Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Streven. Jaargang 15 (1961-1962)

Informatie terzijde

Titelpagina van Streven. Jaargang 15
Afbeelding van Streven. Jaargang 15Toon afbeelding van titelpagina van Streven. Jaargang 15

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (17.90 MB)

Scans (94.01 MB)

ebook (17.16 MB)

XML (3.99 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
non-fictie/sociologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Streven. Jaargang 15

(1961-1962)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 401]
[p. 401]

[1962, nummer 5]

Vlaamse cultuurautonomie en Nederlandse cultuurintegratie

HET is steeds het doel van dit tijdschrift geweest, op cultureel gebied een zo goed mogelijk samengaan van Vlaanderen en Nederland, ja, zo mogelijk een volledige integratie te bevorderen. Nu de culturele autonomie in België onder een of andere vorm een werkelijkheid wordt, zodat de Vlaamse gemeenschap een zelfstandig cultuurbeleid zal kunnen voeren, krijgt deze samenwerking nog meer belang dan vroeger. Tussen een Vlaamse cultuurautonomie en een Nederlandse cultuurintegratie bestaat inderdaad een zo nauw verband, dat het een niet goed mogelijk is zonder het ander.

Als de Vlamingen zich politiek en administratief wat losser willen gaan bewegen binnen de unitaire staatsstructuur, en met name op het gebied van de cultuur (in de heel brede zin van dit woord) een zelfstandige beslissingsmacht opeisen, een eigen budget en een specifiek Vlaams beleid, dan wordt hun door de Franstalige pers in alle toonaarden verweten dat zij zich, juist op het ogenblik van de grote Europese eenmaking, weer eens gaan afzonderen en opsluiten in een vernauwde cultuurkring. Het verwijt klinkt een beetje belachelijk, omdat het veronderstelt dat een klein volk slechts aansluiting vindt op de Europese cultuur langs het Frans. In werkelijkheid is dit voor de Vlamingen in de Belgische staat tot op zekere hoogte steeds zo geweest. Als zij dit nu willen veranderen, moeten zij goed weten wat ze doen. Even resoluut en bewust als de Belgische staat en de verfranste elite hen steeds op Frankrijk gericht hebben, moeten de Vlamingen zich nu zelf op Nederland richten. Wil de cultuur in Vlaanderen werkelijk iets meer zijn (of worden) dan een provincialistische aangelegenheid, waarvoor de Franstaligen haar verslijten, dan moet zij, met behoud van haar historisch gegroeide en waardevolle eigenheden, geheel Nederlands worden. Wil men de culturele autonomie mettertijd een reële inhoud geven en ze niet laten ontaarden tot een apartheid, dan mag ze niet los gemaakt worden van een bewust bevorderde culturele integratie met Nederland.

In principe erkent de culturele autonomie de volledige gelijkheid van de twee taal- en cultuurgemeenschappen in België. Als zij echter slechts een administratieve hervorming blijft, hoe verregaand ook, kan zij niets veranderen aan het feit dat de Franstalige Belgen terecht de hele Franse cultuur als voedingsbodem en achtergrond gebruiken en de Vlamingen slechts teren op een Vlaamse, niet op een Nederlandse cultuur. Wat betekent het culturele leven in Brussel als men Frankrijk en

[pagina 402]
[p. 402]

