Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Streven. Jaargang 14 (1960-1961)

Informatie terzijde

Titelpagina van Streven. Jaargang 14
Afbeelding van Streven. Jaargang 14Toon afbeelding van titelpagina van Streven. Jaargang 14

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (19.92 MB)

Scans (197.54 MB)

ebook (19.59 MB)

XML (4.12 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
non-fictie/sociologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Streven. Jaargang 14

(1960-1961)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 105]
[p. 105]

[1960, nummer 2]

Leek en theologie

DE oude Busken Huet vond de maatschappij waarin hij leefde een theologische debatingclub. Dat gold toen voor ‘Holland’, het nog sterk calvinistische Holland; de katholieke gebieden in de Lage Landen hadden daar part nog deel aan, evenmin als ‘de roomsen’ in dat Holland zelf. Wanneer de bisschop van Haarlem, Mgr. Dr. J.A.E. van Doodewaard, op zondag 25 september l.l. dit woord van Busken Huet aanhaalt in zijn rede bij gelegenheid van het zilveren jubileum van de katholieke organisatie der ‘leidende standen’, ‘St.-Adelbert’, heeft het een andere zin gekregen. Er is veel veranderd tussen de tweede helft der negentiende eeuw en die der twintigste, en zelfs, zoals de voorzitter van Adelbert vaststelde, tussen 1935 en 1960. De rede van die voorzitter. Mr. F.J.G. baron van Voorst tot Voorst, was een document van de felle bewogenheid der katholieke leken in de Kerk, die zich vanzelf met de clerus, het episcopaat en met de theologie confronteert. Dit verschijnsel betreft heel Nederland, maar evenzeer België; het is mondiaal of minstens Europees. Het berust op een ontwikkeling van twee kanten. Wat de theologie betreft vinden wij het samengevat door pater C.F. Pauwels O.P. in De Volkskrant van 6 oktober 1960: ‘Het zijn niet alleen maar de leken die grijpen naar de theologie. Het is ook de theologie zelf, die zich voor de leken opent’.

De theologie is daarmee in dezelfde situatie geraakt als heel de beoefening der wetenschap in de laatste decennia. Wij zien vooreerst de nog steeds voortschrijdende specialisering, waardoor niet alleen kernfysici maar ook economen boeken schrijven, die ook voor hun vakgenoten welhaast ontoegankelijk zijn. Daarnaast echter staat een toenemende vulgarisatie, eerbiediger en juister gezegd: een democratisering van de wetenschap. Professoren waken niet alleen over onze margarine en ons drinkwater, maar voeden ook ons denken in T.V.-reportages en pocketbooks. Omgekeerd stelt ‘het leven’ voortdurend zijn vragen aan de wetenschap, kan het leven zelfs niet wachten op het antwoord der wetenschap, maar experimenteert en synthetiseert zelf. De strikte wetenschap is wel voorgoed geflankeerd door de na-wetenschappelijke vulgarisatie en het vóór-wetenschappelijk essay. En zij zal door deze twee cultuuruitingen ook zelf des te meer bevrucht worden doordat zij in haar eigen arbeid, mèt heel ons denken, zoekend is geworden en op drift is geraakt.

[pagina 106]
[p. 106]

Zowel de specialisering als de democratisering moeten op bijzondere wijze eigen zijn aan de katholieke theologie. Eeuwenlang zijn de theologen bijna uitsluitend priesters geweest; dit is een feitelijke specialisering die diepe invloed heeft op de taal, het begrippenarsenaal en de blikrichting der theologie; wij zullen aanstonds nog op deze specialisatie vanuit de beoefenaars terugkomen. Daarbij moet echter tegelijk op een andere specialisatie gewezen worden, een die de theologie rechtens heeft en noodzakelijk altijd zal hebben, en wel uit zichzelf, door het feit dat zij nu eenmaal wetenschap is. Zeker, er zijn vele wijzen om vanuit het geloof te spreken, maar de theologie is van dat geloof de wetenschappelijke vertolking, is ‘geloof in de status van wetenschap’, zoals de bekende pater Chenu het uitdrukt. Het metafysisch denken dat daarvoor gevergd wordt en nog meer de exegese van de Schrift en de leeruitspraken van de Kerk, eisen een wijsgerige, filologische en historische scholing. Een wetenschappelijk gespecialiseerde theologie heeft zeker niet altijd in de Kerk bestaan, maar in de Kerk van heden is zij evenmin te missen als de openbare meningsvorming der gelovigen.

