Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Streven. Vlaamse editie. Jaargang 48 (1980-1981)

Informatie terzijde

Titelpagina van Streven. Vlaamse editie. Jaargang 48
Afbeelding van Streven. Vlaamse editie. Jaargang 48Toon afbeelding van titelpagina van Streven. Vlaamse editie. Jaargang 48

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.96 MB)

Scans (100.20 MB)

ebook (7.72 MB)

XML (2.89 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
non-fictie/sociologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Streven. Vlaamse editie. Jaargang 48

(1980-1981)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 1]
[p. 1]

Streven
oktober 1980

[pagina 3]
[p. 3]

Stemrecht voor gastarbeiders

Sinds enkele maanden komt de toekenning van (gemeentelijk) stemrecht aan gastarbeiders weer vaker ter sprake: in de pers, op de televisie en binnen de kerkgemeenschap. Eén van de opmerkelijkste én vroegste uitspraken pro was de Pastorale Verklaring over de immigranten van 1973, ondertekend door alle Belgische bisschoppen: ‘Men moet erkennen dat een bevolking van 750.000 mensen zonder politieke stemgerechtigheid een grote leemte vormt in de electorale vertegenwoordiging. De oprichting van raadgevende gemeenteraden vormt een eerste en gelukkig initiatief in de richting van de deelname aan het politieke leven. Dat initiatief... verleent (echter) geen stemrecht, wat toch vereist wordt voor een echt democratisch systeem’. De aldus in het vooruitzicht gestelde maatregel blijkt evenwel nog steeds min of meer hevig protest uit te lokken, ook onder trouwe kerkgangers. Beide reacties - instemming en verzet - zijn nogal begrijpelijk: het gaat hier immers om een qua aard en omvang echt nieuwe en ongehoorde situatie, die voor- en tegenstanders van het stemrecht als onbevredigend ervaren. Het meningsverschil slaat dus hoofdzakelijk op het ongewenst of wenselijk, het noodzakelijk of schadelijk karakter van de voorgestelde innovatie in ons kiesrecht.

 

Ook andere instanties waren van oordeel dat het voorstel niet zo buitenissig is als vele landgenoten menen. De Commissie van de EEG stelde in 1974 dat ‘het doel moet zijn de immigranten uiterlijk tegen 1980 volledig te laten deelnemen aan plaatselijke verkiezingen op grond van voorwaarden die nog vastgelegd moeten worden en die in het bijzonder verband houden met de vereiste verblijfsduur’. Na een aantal aanbevelingen in dezelfde zin sprak de Raad van Europa zich in aanbeveling 799 (1977) uit voor een uitwisseling, tussen alle lidstaten, van de met dat stemrecht reeds opgedane ervaringen; en voor de oprichting van een commissie die zou onderzoeken hoe men de ‘vrijheid van meningsuiting’ en de ‘vrijheid van vereniging (resp. art. 10 en 11 van de Europese Conventie van de Rechten van de Mens en de Vrijwaring van de fundamentele vrijheden) zou kunnen uitbreiden tot de vreemdelingen die in de lidstaten verblijven (en die volgens

[pagina 4]
[p. 4]

art. 16 van dezelfde conventie vooralsnog geen politieke activiteit met die vrijheden mogen verbinden).

Hoe staan de zaken in de Westeuropese landen?

Ierland en Zweden hebben stemrecht toegekend aan alle vreemdelingen op hun grondgebied. Zweden staat zelfs verkiesbaarheid toe. In Groot-Brittannië blijft het stemrecht beperkt tot de Britten en de onderdanen van het Commonwealth. In Duitsland en Frankrijk is dat recht eveneens beperkt tot de eigen onderdanen. In Denemarken mogen alleen de in het land verblijvende Denen stemmen maar een wetsvoorstel voorziet in het toekennen van actief stemrecht aan alle in het land werkende en verblijvende vreemdelingen. In Nederland sprak de Tweede Kamer zich uit met algemeenheid van stemmen (maart 1979) voor de mogelijkheid aan buitenlanders kiesrecht op gemeentelijk vlak toe te kennen. Italië kent het probleem niet, omdat het zelf een emigratieland is.

Belgische initiatieven

De vorige regering had in het regeerakkoord (april 1979) gesteld: ‘De politieke integratie van de inwijkelingen zal bevorderd worden door hun onder bepaalde voorwaarden stemrecht toe te kennen voor de gemeenteraadsverkiezingen’. Tot concrete resultaten kwam het vooralsnog niet. De beginselverklaring werd zelfs in het programma van de huidige regering-Martens geschrapt.

De beide grote vakbonden ACV-ACW en ABVV en het CEPESS (CVP-studiebureau) komen op voor stemrecht en verkiesbaarheid (zogeheten actief en passief stemrecht) voor àlle gastarbeiders (en niet alleen voor onderdanen van de EEG-staten). Tot een daadwerkelijke actie voor het verkrijgen van dit stemrecht is men nog niet overgegaan. Men kan de vraag stellen: waarom niet?

Er werden al enkele parlementaire initiatieven genomen: het wetsvoorstel 65 van de h. E. Glinne (Parti Socialiste) in 1974 en het wetsvoorstel 219 van de h. M. Levaux (Parti Communiste Belge) in 1978. Het voorontwerp tot wetsvoorstel van mevr. Rijckmans (Parti Social Chrétien) ligt ter studie bij het CEPESS.

Het wetsvoorstel-Glinne wil het toekennen van actief en (onder bepaalde voorwaarden) ook van het passief stemrecht beperken tot de onderhorigen van de EEG-landen die in België verblijven.

In het wetsvoorstel-Levaux wordt het stemrecht uitgebreid tot alle vreemdelingen die sinds een welbepaalde tijd in ons land verblijven. Voor actief

[pagina 5]
[p. 5]

stemrecht is vereist: de leeftijd van 18 jaar en in België geboren zijn of er reeds vijf jaar wonen. Voor het passief stemrecht is naast de boven vermelde voorwaarden ook de leeftijd van 21 jaar vereist.

Het ontwerp tot wetsvoorstel van mevr. Rijckmans komt in grote trekken overeen met het wetsvoorstel-Levaux. Alleen worden de normen i.v.m. de verblijfsduur verstrengd: 10 jaar (i.p.v. 5) voor het actief, 15 jaar (i.p.v. 4) voor het passief stemrecht.

Bezwaren en tegenvoorstellen

Al die voorstellen en ontwerpen handelen uitsluitend over het toekennen van stemrecht bij gemeenteraadsverkiezingen. Het is immers op gemeentelijk vlak dat de immigranten met de concrete problemen van integratie én van behoud van eigen religie en cultuur geconfronteerd worden: woningnood, opbouw van intermenselijke relaties, scholarisatie, contacten met de administratie, de verpleegkunde of de sociale voorzieningen.

Toch wordt op die initiatieven nogal schichtig en verontrust gereageerd door vele landgenoten die vrezen dat de Belgen niet langer ‘baas in eigen huis’ zouden zijn.

Een eerste belangrijk bezwaar is van juridische aard. Stemrecht voor vreemdelingen zou ongrondwettelijk en dus nietig zijn. Wil men het invoeren, dan dient de grondwet gewijzigd te worden. Om die reden dienden zowel de hh. Glinne en Levaux als mevr. Rijckmans in 1978 een amendement in om art. 4 van de grondwet te herzien. Die amendementen werden echter verworpen. Volgens sommige juristen zou het echter volstaan de kieswet van het gemeentelijk stemrecht met een gewone meerderheid te wijzigen. Op dit punt is het dus afwachten wat de juristen of desgevallend het parlement zelf ter zake zal inbrengen.

Het tweede bezwaar neemt de vorm aan van een tegenvoorstel dat als een betere oplossing geldt: men hoeft slechts de naturalisatie van de vreemdelingen te versoepelen; dan hebben zij meteen ook de reeds door de wet voorziene en daarmee verbonden politieke rechten. Is het echter wel redelijk of realistisch van een klein miljoen vreemdelingen te eisen dat zij zich eerst tot Belg laten naturaliseren (wat ook geld kost) vooraleer zij enig politiek recht kunnen laten gelden? Mag men van Marokkanen, Turken, Algerijnen... verlangen dat zij hun nationaliteit en hun godsdienst opgeven (want nationaliteit en religie zijn voor hen nauw verweven)? En kan men dan nog verwachten - vaak vurig hopen - dat een aantal van hen toch

[pagina 6]
[p. 6]

vroeg of laat naar hun land van herkomst zullen terugkeren? Hun land waar zij nu al ontheemd zijn en als vreemden worden beschouwd. Wij zijn van oordeel dat de toekenning van elementaire - en terdege beperkte - democratische rechten niet verbonden mag worden met de eis dat men in ruil daarvoor meteen aan zijn oorspronkelijke nationaliteit verzaakt.

Een derde bezwaar luidt: dat de gastarbeiders zelf hoegenaamd geen politieke integratie wensen. Dat zou blijken uit de geringe interesse die zij tot nog toe betoonden voor de in sommige gemeenten reeds opgerichte immigrantenraden. Die raden hebben slechts een adviserende bevoegdheid betreffende een beperkt aantal materies als cultuur, ontspanning... De gemeenteraden kunnen die adviezen steeds naast zich neerleggen. Niets wijst erop dat de immigranten niet geïnteresseerd zouden zijn in een werkelijke, politieke vertegenwoordiging en medezeggenschap. Zolang men hun daartoe niet de gelegenheid geeft, is de proef op de som nog niet geleverd.

Het vierde bezwaar luidt: dat de voorgestelde toekenning van stemrecht onvoldoende gecompenseerd wordt door plichten, b.v. de militaire plicht of de taalintegratie waaraan de Belgische kiezers wel onderworpen zijn. Vooreerst gaat het hier nog niet over gelijke rechten, want op nationaal vlak wordt nog geen politieke inspraak toegekend. De immigranten zijn bovendien nu al onderworpen aan de wetgeving inzake belastingen en scholarisatie. Men dient dus te onderzoeken hoe de aan immigranten toegekende rechten in verhouding staan tot de daarbij passende en billijke plichten.

Het vijfde en wellicht belangrijkste bezwaar is de ‘gerechtigde’ vrees dat de toekenning van het stemrecht aan immigranten politieke verschuivingen kan teweegbrengen, die nadelig of rampzalig zouden kunnen zijn voor bepaalde groepen van de eigen bevolking. De voorstanders van dat stemrecht tillen niet zo zwaar aan dat ‘gevaar’, maar volgens hun eigen ramingen (gebaseerd op de bekende Belgische kiezersbevolking op 1.1.78 en de vermoedelijke, als kiezers in aanmerking komende immigranten-aantallen) zitten forse politieke verschuivingen er toch dik in. Minder wellicht in steden als Antwerpen en Gent waar de immigranten respectievelijk 9,8% en 4,6% van de totale kiezersbevolking zouden uitmaken, dan wel in vele Limburgse gemeenten: in Beringen zouden de vreemdelingen 17,5%, in Genk 35,2%, in Heusden-Zolder 23,4%, in Houthalen 24,2% en in Maasmechelen 28,8% van de totale kiezersbevolking uitmaken. En opgelet: telkens voor hetzelfde aantal te begeven zetels, die nu reeds berekend worden op de totale bevolking (alle niet-stemgerechtigde vreemdelingen terdege méégerekend!). Nog ‘bedenkelijker’ zouden de verschuivingen

[pagina 7]
[p. 7]

worden in de gemeenten van de Brusselse agglomeratie: de immigranten zouden in Anderlecht 16,9%, in Vorst 20,8%, in Brussel stad 31,3%, in Etterbeek 38,2%, in Sint-Joost 36,7% en in Schaarbeek 26,1% van het kiezerskorps uitmaken. In bepaalde Vlaamse kringen is men beducht voor een soort monsterverbond tussen de Franstalige Brusselaars en de min of meer gemanipuleerde overwegend francofone immigranten, dat de Nederlandstalige Brusselaar in een nog zwakkere positie zou dringen. De vraag is of dit monsterverbond wel ooit tot stand komt en of de immigranten niet eerder hun stem zullen uitbrengen op aparte lijsten waar mensen op voorkomen die zich nu al voor hun problemen inzetten. En moet men in Brussel als hoofdstad van het land niet zonder meer een speciaal statuut van de minderheden voorzien waardoor de marginalisatie van om het even welke groep wordt voorkomen? De ernst van het probleem zal wel niemand ontgaan. Maar wij menen dat een nog verdergaande marginalisatie van de Vlamingen in Brussel sowieso moet opgevangen worden. En bovendien is die angst geen voldoende reden, vanuit christelijk of louter ethisch standpunt, om zeer aanzienlijke andere minderheden in de hoofdstad, voor onbepaalde tijd, alle politieke rechten te ontzeggen.

Motieven en modaliteiten

Men moet in feite uitgaan van de vaststelling dat, in tegenstelling met de eertijds geformuleerde prognoses en verwachtingen, de aanwezigheid in ons land van een aanzienlijk aantal gastarbeiders een duurzaam karakter gekregen heeft, zowel in onze economie als in onze samenleving. In ‘Beleid inzake Immigratie’ van 30 mei 1978 heeft de toenmalige staatssecretaris voor Brusselse Sociale Zaken Vic Anciaux (VU) dat uitdrukkelijk erkend. Vele jaren lang werden de vreemdelingen aangemoedigd, vaak aangelokt, om onmisbare diensten te bewijzen aan de opbouw van onze welvaart. De economische crisis en de groeiende werkeloosheid gaven evenwel aanleiding tot de vaak gehoorde eis, die vreemdelingen ‘terug naar huis te sturen’ ten einde de tewerkstelling voor de eigen bevolking veilig te stellen. Die simplistische eis berust op een dubbel misverstand. Het is niet waar dat de hier tewerkgestelde gastarbeiders niet of nauwelijks zouden bijdragen tot de werkverschaffing van een groot aantal Belgen (op andere niveaus en in andere categorieën) én dat door de wegzending van de gastarbeiders vrijgekomen arbeidsplaatsen inderdaad in groten getale door Belgen zouden kùnnen bezet worden. Als arbeidskrachten hebben de gastarbeiders sinds 1971 stemrecht en verkiesbaarheidsrecht verworven

[pagina 8]
[p. 8]

voor de sociale (vakbonds)verkiezingen. Een aantal van hen werd mede dank zij stemmen van Belgische arbeiders tot afgevaardigde verkozen. Maar de gastarbeiders zijn niet alleen gewenste en/of nodige arbeidskrachten, het zijn in de eerste plaats mensen, leden van een bepaalde cultuurgemeenschap, die hier wonen, die hun kinderen aan ons onderwijs (moeten) toevertrouwen, die aangewezen zijn op onze diensten. En juist op het lokaal, gemeentelijk vlak is de sector van de dienstverlening de laatste jaren veel meer geworden dan een louter administratieve aangelegenheid: de administratieve gemeente is geëvolueerd naar een ‘welvaarts-’ en welzijnsgemeente, die het individuele en gezinsleven ingrijpend beïnvloedt op het gebied van gezondheidszorg, huisvesting, tewerkstelling, cultuur, recreatie enz.... De tijd lijkt dan ook meer dan rijp om de talrijke gastarbeiders op dat gemeentelijk vlak een erkend politiek vertegenwoordigings- en medezeggingsrecht te verlenen. Vergeten we niet dat het aantal in de gemeenteraad te begeven zetels nu reeds mee aan de - stemloze - aanwezigheid van gastarbeiders in die gemeente te danken is.

Besluit

De redactie meent dat gemeentelijk stemrecht voor immigranten een elementaire eis van rechtvaardigheid en democratie is. Naast de leeftijds- en andere voorwaarden die ook voor Belgen gelden, zou de enige bijkomende voorwaarde voor de toekenning van actief en passief stemrecht aan immigranten zijn: een regelmatig verblijf van vijf jaar in België. Voor de in België geboren en daar regelmatig verblijvende immigranten zouden dezelfde voorwaarden gelden als voor de Belgen. Deze regeling zou de immigranten een voldoende en billijke politieke integratie waarborgen, zonder dat men in hùn plaats beslist hoe ver hun culturele en maatschappelijke integratie of assimilatie dient te gaan.

Het moet niet moeilijk zijn om het eveneens over de modaliteiten ervan eens te worden. Een eerste punt betreft de vraag of voor de immigranten eveneens de kiesplicht zou gelden (in tegenstelling met wat in vele buurlanden gebeurt). Met het erkende stemrecht is dezelfde plicht verbonden die voor alle Belgen geldt. Een tweede punt betreft de vraag of de immigranten dienen te stemmen voor - of op te komen binnen - reeds bestaande politieke partijen. Het is nogal vanzelfsprekend dat het hun vrij staat dit te doen, maar eveneens dat zij het recht moeten hebben eigen politieke verenigingen en partijen op te richten.

De rechtspositie van een klein miljoen tweederangsburgers in België (10%

[pagina 9]
[p. 9]

van de bevolking) dient wezenlijk gewijzigd en verbeterd te worden. Alle andere nog zo eerlijk en edelmoedig bedoelde vormen van hulpverlening (gebaseerd op vrijwilligerswerk, goede wil en welwillendheid) wegen niet op tegen echte en wettelijk erkende rechten van vertegenwoordiging en medezeggenschap. De moeizame strijd voor het bekomen van algemeen enkelvoudig stemrecht in België (pas sinds 1948 óók tot de vrouwen uitgebreid) is daarvan een eclatant voorbeeld: ook daartegen werden jarenlang zogenaamd vanzelfsprekende en onoverkomenlijke bezwaren geuit. En zolang dat recht niet verworven was, bleven bevoogding en paternalisme de enige, onbevredigende alternatieven.

Er is natuurlijk politieke moed en creativiteit nodig om voor echt nieuwe situaties ook nieuwe oplossingen aan te durven en consequent uit te werken. Daarmee staat of valt de democratie.

 

De Redactie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken