Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Streven. Jaargang 15 (1961-1962)

Informatie terzijde

Titelpagina van Streven. Jaargang 15
Afbeelding van Streven. Jaargang 15Toon afbeelding van titelpagina van Streven. Jaargang 15

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (17.90 MB)

Scans (94.01 MB)

ebook (17.16 MB)

XML (3.99 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
non-fictie/sociologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Streven. Jaargang 15

(1961-1962)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 601]
[p. 601]

[1962, nummer 7]

Vastenactie en internationale solidariteit

ZOWEL in België als in Nederland hebben de bisschoppen dit jaar voor de tweede keer de gelovigen opgeroepen om de vasten in het teken te stellen van de broederlijke hulp aan de ontwikkelingslanden. Het initiatief tot een dergelijke actie werd in 1959 genomen door het Duits episcopaat. Vanaf het eerste jaar overtrof de edelmoedigheid van de Duitse katholieken veler verwachtingen. Het werk Misereor - naar Christus' woord ‘Misereor super turbam - Ik heb medelijden met het volk’ - bracht 35,4 miljoen mark bij elkaar; in 1960 44 miljoen. In Nederland werd vorig jaar 3,5 miljoen gulden ingezameld; in België 38,5 miljoen Fr. Het geld wordt gebruikt om de meest uiteenlopende vormen van hulpverlening te financieren. In Duitsland ligt de nadruk kennelijk op de structurele hulp: uitbouw van het gezondheidswezen, opleiding van technici, bevordering van zgn. testprojecten, van plannen tot ‘community development’, enz. In Nederland en België daarentegen ging het meeste geld tot nog toe naar dringende noodgevallen: de vluchtelingen in Kongo en Angola, de slachtoffers van de aardbevingen in Chili of van de overstromingen in Pakistan. Het Belgische werk ‘Broederlijk Delen’ wil in de toekomst echter 75% van het ingezamelde geld aan de structurele hulp besteden en slechts 25% aan onmiddellijke noodmaatregelen.

Daarmee wordt de actie in het juiste perspectief geplaatst. Het is immers niet voldoende, de symptomen weg te nemen van de armoede en de ellende waarin de grote meerderheid van de mensen in onze wereld leven. Het gaat er om, de oorzaken op te heffen. Het gaat niet om liefdadigheid, maar om gerechtigheid.

De symptomen van de grote ellende in de wereld: ondervoeding, honger en ziekte, worden ons veelvuldig onder het oog gebracht. De film die in België als inleiding op de vastenactie wordt vertoond, doet dit nog eens op een wijze die vele toeschouwers uit hun onverschilligheid of onwetendheid kan doen ontwaken. Hij is samengesteld door de Wereldorganisatie ter bestrijding van de honger. In het feit dat hij nu gebruikt wordt door het bisschoppelijk werk, kan men wellicht een symbool zien van het oprechte verlangen van de Kerk om zich, in de wereldwijde actie ten bate van de ontwikkelingslanden, niet afzijdig te houden van de grote internationale organisaties. Maar moet men de

[pagina 602]
[p. 602]

vraag niet stellen, of de bijdrage van christenen aan deze actie niet een eigen tonaliteit, een bredere dimensie, een diepere zin moet krijgen, die in vele vormen van profane voorlichting ontbreken?

Het meest nieuwe en wellicht het belangrijkste deel van Mater et Magistra is dat over de verhoudingen tussen de rijke en de arme landen: ‘misschien het belangrijkste vraagstuk van onze tijd’. De Paus spreekt weinig over honger, ziekte en ellende. De gelovigen behoren daar al genoeg van af te weten. Hij wil verder gaan dan deze eerste, elementaire bewustwording, verder dan de elementaire plicht van ‘rechtvaardigheid en menselijkheid’ om ‘in geval van bijzondere nood hulp te bieden aan de noodlijdenden en uitgehongerden’. Tegenover noodlijdenden verliest men zijn recht op overtollige goederen. Verkwistend omgaan met goederen die voor andere mensen levensnoodzakelijk zijn, is een schending van de rechtvaardigheid en de menselijkheid. Als hier van naastenliefde gesproken wordt, dan in de flauwe betekenis van liefdadigheid, terwijl het er op aan komt, gewoon zijn plicht te doen tegenover zijn naaste, zijn naaste gewoon te geven waar hij recht op heeft. Wel moet deze plicht met liefde gedaan worden, want ook in de vervulling van de naakte plicht is een verschil van menselijke tonaliteit mogelijk.

Veel langer echter weidt Mater et Magistra uit over de bestrijding van de oorzaken van armoede en ellende, welke door de noodmaatregelen niet weggenomen, soms integendeel bestendigd worden. In de paragrafen over ‘wetenschappelijke, technische en financiële samenwerking’ (in plaats van hulp of bijstand) wordt het perspectief verruimd en verdiept. De samenwerking moet ‘bijdragen tot de vorming van een gemeenschap van alle staten, waarvan de afzonderlijke leden, zich bewust van hun rechten en plichten, op basis van gelijkwaardigheid zullen meewerken aan de voorspoed van alle volkeren’. Vooral de wezenlijk menselijke gelijkwaardigheid van alle volkeren, arme en rijke, wordt beklemtoond. De aanwijzingen welke de Paus geeft, hebben betrekking op de eerbied voor het eigen karakter van ieder land: de rijke landen mogen de arme ‘er niet toe dwingen om ook hun levensstijl over te nemen’; op de belangeloosheid van de hulp: ‘het is een eis van rechtvaardigheid, dat de staten die technische en financiële hulp verlenen, die hulp zonder enige bijbedoeling van overheersing ter beschikking stellen’; op de eerbiediging van de rangorde der waarden, ook van de eigen waarden der te helpen landen: ‘proberen het zuivere zedelijk besef van die volken aan het wankelen te brengen, is iets immoreels’. De diepste grond voor deze solidariteit in eerbied is de liefde, geen andere dan de liefde waarmee God in Christus en Zijn Lichaam alle

[pagina 603]
[p. 603]

mensen zonder uitzondering lief heeft; met de programmaverklaring van het werk Misereor kan men zeggen: ‘zonder aanzien van nationaliteit, ras of religie’.

Van de christenen wordt niet in de eerste plaats gevraagd dat zij hun medewerking apart organiseren. Wel dat zij ook in deze wereldlijke actie de gist zijn in het deeg. Dat zij méér doen dan de anderen. Méér in deze zin, dat zij de bedoelingen en drijfveren van de samenwerking uitzuiveren; dat zij er de onbaatzuchtigheid van op de voorgrond plaatsen, en de eerbied en de liefde; dat zij de internationale samenwerking, die ook voor de rijke landen een kwestie van leven of dood wordt, van binnen uit omvormen tot een grootse communautaire onderneming waarin rijken en armen in wederzijds respect niet alleen hun materiële, maar vooral hun culturele, geestelijke en religieuze goederen delen.

Dit vraagt ook van ons een echte metanoia, een ommekeer in onze gedachten en reflexen. Voelen wij ons eigenlijk niet superieur omdat wij rijk zijn, de anderen arm? Maar misschien zijn wij veel armer dan zij: ‘Hun maag is leeg, maar bij ons is het misschien het hart dat leeg is. Misschien kunnen zij onze hulp missen, maar wij kunnen in ieder geval niet zonder rechtvaardigheid en liefde blijven. Wij moeten onze rijkdom kunnen rechtvaardigen door hem te delen. In nederigheid, niet in hoogmoed of superioriteit moeten wij de anderen de hand reiken’ (Mgr. Fulton Sheen). Wij moeten vragen om te mogen geven en dankbaar zijn als het ons mogelijk gemaakt wordt. ‘De eerste houding van de christen is een houding van dankbaarheid tegenover hen met wie hij mag samenwerken’, zei Mgr. Lefévre tot de Europese christenen in Marokko, en hij ging nog verder: ‘Iedere sociale, technische of economische vooruitgang welke wij hier brengen stelt ook grotere eisen van rechtvaardigheid’. De gedachten welke de publieke opinie in ons land zich vormt over het recht op dankbaarheid van hen aan wie we goed hebben gedaan, zijn niet steeds zo christelijk.

De christen zal zich bezinnen over het wee van de Bergrede: ‘wee u, rijken; wee u, die thans zijt verzadigd; wee u, die nu lacht’. En hij moet zich bewust worden van de grote collectieve zonde die in onze wereld heerst, de zonde van scheiding en breuk die bestaat tussen rijken en armen. Ons individueel comfort en welzijn kunnen misschien rechtmatig zijn. Maar dit doet niets af van onze gemeenschappelijke plicht om een eind te stellen aan deze collectieve schuld van nationale en raciale ongelijkheid. Het christelijk geweten in onze landen moet ervoor zorgen dat ieder die leiding heeft of invloed - en dat zijn wij allen: kiezers zowel als volksvertegenwoordigers en ministers, lezers zowel als publicisten, arbeiders zowel als werkgevers - wakker wordt geschud voor zijn im-

[pagina 604]
[p. 604]

mense verantwoordelijkheid. In Mater et Magistra vraagt de Paus dat bij de bepaling van loon en kapitaalsvergoeding in de geïndustrialiseerde landen rekening wordt gehouden met ‘de eisen van het gemene welzijn van alle volkeren’. Uit naam van het gelijke welzijn van de hele wereld worden offers gevraagd van de onderneming. Dringt dit door in onze sociale politiek? A fortiori worden zulke offers gevraagd in de nationale budgetten voor internationale bijstand en samenwerking; in de materiële en sociale zekerheid welke wij verplicht zijn te geven aan diegenen die als technici in de ontwikkelingslanden willen gaan werken; en om een in België heel tere plek aan te raken, in de fiscale politiek, die er ook op bedacht moet zijn, voor dit alles de nodige gelden bijeen te krijgen, van alle burgers.

Onze vastenactie zou gering zijn als we alleen maar wat meer geld bijeenbrachten dan vorig jaar. Ook dit is noodzakelijk. Want wij zijn zo gemaakt, dat de ommekeer in onze harten meestal slechts zichtbaar en vaak slechts werkelijk wordt in materiële offers. Offer, ommekeer en daadwerkelijke liefde voor de arme gaan in de christelijke vasten steeds samen. Als we er alleen versterving tot zelfheiliging in zien, wijken wij af van de grote traditie van Gods volk. Beter dan welk privé voornemen ook, is het bisschoppelijk werk voor de hulp aan de ontwikkelingslanden geschikt om onze vasten te herwaarderen. ‘Is dit niet een vasten zoals Ik het wil: zondige boeien slaken, knellende banden ontbinden; verdrukten de vrijheid geven, ieder juk verbreken? Is dit niet een vasten: de hongerige uw brood reiken, arme zwervers in huis opnemen; de naakte kleden die ge ziet, uw eigen broeder niet verstoten?’ (Is. 58, 6-7).



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken