Streven. Jaargang 11
(1957-1958)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]–
[pagina 458]
| |
Literaire kroniek
| |
[pagina 459]
| |
radio, shuts his ears to the man on the platform, and holds out his hand and looks at it, shaken with terror! (p. 18)), en dan geweldig tekeer gaan tegen wat in feite grotendeels windmolens zijn van eigen maaksel. Het geheel doet daardoor wat irreëel aan. Daar komt nog bij dat in een duidelijk aan de dag tredende anti-rationele tendens deze jongeren door verward en oppervlakkig denken, door ontstellende simplificaties, door het rustig dooreen haspelen van begrippen en beelden zo wild worden dat een wijs mens het het verstandigst oordeelt hen eerst wat te laten uittieren, omdat er met hen in deze stemming niet te redeneren valt. Dit laatste zouden de meesten van hen onmiddellijk toegeven: maar ze verafschuwen redeneren. Er is al veel te veel geredeneerd; er moet wat gebeuren; de janboel moet worden opgeruimd. Hoe? Door nog meer chaos, naar onze indruk. Want met uitzondering van de laatste essayist verwacht niemand enig heil van God of godsdienst. Two centuries of free-thinking have smashed christianity, zegt Colin Wilson (p. 40). God is te abstract, teveel een conclusie uit een redenering, en de kerken zijn een mislukking (p. 59), vooral de Anglicaanse Kerk, die onder één hoedje speelde en speelt met de grote politieke partijen, en ook met de pers, en voor de meesten is de pers wel het dieptepunt van menselijke degradatie (inconsequent genoeg verdienen verschillende van deze schrijvers hun boterham aan de pers, ook de populaire pers). Het is niet verwonderlijk dat zij meest links georiënteerd zijn; en als hun sympathie voor het communisme gematigd is, dan is dit omdat zij communistische praktijken minder kunnen waarderen dan communistische doeleinden. Communisme durft ten minste een erbarmelijke decadente toestand op sociaal, politiek, cultureel terrein onder ogen zien, wil deze niet wegpraten of wegmoffelen, en wil deze, ook ten koste van grote persoonlijke offers, verbeteren. Merkwaardig genoeg schijnt er in hun linkse sympathieën ook iets rancuneus door te dringen: the angry young men komen uit Leicester, Bradford, Stoke on Trent, Birmingham of Cardiff, en de Welfare State maakte hun studies aan de Universiteit van Oxford of Cambridge mogelijk; maar soms wilden zij zelf niet, en wanneer zij wel wilden, liet het oude Oxford of Cambridge hen duidelijk voelen dat ze beter op een redbrick University, d.w.z. een Universiteit in de Provincies, in Leeds, of Nottingham, thuis hoorden. Er is in hun toorn en ergernis een bittere stellingname tegen alles wat bevoorrecht is: de rijke lui, maar ook de koninklijke familie, de B.B.C., de Staatskerk, dames en heren met titels, enz. Het gevaar van een boek als Declaration is dat men het interessant gaat vinden als een soort typisch tijdverschijnsel, en het daarna met zekere laatdunkendheid ter zijde schuift als onbelangrijk. Men geeft het boek enkel een soort amusementswaarde, ofschoon het doodernstig bedoeld is. Laat het boek onevenwichtig zijn en laat het op vele plaatsen zelfs dom zijn, men doet verkeerd om de geprikkeldheid, de kommer en zorg, de angst en wanhoop van zulke serieuze en getalenteerde jonge mensen te bagatelliseren. Dat is eerstens onmenselijk en tegen alle liefde, maar vervolgens is het dom en kortzichtig. In de grieven en klachten toch van deze jongeren ligt een zware beschuldiging tegenover een ouder geslacht. Nu is het altijd weinig groots en elegant indien de beschuldigde zelf begint met voorhands iedere beschuldiging koeltjes naast zich neer te leggen. Dit maakt, menen we, deze jongeren juist zo angry: er is geen doorbreken aan, door die zelfverzekerdheid en zelfvoldaanheid van de ouderen! Terwijl voor henzelf het overduidelijk is dat het recht aan hun zijde is! en dan wijzen ze op de wereldoorlogen en er tussen in koude oorlogen, de afschuwelijke on- | |
[pagina 460]
| |
vrede in de wereld op ieder terrein, de hongersnood van miljoenen met het doordraaien en verspillen elders, de verburgerlijking van alle leven, de vermechanisering van de mens, het doden van de persoon door en in de massa, het armtierig bestaan van de schone kunsten die het niet kunnen bolwerken tegen verachterlijke zaken als sportvertoningen, paarden- en hondenrennen met begeleidende wedwoede en gokexcessen, e.d., het verachterlijke televisie-peil, en andere factoren die de mens van vandaag op een sub-humaan niveau hebben gebracht. Het gaat niet aan hiertegen in te brengen dat deze jongeren er maar op los generaliseren, dat hetgeen ze zeggen zo verschrikkelijk onrijp is. Akkoord: maar iedere rijpe vrucht maakte haar periode van onrijpheid mee. De onrijpe vrucht rukt men niet af, maar men gunt zich het geduld de vrucht tot rijpheid te laten komen. De kwellende vraag achter deze opstellen is dan ook: hoe kwam deze chaos tot stand? hoe hebben wij, een ouder geslacht, de zaak zo laten verkommeren? Dit zijn vragen waarop het antwoord geenszins klaar ligt. Er zijn teveel factoren aan het werk geweest, waarvan vele tientallen jaren teruggaan. Zij liggen op allerlei terrein, sociaal, economisch, politiek, internationaal, cultuur-historisch, godsdienstig. In verschillende boeken worden gedeeltelijke antwoorden gegeven, maar de plicht van ouderen is zich te blijven bezinnen hoe en waarom zij in denken en doen, in visie en oordeel, in hun handelen en optreden te kort schoten. Dit is des te noodzakelijker omdat er van de jongeren weinig te verwachten valt waar het gaat om de situatie te verbeteren: daartoe missen zij een gezond uitgangspunt, omdat de meesten zowel de rede als God aan de kant zetten. Wat blijft er dan nog over? Our civilization now faces the challange before which all previous civilizations have shown themselves inadequate: Produce a higher type of man, or smash (p. 57). Het zijn weer knal-woorden, maar maant ons de toekomst niet aan partij of pers over te laten. We lazen onlangs een stuk autobiografie van de Amerikaanse romanschrijfster Mary MacCarthy: Memoirs of a Catholic Girlhood. Bij voorbaat bedankt zij er hartelijk voor een priester aan haar sterfbed te zien, en hierbij geeft zij als reden o.m. aan dat als zulk een God, die kinderen laat lijden (men kent de moeilijkheid!) bestaat, zij liever van het dubieuze voorrecht afstand doet om met deze God een eeuwigheid door te brengen. Het is gemakkelijk de schrijfster erg dom te noemen en zich verder de handen te wassen. Verstandiger en eerlijker lijkt ons de vraag hoe deze mens ooit tot zulke idees over God kon komen, of hoe niemand er in slaagde, zo het geprobeerd werd, haar in deze bijtijds terecht te wijzen. Maar men nam haar moeilijkheden niet au sérieux en trachtte enkel met een beroep op gezag en wijsheid van ouderen het geval op te lossen. We moesten bij de lezing van Declaration menigmaal aan dit verloren geloof van Mary MacCarthy denken en beluisterden in het boek een waarschuwing anderen, vooral jongeren, niet dom te noemen wanneer wij zelf schuld hebben. Declaration heeft vanzelfsprekend Engelse toestanden als uitgangspunt en achtergrond. Maar deze verschillen niet zo erg veel van die in eigen land. Bovendien is de invloed van the English way of life niet te ontkennen en niet te onderschatten. We zien deze duidelijk op het terrein der televisie, van sport-professionalisme, van min of meer kunstmatig gefokte gokwoede, van de populaire pers niet te vergeten. Langs deze en vele andere wegen dringt ook ons land een geest binnen, die in de mening van deze jongeren als een worgende hand rond de nek van het volk ligt, en van het mensdom. Het boek is daarom niet alleen interessant, het is ook belangrijk, hoe irriterend het vaak ook moge zijn. |
|