Streven. Jaargang 5
(1937-1938)– [tijdschrift] Streven [1933-1947]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 558]
| |
BoekbesprekingGodsdienstJosef PICKL, Messias-Koning. Naar de tweede duitse uitgave vertaald en bewerkt door Dr. A. VAN DEN BORNE. - J.J. Romen en Zonen, Roermond-Maaseik, 1937, XII-267 blz., gen. Fr. 48, geb. Fr. 60. J.P. kan boeien. Hij was Duitsch legeraalmoezenier in den Balkan. Daar observeerde hij aandachtig menig oud volksgebruik, en weet aldus vele bijzonderheden van Jezus' lijden, dood en begrafenis verrassend-nieuw en realistisch te beschrijven (Barabbas; doornekroning; kruisiging; azijndronk; doodenzang, enz.). Vooral gaf het daar nog voorkomend 'bendewezen' hem een geheel nieuwen kijk op de Joodsche Messiasbetrachtingen ten tijde van Jezus. Dat is de originaliteit van deze monografie. 'n Studie over Jezus' Messiaansch Koningschap, soms 'n meesleepend betoog, immer daarbij 'n spannend verhaal. Het geestdriftig onthaal van dit boek is ten volle gewettigd. Jezus leefde in een woeligen tijd. Woelig vooral door de vaak losbarstende, steeds dreigende opstanden der bende-leden uit Gallilea tegen het romeinsche gezag. Deze opstanden waren religieus geïnspireerd door de levendige Messias-verwachtingen, welke echter een totaal nationaal-wereldschen inslag vertoonen. Meerdere aanvoerders meenden en hoopten eens een messiasroeping te kunnen verwezenlijken: bevrijding van het Romeinenjuk, heerschappij van Israël over de wereld! Jezus' optreden als wonderdoener en leeraar wekte in zijn tijdgenooten en niet het minst in zijn discipelen dergelijke vrijheidsverlangens. Hij heeft dan ook zijn alwijze gaven van opvoeder en Meester moeten aanwenden om hun begrippen langzamerhand te louteren. Zijn afwijzende houding tegenover de vrijheidspartij, en tevens de Hem door de fariseën toegedichte bevrijdingsplannen werden aanleiding tot zijn vonnis en dood. Dit is ongeveer de leidende gedachte van dit leerrijk boek. Al de opvattingen van J.P. werden niet zonder kritiek aanvaard. Voor détails is zelfs de vertaler het niet steeds met Schr. eens (zie noot blz. 47). Erger - men is geneigd te zeggen: jammer - is, dat een der hoofdbeweringen, die haast heel dit verhaal dooradert, en de interpretatie ook van de processen voor den Hoogen Raad en voor Pilatus beïnvloedt, op geen solieden historischen grond berust, zooals P. Bruders, S.J. in SCHOLASTIK dl. 10 (1935) p. 586 heeft aangetoond: nl. als zou de opstand der Vrijheidspartij, waarover Flavius Josephus bericht in zijn Bell. Jud. 2, 9, 4, en Antiq. 18, 3, 2, plaats gegrepen hebben op het Loofhuttenfeest (Luc. 13, 1-9 en Jo. 7, 3 vlg.), onder Barabbas' bevel, enkele maanden dus vóór Jezus' laatste Paaschfeest. | |
[pagina 559]
| |
Dit belet echter niet, dat de algemeene voorstelling van Jezus in het Joodsche midden van zijn tijd met zijn messiasverwachtingen, zijn Vrijheidspartij, zijn steeds weer tegen de romeinsche overheersching opduikende 'Lestes' (Bendeleden), ons een klaarder inzicht geeft in Jezus' handelwijze tegenover zijn leerlingen, van zijn omgang met de vrijheidsgezinde Gallileëns en de kuiperige fariseën, van Judas' verraad en Jezus' gevangenneming. De vertaler heeft persoonlijk werk geleverd, op de in het voorwoord aangegeven wijze. Dat het IIe en IIIe deel uit het oorspronkeljke, het bewijsmateriaal en de aanvullende studies niet in hun geheel werden opgenomen is begrijpelijk. Enkele uitgezochte gegevens uit het IIIe deel (als b.v. over den opstand op het Loofhuttenfeest; de identiteit basileus-Messiaskoning) zouden het onbehaaglijk gevoel van onveiligheid dat zich bij 't lezen hier en daar opdringt - ''t komt prachtig uit, maar sta ik voor 'n pure veronderstelling, 'n waarschijnlijkheid, 'n zekerheid?' - zoo niet gansch verdrijven, dan toch verminderen. De vertaling leest vlot en zal ongetwijfeld vele diensten bewijzen. Op bl. 256, 8e reg. v.o. is 'n klein doch onontbeerlijk zinnetje 'Ook de grieksche kerk kent dergelijk gebruik', door onachtzaamheid weggevallen. L. MOEREELS S.J. Oskar BAUHOFER, Die Heimholung der Welt. - Herder, Freiburg i. Br., 284 blz., geb. M. 4Ga naar voetnoot(1). De geweldige kenteringen van waarden en verworvenheden in de wereldontwikkeling onzer dagen, zoowel als de totnogtoe ongekende snelheid waarmee zij elkaar opvolgen, nopen tot bange bezinning op de beteekenis van heel dit wereldgebeuren zelf en vervullen de gemoederen met groote bezorgdheid over het lot van het christendom in dit gebeuren. Dit is met enkele woorden ook het onderwerp van dit nieuwe boek van O.B. Het probleem dat gesteld wordt is: de oplossing der spanning van natuur en bovennatuur door een gemeenschappelijke christelijke daad. De jonge Kerk ontgroeide in vrije ongebondenheid het versleten oude wereldrijk, dat onder den stijgenden druk van het barbarendom met groot gekraak ineenstortte. Zij veroverde weldra de nieuwe volkeren, die zich op de puinen der vroegere cultuur kwamen vestigen, bracht hun het licht en de heerlijkheid van het geloof, voerde hen op tot een hooge beschaving en wist gedurende eeuwen het tijdelijk rijk van het Westen tot een harmonische synthese te versmelten: die abendländische Ordnung. Maar gaandeweg onttrekken zich de middeleeuwsche beschavingskrachten aan hun eigen geestelijkheid en ontwikkelen zij zich, in steeds grooter wordende zelfstandigheid, tot een nieuwe ordening, een wereld van stoffelijke perfectie, burgerlijkheid (gestorven liefde), concurrentie en techniek. Daarnaast het rijk van geest en genade, zich geleidelijk van deze moderne wereldstructuur vervreemdend en weldra door haar, als vijandig en gevaarlijk, gebannen en geweerd. Twee levens- | |
[pagina 560]
| |
opvattingen komen tegenover elkaar te staan: Profanität en Sakramentalität, comfort en genade, een leven van louter aardgerichtheid, een leven uit de kracht der Openbaring, de gelukzaligheid des lichaams, de gelukzaligheid van den geest, techniek of geloof. Maar techniek zonder geest is uiteraard zinloos: de geest is voor de techniek minder gevaarlijk dan zij voor zichzelf is: al wat zij is, komt van den geest, van nature niets anders zijnde dan vervormde geestelijkheid. Het negeeren van den geest beteekent voor haar het ten onder gaan aan zichzelf, aan louter record en prestatie. Niet zoo de geest: het lichaam is den geest te vriend, het is zijn huis. Niet zoo de bovennatuur: de natuur is haar eigen grond. Al de perfecties van civilisatie en techniek kunnen slechts door een intrinsieke verwording en afwending van hun eigen zin en beteekenis, aan den geest, de bovennatuur en het christendom vijandig worden. Heel deze wereld hoort thuis en is slechts veilig in het stralende leven van geest en genade: 'die Heimholung der Welt' ziedaar de taak der christene gemeenschap, een taak die wel dikwijls meer op een stille 'Nachtwache' dan op een vlug en veilig 'Tagewerk' gelijken zal, maar een taak waartoe allen worden opgeroepen in een groote, algemeene, alles omvattende, 'katholieke' actie, die niet zoozeer een propagandacampagne als wel een daadwerkelijk en sacramenteel beleven van het geloof in Christus zal zijn, een onverborgen en onweerstaanbaar getuigenis van belanglooze liefde.
L. VANDER KERKEN S.J. Hekserij in de Missielanden, Nederlandsche verslagen der XIVe Missiologische Week van Leuven, 1936. - Universum, Brussel, 1937, 240 blz., Fr. 35. De hekserij, de magie en de tooverij zijn altijd voor de missionarissen een van de grootste handicaps geweest waarmede ze rekening moesten houden in hun apostolaat. Daarom ook werd dat onderwerp breedvoerig behandeld tijdens de 14e Missiologische week van Leuven. Als uitgangspunt van die verslagen wordt ons een beperkende omschrijving van het begrip hekserij gegeven die de zaak heel wat opheldert. Daarop volgen de verslagen van de Nederlandsche sectie: dogmatische en moreele beginselen door Pr. D.K.L. Bellon en Dr. Creyghton; concrete feiten en synthese door P. Dr. Van Bulck; beschrijving van de hekserij in Java, Kongo, Noord-Transvaal en Nieuw-Guinea. Een rijke documentatie niet alleenlijk voor de missionarissen maar ook voor alle ethnologen en kolonialen. Een aanhangsel van P. Dr. Van Bulck over enkele bibliographische verwijzingen voor verder instudeeren van het magieprobleem, vermeerdert nog de waarde van dit boek.
E. VAN STRATUM S.J. Jan DERKS, Journaal van een dode. - Brand, Hilversum, 1937, 208 blz. Het dagboek van een bekeerd vitalist. Hij zag zijn dwaling in bij den dood van de geliefde, trad in bij de Cisterciensers, moest tenslotte het | |
[pagina 561]
| |
klooster verlaten en stierf in een krankzinnigengesticht. Bij zijn dood vond men dit dagboek, een refutatie van zijn vroegere vitalistische theorieën. Dit refutatie heeft niets ongewoons of sensationeels over zich: de beleving van de doodsgedachte in haar overschaduwing op het leven laat de vitalistische levenshouding zien als een schromelijke inconsequentie en een laffe dubbelzinnigheid. Het is de argumentatie die Van Duinkerken reeds lang tegen Marsman uitspeelde: 'Hem rest geen uitweg meer,
dan zelfmoord of geloog
of een verdoft berusten...'
Des te sensationeeler is de uitwerking van die argumentatie: met tergende zekerheid schrijdt de onverbiddelijke eenheid van het betoog verder onder het uiterlijk onsamenhangende van paranoïde waandenkbeelden. Bewonderenswaardig lijkt ons de koenheid en zelfzekerheid, waarmee die chaos tot eenheid wordt gebracht. Bewonderenswaardig ook de knakke, gejaagde stijl en de echt paranoïde spitsvondigheid in de redeneering. Ongetwijfeld getuigt dit boek van een merkwaardig schrijverstalent. En juist daarom moeten we des te scherper in verzet komen tegen het onevenwichtige en diep ongezonde van dit genre. Wie in dezen tijd blijvende schoonheid wil scheppen, en zijn talent in dienst wil stellen van de waarheid, mag niet toegeven aan de ziekelijke overspanning van zijn tijd, aan de zucht naar het sensationeele en extravagante bij het publiek, mag vooral zijn eigen gebrek aan evenwicht niet als mode-artikel gaan exporteeren. Want dit boek lijkt ons tenslotte te echt, om niet te berusten op een grondslag van persoonlijke ondervinding. Jan Derks verdient onze aandacht om dit werk. Alleen bezonkenheid echter, en besliste orientatie naar de realiteit konnen zijn talent behoeden voor misvorming en ijdele excentriciteit.
L. MONDEN S.J. Albert SCHWEITZER, Aus meinem Leben und Denken. - Felix Meiner Verlag, Leipzig, 214 blz., RM. 4.80. Deze autobiographie, in 1931 geëindigd, werd reeds op 40.000 exemplaren verspreid. Zij verhaalt ons, met bescheidenheid, een der edelste levens die het een mensch gegeven was te leven. Te Kaysersberg in den Elzas geboren, in 1875, en, nog zeer jong, befaamd exegeet en theologie-professor aan de Protestantsche Theologische Faculteit van Straatsburg, werd A. Schweitzer in 1903 tot Rector van het Wilhelmitanum benoemd. Hij was tevens een muziekkenner met buitengewoon talent, en stond in betrekking met al wat naam had op muzikaal gebied. Zijn nota's over het orgel (hij is zelf orgelbouwer), zijn critische studiën over Bach, en zijn uitvoeringen verzekerden hem een wereldbefaamdheid. Maar beter nog: Caritas Christi urget nos: op dertigjarigen leeftijd voelt hij zich geroepen tot het zendelingswerk. Terwijl hij zijn theologische lessen te Straatsburg, en te Parijs zijn muzikale uitvoeringen voortzet, laat hij zich inschrijven op de medische faculteit, en na het behalen van het noodige diploma, vertrekt hij naar de Fransche bezittingen aan den | |
[pagina 562]
| |
Evenaar waar hij op eigen kosten een hospitaal opricht. Als eenige geneesheer in de streek, is hij weldra met werk overlast. Hij vindt niettemin tijd genoeg om midden in Afrika het orgel te bespelen en slaagt er in zijn werk te steunen met de opbrengst van uitvoeringen in Europa. De oorlog legt zijn arbeid stil en voert hem terug tot de studie. Hij publiceert nu weer werken over Bach, over de mystiek van den H. Paulus, over de godsdienstgeschiedenis; maar, eens de oorlog ten einde, vertrekt hij opnieuw naar Afrika om er onder de zwarten zijn liefdewerk voort te zetten. Uit zijn hospitaal van Lambarene heeft Albert Schweitzer dit aandoenlijk boek gedagteekend.
Prof. L. de SOUSBERGHE. Mgr. Alban GOODIER (vertaald door Domna Lucia M. ANTONISSEN O.S.B., Priorij 'Regina Pacis', Schootenhof), Jesus' openbaar leven, Het Koninkrijk Gods is gekomen; Jesus' openbaar leven, Zijt Gij het die moet heerschen? - Foreholte, Voorhout, 1936, 1937, (Standaard-Boekhandel) 315 blz., 368 blz., ing. Fr. 35, geb. Fr. 46 (per deel). Onder de talrijke hedendaagsche levensbeschrijvingen van Jezus, is die van Mgr. Goodier, Mauriac misschien uitgezonderd, de meest verspreide; samen met die van Pater Lebreton, kan zij voor de meest vrome doorgaan; waarschijnlijk, met haar vier boekdeelen die alleen het openbaar leven verhalen, is zij de meest breedvoerige. De gewetensvolle arbeid van een even begaafd als vroom schrijver: beter kunnen wij haar noch kenschetsen noch aanbevelen. Wie wetenschap verlangt grijpe naar Legrange, Lepin, de Grandmaison, Prat, Willam; wie een persoonlijk getuigenis zoekt neme Mauriac; wie vroomheid behoeft raadplege de homelieën van de oude Vaders, de populaire 'Levens van Jezus' uit de Middeleeuwen of de meditatie-boeken uit den tijd van de Contra-Reformatie... Mgr. Goodier heeft iets van dat alles. Wetenschappelijk voldoende gefundeerd (cfr. blz. 11-12), eerder voor eigen gebruik dan voor het publiek geschreven (cfr. blz. 6-7), tracht zijn biographie den eeuwig levenden Christus voor te stellen (cfr. blz. 6): den Godmensch die de blijde tijding bracht, de zaligmaking voor alle menschen. Met een vrome, even beschroomde, nieuwsgierigheid die, ook met de fantasie, van alles 't fijne achterhalen wil; - met een eenvoudige, rustige, soliede psychologische kennis die, in één woord of gebaar, een zieleleven vermoeden kan; - met een vast geloof dat, in het Oud Testament, de voorbereiding en de voorafbeelding ziet van Jezus' optreden en voorbijgaan, van de onverwoestbare vervulling der tijden; - met een onverdroten werkzaamheid, altijd tot herbeginnen bereid en nooit heelemaal tevreden..., schreef Mgr. Goodier, op een tiental jaren tijd, een van de allernuttigste boeken voor den hedendaagschen geloovige. Deze verneemt er weinig bijzonderheden in van louter historisch belang, weinig echo's van wetenschappelijke of apologetische controversen; hij staat niet aan den rand van het christendom om, in het ongeloof, een flauwe afstraling | |
[pagina 563]
| |
te ontdekken van zijn eigen zoeklicht; hij staat midden in de geloofswereld, geniet van haar altijd voedende zekerheid, en hoort weer, tot hem gericht, de 'woorden van het eeuwig leven'. De stille lezer van Mgr. Goodier's werk leert weer bidden. Zonder den modernen vooruitgang ook maar in het minst te negeeren, ziet hij zich onttrokken aan haar woelige sfeer van harden strijd; daar gaat voor hem, nu zooals vroeger, de Heiland weldoende voorbij; even voelt hij zich in de onzichtbare wereld verplaatst, de eenige werkelijkheid. De gewetensvolle arbeid van een even begaafd als vroom schrijver: moge deze aanbeveling, bij velen, het boek doen opslaan en den Heer vinden. Em. JANSSEN S.J. Nikolaas BERDJAJEW. Van de waardigheid des Christendoms en de onwaardigheid der Christenen. Nederlandsche vertaling van Jos. TRUYTS. - 'Die Poorte', Oude God-Antwerpen, 1937, 117 blz. Drie opstellen werden hier gebundeld, waarvan het eerste zijn titel aan het boek heeft medegedeeld. De twee andere heeten: Over den geest van het burgerdom, De geestelijke toestand van de moderne wereld. Rakelings gaat Berdjajew langs de waarheid heen. Terecht legt hij, op het godmenschelijk wezen van het christendom, den nadruk; het bestaande christendom was echter voor hem, totnogtoe, een gedeeltelijke verkrachting, zoo of anders, van den goddelijken geest; - en in onzen tijd pas zal de 'christelijke wedergeboorte... voor alles een terugkeer tot Christus en tot zijn waarheid zijn, die geen menschelijke misvorming meer vertroebelt' (blz. 51). Hij vergeet daarbij dat al het menscheijke, behalve de zonde, door den Godmensch werd aanvaard; dat de menschelijke natuur aan al het goddelijke deelachtig werd. Dat dus, na den zichtbaren Christus (die trouwens, onder vreemde gedaanten, zichtbaar onder de menschen wonen blijft), een zichtbare Kerk (met priesterlijke macht, met leergezag en bestuursmacht) de als natuurlijke kern van het christendom vormt. Dat dus ook de nederige onderdanigheid als het kenmerk van den christen dient beschouwd. Dat, anders dan hij het voorstelt, het christendom zich altijd bereid toont om, met elke niet evident onwettige wereldlijke macht, samen te werken, om elke beschaving - zij het nog haar uitzuiverend - te bevorderen en te verheffen. Dat, tenslotte, ook met onze beschaving, zulke samenwerking dient gezocht; met dien verstande dat aan de christenheid (wier doel buiten dit leven ligt) nooit eenig aardsch succes werd beloofd, alleen het voortbestaan tot aan 't einde der eeuwen. Het christendom van Berdjajew is een vergeestelijkend gnosticisme; het katholiek christendom daarentegen heiligt de stof met den geest. Berdjajew tast, ten langen laatste, Gods verhevenheid en almacht aan; het Katholicisme doet Gods mysterievolle barmhartigheid veel onafhankelijker en toch dieper ingrijpen, terwijl het mysterie van het kwaad tot een duivelsch inwerken, waarmee de mensch vrijelijk instemt, wordt teruggebracht. De eenige, de groote antithese op de wereld is niet: geest en vleesch, held en burger, God en mensch; zij is: Christus en de duivel. | |
[pagina 564]
| |
Christus, de Godmensch, is niet alleen de stichter, ook het leven zelf van christenheid en Kerk; de duivel, de afvallige engel, is degene die Christus' leven haat en schendt; en het menschdom, waarvan de eenen Christus, de anderen den duivel verkiezen, staat altijd in twee kampen verdeeld. In een korte recensie kunnen wij onmogelijk verder hierop ingaan. Even moesten wij toch aanduiden waarom wij de zoo penetreerende opstellen van Berdjajew niet onvoorwaardelijk loven en aanvaarden. Hoezeer ook verlichtend en sterkend, - hun principieële grondslag is niet katholiek: te zeer afwijzend en veroordeelend staat de schrijver tegenover het materieële; te uitsluitend verwijst hij het christendom naar de binnenkamers der ziel; de bovennatuurlijke verheffing van den mensch verwart hij met een zekere vergeestelijking; de soevereine waarde van de gehoorzaamheid ziet hij niet duidelijk in. In functie van de maatschappelijke, zedelijke, politieke en godsdienstige verschijnselen der XIXe en XXe eeuw, beschrijft hij het christendom: een standpunt dat, hoe reveleerend ook, den blik toch besloten houdt... Wij zegden het bij den aanvang: rakelings ging Berdjajew langs de algeheele waarheid heen. Aan godsdienstig gevormde lezers bevelen wij deze opstellen zeer graag aan; voor anderen zijn ze verwarrend. Een drietal noten, die hier en daar het eerste opstel met de kaholieke geloofsleer zouden confronteeren, hadden alle mogelijke verwarring voorkomen: dan hadden wij het boekje, volmondig, de ruimste verspreiding toegewenscht.
Em. JANSSEN S.J. Cornelis HAZART, S.J., Woorden voor dezen tijd. Bloemlezing met inleiding door R. HARDEMAN, S.J., tweede omgewerkte druk (8e-11e duizendtal). - 'Bode van het H. Hart', Alken, 1938, 138 blz., Fr. 6,50, fl. 0,50. De titel van dezen bundel stemde ons tot nadenken. Ja, Cornelius Hazart, was 'ontegenzeggelijk... de grootste controversist in onze moedertaal' (blz. 3); zijn sterfjaar 1685 leek echter zoo lang voorbij, dat het vermetel mocht voorkomen uit zijn uitgebreide oeuvre 'woorden voor dezen tijd' te willen doen opklinken. Betrekkelijk weinig menschen nog kunnen, in een geestelijk boek, 'woorden voor dezen tijd' waarnemen. Wie dàt kan, zij het nog maar binnen de korte dagen van een retraite, zal verbaasd luisteren naar de krachtige, min of meer grove maar warm-ernstige stem van dezen volksredenaar, met haar vele tonen en wendingen; bewogen zal hij in zijn ziel schouwen en, samen met den schrijver zichzelf wegend, zich misschien te licht bevinden; glimlachend en bekoord zal hij de rake typeeringen, ook nu, rondom zich werkelijk bevinden, - en de breed uitgewerkte vergelijkingen zullen hem als modellen voorkomen van didactische aanschouwelijkheid... Een specifiek vroom boek zal hij niet hebben gelezen, al ontbreekt ook de vroomheid niet; maar het godsdienstig en zedelijk evenwicht, op onze dagen zoo bedreigd, zal hij in zich hebben verstevigd: | |
[pagina 565]
| |
hij zal zich in het godsdienstige en daarbuiten een vromer, zuiverder, krachtiger persoonlijkheid voelen. Wij wenschen deze bloemlezing, ook buiten de retraitehuizen, waar zij bijzonder op haar plaats is, de ruimste verspreiding toe. Em. JANSSEN S.J. D. DE PAUW, O.P., De Bergboodschap. Radio-kwartiertjes. - Beheer: Generaal de Ceuninckstraat 73, Mechelen, 1937, 120 blz. Zoek in deze acht radio-kwartiertjes, waarin de acht Zaligheden behandeld worden, geen flonkering van nieuwe gedachten of verblindende beeldspraak; zoek er voedsel in voor geest en hart. Kijk naar de wereld om u heen: haar zelfzucht en hoogmoed, onrecht en dreiging; luister dan naar deze zachte en toch mannelijke stem, en merk de edele oprechtheid, de meewarige edelmoedigheid op die er in doortrilt. Luister verder: ook de spreker heeft, voor de hedendaagsche kwalen, een open oog; - hoort nochtans hoe hij, in Gods naam, de zaligheid belooft en voorstelt, ja, voor wie van goeden wil is, werkelijk maakt. - Moge door hem, door dezen arbeid voornamelijk, de aloude Bergboodschap, in verscheiden moderne zielen, een onverwacht en onverdiend geluk verrassend doen opleven! Em. JANSSEN S.J. Eigenhandige Levensbeschrijving van de Gelukzalige Anna van Sint Bartholomeus, naar het Spaansche handschrift vertaald door Paul VERBRUGGEN. - Goede Pers, Averbode, 204 blz. In deze sierlijke uitgave herleeft een van die krachtige Carmelitessenfiguren uit de groote eeuw. Door de vertaling op het Spaansch origineel, wordt nu voor 'n uitgebreid publiek een der documenten toegankelijk gemaakt van den nog weinig bestudeerenden invloed, door de mystiek van den Darmel uitgeoefend op de Contra reformatie van Zuid-Nederland. In den verhaaltrant der autobiographie doet zich onophoudelijk de mooie ongedwongenheid en natuurlijke werkelijkheidszin hooren, zoo kenmerkend voor al de Theresiaansche levensboeken. Ook de persoon van de Spaansche hervormster, in haar vertrouwelijken omgang met Anna, wordt even naar het leven geteekend. Een zaakkundige verantwoording door den Vice-Postulator P. Albertus van het Kind Jezus opent den tekst, die overal begeleid wordt met ophelderende nota's van dezelfde bevoegde hand. De Gelukzalige Anna zal ook een hartelijke vereering vinden in het Noorden bij hen die hooren van haar gebeden en voorzeggingen over het bekeeringswerk in Nederland.
J.V. KILSDONK S.J. Jos DE COO, De Ridder-Troubadour. - Hernieuwen-Uitgaven, Klein-Seminarie, Roeselare, 80 blz., Fr. 7. Voor de Ohi-Rho-Jeugd is de H. Franciscus van Assisië de geestdriftwekkende beschermer geworden, omdat de aan de aardsche dingen totaal | |
[pagina 566]
| |
onthechte en de voor God en de zielen ontgloeide middeleeuwsche heilige op zoo 'n diepe wijze de twee grondtonen van het moderne K.A.-ideaal wist te harmonieeren: zelfheiliging en apostolaat. Dit bondig maar keurig verteld en fijn geïllustreerd leven van den Arme van Assisië, in verband met onze K.S.A., zal menige Klaroener- en Hernieuwerziel doen zinderen van intense vreugde en van innig verlangen om ook trachten te worden een 'Ridder-Troubadour' voor onze tijden. A. DARQUENNES S.J. Prof. Dr. K. STEUR, De menschelijke ziel. Coll.: Waarheid en Leven; Serie: Katholieke levenswijsheid. - Paul Brand, Hilversum, 1937, 54 blz., fl. 0,55. De grondstellingen over het bestaan der ziel en haar wezen, over haar éénig zijn als beginsel in den mensch van de plantaardige, dierlijke en verstandelijke levensverrichtingen, en de daaruit noodzakelijk af te leiden substantieele eenheid van ziel en lichaam, worden hier degelijk bewezen en logisch uitgewerkt. Een best geslaagd vulgarisatiewerk. A. DARQUENNES S.J. Silvio NEGRO, Der unbekannte Vatikan. Uit het Italiaansch vertaald door Dr. L. MATHAR, Kösel-Pustet, München, 1937, 35 afleveringen in koperdruk, 373 blz., R.M. 6,50. Als bezoekers aan wie heel uitzonderlijk wordt toegelaten even een blik te werpen op al de grootsche en toch intieme bedrijvigheid in het Vaticaan, volgen wij Negro en hij heeft er een handje van weg om ons zelfs meer bekende plaatsen in een ongekend daglicht te stellen: waarlijk een meester van 't vak brengt ons naar het ons nog grootendeels 'onbekende Vatikaan'. Een keurig boek, vlot geschreven, zonder pedantisme of aanstellerigheid. Warm aanbevolen.
A. DARQUENNES S.J. Myriam DE G., Twee en twintig jaar Martelaar, vertaald door P. Burchard HOUSEN, O.F.M. - St. Franciscusdrukkerij, Mechelen, 1938, 285 blz. E.H. Girard, (1874-1921), subdiaken van Sées, is wel een van de grootste lijders dezer tijden. Het lijden van dezen stillen held wordt ons voorgesteld door een bescheiden heldin, zelf groote lijderes en leerlinge van abbé Girard. Geen zweem van weekheid, noch fanatisme: de volle zuivere klank van de liefde, die moeizaam, stijgend en vaak hijgend eindelijk de hoogste toppen bereikt. Het werk is bekroond door de Fransche Académie. G. Goyau getuigt er van: 'het is diep aangrijpend'. Voor het ziekenapostolaat een aanwinst van allereersten rang. L. ARTS S.J. | |
[pagina 567]
| |
Pierre CHARLES, S.J., Altijd Bidden, tweede reeks. - Universum, Brussel, 1938, 180 blz., Fr. 12. Een goede vertaling van 't gunstig bekend meditatieboek; deze reeks bevat, evenals de vorige, 33 overwegingen. K.B. Mgr. CRUYSBERGHS, Zondagviering, 46 blz., Fr. 5. Twee bundels radio-toespraken van ons bekende redenaars en een volksbrochure, eenvoudig, raak. K.B. Aug. DE NOLF, C. SS. R., Meimaand. - Standaard, Antwerpen, 1938, 279 blz., Fr. 12. Vroom werkje. Een en dertig meditaties aan de vouten van O.L. Vrouw van Altijddurenden Bijstand. Min of meer gerangschikt in het kader van de geestelijke oefeningen. Eenvoudig; innig; practisch; vroom.
L. ARTS S.J. Frans VAN OLDENBURG ERMKE, Santa Rosa van Lima. - Dekker en Van de Vegt, Nijmegen, 1938, 126 blz., fl. 1,25. Het wondere leven van een van Amerika's grootste vrouwen. Een heilige boetelinge in de wereld. Schrijver doet niet minder haar groote gehoorzaamheid dan haar buitengewone boetvaardigheid uitkomen. Vlot en vloeiend geschreven; keurig uitgegeven.