Met dit laatste woord komen wij op de democratisering der theologie. Ook hiervoor ligt de meest noodzakelijke reden in haarzelf. De wetenschappen zullen des te meer in het proces der democratisering worden betrokken, naarmate ze meer en dieper betrekking hebben op ons menselijk bestaan. Maar wat is er dieper op onze existentie betrokken dan Gods openbaring, dit woord van liefde en heil waarin Hij ons zegt wat Hij voor ons is en wij voor Hem? Het geloof in dit woord, waarvan de theologie de vertolking is, is ons diepste bestaan. Gods openbaring in Christus gaat alle mensen aan en het geloof in Hem is het leven van héél de Kerk. De leek wordt bij voorkeur aangesproken als ‘gelovige’, en deze titel sluit in dat ook de geloofsvertolking der theologie voor hem betekenis heeft en hij voor haar. Theoretisch - maar nog lang niet praktisch - doen wij overbodig werk met erop te wijzen dat ook de leken, naar het woord van Paus Pius XII, de Kerk zijn. Door hun leven in Christus vormen zij het heilige volk en het koninklijke priesterschap van de eerste Petrusbrief. Naar de mate van hun geloof geldt van hen ook het woord uit de eerste Johannesbrief: ‘Gij hebt de zalving van de Heilige en zijt allen wetenden’. Niemand in de Kerk hoeft onmondig te zijn en de inzichten die aan dit weten ontspringen gaan zowel van ‘boven’ naar ‘beneden’, als van beneden naar boven, met voorbehoud voor de beslissende stem die de Heer zelf gegeven heeft aan de herders.

In de rede van Mgr. van Doodewaard werden de leken aangespoord en opgroepen tot een gesprek met de theologie, en tevens ernstig gewaarschuwd de competenties te eerbiedigen. Degene die geen theoloog

[pagina 107]
[p. 107]

van zijn vak is moet zich daarvan bewust blijven. Dit ‘eerbiedigen der competenties’ heeft, ten onrechte, nogal kwaad bloed gezet. Wanneer wij echter zien wat o.a. het grootste katholieke dagblad van Nederland de laatste tijd enkele malen aan theologie heeft losgelaten, dan was deze bisschoppelijke waarschuwing meer dan gemotiveerd. De mogelijkheid dat er leken wèl theoloog van professie worden is, voorzover wij de krantenverslagen hebben kunnen nagaan, door de bisschop niet genoemd. Gezien hetgeen wij zojuist zeiden, is deze mogelijkheid principieel allerminst uit te sluiten. Wij menen zelfs dat niet alleen het geloof maar ook de verkondiging daarvan, een taak kan zijn van ieder lid der Kerk. Die verkondiging in haar liturgische vorm komt toe aan de priester, in haar beslissende vorm is zij voorbehouden aan het episcopaat rondom de Paus, maar in het algemeen is niemand er van uitgesloten. Wij zien dan ook in de Kerk, en niet alleen in de missielanden, de leek steeds meer als katecheet optreden, en wij worden allen gevoed door de stem van katholieke schrijvers als Chesterton of Friedrich Heer. Daarom moge de studie van de theologie ook in feite voor leken toegankelijk worden. In Nederland bestaan gespreksgroepen en ook studieuze theologiecursussen voor leken, zoals die welke door de Una Sanctahuizen van de paters M.S.C. op verschillende plaatsen worden gegeven. In België bestaat bovendien het Instituut voor Godsdienstweten schap, verbonden aan de Leuvense Universiteit. De theologische faculteit van Nijmegen is toegankelijk voor degenen die een seminariecursus hebben gevolgd ‘of een opleiding die daarmee gelijk staat’. Voor een instituut dat, verbonden met de theologische faculteit, aan leken zulk een opleiding zou geven, is reeds lang gepleit, in het openbaar door de professoren Rogier en Grossouw. Eindelijk zijn de paters Augustijnen te Nijmegen van het woord naar de daad overgegaan, door aan hun theologicum zulk een cursus te openen.

Praktisch studeert ieder een wetenschap naar de mate dat hij er later zijn vak van zal kunnen maken. Omdat het priesterlijke werk toch het meest direct op de verkondiging betrokken is, zullen de priesters wel het meest theologie blijven studeren en zullen de vakmensen in de theologie wel het meest uit hun rangen blijven voortkomen. Ook dan blijft echter de dialoog dringend gewenst en daarbij blijven de genoemde bisschoppelijke aanbevelingen van kracht. De theologen moeten zich realiseren dat de Kerk van vandaag vernieuwde en vernieuwende inzichten nodig heeft en niet kan wachten op een volstrekt algemene consensus van de vaktheologen, die vroeger ook nooit bestaan heeft. Bovendien heeft de theologie zelf heden het verstaan van de mens zoals het in deze tijd groeit hard nodig. Om deze beide redenen moet het komen

[pagina 108]
[p. 108]

tot wat met een modern cliché ‘het open gesprek’ wordt genoemd. Dat zal zich o.a. voltrekken in de vormen van vulgarisatie en essay die wij in het begin hebben genoemd. Dat de theologische faculteiten van Leuven en Nijmegen binnenkort willen starten met een Tijdschrift voor Theologie, en wel voor ‘levensnabije’ theologie, kan, naast andere publicaties, daartoe een welkome bijdrage zijn. Daartegenover staat dan dat degenen die zich met vragen, inzichten en vermoedens tot de theologen en tot de hele Kerk wenden, moeten bedenken dat de zalving des Geestes die ons tot wetenden maakt geen instinct alleen is, maar ook om inhoud en interpretatie der bronnen vraagt, en daarmee ook om het vakwerk der theologen van professie. Deze laatsten zullen soms door uiterlijke omstandigheden niet kunnen zeggen wat zij eerlijk vanuit het geloof menen, en wij hopen dat aan deze toestand zo gauw mogelijk een einde komt. Maar zij weten zich ook innerlijk gebonden door de Kerk van alle eeuwen, en de niet-theologen moeten mede langs hen deze binding aanvaarden.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken