijk maatregelen werden getroffen. Er bestaan immers redenen om te geloven dat Rome reeds lang op rechtzettingen had aangedrongen, zonder dat hieraan gevolg werd gegeven. De tussenkomst van de Franse prelaten was er op gericht elke opwelling van verontwaardigd Gallicanisme te vermijden; wat echter door de bekende indiscretie niet is gelukt. Wat kon men aan de Catéchisme Progressif verwijten dat een optreden van het Heilig Officie wettigde? Refereert men zich aan de mededeling van de bisschoppelijke commissieGa naar voetnoot4), dan is het duidelijk dat niet alleen bepaalde toepas- | |
[pagina 270]
| |
singen van de methode maar zelfs leerstellige dwalingen worden veroordeeld. Drie misvattingen met vérstrekkende gevolgen op gebied van doctrine en methode vormen de voornaamste capita van het bisschoppelijk communiqué. Vooreerst de progressieve methode zelf. Sommige volgelingen van Colomb hebben niet altijd de rustige, evenwichtige zienswijze van hun meester begrepen; zij hebben gemeend een keuze te moeten doen in het geheel van de geloofsschat om deze broksgewijze in de catechismusles te betrekken. Men ging zelfs zover te beweren dat het leerstuk over de erfzonde niet vóór 12 jaar aan de jeugd mocht worden voorgehouden, omdat alleen in de prepuberteit het zondebesef als levenservaring opduikt. Maar hoe wordt de christelijke levensvisie niet vervalst, wanneer heilsgeschiedenis, menswording en verlossing niet meer vanuit de erfschuld worden belicht. De geloofsleraren worden er derhalve aan herinnerd: ‘dat men gedurende de eerste levensjaren niet kan overslaan en vooral niet positief uitsluiten het onderwijs in de bovennatuurlijke grondwaarheden, zoals de erfzonde, de Godheid van Onze Heer Jesus Christus en zijn zending als Verlosser van het menselijk geslacht, de Heilige Geest, de geboden van God en van de Kerk’. Daarom ‘moet men reeds kleuters, minstens globaal in de grondwaarheden onderwijzen’. Om elk misverstand te vermijden zal de term catéchisme progressif niet meer gebruikt worden. Een tweede opmerking betreft de actieve methode bij het geloofsonderricht. Colomb had deze methode warm aanbevolen; wat in de klas over het doopsel werd geleerd, kon actief door de kinderen worden beleefd, wanneer zij de gelegenheid kregen een doopsel zelf bij te wonen. Nu hadden enkele catecheten de godsdienstles tot dergelijke actieve belevenissen beperkt. In hun ijver om de tekorten van de rationalistische catechese te omzeilen, hebben ze zich te druk om het kind bekommerd en zijn ze vergeten dat er nog een goddelijke boodschap te brengen viel. Geen wonder dat ook op dit punt een rechtzetting werd geformuleerd: ‘De specifieke taak en het naaste doel van het catechismusonderricht zijn, zo verklaart de nota, het doorgeven van de boodschap der Kerk, het geven van godsdienstonderwijs.... De catechist moet altijd de eerste plaats toekennen aan het godsdienstig onderwijs in de eigenlijke zin van het woord’. De catechist moet tenslotte, en dit is de derde opmerking, vermijden uitsluitend beroep te doen op vitale en religieuze ervaringen, in het geloofsonderricht en de gewetensvorming van het kind. Wie zich hiertoe beperkt, vervalt in liberalistische en naturalistische levensopvattingen en vergeet dat ook in de catechese een voorname rol moet toegekend worden aan de inwerking van de genade en de richtlijnen van het magisterium der Kerk. Hier is meer dan een fout in de methode, hier is een wezenlijk onchristelijke houding, een gebrek aan nederigheid, aan aanvaarding van Gods stem en Gods gebod en Gods verlangen. De Kerk kan een dergelijke vorming van het geloofsleven niet dulden. Daarom wordt eens te meer benadrukt: ‘Bij alle zorg om het kind eraan te wennen naar de stem van zijn geweten te luisteren, en om het te vormen tot een persoonlijke edelmoedigheid, is het nodig uit te leggen dat het geweten van een christen zijn vorming krijgt door het onderricht van de Kerk, die de wet van God doorgeeft en daarvan de authentieke en juiste vertolking geeft’. Men zal zich dan ook aan het gebod van de Kerk onderwerpen en niet op eigen gezag de kinderen van de verplichting tot Mishoren ontslaan, op grond van pedagogische motieven. Om al deze redenen ziet de bisschoppelijke commissie zich verplicht maatregelen te treffen en te eisen dat handboeken voor godsdienstonderricht, waarin | |
[pagina 271]
| |
de boven aangegeven dwalingen en ontoereikendheden voorkomen, verbeterd worden. Hierdoor worden vooral getroffen de boeken van l'Abbé Colomb, wiens ideeën aanleiding zijn geweest tot vergissing en dwaling, de nieuwe editie van La Vie et Joie au Catéchisme, opgesteld door Mlle Derkenne, de werken van Mlle Dingeon en een 9-tal lessen uit de collectie Vérité et Vie, uitgegeven door het Centre de Pédagogie chrétienne te StraatsburgGa naar voetnoot5).
Al deze rechtzettingen treffen dus de fundamentele richting van de progressieve catechismus niet. Gaat Colomb dan helemaal vrij uit? Neen, evenmin als de bisschoppelijke commissie voor Godsdienstonderricht. Hun taak was het er over te waken dat geen dwalingen werden verspreid, geen afwijkingen en verdraaiingen ingang vonden in het geloofsonderricht. Dat zij hier geen oog voor hebben gehad, dat zij de aanklachten van vijandig gezinde kringen hebben afgewezen, dat zij de discrete vermaning van het Vaticaan op het Nationaal Congres voor Catechetiek in april jl. in de wind hebben geslagen, zijn zware fouten geweest. Verschillende kranten hebben terecht opgemerkt dat de crisis nooit zo acuut zou zijn geweest, indien de bisschoppen een jaar geleden de nodige correcties aan de nieuwe methodiek hadden aangebracht. Nu is het kwaad gebeurd. En men kan alleen maar wensen dat het catechisatiewerk in Frankrijk volgens de laatste richtlijnen zijn actieve en apostolisch gerichte vernieuwing moge doorzetten. ![]() |
|