L. ARTS S.J. Antoine LESTRA, Pater Chevrier, een apostel der armen, vertaald door J. GRIBLING. - G. Dubrulle, Gent, 1937, 282 blz., Fr. 21. Van Pater Chevrier - geen kloosterling, maar een wereldheer, derdeordeling, getuigde wijlen Kard. Mercier, na een bezoek aan het 'Prado' - de mirakuleuze stichting van Chevrier in Lyon -: 'P. Chevrier is mij voorgekomen als het type van een apostolisch priester, die door de geestelijkheid het meest van nabij nagevolgd kan worden'. Een van de allergrootste priesters van de negentiende eeuw; een voorlooper op velerlei gebied; een baanbreker van het grootstadsapostolaat. Geestelijk zoon van den Pastoor van Ars, heeft hij dezes geest overgebracht naar de krotwijken van de grootstad. Zeer aanbevolen. L. ARTS S.J. Dictus ICKX, De H. Joannes Berchmans. - Goede Pers, Averbode, 1938, 46 blz., Fr. 5. Korte levensschets met teekeningen; vrij veel gefantaseerd. Is 't zoo wel best geschikt voor den volksknaap? K.B. | |
[pagina 568]
| |
P.B. DE MEYER, Als de haat gebiedt. - Vogelzang, Brussel-Woluwe, 1937, 70 blz. Lijdensgeschiedenis der Minderbroeders 'sedert 19 Juli 1936, door de Rooden neergeschoten'; met talrijke bijzonderheden over den toestand in Spanje. Een leerrijke brochure. K. du BOIS S.J. | |
LetterkundeDr. J.C. DANIELS S.J., Wolframs Parzival, S. Johannes der Evangelist, und Abraham Bar Chija. - Nijmegen, 1937, 312 blz., f. 2,90. Dit werk verschijnt als Band XI der Disquisitiones Carolinae, Fontes et Acta Philologica et Historica, die onder de leiding van Pr. Dr. Baader aan de Nijmeegsche Universiteit worden uitgegeven. Het neemt er een zeer eervolle plaats in en zal ongetwijfeld mede door de Duitsche wetenschap als van groot belang erkend worden voor 't juister begrip, de nauwkeuriger verklaring en de cultureele beteekenis van een epos als Wolfram von Eschenbach's Parzival. Het bestaat voornamelijk uit twee deelen. Het eerste is een: Stofflich-Statische Untersuchung. Na de verschillende opvattingen en verklaringen van Wolffram's gedicht uiteengezet te hebben, (ik mis er E. VOGELSANG, Der Umbruch des Deutschen Glaubens, 1934, en W. STAPEL W.v., Eschenbachs deutsches Christentum, 1935, in) brengt schrijver het bewijs, dat Wolfram, naast natuurlijk andere voorbeelden, voornamelijk rechtstreeks of onrechtstreeks door de Apocalypse van den H. Joannes is beïnvloed geworden. Zeer vele eigenaardigheden en trekken in Wolfram, ook zijn afwijkingen van Chrétien de Troyes, die totnogtoe uit allerlei verscheidene bronnen werden verklaard, kunnen nu op die ééne bron der Apocalypse teruggebracht worden. En inderdaad, wanneer men bij de totaliteit der bewijsvoering blijft, maakt deze een alleszins overtuigenden indruk. De Ruiters der Apocalypse vinden wij hier terug: den rooden ridder, den ridder van strijd en oorlog, in Parzival, den equus albus, den genius van den dood in Cundriê, den equus niger en Malcreatiûre, als symbool van den honger en gevolg der zonde. Orgelûse is de magna meretrix. Feizefiz, Parzival's heidensche broeder, koning die als God vereerd wordt, met zijn macht, zijn rijkdom, zijn driestheid, met zijn wapendier, den slangengod, zijn schild, is uit de trekken van den draco, den duivel, den gevallen Lucifer der Apocalypse, poëtisch verwerkt. Schastel marveille, de burcht door Clinschor gebouwd, het doodenrijk der verbeidende martelaren, met het Lit marveile, wortelt geheel in voorstellingen van het Boek der Openbaring, met daarnaast misschien märchen-motieven. Ook daar ligt de oorsprong van Wolfram's Graal, als steen, als lapis exillis, Lapis de coelis, de lapis jaspius als Christus' symboliek, met de kleurenrijke 'Achmardi' met de menigvoudige krachten van leven- en genadeuitdeelende Volheid. Daaruit komt het oorbeeld der kuischheid, met de beelden van de vier en twintig Maagden met licht en lampen, van de Graal-koningin, van den ouden man en den dienaar met de speer. Alle bijzonderheden van het Graalfeest kunnen in | |
[pagina 569]
| |
betrekking gebracht worden met de Apocalypse: één groot werk dat de meeste problemen om den Graal op eenvoudige en teffende wijze oplost, het Boek der Openbaring. Het tweede deel: 'Historisch-dynamische Untersuchung'. Na geconstateerd te hebben, dat alles wat over de geschiedenis van het Boek met den Graal gezegd wordt, op de Apocalypse past, gaat schrijver over tot het onderzoek van het Kyôt-problem, om ook ab extrinseco den samenhang met de Apocalypse te ontdekken. Men weet, dat Wolfram als een bijzondere bron aangeeft een totnogtoe onbekend gebleven Kyôt, die zelf putte uit een boek van Flegatânis, een Arabischen astroloog, welke laatste ook zoo verhaald hebben hoe engelen meermaals den Graal op de aarde hadden gebracht. Het onderzoek zet voorop: dat een vergelijking van de plaatsen waarin Wolfram van Chrétien de Troyes afwijkt, niet dwingt aan te nemen, dat Kyôt werkelijk geleefd heeft, maar alleen dat Wolfram een andere bron gebruikt heeft, de Apocalypse; indien Wolfram zich uitdrukkelijk toch op Kyôt beroept, is het mogelijk, dat hij zijn niet-Chrétiensche motieven van hem heeft; daar nu nooit een Parzivalgedicht van een Kyôt ontdekt werd, is het waarschijnlijk dat deze Kyôt ook zulk gedicht nooit geschreven heeft, maar anderzijds kan misschien wel een Kyôt ontdekt worden, die iets met de Apocalypse te doen heeft. Deze Kyôt nu is, volgens schrijver, de Jood Abraham bar Chija Ha-Nassi, een in zijn tijd, twaalfde eeuw, zeer beroemd geleerde, op wien alle bijzonderheden die Wolfram zijn Kyôt toeschrijft, kunnen toegepast worden. Diens eschatologisch werk Megillat Ha-Magalle, dat onder den invloed staat vaan den Spaansch-Arabischen astroloog Abu-Ma'schar, van wien vele werken, ok zijn Liber Conjunctionum met een horoscoop van Mahommed en van Christus, door Johannes Toletanus (Toledo) vertaald werden, Flegetânîs van Toledo, zou het door Wolfram aan Kyôt toegeschreven boek zijn. In Joodsche kringen was de verwachting van het Messiasrijk in de 12e eeuw bijzonder levendig. De diepste tendenz van Megillat Ha-Megalle is, als in de Gralqueste, het heimwee naar den Messias, het verlangen naar verlossing, het streven naar het Rijk des Vredes, waarin de Koning de vervulling van alle wenschen zal zijn. De Apocalypse, Kyôt's werk, Wolfram's epos treffen daarin te zamen: na vele beproevingen en moeilijkheden zal de strevende en volhardende God-zoeker tot het hoogste geluk opstijgen. Ten slotte wordt aangetoond dat Wolfram de Apocalypse in zoo grooten omvang heeft aangeduid, wijl het denken in apocalyptische ideeën gansch den tijdsgeest beantwoordde. Zoo had Wolfram van Chrétien de Troyes het ruwe materiaal; aanleiding tot zijn epos was Kyôt, de leidende idee gaf de H. Joannes. Zijn wereld was geen ridderwereld alleen, zij was ook religieus leven. De 'Gralqueste' werd als een symbool van den tijd. De christelijk-katholieke dichter schilderde niet alleen het ridderlijke leven van zijn tijd met de wereldsche opvattingen, hij schildert die ter wille van een hoogere Idee; hij brengt in hetzelfde dichterlijk tafereel ook zijn godsdienstige wereldbeschouwing nader tot het volk. Zijn transcendentale houding beklemtoont in Parzival niet meer het Aardsch-tijdelijke in de dingen, hij schouwt over dit aardsche heen naar verre horizonnen. Zoo wordt voor het begrip en de verklaring van Parzival een gansch | |
[pagina 570]
| |
nieuwe grondslag gelegd. We hebben hier slechts de resultaten meegedeeld. Hoe die werden bereikt, met welk een voorzichtige, stap voor stap vooruitschrijdende methode, langs een waarlijk indrukwekkende reeks van treffende gelijkenissen, waardoor plots allerlei tot dus ver duistere en uit dikwijls phantastische bronnen verklaarde episodes en passages in een helder daglicht komen te staan, zal bij de lezing blijken. Zelfs in het tweede deel, waar het onderzoek minder bevredigend zou kunnen heeten, zal wie het tot het einde volgt, toch moeten toegeven, dat ook hier het juiste zal zijn getroffen. Geheel de Gralqueste, ja geheel de symbolische literatuur der Middeleeuwen rijst zoo mede tot de hoogste ideeën. Het moge ons mede tot voorzichtigheid aanmanen, om naar geen zoo ver afgelegen bronnen, van Keltischen, Oosterschen of van welken oorsprong ook, te zoeken, waar dikwijls de gewijde boeken en de katholieke traditie volstaan. Wij twijfelen er niet aan, of het werk zal spoedig als baanbrekend voor de Wolfram-Forschung erkend worden. En tot welke hoogte stijgt daarbij dan niet het poëtische scheppen der Middeleeuwsche kunstenaars! Dr. J. VAN MIERLO S.J. Henriette ROLAND HOLST-VAN DER SCHALK, Gedroomd gebeuren. - Brusse, Rotterdam, 1937, 45 blz. In elk werk van H. Roland Holst vinden we steeds een nieuwe, verdere ontwikkeling, maar tevens de levensecho van heel het verleden. In dit spreekkoor - haar laatste werk wellicht - komen deze kenmerken niet zoozeer uit in den explicieten gedachtengang, maar liggen ze veeleer besloten in den bouw zelf van het spel. De dramatische structuur van dit koor geeft als een samenvatting van heel de evolutie die H.R.H. heeft doorgemaakt. Naar de marxistische-Hegeliaansche formule worden kapitalisme en communisme er voorgesteld als de thesis en de antithese in de wereldrevolutie, als krachten in de handen van den eeuwigen bouwer. Maar de synthese moet groeien in het jonge geslacht als vrucht van offer, edelmoedigheid en strijdend-groote liefde. Determinisme en materialisme zijn sedert lang verlaten, en daardoor ook Hegel en Marx. Voorzienigheid en geestelijke liefdekracht zijn in hun plaats getreden. 'Niet getreurd of gemokt, kameraden,
op elkaar en op God gebouwd,
die zijn zaak stelt in onze handen
en op onze krachten vertrouwt...' (blz. 29)
Steeds meer ontwikkelt zich ook nu de levensopvatting naar het Evangelie, waaraan beelden en gedachten bijna voortdurend ontleend zijn, en naar de Christus-figuur, die - een alleenstaand maar beteekenisvol woord - 'God aan het kruis' (blz. 30) genoemd wordt. Als niet een paar propagandistische verzen tegen 'Franco's horden' de sereniteit van dit betoog kwamen storen, en enkele uitdrukkingen niet een nog al tè pantheistischen klank hadden, zou een katholiek elk woord van dit spreekkoor kunnen onderschrijven. Al zal hij dan ook scherp voelen hoe bloedarm deze socialistische religiositeit nog steeds | |
[pagina 571]
| |
aandoet, wanneer hij ze vergelijkt met den rijkdom van eigen opvattingen over genadeleven en mystiek Lichaam. Naast een paar al te prozaische bladzijden biedt dit werk bijna onafgebroken momenten van hooge schoonheid. Onverzwakt voelen we den diepen zieleklank van de dichteres in de aanvang- en slottirades van den dichter en van het vrouwenkoor. En dat de Nederlandsche, speciaal de Vlaamsche critiek, bijna minachtend aan dit werk voorbijging is een bedenkelijk teeken voor den modewinkel van onze Vlaamsche pseudo-cultuur.
L. MONDEN S.J. Arthur VAN SCHENDEL, De grauwe Vogels. - Meulenhoff, Amsterdam (A. Manteau, Brussel) 249 blz., ing. Fr. 48, geb. Fr. 64,50. Dit nieuwe boek van van Schendel brengt geen nieuw geluid. Wat beteekent dat schrijver met geen ongekende aspecten van zijd schrijverswezen verrast, noch naar vorm noch naar inhoud. Wat echter evengoed beteekent dat hij in dit boek zichzelf gelijk is gebleven en dus, eenvoudigweg, een nieuw meesterwerk schreef. Al de veelgeroemde hoedanigheden van vorige werken zijn hier, zoo mogelijk nog smetteloozer, aanwezig: de kalme, stoere verhaaltrant, de zegzekerheid zoo simpel en duidelijk, de weergaloos geteekende atmosfeer, de levende waarachtigheid van zijn personen, de feilloos evenwichtige constructie, geresorbeerd in het rustig voortloopende verhaal zelf. Hetgeen zijn boek maakt tot een meesterwerk zóó Hollandsch eigen, dat het, onovertroffen in de woordkunst, onder dit opzicht slechts te vergelijken is met de klassieke doeken van Holland's schilderschool uit de gulden eeuw. Evenmin als de vorige kenmerken, algemeen als hoedanigheden erkend, ontbreekt in 'De grauwe Vogels' van Schendel's, eigene manier van vertellen, egaal en spanningsloos, die, door menig criticus minder geestdriftig geaccepteerd, door vele lezers ongetwijfeld niet gegeerd werd. Heeft men daarom zelfs niet van hem durven schrijven met een vraagteeken: 'de veel geprezene maar weinig gelezene'? Of desondanks die egale verhaaltrant niet evengoed een hoedanigheid zou zijn als de overige kenmerken, valt nog te bezien. Toegegeven dat van Schendel's romans de gewone, oppervlakkige spanning van de uitgebate intrige missen, blijft het echter staan dat de egale ontwikkeling van hun inhoud dikwijls tot een veel intenser boeien in staat is, omdat de onontkoombare waarachtigheid van het gegeven nergens geforceerd en dus gefausseerd wordt terwille van de spanning. Dit zou waarschijnlijk niet het geval zijn als die inhoud, dat gegeven, niet zoo diep en algemeen menschelijk was. Met elk van zijn boeken komt van Schendel duidelijker van aangezicht tot aangezicht te staan tot de wezenlijkste, altijd eendere problemen, die 's menschen bestaan op aarde beheerschen. Het fatum van de grootsten voltrekt zich aan hem: gedreven te worden tot weergave in kunst van die metaphysische vraagstukken. | |
[pagina 572]
| |
Wat eens de inspiratie van Griekenland's tragici bezielde: 's menschen afhankelijkheid van het lot, de 'moîra', zoo willekeurig schijnbaar, zoo onvermijdelijk, zoo angstaanjagend wreed soms - werd ook de ziel van dit boek. Hetzelfde probleem ondanks alle verschil. Hetzelfde probleem, maar nu levend geworden op Holland's bodem, onder Hollandsche luchten, in een Hollandsch menschenhart. Dezelfde innerlijke gedrevenheid ook bij den schrijver om de onontkoomlijkheid van het lot in zijn langzame wenteling tot een steeds somberder voltrekking te teekenen. En waar der Goden tusschenkomst den door de 'moîra' vermorzelden held ten minste een mythologische apotheose bezorgde bij de Grieksche dichters, daar stelde zich nu de vraag of Holland's Calvinistische heilleer als godsdienstige sfeer den schrijver de oplossing zou geven ter overbrugging van het 'lot' naar 'God'. Dit antwoord blijft in zijn boek echter vrij schemerachtig. Hoewel de langzame ontwikkeling van den hoofdpersoon onder invloed van het noodlot naar inzicht en nederigheid voert, eindigt het heele verhaal veeleer op de vraag zelf dan op het antwoord. Op een onopgeklaarden twijfel dus. Daarom is het onmogelijk te beweren dat dit boek door iedereen zonder gevaar zou kunnen gelezen worden. Te meesterlijk is het probleem zelf gesteld, te onontkoomlijk is de tragische werking van het opgeroepen noodlot in het onverzettelijk doorgevoerde verhaal, dan dat twijfel er het besluit van mag blijven. J. VAN LAER S.J. Vlaanderen roept. Een bundel novellen, schetsen, verzen en artikelen van Lode BAEKELMANS, Herman DE CAT, Aug. VAN CAUWELAERT, Mr P. DIELEMAN, Jan H. EEKHOUT, W.A. VAN GRIETHUYSEN, Ernest VAN DER HALLEN, Stan HODISTER, Lode VANKRINKELEN, Marcel MATTHIJS, Wies MOENS, Filip DE PILLECIJN, A. DE SAEGER, Jozef SIMONS, Berten SNIJER, Stijn STREUVELS, Hilarion THANS O.F.M., A. THIRY, Felix TIMMERMANS, Ferd. VERCNOCKE, Dr. Eug. O.K. VERSTRAETE, Karel VERTOMMEN, Gerard WALSCHAP, Staf WEYTS. Onder redactie van Emile BUYSSE. - Bosch en Keuning, Baarn (Het Boekhuis, Ledeberg-Gent), 1938, 224 blz., ing. Fr. 40, geb. Fr. 50. Vlaanderen roept; maar zijn stem klinkt schor en zijn kreten verward. Neen, de uitgevers hebben geen moeite gespaard om van dezen bundel, met verzorgden tekst, muziek en kunstplaten, een waardevol Vlaamsch album te maken. Zeeland, de streek van Em. Buysse, is echter de geschikte plaats niet voor de microfoon die Vlaanderens roepstem zou opnemen, noch voor den zender die haar in alle Nederlandsche huiskamers en harten zou laten zingen en trillen. Waarom niet? Laten wij zoo zakelijk mogelijk daarop antwoorden. Een Zeeuw neemt Vlaanderens roepstem waar, als was zij die van zijn eigen romantisch regionalisme. Enkele namen met epischen klank verte- | |
[pagina 573]
| |
genwoordigen voor hem de Middeleeuwsche kunst- en cultuurtraditie; de Contra Reformatie ignoreert hij zoo volkomen dat 'Het Protestantisme in Vlaanderen' (blz. 207-213) bij Vlaanderens roepstem zou hooren; hij valt op de knieën voor wat typisch Vlaamsch zou zijn, en zelfs dàt kan hij, van wat men voor zoodanig uitgeeft, niet onderscheiden... Vlaanderen roept, jawel; het schreeuwt om de Grootnederlandsche ruimte en stevigheid, om het godsdienstige en traditioneele evenwicht en vastheid, waardoor het zich, stoer en machtig als in de XIII-XVI eeuw, weer kan oprichten en, fier en bezadigd, zichzelf weer zijn, buigend voor God alleen! Wat heeft die roep echter met een handvol versjes te maken, als deze niet dóórklinken, bezielend en grootsch; met een bundel meestal onbeduidende (een paar decadente en perverse) novellen; met enkele folkloristische opstellen in liefhebberstoon; met een paar proeven van heldenhulde die er, in zulke omgeving, als verdwaasd uitzien; met een drietal liederen (hoe goed gekozen 'Vlaanderen' van Veremans dan ook weze!); met een reeks (overigens zeer mooie) platen: stadsgezichten en volkstypen? Vlaanderen roept niet opdat men zijn typen leuk zou vinden, zijn hoekjes schilderachtig, zijn verleden grootsch, zijn hedendaagschen toestand verdrukking. In het petieterige, het verbitterde, het grove en koddige ligt zijn grootheid niet; nog minder gaat naar het materialisme, de neutraliteit of het Protestantisme zijn verlangen! Laten wij, ernstig en getrouw, volgens de lessen van het verleden, werken aan het Vlaanderen van heden en toekomst; en als er nog eens een 'Vlaanderen roept' verschijnt, laat het dan een degelijk leerend, intens verheffend, godsdienstig zuiverend album zijn! Laat het dan ook (wie het Vlaanderen van het verleden en dat van het heden kent, zal onzen wensch beamen) een katholiek boek zijn: Vlaanderens diepste begeerte en allernoodzakelijkste behoefte is en blijft het Katholicisme. Verscheiden verdienstelijke teksten - wij bemerken het zeer goed - zijn in dezen bundel opgenomen. Meestal echter vonden we deze reeds elders gedrukt; het geheel maakt den indruk dat de samensteller eerder op klinkende namen belust was dan op waardevolle stukken. Em. JANSSEN S.J. Pierre VAN VALKENHOFF, De gouden tak. Beschouwingen over mensen en boeken. - Leiter-Nypels, Maastricht, 1937, 231 blz., fl. 2.25. Van de tien hier gebundelde studiën, zijn de eerste vier (Bredero, Revius, Huygens, Staring) veruit de meest uitgebreide. Ook de twee volgende (Busken Huet, Hemkes) behandelen nog schrijversfiguren in hun geheel; terwijl de laatste vier (H. Roland Holst-van der Schalk, Rijnsdorp, Van Duinkerken, Engelman) gelegenheidsopstellen moeten heeten. Met genoegen nemen we waar dat P. van Valkenhoff zich bij Nederlandsche schrijvers en dichters bepaalde; en dat hij ook voor oudere (Huygens b.v.) een lans breekt. Vlijtig heeft hij de auteurs, over wie hij schrijft, ter hand genomen; ook de voornaamste studiën over hen. | |
[pagina 574]
| |
Zoo bevat zijn bundel nuttig informatie-materiaal (ok bibliographisch), en wijst het naar de aloude traditie terug waarmee men thans, te gemakkelijk, zou omspringen. Doch ziehier de zwakke zijde van het werk: het draagt geen persoonlijken stempel. Dof en zwaar, meer uit betrekkelijk-doorwrochte studiën bestaande dan met beheersching gestalten teekenend, van oude of nieuwe wijsheid weinig doorgloeid, wijst het op een schrijver wien nog een zwierige stijl, een persoonlijk inzicht, een breede en gedegen cultuur ontbreken, wil hij een vooraanstaand en gezaghebbend criticus worden. Em. JANSSEN S.J. Menno TER BRAAK, Douwes Dekker en Multatuli. - 'De Vrije Bladen', jaargang 14, schrift IV, April 1937, Leopold, Den Haag (A. Manteau, Montoyerstraat 49, Brussel), 31 blz., Fr. 16,50. Douwes Dekker is, tegen alle specialismen en systeemverdwazing in, de oppositie-figuur, de non-comformist, de strijder voor de menschelijke waaardigheid; - Multatuli is, in de verstikkende atmosfeer van het Hollandsch regentendom, de man die zich geweld aandeed en overschreeuwde. Multatuli heeft, herhaaldelijk, Douwes Dekker in zijn eigen comedie meegesleurd; de oogen van Douwes Dekker waren op 'waarheid, zelfstandige en onafhankelijke menschelijkheid' gericht, maar Multatuli lonkte naar macht, gezag, geweld; - Douwes Dekker was even geniaal als Multatuli larmoyant kon zijn... Kortom, Douwes Dekker was een groot voorlooper van Menno ter Braak; en, ware Multatuli er niet geweest, hij zou dat veel duidelijker gezien hebben. Vernuftig en schitterend schuift Menno ter Braak, onder den levensloop van Douwes Dekker, zijn eigen opvatting van menschelijkheid en cultuur. Hoeveel waars de brochure dan ook moge bevatten, hoeveel verwantschap tusschen den schrijver en het onderwerp er ook moge bestaan: de figuur van Multatuli. Douwes Dekker wordt hier dogmatisch belicht, - en niets vervalscht zoozeer als zulke belichting, wanneer het dogma de Waarheid niet is.
Em. JANSSEN S.J. André DEMEDTS, Edward Vermeulen, schrijver en boer. - Davidsfonds, Volksboek Nr. 274, 1937, 186 blz., Fr. 15. Als een daad van piëteit beschouwt André Demedts dit levensverhaal van den grooten Vlaamschen schrijver voor het volk en deze inleiding tot zijn arbeid; piëteitsvol aanvaarden wij dit geschenk van hem die, in meer dan een opzicht met Vermeulen verwant, hem, sedert jaren, bewondert en huldigt. Het boek heeft ons bvredigd, niets meer: het lijkt ons te weinig doordacht en voltooid. Een beter verzorgde taal had al veel goed gemaakt; eveneens een andere titel: Vermeulen is toch nooit, tegelijk, schrijver en boer geweest (cfr. blz. 40)! Dan had Demedts zich de Vlaamsche | |
[pagina 575]
| |
vooroorlogsche toestanden en mentaliteit beter moeten indenken (cfr. blz. 55-56); van zijn hoofdgedachte - Vermeulen's verbondenheid met volk en land - had hij minder een leuze moeten maken dan een werkelijke inspiratie: Vermeulen's hulpvaardige goedheid, onverzettelijk dorsten naar gerechtigheid, steeds dieper inleven van traditie en godsdienst, maken, meer dan Demedts het voorstelt, den schrijver; mensch en schrijver zijn bij hem zoo één dat, zonder den leek-zielenleider, de schrijver ondenkbaar is. Hiervan doordrongen, had de biograaf het afwijzen van Vermeulen's roman door bepaalde Katholieken (blz. 87), tot haar ware verhouding teruggebracht: niet het katholieke volk noch de geestelijkheid heeft den romanschrijver geïgnoreerd, maar de officieele literatuur. - Dan had hij ons ook de bladzijde bespaard over 'de verscheurdheid van de ziel' (blz. 168-169): omdat Vermeulen haar niet gekend heeft, zou hij, evenals Gezelle, tot een levenssfeer behooren waar 'het Europeesche denken van dezen tijd' overheen is! - Dan had hij ons ook de vergelijking onthouden met Conscience, Vermeulen en Teirlinck (blz. 180-181): met hals en schouder steekt Vermeulen toch, als verteller, boven de laatste twee uit; terwijl men den eerste met 'romantische overgevoeligheid' en 'onnatuurlijke kunsttaal' al te gewetenloos en struisvogel-achtig de vergetelheid injaagt. Over Vermeulen's goedheid, geloof en verantwoordelijkheidsgevoel (blz. 80-82) had Demedts iets méér mogen nadenken. Dan had hij zijn eigen modern-aesthetisch standpunt volkomener overwonnen; dan had de ook nu gewaardeerde hulde aan den schrijver voor het volk zuiverder geklonken, luider en met bewogener ondertoon.
Em. JANSSEN S.J. Hilarion THANS O.F.M., Heide. Omslag en penteekeningen van Oscar Bronckaers. - Sint Franciscus Drukkerij, Carmelietenstraat 4, Mechelen, 31 blz., Fr. 5. De Limburgsche heide verdwijnt; weemoedig beschrijft en bezingt de Franciskaansche dichter haar ongerepte bekoorlijkheid, haar metamorphosen in den seizoenengang, haar sterven 'aan de werken der menschen'. Met zijn teer-fijne en lenige taal, zijn plastisch vermogen, zijn zwermende vergelijkingen die alles leven doen, zijn onbevangen-menschelijke vroomheid en eenvoud schreef Hilarion Thans dit proza-gedicht. Zijn zacht bewogen ziel beeldde, zingend, zichzelf uit in deze breede openheid vol stillen weemoed, deze weidsch-uitgolvende heuvelkammen, deze slapende vennen waar zonlicht in gloort; - zijn lichtgeschoeide verbeelding zag de heide als 'een eindeloos uitdeinend hooglied' (blz. 6), waarvan hij een trouwen nagalm hooren liet. Dichtwerk en poëzie vergen nu, alom, de aandacht. Moge dan toch niemand, van welke generatie hij ook weze, déze schoonheid en kunst voorbijgaan!
Em. JANSSEN S.J. | |
[pagina 576]
| |
Piet DE FRAINE, Wit licht. Gedichten in kwatrijnen. - Steenlandt, Kortrijk, 1937, 46 blz. Futur simple heet het eerste gedicht van dezen bundel; en ziehier het eerste vers er van, - daarna de laatste twee: 'Ik zal mijzelf voor U aan stukken snijden,...
U zijt de slagerswinkel ingestapt,
U moet maar kunnen tegen 't beendersplijten' (blz. 9).
Het beeld getuigt, dunkt ons, van minder goeden smaak; maar de dichter maakt zichzelf, zoo, misschien meer bekend dan hij het vermoedt. Zijn weemoedig-ironisch temperament vooreerst, een smeulend vuur overstrooid met de asch van scepticisme; zijn niets ontziende vermetelheid daarna die, in een verzenbundel, àlles bloot wil leggen. Sympathiek doet zulk temperament ons aan, ook al moeten wij den bundel vooralsnog afwijzen: hij is niet rijp. Noch wat de verstechniek en de taal betreft, daar de dichter geen van beide volkomen beheerscht; - noch ten overstaan van de literaire houding: de schrijver schijnt, individualistisch, te meenen, dat elke oprechte bekentenis daardoor juist, poëtisch wordt; - noch met het oog op de hierin verwerkte levenservaring, die, hoewel niet onbeduidend, toch niet voorttrilt van ziel tot ziel. Het boek is niet rijp, niet bezonken, niet bezonnen. Geenszins bedoelen we daarmede den dichter 'aan stukken te snijden': een rubriek voor boekbesprekingen is geen 'slagerswinkel'. Piet De Fraine verdient, stellig, nog een kans; uit ganscher harte wenschen wij hem wat hij, in zijn laatste vers, voorziet: 'eens wordt uit mij de laatste donkerte gebannen' (blz. 43). Em. JANSSEN S.J. W. HOOGEBOOM en A.S. MOERMAN, Eenvoudige wijsheid voor jong en voor oud. Prikkels tot beoefening van Wellevenskunst. - De Torentrans, Zeist, 272 blz. Voor verzamelingen van korte versjes en spreuken, zooals de hier gebodene, kan men meer of minder voelen; voor ons is het een genoegen te bemerken hoe een zeer oude traditie - die van Coornhert, Cats en Poirters - in eere hersteld wordt. In denzelfden geest had Anthonie Donker, een paar jaren geleden, Het boek der vertroosting uitgegeven (gerecenseerd in Streven IV, 219); dit tweede boek, minder aesthetisch en bespiegelend, overtreft zijn voorganger door rijker materiaal, betere typographische schikking, nauwkeurige registers en een uitgebreide inhoudsopgave. Bruikbaar, degelijk en Hollandsch: uit deze drie epitheta leidt iedereen af dat Cats het meest voorkomt; dat wij het boek aan eenieder - voor eigen verheffing, met paedagogische of maatschappelijke doeleinden - warm aanbevelen; dat, naast de Noordnederlandsche traditie, de Zuidnederlandsche een te geringe plaats inneemt; dat de teksten uit de wereldliteratuur en de godsdienstige iets te weinig werden aangewend. | |
[pagina 577]
| |
Soortgelijke verzamelingen kan men altijd aanvullen, verbeteren, anders wenschen. Liever heeten wij deze, met haar eigen physionomie en bijzondere bedoeling, hartelijk welkom.
Em. JANSSEN S.J. Agni VAN DER TORRE, Wij durven. - Bosch en Keuning, Baarn ('Het Boekhuis', Ledeberg-Gent), 1938, 151 blz., ing. Fr. 20. Dit derde boek van de nog jonge schrijfster zet den geest voort van Mientje en van Zij wachten (zie, in dit tijdschrift, IV, 2, 200-201). De zoon en de dochter van een armendokter te Gent zullen, de eene als Dominee, de andere voorloopig als verpleegster in een hospitaal, 'koers zetten, recht naar den grooten horizon' (blz. 145). Beiden hadden een ander, een makkelijk leventje kunnen aanvaarden; zij verkiezen de liefdedaad en het offer: zij 'durven'! Negen losse tafereelen vormen het boek, waarvan het onbevangen levensgenot-in-mildheid de eenheid uitmaakt. Ligt er ook niet een zekere tweeslachtigheid in? De schrijfster, een protestantsche dame uit Holland, kan de Gentsche Universiteit niet vergeten, evenmin het Vlaamsche volksleven, zelfs de Vlaamsche godsvrucht niet. Zij weet dat deze tijd van de geloovigen het algeheele levensoffer vergt; het maakt den indruk dat zij den preciezen vorm er van niet vindt. Zij 'durft'; weet zij heel juist wàt zij moet durven? Het boek is met veel talent en temperament geschreven, iets te gemakkelijk en breedvoerig. Het Gentsche leven en dialect staan er, van-buiten-uit alleen geobserveerd, vrij onvolkomen in weergegeven, meer dan eens onjuist. Niettegenstaande het Protestantisme van de schrijfster, bevelen wij het werk, voor alle lezers, graat aan.
Em. JANSSEN S.J. Jozef SIMONS, Vóór 't verken komt. - Tweede druk, 'De Oogst', Antwerpen, 1937, 231 blz., Fr. 15. Wie den titel van dit boek begrijpt, weet wat het hem biedt: het zijn 34 vertellingen-uit-den-volksmond, opgeteekend te Esschen, te Oelegem, te Westkerke, te Oostmalle en elders; waarbij Jozef Simons alleen den verteltrant en de taal even schijnt te hebben nagezien. Naast de bundels van P. De Mont en A. De Cock, van V. De Meyere en van J. Leroy, naast den meer wetenschappelijken arbeid van hedendaagsche folkloristen, is deze verzameling allerwelkomst. Kaboutermannetjes en tooverprinsessen, - wonderkasteelen, wonderezeltjes, -tafeltjes en -stokjes, - domme, sluwe en hoovaardige zonen en dochters, - gouden vogels, appels en lokken, - heksen, draken en Lucifer: heel de bonte fantazie-wereld, met haar diepe geheimen en onverdroten optimisme, blijft ons, zoolang het kind niet geheel in ons is weggestorven, verlokken, bekoren, verblijden. - En dan: ouders die uw kinderen zoet wilt houden, suikertanten en suikernonkels die naar de genegenheid | |
[pagina 578]
| |
hengelt van wispelturige marmotjes, oudere broers en zusters van wie men, voor de aanstaande vacantie, wat nieuws verwacht..., probeert het eens met de vertellingen van Vóór 't Verken komt; gij zult Jozef Simons en 'De Oogst' nog dankbaarder zijn, dan de kinderen u! Em. JANSSEN S.J. André DE RIDDER, Valerius De Saedeleer en Zuid-Vlaanderen. - 'Die Poorte', Oude God-Antwerpen, 1938, 31 blz. Na Jules De Bruycker en Jacob Smits, komt Valerius De Saedeleer aan de beurt; na Gent en de Kempen, Zuid-Vlaanderen; - en André De Ridder die, van dit derde album door 'Die Poorte' uitgeven, den tekst schreef, deed het nog voortreffelijker dan, in de voorgaande, Achilles Mussche en Jozef Muls (zie, in de vorige jaargangen van dit tijdschrift, III, 5, 542-543, en IV. 4, 430-431). De Ridder schrijft bezadigd en bezonnen: dat is zijn grootste verdienste. In de doeken van den meester ziet hij, samen met het onderwerp, diens natuur, diens leven, diens beperking, diens geloof; zij weerspiegelen den meditatieven schouwer, den vreedzamen geloovige, - en de kunst van Valerius De Saedeleer is zoo cosmisch-grootsch, zoo eenvoudig-poëtisch, zoo gedempt-lichtvol geworden, omdat hij zich, bedachtzaam en toch durvend, natuurgetrouw en toch persoonlijk, regionaal en toch breed-en-diep-menschelijk, bij het Vlaamsche landschap te beperken wist... Volkomen gewetensvol, zeker en zuiver stelt André De Ridder dat voor: den noodzakelijken eenklank, bij den kunstenaar, tusschen creatie en leven. Wij hopen dat velen de mooie reproducties zullen koopen, en dat niemand den tekst zal verwaarloozen.
Em. JANSSEN S.J. Per HALLSTRöM, De doode waterval. Uit het Zweedsch vertaald door Hub. VAN AEL. - 'Die Poorte', Oude God-Antwerpen, 1937, 182 blz. Zweden, het uitgestrekte land met zijn wouden en woestheid, in vervlogen eeuwen de Europeesche grootmacht van het Noorden, inspireerde, rond 1890, door zijn natuur en door zijn verleden, de zes voorvechters van de Neo-Romantiek, onder wie, naast Werner von Heidenstam en Selma Lagerlöf, Per Hallström een eervolle plaats inneemt. Hoewel een historisch verhaal (het vertelde geschiedde in 1793), is De doode waterval bijna geheel door de natuur geïnspireerd. Alleen een machtig lyrisch dichter, meteen ingenieur, kan zulk thema bedenken: hoe een avontuurlijk gelukzoeker een machtigen stroom omleidt in een verschgegraven geul; daardoor een waterval stremt en een meer droog legt, doch veel meer onheil sticht dan zijn winst zou beteekenen. Zelf komt hij om in de golven. De menschen zijn hier bijzaak, zelfs (al stelt de inleiding het anders voor) eenigermate de dood: alles wordt functie van eenzaamheid, veld en woud; alles in het phosphoresceerende licht van den waterval. De | |
[pagina 579]
| |
waterval lijkt de oude, onaanraakbare woudreus; zijn stil-vallen is het magisch gebeuren van een toovermacht, - maar nooit stortte, brak en vernielde een vloed zoo geweldig als de enorme watermassa, op de hoogte eerst een tijd weerhouden, doorheen het dal. En het oordeel van den zwakzinnigen Sven Olsson legt een glans omheen het geheel: '[de mensch] moest ootmoedig zijn en zich wel wachten ergens verandering in te brengen' (blz. 62). Lyrisch overweldigend, blijft dit boek, episch, nogal zwak: de personen, vaag geteekend, symbolisch gekleurd, ontwarren een schematische intrigue; beschrijvende gedeelten overwoekeren, te aanzienlijk, de verhalende. Daardoor boeit het ons onvoldoende. Met vreugde begroeten wij echter een roman die, met Streuvels' arbeid vergeleken, (de vergelijking dringt zich op), het grootste gedeelte er van zeker overtreft; met vreugde bemerken wij ook dat de vertaler, naar zijn beste kunnen, den oorspronkelijken stijl heeft willen handhaven. Volkomen lijkt hij er ons nog niet in geslaagd (slordige woorden en zegswijzen als 'schaduwen... versmolten... ineen' (blz. 9), 'telkens dat...' (blz. 43), 'donkerdere voorstellingen' (blz. 122), 'gewirwar' (blz. 170) dienen toch zorgvuldiger vermeden!). Em. JANSSEN S.J. Rudolf UTSCH, De weg naar huis (Georg Ludowigs Heimfahrt), uit het Duitsch vertaald door Dr. Osw. EVERAERT. - Van Mierlo-Proost, Turnhout, 215 blz., Fr. 18. Georg Ludowig heeft, als luitenant, den wereldoorlog meegemaakt, teruggekeerd naar zijn geboortedorp in het Oostelijk Rijnland, gedroeg hij zich zoo schandelijk dat zijn vader hem het huis ontzegde... Tien jaar later komt hij er, als rijk geworden Amerikaan, voor een vluchtig bezoek weer. Neen, geen vluchtig bezoek: het boek verhaalt hoe hij, in korte dagen geheel veranderd, de oude familie-traditie weer opneemt en, diep gelukkig, doorzet. 'Ouderwetsch' mogen wij het verhaal noemen, maar dan in de goede beteekenis. Katholiek geïnspireerd, vol van een romantisch idealisme, met een buitengewoon spannend verloop en een volkomen bevredigend besluit, boeit, ontroert en verheft het den lezer, zooals alleen 'ouderwetsche' boeken dat kunnen. Een 'modern' romanschrijver zou zijn intrigue zorgvuldiger verantwoorden, de psychologie meer schakeeren, den stijl en de taal meer kruiden; een boek als dit zou er àlles bij verliezen: zijn eenvoud, zijn spanning, zijn ontroering, - en deze zijn, ook artistiek, onvervangbaar. Allerbeste volkslectuur dus, niet zonder literaire waarde. Em. JANSSEN S.J. F.E. SILLANPää, De weg van een man. Roman uit het Finsch vertaald door S. VAN PRAAG. - Meulenhof, Amsterdam (A. Manteau, Montoyerstraat 49, Brussel), 1937, 229 blz., fl. 2,90. De man die hier zijn weg vindt, is de boer Paavo Ahrola, die, na | |
[pagina 580]
| |
den dood van zijn eerste vrouw, tot zijn eerste liefde terugkeert, tot het meisje Alma Vormisto dat een kind van hem heeft. Hier kunnen we, dunkt ons, de bespreking afbreken: men weet genoeg. Want dat Sillanpää zeer stemmig het boerenleven beschrijft en den loop der seizoenen; dat hij, als een virtuoos-verteller, de gebeurtenissen vooruitsnelt en er dan weer op terugkeert: die hoedanigheden en veel andere redden het boek niet. Iemand zal misschien van meesterlijk-geteekende mannengestalten en vrouwengestalten spreken: ook dat doet weinig ter zake. Blijft dat heel het verhaal in de kleine wereld van de sexualiteit besloten ligt, zonder uitzicht noch openheid. Hoe kàn het dan groot zijn? Em. JANSSEN S.J. Irma MEYER, Vijf rondom moeder. - Het Spectrum, Utrecht en Standaard, Antwerpen, 230 blz., gen. Fr. 32, geb. Fr. 47. Vijf kinderen groeien op naar het leven, met eigen verlangen elk, met eigen moeilijkheden en strijd. En tusschen hen in staat moeder, zwaar geslagen ook door het leven, maar die in haar onwrikbaar geloof en haar verstandige moederliefde de kracht vindt om allen tenslotte toch te brengen op de heirbaan van het menschelijk geluk. Zeker, deze roman heeft gebreken en ze zijn niet gering: te losse structuur, simplistische behandeling van 'n paar gevallen, enkele karakters ook die te hoekig zijn uitgevallen. De geroutineerde lezer zal daarbij geneigd zijn meer dan eens te mompelen 'veel te braaf!'. Er straalt echter uit dezen roman zulk een diepte van overtuiging, zulk een onverwoestbaar en hecht gefundeerd levensoptimisme, zulk een gezond paedagogisch inzicht ook, dat we graag over alle literaire bezwaren heenzien, en het boekje dringend durven aan te bevelen aan de moeders en aan allen die met opvoeding gelast zijn. Niet het minst ook aan de opgroeiende jeugd, die er eerbied in zal leeren voor dat wonder van Gods goedheid dat we 'moeder' noemen. L.M. Guido GEZELLE, Kerkhofblommen; met voorwoord van Caesar Gezelle. - Standaard, Antwerpen, Negentiende Druk, 1937, 56 blz., Fr. 4. Een degelijke waardemeter voor een boek is ongetwijfeld het feit dat het zijn negentiende oplage mag beleven. En dit succes is voorzeker niet onverdiend, want, naast de voortreffelijke 'Kerkhofblommen' van Guido Gezelle, brengt dit boekje ons een welgelukte inleiding van Caesar Gezelle tot dit werk van zijn Oom. Wat hier voornamelijk de aandacht verdient is de korte studie over de taal van den Dichter. H. VAN DE PERRE. | |
KunstGeschiedenis van de Vlaamsche Kunst, onder leiding van Prof. Dr. Ir. Stan LEURS. - De Sikkel, Antwerpen, per aflevering: Fr. 16. Met de 11de aflevering was het eerste deel van dit werk volledig. Zij bevat het einde van de studie 'Vroeg-Renaissance in de Schilderkunst' | |
[pagina 581]
| |
van Dr. J. GABRIELS; een zeer boeiende uiteenzetting van Dr. M. CRICK-KUNTZIGER over 'De Vlaamsche Tapijtweverij in de XIVe, XVe en XVIe eeuwen' en een kapittel: 'Vroeg-Renaissance Bouw- en Beeldhouwkunst' door Prof. LEURS en Prof. ROGGEN. Wanneer wij nu dit eerste gedeelte doorloopen, dan moeten wij bekennen dat hier prachtig werk werd geleverd. Voor de eerste maal werd de geschiedenis van de kunst van het Vlaamsche volk, in eigen taal en door eigen specialisten bewerkt, in 't licht gegeven. Het is uitgegroeid tot een lijvig boekdeel van 544 bladzijden, met 2 kleurplaten en niet minder dan 335 afbeeldingen in den tekst. Dat het degelijk werk worden zou, daar stond de naam van Prof. Leurs, die de leiding op zich nam, borg voor. Tevens gelastte hij zich met de kapittels gewijd aan de Bouwkunst, in samenwerking met Prof. Dr. Kan. Lemaire voor de Voor-Romaansche architectuur. Wij hadden trouwens meermalen de gelegenheid de bijzondere aandacht van de lezers van 'Streven' op deze belangrijke uiteenzettingen te vestigen. Voor de beeldhouwkunst kregen wij bijdragen van Prof. Dr. Roggen, wien wij o.a. de uiteenzetting te danken hebben van het Sluterprobleem. Hoeven wij er nog op te wijzen hoe verdienstelijk hij zich maakte met zijn studies, verschenen in verschillende tijdschriften en voornamelijk in de 'Gentsche Bijdragen' over het tijdperk onmiddellijk voor en na Sluter? Zoo wij heel wat vooruit zijn gekomen bij deze studie is het voorzeker grootendeels te danken aan den onvermoeibaren ijver van den Gentschen hoogleeraar. De schilderkunst heeft altijd een vooraanstaande plaats bekleed in de Vlaamsche kunst en terecht. Voor de XVe eeuw, gaf Dr. J. Lavalleye ons een klare en methodische uiteenzetting; op Prof. Vermeylen werd beroep gedaan voor het tijdperk van 'Bosch tot Bruegel en zijn kring', terwijl Dr. J. Gabriels de 'Vroeg-Renaissance in de schilderkunst' bestudeerde. Dr. Fr. Lyna behandelde de 'Vlaamsche Miniatuur in de XVe en XVIe eeuw'. De kunstnijverheid werd niet vergeten; wij stippen de namen aan van: Prof. Kan. Maere en Dr. Crick-Kuntziger. Niet één medewerker komt voor op deze lijst, die niet, door vroegere studiën, de bijzondere aandacht op zich had gevestigd. Weliswaar heeft het werk benevens de voordeelen van een talrijke samenwerking, er ook de nadeelen van: zoo hebben wij herhaaldelijk een inleiding tot de kunst van de Vroeg-Renaissance. Wij kunnen daar echter aan toe voegen, dat deze uiteenzettingen dan toch op zekere punten elkander aanvullen en wij ze dan ook met evenveel belangstelling hebben gelezen. Wanneer wij bij deze namenlijst de 'Sikkel' vermelden, dan is tevens gezegd dat het werk tot in de kleinste details verzorgd is. Met ongeduld verwachten wij dan ook het tweede deel van de 'Geschiedenis van de Vlaamsche Kunst'. Ad. JANSEN. Hans WEIGERT, Kerkelijke bouwkunst. - Bosch en Keuning, Baarn, 24 blz., f. 0.60. Een Nederlandsche bewerking van het opstel verschenen onder den | |
[pagina 582]
| |
titel: 'Das Sakrale in der christlichen Baukunst' van de hand van den protestantschen hoogleeraar: Hans Weigert. 'Sacrale bouwkunst ontstaat daar, waar het bouwwerk niet slechts dient als samenkomst der gemeente, maar ook uitdrukking geeft aan een religieuze houding, hetzij door zelf in de indrukwekkende taal van zijn vormen een eeredienst en verheerlijking van God te zijn, hetzij als symbool van een religieus beleven.' Na deze bepaling volgen mooie bladzijden over de beteekenis, den oorsprong en de ontwikkeling van de elementen, die een gebouw als sakraal bestempelen. Dit boekje zal den lezer helpen in de ontwikkeling van de bouwkunst niet slechts een evolutie van vormen te zien, maar tevens de diepere beteekenis van die vormen doen begrijpen en waardeeren. Het vormt een - al te dikwijls verwaarloosd - hoofdstuk van de kunstgeschiedenis. De keurige uitgave, de duidelijke uiteenzetting en de zeer verzorgde Nederlandsche bewerking - met enkele plaatjes ter verduidelijking van den tekst - zullen het hunne er toe bijdragen om aan dit werkje de belangstelling te verzekeren dat het ruimschoots verdient. Ad. JANSEN. J. HALLEZ, pr., Grondslag van de godsdienstige bezieling in de Barok. - Standaard, Antwerpen, 48 blz., Fr. 10. Na het werk van E.P. Stubbe 'Naturalistisch of Mystiek', dat in Streven uitvoerig werd besproken door E.P. Peeters, mochten wij er ons aan verwachten nieuwe studiën over het barokprobleem te zien verschijnen. Het opstel van E.H. Hallez is ons des te meer welkom, daar de schrijver stelling neemt tegen de thesis van P. Stubbe, die de Barok een essentieel heidensche kunst noemde. Naar zijn meening staat de Barok geworteld in het katholieke dogma en in het katholieke leven. Daar echter zekere uitzichten van ons katholiek geloof, die nu min of meer in de schaduw zijn geraakt, in de 17e eeuw meer beklemtoond werden, kan het werk van de kunstenaars uit die periode ons misschien vreemd toeschijnen. Schrijver tracht dan ook aan te toonen dat twee hoofdthema's de Barok bezielen: het thema van den Emmanuel en het thema van den triomfeerenden Christus. Al is deze studie minder rijk gedocumenteerd, ook veel minder omvangrijk dan 't werk van P. Stubbe, toch verdient zij aandachtig gelezen en overwogen te worden. Misschien mogen wij een meer uitgebreide studie van de hand van E.H. Hallez over dit zoo belangwekkende onderwerp te gemoet zien? Ad. JANSEN. | |
EconomieK. PINXTEN pr., Het Kempisch Steenkolenbekken, een economische studie. - Standaard, Antwerpen, 336 blz., Fr. 60. De schrijver is de eerste die ons 'een grondige behandeling geeft van de voornaamste problemen, welke verband houden met de economische exploitatie van het Kempisch steenkolenbekken'. Met deze woorden | |
[pagina 583]
| |
kenmerkt Prof. Dr. G. EYSKENS, in zijn 'Voorwoord', heel juist deze studie. Hij voegt er bij: 'na meerdere jaren studie en opzoekingen', waardoor hij een indruk bevestigt welken de lezing van dit werk nalaat: de uitzonderlijke zakelijkheid samen met overtalrijke verwijzingen naar de geraadpleegde bronnen, lieten reeds vermoeden hoeveel geduldig opsporen, ordenen, schiften en eindelijk bewerken van 't informatie-materiaal deze studie gekost heeft. Wij worden alzijdig ingelicht, achtereenvolgens over de 'structureele kenmerken en technische voorwaarden van exploitatie', 'de economische exploitatie', 'het probleem der afzetgebieden'. Deze eerste drie deelen zijn zeer 'technisch', naar den zin van den 'leek' wellicht te technisch. Hij doorloope ze dan vlug en schuive vooral niet het werk ter zij. Het vierde deel: 'de economische en sociale invloeden van het mijnbouwbedrijf in de Kempen' is voor elken Vlaming hoogst belangrijk. Dr. Pinxten is optimist over de economische toekomst van het kolenbekken en, in verband daarmee, van gansch Vlaanderen: een nog toenemende verschuiving naar het Noorden is onvermijdelijk, ofschoon ze tegenwoordig geremd wordt, niet het minst door bepaalde financieele grootmachten die zoolang mogelijk hunne investeeringen in het Zuiden vruchtbaar willen houden. 'Een economische studie' zegt ons de ondertitel. Dat doel getrouw, beperkte zich de schrijver tot het economische; ten minste in hetgeen de studie zelf uitmaakt. Die economische studie kon echter een eenzijdigen indruk bij den lezer verwekken; een te algemeen-optimistischen. De priester moest dat vermijden omdat hier hoogere belangen dan de economische in het gedrang komen. Naar wij meenen te mogen veronderstellen, heeft hij het om die reden noodig geacht in 'Slotbeschouwingen' te wijzen op den 'weerslag op de sociale, kultureele en moreel-godsdientige waarden van het Volk'. Bondig maar zeer duidelijk klaagt hij daar tekorten aan en waarschuwt hij om dreigende gevaren. Die 12 bladzijden zijn bijzonder boeiend. De studie zelf had, meenen wij, er bij gewonnen overzichtelijker te zijn; hier integendeel is Dr. Pinxten op zijn best. Hij kent het Kempisch steenkolenbekken, uit rapporten, studies, enz., maar niet enkel daaruit; hij woont er, zijn werk brengt hem in voortdurende aanraking met talrijke inwoners der streek. Daarom stellen wij belangstellend - 't is toch niet onbescheiden? - de vraag: Wanneer groeien de 'slotbeschouwingen' tot een boek, of minstens een lijviger verhandeling, uit? Dr. K. du BOIS S.J. Dr. J. DE ROECK, Volk en Land. Feiten en beschouwingen over het bevolkingsprobleem. - Steenlandt, Kortrijk, 1937, 75 blz., 30 illustraties, Fr. 14. Aanleunend bij 'Bevolkingsproblemen' (uitg. Lannoo, Tielt, 1936) zond Dr. J. De Roeck thans zijn 'Volk en Land' de wereld in. In zijne inleiding leert ons de schrijver dat hij de relatie tusschen volk en land als het bijzonderste onderdeel beschouwt van het bevolkingsprobleem en verder dat zijn boek, aldus opgevat, bedoeld is als vulgari- | |
[pagina 584]
| |
satieschrift. In hoeverre nu zulke studie voor eigenlijke vulgarisatie vatbaar is, kan eenigszins in twijfel worden getrokken; betwijfeling welke echter geenszins afbreuk doet aan de waarde er van. Zonder te vervallen in de uiterste 'Bloed en Bodem' theorie, drukt steller er niettemin op dat wij niet alleen volks-economisch, maar ook en vooral volks-biologisch moeten leeren denken (blz. 71). In het eerste der drie onderdeelen, getiteld: 'De Volksgemeenschap', schetst hij dan den biologischen grondslag der Volksgemeenschap en de oorzaken van den volksondergang: Ontvolking, negatieve selectie en Rasvermenging. In deel II 'Het Land' wordt ons het (open) land voorgesteld als drager der Volksgemeenschap. Het derde deel: 'Ons Volk en ons Land' brengt ons ten slotte de toepassing van de thesis, in de voorgaande deelen ontwikkeld, op de Lage Landen bij de zee, m.a.w. op Nederland en België. Verder legt Dokter De Roeck er in zijne eindbeschouwingen den nadruk op dat de oorzaak van de geboortevermindering tweevoudig is: een innerlijk-geestelijke en een uiterlijk-materieele, en dat beide oorzaken ten nauwste van elkander afhankelijk zijn. Economie en sociale orde moeten betracht worden niet van het standpunt van den individu, maar van het huisgezin, zegt hij op blz. 70. Slechts in een gezond Nationalisme ligt volgens hem de redding; Nationalisme dat niet beteekent de triomf van het particulier-materieele op het universeel-rationeele, maar van het schoonmenschelijke op het geestloos internationaal verbasterde. Resoluut anti-Democraat tracht Dr. J. De Roeck ons in zijn boek 'biologisch' te bewijzen dat de natuur niet Democratisch maar wel Aristocratisch is en dat slechts een sociale Aristocratie in staat is een volk ordelijk te besturen. Talrijke fouten ontsieren een weinig die typographisch keurig afgewerkte uitgave. 't Hindert ons daarenboven niet weinig geen inhoudstafel aan te treffen. H. VAN DE PERRE. Alfred AMONN, Volkswirtschaftliche Grundbegriffe und Grundprobleme. Einfürung in das volkswirtschaftliche Denken. - Gustav Fischer, Iena, 1938, 167 blz. Titel en ondertitel duiden ons duidelijk het doel van den schrijver aan: hij wil eerst en vooral klaarte en eenvormigheid brengen in de begrippen omdat, zooals hij terecht opmerkt, in de economische wetenschap daar een jammerlijk tekort aan bestaat. Reeds had hij zich in 'Objekt und Grundbegriffe der Theoretischen Nationalökonomie', dat doel gesteld voor de theoretische economie; nu zoekt hij klaarte te brengen in de 'praktisch orientierte Begriffe' en de 'praktisch-politische Begriffe'. Wij treffen hier het scherp onderscheid aan dat in Duitschland gemaakt wordt tusschen de theoretische economie, welke zich houdt op het gebied der algemeene princiepen, en de toegepaste economie welke afdaalt tot de abstraheerende theorie enkel met de noodige voorzichtigheid naar de praktische toepassingen, niet zonder rekening er mee te houden dat de complexe realiteit mag overgebracht. | |
[pagina 585]
| |
Bij de begripsbepalingen geeft de schrijver ons eene uiteenzetting van de hoofdproblemen der economie. Een leerrijk boek, dat volledig aan 't beoogde doel beantwoordt. Dr. K. du BOIS S.J. Fernand SIMONET, Le petit commerce de détail, sa lutte avec le grand commerce de détail. - Collection de l'Ecole des sciences commerciales et économiques de l'Université de Louvain, 284 blz., Fr. 37,50. In een volgende aflevering worden deze werken besproken, naar aanleiding van een studie over den 'onafhankelijken' middenstand; wij beperken ons daarom hier bij een vermelding er van. Wie het vraagstuk van den ambachts- en handeldrijvenden middenstand onderzoekt, zal uit deze zakelijke werken veel leeren. Nederland is ons, op het gebied der organisatie van den middenstand, niet weinig voor! K.B. | |
OpvoedkundeVERHEYEN en CASIMIR, Paedagogische Encyclopaedie. - Geregeld verschijnen nu de afleveringen der 'Paedagogische Encyclopaedie'. Reeds ligt nr 5 voor ons, en zijn we, op bladzijde 240, gekomen tot het woord: Bibliotheken. Zooals bij alle werken, die uit samenwerking ontstaan, is de waarde der bijdragen uiteenloopend. Vele artikelen zijn uitstekend. Zoo, om er maar eenige te noemen: de Abnormalen, door R. Nyssen; de Achterblijvers, door E. Coeckx; de Actieve School, de Aesthetische Opvoeding (mooi geïllustreerd), de (paedagogische) Archieven, de Belangstellingscentra, door J.E. Verheyen; de Begaafden-Scholen, door B.J. Douwes; België, een bijdrage van 54 bladzijden, die onderverdeeld is als volgt: I. Het volksonderwijs; II. Jeugdbeweging; III. Belgisch Congo; IV. Evolutie van de paedagogische Wetenschappen. Die laatste afdeeling (door Professor Verheyen bezorgd), interessant als eerste proeve van een geschiedenis der paedagogische studiën in ons land. Voor onze katholieke opvoeders verliest dit werk nochtans veel van zijn waarde door zijn neutraliteit. Geen katholieke reactie, geen beoordeeling van katholiek standpunt uit van bewegingen als de 'actieve | |
[pagina 586]
| |
school', de methode van Decroly. Geen bijdrage over 'Ascese', over 'Apologetica'. Soms ook komt het katholieke opvoedingswerk niet voldoende tot zijn recht. Zoo wordt er bij 'Handelingen van Congressen' geen melding gemaakt van de Handelingen der internationale Congressen van het Katholiek Middelbaar Onderwijs (laatste Congres: Luxemburg, 1936). De schoolstrijd zou in een katholieke Encyclopaedie anders behandeld worden! In de bespreking der naschoolsche werken krijgt de Arbeidersvolkshoogeschool 46 regels, de Katholieke Hoogeschooluitbreiding 10. Bij de Jeugdwerken komt de heerlijke beweging der 'Eucharistische Kruistocht' onmiddellijk na en staat op denzelfden voet als de maatschappij tot Bescherming der Dieren en het Blauwe Kruis! 35 lijnen voor de 'Socialistische Arbeidersjeugd van Vlaanderen', 2 lijnen over de J.O.C., niets over de K.A.J.! De A.C.J.B. wordt vernoemd bij de politieke jeugdorganisaties, wat ze vooral niet zijn wil. Het voortdurend gebruiken van conventioneele afkortingen maakt het lezen van sommige bijdragen lastig.
Dr. J. DONCEEL S.J. Fr. S. ROMBOUTS, Kleuterpraat en kleuterpsyche. Fakkelreeks, Nr. 5. - Bigot en Van Rossum, Amsterdam, 111 blz. Weer een 'Romboutsje'! Even degelijk, even frisch en aangenaam om lezen als zijn talrijke broertjes en broers. Voeg er bij dat het in een zeer keurig pakje steekt, waarvoor de 'Fakkelreeks' zorgde. Waar schrijver beweert dat het kleine kind van de natuurlijke tweetaligheid thuis geen laat of schadelijke gevolgen ondervindt, plaatsen we een groot ondervragingsteeken. Hij wijst trouwens met nadruk op de noodlottige gevolgen der tweetaligheid op school. Wat het boekje bedoelt, staat duidelijk in het 'Woordje vooraf': Het is 'bestemd voor ontwikkelde ouders, voor Froebel- en Montessori-leidsters, voor onderwijzers en leeraren; speciaal dus voor hen, die bij het leeren-spreken van den kleuter of den verderen taalgroei van de jeugd leiding hebben te geven. Ten slotte echter voor allen, die van kinderen houden en in hun psychische ontwikkeling... belang stellen.'
Dr. J. DONCEEL S.J. Joz. KUCKHOFF, Opvoederszonden, een boekje over de liefde tot de jeugd. Vertaald door P.M. HENNUS, O.F.M. - S. Franciscus Drukkerij, Mechelen, 1937, 123 blz. Dit boekje, zegt men ons in de Inleiding, wil enkele aansporingen geven opdat de ouders, 'onder het opdoen van practische ervaringen, zich steeds beter rekenschap geven over hun verhouding tegenover de kinderen'. Zooals de titel het zegt, wordt hier vooral gewezen op wat men niet moet doen; immers 'zijn fouten inzien en een volgenden keer beter doen, daarin ligt de wijsheid van den waren opvoeder'. Er steekt in dit boekje zeer veel wijzen raad. Of het nochtans zoo | |
[pagina 587]
| |
merkwaardig is dat het verdiende in onze taal te worden overgezet, mag allicht betwijfeld worden. Dr. J. DONCEEL S.J. Nieuwe banen in het onderwijs, onder leiding van Dr. V. d'ESPALIER. I. - Standaard, Antwerpen, 384 blz., Fr. 45. De tweede uitgave dezer reeks bijdragen zal bij alle opvoeders welkom boeten. Voor wie de eerste uitgave niet kent, geven we hier den naam der medewerkers en den titel hunner bijdragen. Beter aanbeveling heeft het boek niet nodig. Dr. V. d'Espalier: Algemeen Overzicht; Eenige Zusters der Christelijke Scholen van den H. Jozef Calasanz (Vorselaar): Godsdienst; Dr. Br. Denijs: Werkelijkheidsonderricht; Dr. Br. Denijs-Hugo: Geschiedenis; L. Van Nueten, pr.: Aardrijkskunde; Dr. Br. Denijs: Natuurwetenschappen; K. Léonard: Natuurkunde. De tweede druk bracht aanzienlijke wijzigingen. De Inleiding werd klaarder gesteld, de hoofdlijnen beter aangeduid. De bijdrage over aardrijkskunde is langs den practischen kant aanzienlijk uitgebreid. De natuurkunde kreeg een afzonderlijk opstel. Ten gevolge van het nieuw leerplan werd ook het werkelijkheidsonderricht, de milieustudie behandeld. Het verschijnen van het nieuw programma voor godsdienstonderwijs in het Aartsbisdom was aanleiding tot een vollediger uitbouw van de positieve gegevens over de catechisatie in den nieuwen geest. Ook materieel heeft het boek er bij gewonnen. Het is een mooie band geworden, die de 'Standaard' eer aandoet. Aan allen die met onderwijs (vooral met het lager onderwijs) bezig zijn, warm aanbevolen. Dr. J. DONCEEL S.J. Dr. Therese SIMON, Das Doppelleben des Kindes. Ein Beitrag zur Psychologie und Pädagogik der kindlichen Heuchelei. - Rostapfel, Erlenbach-Zürich, 1937, 230 blz. Een interessante bijdrage tot de psychologie en de paedagogie der huichelarij bij het kind. Aan de hand van concrete toestanden uit het kinderleven wordt nagegaan hoe de kleine, vanaf zijn eerste onoprechte uitlatingen, steeds verder wordt gedreven tot de besliste aanvaarding eener 'dubbelmoraal': een moraal voor de anderen, een tweede, geheime moraal voor zichzelf alleen. De vraag dringt zich dus op: waar liggen bij de volwassenen de oorzaken, die uitleggen dat het kind zijn naïeve oprechtheid gaandeweg verliest, en een meer 'politieke' houding gaat aannemen tegenover de anderen? Nuttige wenken worden gegeven omtrent de punten waarop de volwassene moet acht geven om het ontstaan van dit onheilzame dubbelleven bij het kind te vermijden.
Dr. J. DONCEEL S.J. Dr. MEULEMAN en Jacqueline LAMERS-HOOGVELD, van knop tot bloesem. - J.J. Romen en Z., Maaseik, 1937, 384 blz., gen. Fr. 48; geb. Fr. 60. De ondertitel zegt u volledig en duidelijk wat u vindt in dit nieuwe boek: 'Hygiëne van de zwangerschap en de lichamelijke en geestelijke | |
[pagina 588]
| |
opvoeding van het kind tot aan den puberteitsleeftijd'. Na een korte leerstellige inleiding, waar nog eens klaar en scherp de christelijke principes over huwelijk en huwelijksleven worden uiteengezet, behandelt Dr. Meuleman in het eerste deel, klaar en kiesch en zakelijk, alles wat betrekking heeft tot de hygiëne van moeder en kind. Teekeningen illustreeren den tekst. Hier vindt een jonge moeder, bevattelijk en klaar, alles wat zij weten en doen moet. De toon is gemoedelijk en hartelijk. In het tweede deel komt Mevr. Lamers-Hoogveld aan de beurt: over de geestelijke opvoeding van den kleuter. Geen wetenschappelijk betoog: een hartelijk onderhoud van een zeer knappe moeder, met een jonge moeder. Schrijfster wil enkel 'een hulp bieden bij het groeien van de opvoedkundige intuitie'. Met een verrassend-fijnen psychologischen speurzin, leidt deze moeder ons binnen in de zielewereld van de kleuters: dit deel is sprietelend van leven, van rake, soms ietwat verrassende en toch juiste bemerkingen en opmerkingen, van treffende voorbeelden. Alles is er concreet en levendig: net wat onze jonge moeders vragen. Hier leeren ze, hoe men die kleuters opvoedt tot gehoorzaadheid, waarheidszin, rechtvaardigheid, goede manieren: hoe men bij hen leedvermaak en afgunst, kibbelzucht, verklikken afleert. Over straffen, kastijdingen, voorlichting, godsdienstige opvoeding vindt men hier zeer oorspronkelijke, verrassend nieuwe en toch wijze en juiste en zeer practische wenken. Een goudmijn voor onze jonge moeders... en ook voor onze jonge vaders. Zouden de twee deelen ook niet afzonderlijk uitgegeven worden? Veel personen - jongeren of ongehuwden - die bij het eerste deel minder of geen nut zouden hebben, zouden met zeer veel vrucht het tweede deel lezen. Uitgewerkte lessen in opvoedend catechismusonderricht voor den 4en graad, door de Zusters der Christelijke Scholen van den H. Jozef Calasanz te Vorselaar. 2 deelen. - Goede Pers, Averbode, 264 en 320 blz., Fr. 40. Nu het nieuwe godsdienstprogramma in voege gebracht is, zullen de catechisten wel bijzonder blij zijn, dat hun een zoo degelijke practische uitwerking van dit programma ter hand wordt gesteld. Overzichtelijkheid, vaste leer, moderne toepassingen en vooral een grondigere behandeling der bovennatuurlijke motieveering van de kerkelijke diensten, vinden wij hier prachtig bij elkaar. Dat de catechist ook hiermde echter hoegenaamd nog niet 'pasklaar' is voor zijn les, blijkt reeds voldoende uit het feit, dat de eigenlijke uiteenzetting over de genade nog een zeer beknopte plaats inneemt en het de levendige voorstelling van Christus' figuur misschien nog te zeer apart aan de les over gewijde geschiedenis is overgelaten. Het derde deeltje geeft nog meer praktische aanwijzingen om het contact met het kerkelijk jaar nauwkeuriger te maken. De uitgave is werkelijk netjes en, gezien de hoeveelheid der waar, werkelijk niet te duur bataald. M.v.C. | |
[pagina 589]
| |
Splitsing van de moeilijkheden bij het aanbeeren van de hoofdbewerkingen, door de Zusters der Christelijke Scholen van den H. Jozef Calasanz, te Vorselaar. - Opvoedkundige brochurenreeks, J. Pyck, Torhout, 72 blz., Fr. 6 (Fr. 20 voor 5 brochuren). Het aanleeren dier bewerkingen is een lastig iets! De oorzaak? Voor het grootste gedeelte aanpakken. ''t Is maar ne pak', lacht de stielman in zijn dialect: - 'Methode!' vermaant de paedagoog. Dat hebben de ondervindingrijke en innig-samenwerkende Zusters van Vorselaar weer eens zoo scherp ingezien en in dit boekje zoo net en flink voorgesteld, ten dienste van al wie minder achterblijvers en meer leven en vruchten voor zijn rekenlessen begeert. De lof- en gedachtenrijke inleiding over 'Het Nieuwe leerplan en de Wetenschappelijke Didactiek' door Dr. V. D'Espallier, besluit daarom gepast met volgenden wensch: 'Het ware te wenschen dat de geest van deze brochuur, de logische splitsing van de moeilijkheden bij het aanleeren der hoofdbewerinken naar heel de methodiek van het rekenen mocht overslaan, tot en met het oplossen van vraagstukken toe. 'Dit boekje is dus een voorbeeld en een aansporing om op ander terrein de handen uit de mouwen te steken'.
J.G. Hendrik BAELEN, Rekenspelen voor onze laagste klassen. - Opvoedkundige brochurenreeks, J. Pyck, Torhout, 72 blz., Fr. 6 (Fr. 20 voor 5 brochuren). Kleine kinders rekenen graag en al zeer vroeg gaan ze aan het tellen en 'cijferen', lang nog voor de schoolplicht hen te pakken en te 'plakken' krijgt op een bank in de klas, vóór een bord! De onderwijzers - en wat erger is: de levenslustige kinders - ondervinden al zeer vroeg in 't schooljaar dat rekenen geen 'kinderspel!' is. En daar zit het hem juist! Rekenen, zelfs zooals het schoolprogram het voorschrijft en indeelt, moest wél en veel meer, kinderspel worden en blijven, evenals bij moeder thuis en met grooter broers en zusjes. 'De 100 procent schoolman, die Mr Boelen heet' - gelijk Dr. V. D'Espaillier zoo gevat schrijft in de sappige en tevens zakenvaste inleiding - heeft dat juist ingezien en zeer gelukkig uitgewerkt in deze welkome brochure. Opdat onze kleinen minder vagevuur-lessen en duurzamer uitslagen zouden beleven, en opdat onze onderwijzers veel rijker oogst-vreugde mogen smaken, willen en moeten wij dit kostbaar werkje van harte en dringend aanbevelen.
J.G. | |
[pagina 590]
| |
R. FULOP-MILLER, Het licht aan den hemel. Leo XIII en onzen tijd. - Teulings, 's Hertogenbosch en De Standaard, Antwerpen, 256 blz., gen. Fr. 35, geb. Fr. 50. Dit boek bevat geen levensbeschrijving van Leo XIII; het is eerder een meesterlijk cultuurhistorisch essai, dat begint met Pius IX en eindigt met Pius XI. Midden deze tijdspanne van bijna een eeuw, rijst de gestalte van Leo XIII als een der polen van het menscheljjk denken. Door alle tijden heen immers staan twee ideologieën tegenover elkaar: diegene die de harmonie tusschen de aardsche cultuur en een bovennatuurlijk levensdoel voor onmogelijk verklaart, en diegene die een synthese uitbouwt waarin rede en geloof, Staat en Kerk, cultuur en eeuwigheidsdrang zich met elkander verzoenen. Deze synthetische gedachte heeft Leo XIII geput bij Sint Thomas van Aquino, den grooten Middeleeuwschen denker die al het bestaande zijn plaats inruimde in een machtige hierarchie der dingen, aan elk wezen zijn eigen waarde toekennend, met zijn eigen doel, maar het laagste richtend tot het hoogste, om ten slotte alles te laten convergeeren naar God. In een prachtig hoofdstuk: De leer van Thomas van Aquino-Summa Theologica, synthetiseert Fülop-Miller den geest en de strekking van het wijsgeerig denken van den Aquinaat zooals een beroepsphilosoof het hem moeilijk zou nadoen. Feilloos schetst hij de verhouding tusschen geloof en rede, zooals de engelachtige leeraar die inzag, en hij geeft ook aan den niet ingewijde een grootsch idee over de kracht en de vruchtbaarheid van het thomistisch denken. Jaochim Pecci nu heeft zich dit denken tot het zijne gemaakt, gedurende de lange jaren die hij, in een soort ongenade gevallen, als bisschop te Perugia doorbracht. En toen hij, na een conclaaf dat slechts twee dagen duurde, tot den Stoel van Petrus werd verheven, richtte hij heel zijn bestuur naar den gulden leidraad der thomistische verzoeningsgedachte. Vooral op een dubbel gebied bleek de 'leontinische' gedachte bijzonder vruchtbaar te zijn: in de betrekkingen tusschen de Kerk en de moderne staten, en in het sociale vraagstuk. Ook wijdt F.M. een hoofdstuk aan 'Het Vaticaan als centrum van de wereldpolitiek', en een aan 'De Paus des volks', waarin zoowel de theoretische leerstelling als de practische houding van de Kerk met betrekking tot deze beide problemen wordt geschetst. Misschien zijn deze twee hoofdstukken wat te schematisch gehouden: in enkele bladzijden zulke centrale problemen behandelen stelt den schrijver natuurlijk er aan bloot de perspectief zoodanig samen te dringen, dat zij verwrongen wordt. Nog meer krijgt men dien indruk bij het lezen van het laatste hoofdstuk: 'De strijd tegen den modernen tijd - Quadragesimo Anno' dat in een vijftigtal bladzijden den lezer duidelijk moet maken dat Pius X, Benedictus XV en Pius XI, de gedachte van Leo XIII hebben voortgezet, en dat daarom de idee van een bovennatuurlijke ordening stand houdt en zelfs veld wint tegen het moderne materialisme en het moderne heidendom. Bij zulk een geweldig synthetisch overzicht vraagt men zich wel eens af of het berust op een betrouwbare analyse. Niettemin moet het schrandere door- | |
[pagina 591]
| |
zicht van den schrijver bewonderd worden die uit een onoverzienlijke massa van feiten en ideeën de meest karakteristieke weet uit te kiezen om aan de algemeene lijn van zijn betoog relief te geven. Een katholiek schrijver zou zich eerbiediger hebben uitgedrukt waar hij een of ander in de houding van Plus IX zou te betreuren hebben (blz. 116); hij zou ook een meer geschakeerd oordeel gegeven hebben over de zoogenaamde theocratie der groote middeleeuwsche Pausen Innocentius III en Bonifacius VIII (blz. 118-20). Ook waar hij spreekt over het Concilie van het Vaticaan houdt F.M. er geen rekening mee dat de oppositie tegen het dogma van de onfeilbaarheid van den Paus in de meeste gevallen niet het dogma zelf betrof, maar wel de opportuniteit van zijn plechtige proclamatie. De lezer zal ook niet zonder verwondering vernemen dat, rond 1845, 'in de machtige ijzergieterijen van Gent en Seraing iedere maand nieuwe hoogovens werden gebouwd' (blz. 69). Bij de lezing van dit zeer interessant boek zal een katholiek steeds voelen dat de schrijver zich uitsluitend op cultuur-historisch en zuiver rationeel standpunt plaatst, en dat het diepere wezen van de Kerk, haar bovennatuurlijk karakter hem ontsnapt. Het 'geheim' van de Kerk wekt in hem niet het geloof, maar alleen bewondering en ontzag. Hij tracht voor dit geheim een rationeele verklaring te vinden, die hem toch weer niet kan voldoen. 'Tot in de vroegste tijden van het pausschap, schrijft hij, kan men dit onwrikbaar vasthouden aan de beginselen en tevens rekening-houden met de onvermijdelijke verandering van menschen, doeleinden en toestanden, waarnemen en misschien berust op dit vasthouden onder het veranderen het oorspronkelijk geheim van deze instelling en van haar de eeuwen trotseerende macht' (blz. 68). Alleen in de leiding van den H. Geest, als laatste oorzaak, vindt men een voldoende verklaring voor het geheim der Kerk.
F. DE RAEDEMAEKER S.J. Georges HARDY, La politique coloniale et le partage de la terre aux XIXe et XXe siècles. (Bibliothèque de synthèse historique, onder redactie van Henri Berr). - Albin Michel, Parijs, XVII-500 blz., 14 kaarten, Fr. 40. De schrijver, eere-bestuurder van de koloniale school te Parijs, is lang geen onbekende voor de beoefenaars der koloniale wetenschappen. Zijn boeken over de groote koloniale vraagstukken, over de koloniale geschiedenis van Frankrijk, deden hem waardeeren als een man met een encyclopaedische eruditie, gepaard aan een buitengewoon talent om zijn kennissen te groepeeren en voor te stellen. Tevens werd in hem erkend de eerlijkheid van den geleerde die wars van alle vooroordeelen naar strenge objectiviteit streeft. In onderhavig boek, wellicht zijn meesterwerk, komen al die hoedanigheden eens te meer tot uiting. Na een inleiding, waarin hij het wezen van de colonisatie onderzoekt en de kenmerken van de oudere koloniale ondernemingen vastlegt, ja zelfs uitwijdt over kolonisatie-uitingen bij de | |
[pagina 592]
| |
dieren, vangt hij de studie aan van de overzeesche bedrijvigheid in de XIXe en XXe eeuw. Beurtelings wordt ons duidelijk gemaakt hoe de koloniseerende volkeren zich hebben aangepast aan de nieuwe toestanden in de XIXe eeuw, hoe zij den stempel van hun volksaard op hunne koloniale ondernemingen hebben gedrukt en voor welke algemeene of bijzondere moeilijkheden en vraagstukken zij kwamen te staan. Schrijver bepaalt zich niet bij loutere beschrijving. Dank zij zijn rijke ondervinding en breede kennissen, kan hij zich aan beoordeeling en critiek wagen en tevens nuttige en gezonde wenken geven. Al kunnen wij, als katholieken, al zijn opvattingen niet ten volle onderschrijven, niemand onder ons zal ontkennen dat dit knap geschreven boek nieuwe horizonten opent en den lezer tot vruchtbaar nadenken dwingt.
E.D.S. Prof. Dr. E. LOUSSE, Beschavingsgeschiedenis van de moderne Tijden. - Universitas, Leuven, 1937, tweede, herziene druk, 1937, VII-350 blz. Schrijver heeft een synthetische voorstelling gegeven van de geschiedenis der cultuur gedurende de Moderne Tijden. Hiermede heeft hij een zeer belangrijk onderwerp op meesterlijke wijze behandeld. Van het oogenblik af dat het Protestantisme en de Renaissance hun invloed in West-Europa alom deden gelden, tot aan het uitbreken van de Franche Revolutie, hebben zich, in Europa voornamelijk, gewichtige gebeurtenissen voorgedaan. Nieuwe beschavingsvormen ontloken, staatsverbanden werden gewijzigd, nieuwe economische beginselen gehuldigd. Het politieke eenheidsideaal van het Romeinsch-Middeleeuwsche Keizerrijk heeft beslist plaats gemaakt voor de immer scherpe tegenstelling tusschen de nationale Staten; het feudalisme, als politiek stelsel, moet wijken voor de dualistische standenrechterlijke staatsregeling die dan op hare beurt door de onbeperkte souvereine macht van vorst of standen vervangen wordt. De locaal-gemeentelijke organisatie van de middeleeuwsche economie, heeft uitgediend; in hare plaats treedt het egoïstisch-nationaal mercantilisme op het voorplan. Economisch overwicht en koloniale expansie worden hoe langer hoe duidelijker de beweegredenen der internationale conflicten. De Roomsch-katholieke Kerk gaat tot een energieken strijd over tegen de heidensche of separatistische neigingen van Renaissance en Hervorming, zonder echter te kunnen verhinderen, dat een groot deel van Europa aan haar invloed onttrokken bleef en dat de regeerders zich hoe langer hoe meer met godsdienstige zaken bemoeiden. Op het gebied van kunst, literatuur, philosophie en wetenschap, strijden de heidenschraitionalistische ideeën, uit de classieke Oudheid door de Renaissance naar voren gebracht, tegen de christelijk-godsdienstige opvattingen, aan de Gothiek ontleend en waarbij de Barok zich een tijdlang zal aansluiten, om dan op hare beurt met de Rococo in een heidensche richting af te wijken. Die geweldige evolutie door het menschdom meegemaakt en waarbij alle beschavingsfactoren een rol speelden, wordt door Prof. Lousse met vaste hand geschetst. De zeldzame verdienste van die schets, ligt niet alleenlijk in den vorm, noch zelfs niet in de buitengewone belezenheid | |
[pagina 593]
| |
waarvan zij getuigt, doch ook in de wijze waarop samenhang en onderling reageeren van al die factoren worden aangetoond. De uitgebreide literatuuropgave, de scherp ingedeelde trefwoordenlijst in het namenregister, de talrijke kaarten en afbeeldingen, verhoogen de uitzonderlijke waarde van dit boek, dat blijven zal: een prestatie van allereerste gehalte. | |
Aardrijkskunde, ReizenJos M. VELTER, Australië, woestijnen, konijnen en kangoeroes. Vertaald door P. Crassaerts. - De Toorts, Heemstede, 1937, 178 blz., met platen, ing. fl. 2,40, geb. fl. 2,90. 'Hebben jullie dan je laatste restje gezond verstand verloren?!... Het eontinent willen ze doorkruisen, die jongens!... Weten jullie dan niet, dat nog geen mensch dat heeft klaargespeeld?' Zoo trachtte een Amerikaan, die al twintig jaar in Australië leefde, in een herberg te Townsville Jos Velter en zijn vriend Frank Michelis van hun gevaarlijke reis dwars door Australië af te schrikken. En toch vertrokken ze en doorkruisten het continent. Maar met welke gevaren! Krokodillen, vergiftige slangen en boomen, de helsche tropische hitte, maar vooral de verschrikkelijke vrees van dorst om te komen in de uitgestrekte zandwoestijnen waar geen druppeltje water te vinden is. Jos M. VELTER, Siberië, wolven, beren en bandieten. Vertaald door P. Crassaerts. - De Toorts, Heemstede, 1937, 158 blz., met platen, ing. fl. 2,40, geb. fl. 2,90. Jos Velter heeft enkele jaren na den grooten oorlog met zijn vriend Imquill, drie jaar doorgebracht in het hart van Siberië. Hier krijgen we het verhaal van de huiveringwekkende avonturen die hij beleefde bij het doorwaden van moerassen, bij sneeuwstorm en steppebrand, en bij het ontmoeten van wolven, beren en taiga-roovers. Dit boek over Siberië en zijn broer over Australië zijn er van zulke soort, die men met ingehouden adem van de eerste bladzijde tot de laatste doorleest. Ze zullen met de grootste belangstelling 'verslonden' worden door de jeugd, die verlekkerd is op avonturenlectuur. L. VERELST S.J. K. HANA, Hollands duinen. - Libellen-serie nr 237, Bosch & Keuning, Baarn, 40 blz., fl. 0,45. In dit bekoorlijk gedrukt en geïllustreerd boekje zal ieder natuurliefhebber een korte beschrijving vinden van het ontstaan en het voorkomen van Hollands duinen, kostbare inlichtingen over het verschijnen van eigenaardige plantensoorten, die al of niet meewerken tot den groei der duinen, en nog meer andere bizonderheden over de bezigheden van groote en kleine duimbewoners, konijnen, vogels, wespen, vlinders, enz. L. VERELST S.J. | |
[pagina 594]
| |
J. TERSTEEG, Lutetia en de vreemdeling. Wandelingen door Parijs. Met illustraties naar tekeningen van Arend Hendriks en Eduard Houbolt. - Leidache Uitgeversmaatschappij, Leiden (Standaard-Boekhandel), 1938, 191 blz., ing. Fr. 38, geb. Fr. 48. Buitengewoon prettig doet, te midden van de vele hedendaagsche reisreportage's, dit boekje over Parijs aan: niet een alles opmerkend en toch banaal blijvend journalist komt hier aan het woord; maar een liefhebber van cultuur en oudheid, een snuffelaar in steegjes en gebouwen, een opmerker van eigenaardige menschen en gewoonten, een die den Baedeker van de hand wijst om zijn eigen instinct te volgen, minder een universeel man dan een mensch-zonder-meer die, met de meeste sympathie, het nationaal karakter en de steeds vormende traditie voor zich leven ziet. Lutetia is niet, voor wie zich in Parijs oriénteeren wil, een praktisch boekje. In geen enkel opzicht maakt het spraak op volledigheid. Wie echter den Parijzenaar en den Franschman wil observeeren, late het niet ongelezen: in 'tuinen en parken', in 'kerken en krotten', in 'zalen en trappen' leert hij 'verleden en heden' ontdekken; en, in beide, den mensch: den stuggen en sympathieken, oerouden en toch modernen, universeelen en toch zelfbewusten Franschman. Onnoodig te zeggen dat het werk uit een reeks geestige causeries bestaat. Dat de bewondering van den schrijver voor Parijs ons geenszins hindert: vanzelf nemen wij er deel aan. Dat de typische illustraties en de verzorgde uitgave het nog veel aantrekkelijker maken. Dat het, hoewel in neutralen geest geschreven, ook bij Katholieken gerust mag aanbevolen worden. Eén (gering) voorbehoud moeten we maken. Niettegenstaande zijn titel, wijst het boek zelden terug naar het aloude Lutetia Parisiorum; veel vaker naar het Paris van de XVIIe en XVIIIe eeuw; betrekkelijk té dikwijls naar de Revolutie en de XIXe eeuw. Niet om niet liet de schrijver zich door G. Lenôtre bekoren.
Em. JANSSEN S.J. Frans SCHNEIDERS, Hongarije. Het lied van den Donau. Illustraties van Lajos von 'Ebneth. - Teulings, 's Hertogenbosch, 1937, 283 blz. Neen, we nemen het Frans Schneiders niet kwalijk, dat hij niets dan het schoone van Hongarije voorstelde. Uit het hart van zijn 'kleine Hongaarsche' werd dit boek geboren, zegt hij vooraan; wat konden dan een studie van de Hongaarsche beschaving en een reis in Hongarije anders voor hem zijn dan een jubelende verrukking? En voelen wij ons, aan zijn trillende hand, niet prettiger en veiliger binnengeleid in het heerlijke paleis van het Hongaarsch wezen, - dan indien hij land en volk aangestaard had met sceptischen blik? | |
[pagina 595]
| |
Hongarije, het lijvig boek met de majestatische Turul op den omslag, is een begeesterd en begeesterend werk, leerrijk en aangenaam. Graag hadden we de geestdrift van den schrijver, daarom niet minder intens, iets rustiger en minder romantisch aangevoeld: zijn stijl zou er scherper door geworden zijn, vlammender in strenger zelfbeperking; zijn uiteenzetting helderder, methodischer, voller van toon en inhoud!... Doch ook zoo bevelen wij het boek zeer graag aan.
Em. JANSSEN S.J. Ernest VAN DER HALLEN, Tusschen Atlas en Pyreneeën. - Davidsfonds, Volksboek Nr. 275, 1938, 162 blz., Fr. 15. In 1935 reisden Ernest Van der Hallen en Frans Mertens doorheen Tunis, Algerië en Spanje. Vier en twintig reisbrieven schreef de eene, door den andere telkens, met een crayonteekening, vaardig en stemmig geïllustreerd. In 'De Standaard' en in 'Volk' waren afzonderlijke stukken en schetsen verschenen; deze bundel bevat alles. Het is een bijna monotoon reisverhaal, daardoor juist penetreerend. Ernest Van der Hallen heeft zijn eigen stijl, den stijl van een die de woestijn gezien heeft en gezwijmeld in den zonnegloed: niet de tref-rake, nogal harde concreetheid van Albert Kuyle; veel meer het magisch betooverende van den jongeren Albert Helman. Bijna op iedere bladzijde maakt een warme bewogenheid ons warm en bewogen, - tot we bemerken hoe ze te weinig gevarieerd is en te weinig bezonnen en bezonken. Journalistiek nog, en te breedsprakerig om, als geheel, kunst genoemd te worden, bevat deze bundel nochtans verrassend-mooi geschreven bladzijden. Als degelijk werk van een begaafd auteur, over een onderwerp waar we haast niets oorspronkelijks over bezitten, verdient dit boek een warme aanbeveling. Met zulke uitgave wenschen wij het Davidsfonds van harte geluk. Em. JANSSEN S.J. Attilio GATTI, Moeder oerwoud, uit het Engelsch vertaald door V. VAN DEN BERGHE. - De Sikkel, Antwerpen, 1937, 233 blz., 67 illustraties, ing. Fr. 55, geb. Fr. 70. Het doel van de expeditie, welke Attilio Gatti in dit boek beschrijft, was de levenswijze van den okapi in zijn natuurlijke omgeving na te gaan, er een paar levend te vangen en naar Engeland te sturen en zijne studie van den reuzengorilla voort te zetten. Onverwachte omstandigheden verplichtten hem eenige weken door te brengen in Ruanda, onder de Watussi-reuzen, die hij de 'levende Pharao's' noemt. Hij maakt van de gelegenheid gebruik om het zijne bij te dragen tot een betere kennismaking van den Europeaan met dit zoo betooverende volk. In een even aantrekkelijken stijl als in zijn boek 'Tam-Tams'Ga naar voetnoot(1), weet Gatti over zijn tochten door het hartje van Afrika, die bizonderheden te geven, die een verhaal boeiend maken: zijn hoopvolle verwachtingen, zijn ontdek- | |
[pagina 596]
| |
kingen, gevaren, ondervindingen, avonturen van allen aard, mislukking, ontgoocheling en onverwachte kans. Het boek is nochtans alleen geschikt voor volwassen lezers. L. VERELST S.J. Edgar LAJTHA, Menschen, eilanden en oceanen. Vertaald door F.L.V. JULIEN en Dr. P.F.J.A. JULIEN. - A.W. Sythoff, Leiden, 1937, 256 blz., ing. fl. 2,40, geb. fl. 2,90. De kleine gebrilde Japanner die in de Jiu-Jitsu club een reusachtigen Europeaan in een oogenblik op den grond slingerde; het zien van een teekening het vastberaden, fanatiek en spanningvolle gezicht voorstellende van den ter dood gewijden Japanner, die in een torpedo liggend, deze in de flanken van een vreemd oorlogschip moet sturen; maakten op Edgar Lajtha een ontzaglijken indruk. Het volk, dat die levende torpedo uitvond, dat wilde hij, dat moest hij met eigen oogen zien. Dan begint het twee en dertig dagen stoomen op een Japansch schip. Port Said, de Roode Zee, de Stille Oceaan, Ceylon, waar Engelschen zuchten onder de Japansche concurrentie. Hun goedkoope massa-artikelen veroveren de eene markt na de andere. Packed in Japan... Made in Japan... Made in Japan... De taaie macht in het Verre Oosten vordert schrede voor schrede. Geen enkele schrede terug. Daar waar Japan naar grijpt, trekken alle handen zich terug. Singapore, waar de gele wereld begint, waar Maleische jongens om het binnengeloopen stoomschip zwemmen als vischjes om een reusachtig aas. De stad is vol Japansche spionnen, vol Japansche export-firma's. Hongkong, een mooi eiland, met hooge groene bergen, met elegante hotels en luxe-villa's. Sjanghai, het Chineesche Chicago. Japansche soldaten, het geweer op den rug, wachten het schip af. Japansche soldaten het geweer bij den voet staan in ieder wagon van den Pullman tusschen Tangkoe en Tientsin. Nippon. Het nieuwe Japan was de grootste verrassing van zijn leven. Japan betoovert hem. De heldhaftige houding van dit zegevierend voorwaarts stroomende volk wekt in hem een geestdrift op zoo groot, dat hij gedurende de zeven maanden, die hij in het Japansche wereldrijk doorbracht, een gevangene van de Japansche gedachte geworden is. Japan hield voortdurend zijn gedachten bezig op de terugreis van Jokohama over de Vereenigde Staten naar het groote vaderland Europa. Japan lag vroeger geheel buiten zijn wereldbeschouwing. Thans wordt deze er door beheerscht. Zelfs twee jaar nadat hij Nippon verlaten heeft, vervolgt Nippons schaduw hem bij iedere schrede. Hij zit nu in de Hongaarsche steppe. Steeds denkt hij aan Japan, aan Japan, aan Japan. Binnen een menschenleeftijd hebben zij hun vaderland van een middeleeuwschen kleinen agrarischen staat tot een moderne wereldmacht ontwikkeld. Het voorbeeld van Japan toont aan alle andere gekleurde volkeren, dat de wereld niet aan de blanken, maar aan de energieksten toebehoort. De Hongaarsche journalist is foto-reporter tot in de ziel. Zijn boek is een aaneenschakeling van honderden beelden, vergelijkingen, kort beschreven tafereeltjes, die van zijn verhaal een film maken en die den lezer | |
[pagina 597]
| |
de illusie geven reisgezel te zijn van dezen aantrekkelijken verteller. Spijtig dat dit zoo boeiende boek niet in ieders handen kan gegeven worden. L. VERELST S.J. Groote Wereld-Atlas. - R. Lamm, Antwerpen, 1938, XIV en 42 blz. inleiding, 93 blz. kaarten en 120 blz. alphab. index, Fr. 125. Deze atlas, de grootste en relatief goedkoopste van den laatsten tijd, is sedert onze bespreking (April 1937, Nr. 4, blz. 448) reeds uitverkocht. De nieuwe uitgave is merkelijk uitgebreid en verbeterd: een en twintig bladzijden tekst zijn er aan toegevoegd en een kaart van Centraal Europa, die een vierkanten meter groot is; zij strekt zich uit van Antwerpen tot Groot-Wardijn in Hongarië en van Noord-Italië tot Zweden. Ook heeft ieder van de 92 kaarten door de zeskleurendruk veel aan klaarheid bijgewonnen; alle grenzen zijn door de verschillende kleuren scherp afgeteekend. Alle geographische ontdekkingen van 1937 zijn reeds in deze uitgave opgenomen. Univ. Prof. Dr. H. BRUDERS S.J. Frans DEMERS, Per auto door het hart van Afrika. - Janssens, Antwerpen, 287 blz. Toen Frans Demers (Frans Beckers) een tijd lang particulier secretaris was geweest van den Gouverneur van Katanga, te Elisabethstad, wilde hij niet, langs den banalen weg en als doodgewoon passagier op een schip, naar Europa terugkeeren. Met twee vrienden vatte hij het plan op, het per auto te doen; de auto voerde hen - doorheen Noord-Rhodesia, het Tanganika-gebied, de Kenia-kolonie, het Oeganda-protectoraat, Engelsch-Egyptisch-Soedan, de noordstreek van Belgisch-Kongo - tot in Fransch Evenaars-Afrika, waar hij voorgoed verongelukte. Twee van de drie avonturiers reisden voort naar de Fransche zeehaven Docala, waar schreven, boeiend relaas. Hoewel strikt neutraal, mag het in alle handen gegeven worden. Wij betreuren alleen dat het relaas te zeer relaas is gebleven: wat meer groepeering en relief in de episoden, wat meer stijl zij inscheepten voor Boulogne (zie kaartje op blz. 208-209). Van deze vermetele en avontuurlijke reis geeft dit boek een vlot geen een beter verhaaltrant had, van dit werk, een van de allerbeste gemaakt in onze zoo schamele koloniale literatuur. De uitgave is verzorgd; de vrij talrijke illustraties komen ons zeer suggestief voor. Em. JANSSEN S.J. | |
WetenschappenArn. Jos. HENDRIX, De vóórhistorische mensch. - K.V.H., nr. 354, De Standaard, Antwerpen, 60 blz., Fr. 2,50. In deze bladzijden vinden we een korte, maar duidelijke synthese van al wat de wetenschap aan gegevens bezit over de menschensoorten die over Europa verspreid waren in het Oud Steenen Tijdperk. De schrijver | |
[pagina 598]
| |
schetst een beeld van de verschillende beschavingen van af die van Chelles tot die van Mas d'Azil. Hij besluit zijn interessante studie met enkele beschouwingen over het ontstaan der rassen en hunne verspreiding over de wereld, en caractiseert terloops de drie rassen die bij het begin van het Nieuw Steenen Tijdperk, Europa bewoonden. Een zeer lezenswaard werkje. F.D. Dr. Th. H. SCHLICHTING, Louis Pasteur. - Het Spectrum, Utrecht, 95 blz., fl. 0,70. Schets van het leven en van de werken van den meester die duizenden, zoo niet millioenen menschenlevens redde door zijne uitvindingen, inz. door anticeptie en door inenting. Een leerrijk en nuttig vulgarisatiewerk. W.K. Dr J.A. KOK, Naar het absolute Nulpunt. - Het Spectrum, Utrecht, 1938, 96 blz., Fr. 13. Nr. 14 der 'Schijnwerpers' brengt ons een zeer interessante uiteenzetting over het bekomen van zeer lage temperaturen, waardoor Prof. Kamerlingh Onnes, en door hem de hoogeschool te Leijden, wereldberoemd werden. Dr. Kok was jarenlang in het laboratorium van Prof. Kamerlingh Onnes werkzaam, hetgeen hem bijzonder aanwees voor het schrijven dezer brochure, welke ons den lastigen weg naar het 'nulpunt' beschrijft samen met de verschillende gevolgen van lage temperaturen als supergeleiding, enz. W.K. Dr Sc. E. VANGRIEKEN en Ir. S. CARDON, Natuurwetenschappen, II. Natuurkunde. - De Sikkel, Antwerpen, 136 blz., Fr. 10. Zeer eenvoudig maar zeer duidelijk en aantrekkelijk leerboek, voor de 5e klasse en 2de middelbare geschreven. K.B. | |
VariaK. DE CUYPER, Leerboek voor het Handelsrekenen en de begrippen van Handelskennis. - J. Van In & Co, Lier, 1938, 383 blz., Fr. 30. Een leerboek kan op twee verschillende wijzen opgevat worden: als een instrument in de handen van leerlingen die uitleg en aanvullingen van hun leeraar ontvangen, ofwel als de bron waaruit de lezer, zonder hulp, een volledige kennis van de behandelde stof moet kunnen opmaken. De heer De Cuyper meent dat handelsrekenen niet door zelfstudie kan aangeleerd worden, en richt zich dan ook resoluut tot leerlingen, tot de leerlingen der vierde en derde klassen van het Athenaeum en andere gelijkwaardige studiejaren. De indeeling van het boek volgt het programma van die twee klassen, hetgeen natuurlijk als gevolg | |
[pagina 599]
| |
heeft dat de behandeling van een zelfde stof meer dan eens in tweeën gesplitst moest worden. Er werd vooral gezorgd voor een goede opstelling van menigvuldige bewerkingen; het verschaffen van uitvoerige toelichtingen en bewijsvoeringen wordt aan den leeraar overgelaten. Bijzonder nuttig lijken ons de duidelijke 'regels', waarop door een discrete omlijsting de aandacht gevestigd wordt en waarin het beginsel en het verloop van de voornaamste bewerkingen bondig samengevat worden. Een leerling die eenmaal goed begrepen heeft zal hierdoor bij een herhaling veel geholpen worden. Laten we eindelijk opmerken dat de uitgave ook materieel zeer goed verzorgd is. Wij wenschen dan ook aan dit nieuwe leerboek de groote verspreiding toe, die het ongetwijfeld verdient. R. VAN OOTEGHEM S.J. Sven HEDIN, Duitschland en de wereldvrede. Nederlandsche vertaling van Dr. Annie POSTHUMUS. - Zuid-Hollandsche U.M., Den Haag, 1937, Fr. 45. De schrijver is vol geestdrift voor het werk van Hitler en van het Nationaal Socialisme, hetgeen geenszins kan aanvaard waar het gaat om de verhouding der Partij tegenover de Kerk. Deze misrekening doet dan ook ernstig afbreuk aan de waarde van dit werk. Oordeelkundige lezers zullen er zeker heel wat belangwekkends in vernemen. Maar nopens het godsdienstig vraagstuk zullen zij steeds beroep moeten doen op andere, degelijke lektuur. En dit is des te betreurenswaardiger daar het boek, wat degelijkheid en verwerkte dokumentatie betreft, zoo gunstig afsteekt bij de hets-literatuur welke ons doorgaans over Hitler-Duitschland wordt voorgeschoteld. De Nederlandsche overzetting is af en toe wat stootend en schijnt te wijzen op ietwat overhaastig werk. De materieele verzorging van het boek is daarentegen voortreffelijk. H.V.d.P. W. RIVIER, Le Problème de la Vie. - Librairie Philosophique, Parijs, 1937, 114 blz. Een boek dat ons in dat 'vraagstuk' wil inleiden, door drie samenspraken van twee vrienden, in een gekunsteld-saaie dialoogvorm. De inhoud voldoet al evenmin: door zijn ik-bewustzijn scheidt de enkeling zich af van het collectief, het universeel bewustzijn van het heelal. De verhouding tusschen het collectief, universeel bewustzijn en het bewustzijn van den enkeling geven nu de gelegenheid om over alles en nog wat te praten: de zekerheid, de telepathie, de illusie, het kennisprobleem, den droom, en zoo meer. A.D. Das Farbige Leicabuch, door A.F. BAUMANN, uitgegeven voor Kurt Peter Karfeld. - Knorr & Hirth, München, Lijnwaad-band M. 12,50. Ieder echt fotograaf-amateur heeft 't wel eens gewaagd eene kleurplaat te probeeren, en na de ontwikkeling was hij ten deele aangenaam verrast omdat hij - met wat goeden wil - wat kleuren zag, en ten deele | |
[pagina 600]
| |
ontgoocheld omdat het resultaat toch zoo onvoldoende bleek. Bij verder onderzoek zag hij dat de kleuren gevormd werden dank aan eene mozaiek van fijne, geel-, blauw- of roodgekleurde stijfselstofjes... Dit was het procédé Lumière of 'raster-stsyem'. Sedert twee jaren ontstaat er een echte omwenteling in de kleurfotografie, die ik niet beter zou kunnen vergelijken dan met den vooruitgang der radiolampen ten opzichte van de cristaldetectoren; deze vooruitgang stelde ineens de draadlooze telegrafie in het praktisch bereik van iedereen. Zoo is het ook nu met de kleurfotografie! Of de foto genomen wordt op den 'Agfa-Neu-Color' film of op 'Kodachrom' film, de kleuren zijn zóó echt dat men een trouwe weergave heeft van de werkelijkheid. Dit blijkt uit de 72 groote foto's van het 'Farbige Leicabuch'. In een eerste hoogst interessant deel beschrijft Dr. H.A. Kluge de techniek van het nieuwe procédé en zijn klare uitleg wordt aanschouwelijk gemaakt door tal van aangepaste kleurteekeningen en beelden. Dr. O. Croy toont daarna duidelijk aan, hoe de kleurfoto in het bereik is gekomen van elken amateur; de onkosten zijn betrekkelijk zeer laag (± Fr. 50 voor 36 opnamen op Leica, Contax, enz.). Daarbij wordt nog aangeduid hoe de fotos in kleuren kunnen gedrukt worden op papier langs het 'Duxochrom' procédé, hetgeen evenwel nog geen dagelijksch werk is voor een 'gewonen' amateur. Eindelijk, na praktische wenken, volgt in een tweede deel een schat van kleurfotos, gemaakt naar de oorspronkelijke Leica-diapositieven, zonder eenige retouche! De verscheidenheid der onderwerpen: landschappen uit verschillende landen, interieurs, portretten, stillevens... enz., bewijst dat men thans natuurtrouwe kleurfotos kan verkrijgen; steeds ook worden de particularia, als lensopening, tijd, objektief... er bij gegeven, hetgeen de amateur hoog zal schatten. Na het bestudeeren van het Leicabuch is men dankbaar en vol bewondering voor de firma die het aangedurft heeft een dergelijk boek te drukken, en dat grootsche plan met vol succes heeft verwezenlijkt. Een boek nuttig niet alleen voor den fotograaf-amateur, maar ook voor den kunstenaar en den kunstdrukker.
Dr. J. De J. Luchtvaartalmanak 1937. - Van Holkema en Warendorf, Amsterdam, 1936, 96 blz. Tot stand gekomen door de samenwerking van een tiental organismen, waaronder K.L.M., International Aera Press, het Ned. Departement voor Waterstaat (Luchtvaartdienst) e.a., brengt deze almanak ons talrijke wetenswaardigheden over de K.L.M., de Nationaleitskenmerken der vliegtuigen, over de afmetingen van aarde, zon en maan. Een mooie en leerzame luchtvaartkaart van Nederland bekroont ten slotte dit werk.
H.V.d.P. |
|