Parijs uitschakelt? Maar een Nederlandse aanwezigheid in Brussel is er niet. Het prestigeverschil van de twee culturen in België, dat mede hieruit volgt, is zo groot, dat ook ontwikkelde Vlamingen zich nog steeds spontaner op Frankrijk richten dan op Nederland. Ook Vlamingen weten veel beter welke toneelstukken op het ogenblik in Parijs gespeeld worden dan in Den Haag of Amsterdam. En als er op hoog niveau een principiële discussie ontstaat, zoals onlangs b.v. over de neutraliteit van het rijksonderwijs, dan staat het ook in Vlaamse kranten nog altijd beter, te gaan kijken hoe de Fransen dat oplossen dan hoe de Nederlanders het doen. Het is gewoon een reflexbeweging geworden, waarvan men wel kan zeggen dat ze de Vlamingen aangeleerd is door een eeuw lang verfransend cultuur- en onderwijsbeleid, maar men kan moeilijk volhouden dat zij zelf reeds veel gedaan hebben om, ter vervanging van die Franse reflex, een spontaan op Nederland gerichte gezindheid aan te kweken. Evenmin kan men zeggen, dat Nederland veel gedaan heeft om in het Vlaamse Brussel en in Vlaanderen enigszins dezelfde culturele rol te spelen als Frankrijk, met zijn dure propaganda en zijn ‘Amitiés françaises’, in het Franse Brussel, in Wallonië.... én in de Vlaamse steden. En nochtans moet Nederland erkennen, dat Vlaanderen (door zijn taalstrijd) voor de instandhouding en (door zijn zowel historische als eigentijdse bijdragen) voor de verrijking van de Nederlandse cultuur méér betekent dan de Franstalige cultuur in België ooit betekend heeft voor de Franse cultuur.

Onze landen zijn echter zo ver uit elkaar gegroeid, dat zulk een Nederlandse gezindheid bij de Vlamingen en, wederkerig, zulk een ‘Vlaamse gezindheid’ bij de Nederlanders niet meer vanzelf kan ontstaan. De idee van de culturele autonomie is de laatste jaren in België ‘populair’ geworden. Het besef van de Nederlandse saamhorigheid is dat nog niet. Ten minste niet - en dat is hier het belangrijkste - in de brede lagen van de bevolking. Wel bestaat er op vele gebieden van het geestesleven al lang een zeer druk verkeer tussen Noord en Zuid. De literatuur van de twee delen van het Nederlandse taalgebied wordt theoretisch als een eenheid beschouwd; maar hoeveel literaire tijdschriften die een volledige integratie voorstonden, hebben stand kunnen houden? Op het gebied van de theologie en de filosofie, om slechts één ander gebied te noemen, is vooral na de oorlog een zeer intense samenwerking gegroeid, maar toch is de nieuwe vertaling van het N.T. nog gemaakt zonder medewerking van Vlamingen. Zelfs daar waar een bewuste wil tot samenwerking aanwezig is, bestaat er dus toch ook nog veel onbegrip of traagheid. Maar in de brede lagen van de bevolking is zulk een wil tot samenwerking niet eens aanwezig. Hier heerst

[pagina 403]
[p. 403]

alleen maar onwetendheid en onverschilligheid. Men kan moeilijk beweren dat de Nederlands-Vlaamse televisie-week enkele maanden geleden een populair succes is geweest. Wie in Antwerpen geregeld Nederlandse toneelgezelschappen wil laten optreden, moet zich geen illusies maken over de bijval van het grote publiek (‘we verstaan de Hollanders niet’) en evenmin over de bereidwilligheid van de grote Nederlandse gezelschappen. Wie voor heel het cultuurleven een Nederlandse oriëntering en uiteindelijk een Nederlandse integratie voorstaat, moet in Vlaamse kringen voorlopig niet op veel spontane sympathie rekenen.

Is dit echter een reden om er dan maar van af te zien? Toen dit tijdschrift in 1947 een Nederlands-Vlaams tijdschrift werd, is daar geen onderzoek bij de lezers aan voorafgegaan om te weten of zij met deze integratie wel akkoord gingen. Er werd gewoon laconiek meegedeeld: ‘Wij hopen dat onze lezers met deze wijziging (....) zullen instemmen’. Waarmee we alleen willen zeggen: ook op een hoger plan en in een ruimer verband is een actief en doelbewust cultuurbeleid geen zaak van de goed- of afkeuring van het grote publiek, maar van de leidinggevende en opinievormende kringen en verder, in steeds toenemende mate, van de overheid.

De Vlaamse Radio en Televisie profiteren reeds lang van hun volledige autonomie ten opzichte van de parallelle Franstalige instituten om meer aansluiting te zoeken bij Nederland. Zij hoeven er zich wat ons betreft niet te veel aan te storen of het publiek dit graag heeft of niet. De Vlaamse pers is al lang autonoom genoeg om haar eigen weg te gaan, maar ze blijft wellicht veel gevoeliger voor de stemming of de onverschilligheid van het publiek. In een recent nummer van De Nieuwe Gids (28.12.61), waarin verschillende Nederlandse correspondenten in Brussel hun indrukken over de Vlaams-Nederlandse samenwerking meedelen, merkt B. Klaverstijn van het A.N.P. op: ‘Er zijn in Brussel een tiental Nederlandse journalisten geaccrediteerd voor de berichtgeving naar Nederland (....). De Belgische pers slaat hierbij een pover figuur. Geen enkele Belgische krant heeft in Nederland een vast Belgisch correspondent’. De verantwoordelijkheid van de Vlaamse pers is in de aangelegenheid welke wij hier bepleiten, ontzaglijk groot. Zij is in onze wereld de leidinggevende en opinievormende macht bij uitstek geworden. Zij moet in het bevorderen van de cultuurintegratie tussen Nederland en Vlaanderen het publiek voorgaan, niet volgen.

Dit geldt nog meer voor de overheid, die in de cultuurzorg een steeds groter rol krijgt te spelen, vooral op het gebied van het onder-

[pagina 404]
[p. 404]

wijs, dat toch de grondslag is van alle cultuur. Van een autonoom Departement van Nationale Opvoeding en Cultuur moeten de Vlamingen verwachten dat het een Nederlands cultuur- en onderwijsbeleid voert. En omgekeerd is deze autonomie een voorwaarde voor zulk een op Nederland georiënteerd beleid. Bij ons weten is Dr. A. Willemsen de eerste geweest om aandacht te vragen voor dit belangrijk verband tussen culturele autonomie voor Vlaanderen en Nederlandse cultuurintegratie. In een artikel in de Gazet van Antwerpen, dat weinig belangstelling schijnt gewekt te hebben, schreef hij op 22 september 1961: ‘Zolang (....) de verschillen in de structuur van het onderwijs in Vlaanderen en Nederland zo groot blijven als ze nu zijn, zal er op dit punt van een wezenlijke Nederlandse eenheid nooit sprake zijn (....). Ingrijpende maatregelen (....) zullen niet getroffen kunnen worden, zolang er niet getornd kan worden aan de eenheid van het Belgisch onderwijssysteem, dat voor Frans- en Nederlandstaligen, behoudens het verschil in voertaal, hetzelfde is’. Slechts op voorwaarde dat de Vlaamse culturele autonomie een werkelijke inhoud krijgt, zijn de voorwaarden geschapen ‘voor een dergelijk, wezenlijk ingrijpend, Nederlands cultuurbeleid, met name op het belangrijkste gebied, het onderwijs’.

Hetzelfde geldt voor de taalpolitiek. Van een ruimere autonomie mag men niet alleen verwachten dat zij het bedrijfsleven in Vlaanderen zal vervlaamsen, maar vernederlandsen. ‘De vervlechting van de Nederlandse en Belgische economieën in alle sectoren plaatst de Vlaamse bedrijven voor de noodzaak, een beter “zaken-Nederlands” te gebruiken en zich daarbij te oriënteren, niet op Conscience of Gezelle of Claes, maar op het huidige economische spraakgebruik in Nederland, het enige voorbeeld overigens dat bestaat voor de Vlamingen (....). Op de duur zijn het alleen de directe, economisch geïnspireerde contacten (....) die tot een egalisatie van het Algemeen Beschaafd in Nederland en België zullen leiden’ (L. Metzemaekers, van Het Parool in het reeds geciteerde nummer van De Nieuwe Gids).

Zeker, de autonomie ‘kan niet als een soort tovermiddel werken’. Zij is echter wel een voorwaarde opdat in Vlaanderen ook in bredere kringen van de bevolking een klimaat, een gezindheid, een geest bevorderd worden die voor het hele cultuurbedrijf (nogmaals in de breedste zin van dit woord) resoluut aansluiting zoekt bij het kernland van onze cultuur, Nederland. En eveneens: ‘Het belang dat Nederland erbij heeft, is gelegen in de mogelijkheid, die een culturele autonomie van Vlaanderen in zich sluit voor een gezamenlijk Nederlands cultuurbeleid’ (Willemsen).


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken