Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Streven. Jaargang 76 (2009)

Informatie terzijde

Titelpagina van Streven. Jaargang 76
Afbeelding van Streven. Jaargang 76Toon afbeelding van titelpagina van Streven. Jaargang 76

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
non-fictie/sociologie


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Streven. Jaargang 76

(2009)– [tijdschrift] Streven [1991-]–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 857]
[p. 857]

Boeken

Psychologie

Eigenzinnig kunstzinnig

Emeritus professor Tjeu van den Berk heeft de afgelopen jaren met enige regelmaat een bescheiden reeks van mooie en eigenzinnige boeken bij elkaar geschreven. Bovendien overlappen deze werkjes elkaar thematisch, zodat het beeld ontstaat van een consistent en gestaag groeiend oeuvre. In Het mysterie van de hersenstam (2001) groef de auteur naar de constituerende rol van basale lichaamsfuncties bij ons denken en voelen. Mystagogie (1999) was een pleidooi voor het doorbreken van rationele overdracht van geloofsinhouden ten voordele van een ervaren geloof waarvan de kern ten diepste een geheim vormt. In Het numineuze (2005) kreeg dit geheim gestalte in een waaier aan ervaringen naar het model van Rudolf Otto. Een volgend werk zocht onder de titel Op de bodem van de ziel (2006) naar onbewuste drijfveren in de spirituele beleving. En Eigenzinnig kunstzinnig ten slotte, voorlopig het recentste boek van Tjeu van den Berk, vormt opnieuw een thematische omcirkeling van het geheim dat ons ten diepste tot mens maakt. Na lichaamsfuncties, diepte-ervaringen of spiritualiteit, koos de auteur deze keer voor scheppende creativiteit als ankerpunt van onbewuste drijfveren in de mens.

Hoewel Carl Gustav Jung in elk van zijn voorgaande werken een betekenisvolle rol speelt, gaat Van den Berk - tot voor kort bestuurslid van de C.G. Jung Vereniging Nederland - in Eigenzinnig kunstzinnig voor het eerst echt grondig in op de ideeën van deze psychiater en tijdgenoot van Sigmund Freud. In tegenstelling tot Freud valt voor Jung niet alles wat mensen bezielt te reduceren tot een gesublimeerd seksueel complex. Er bestaan voor Jung meerdere onbewuste complexen die ontspringen uit een gemeenschappe-

[pagina 858]
[p. 858]

lijke bron. Het creatieve complex is hier een autonoom voorbeeld van, waarbij kunst vooral om cryptomnesie gaat: een herinneren van oude verborgen (collectieve) waarheden.

In de latere hoofdstukken van zijn boek maakt Tjeu van den Berk deze ideeën erg concreet door ze toe te spitsen op het leven van Jung zelf. Zo probeert hij te vatten waarom Jung zijn eigen creatieve uitingen - zoals de mandala's die hij tekende en een steen die hij bewerkte met symbolen - geen kunstwerken vond. Daarnaast viel Jungs leven samen met de opkomst van de moderne kunst die voor hem sterk refereerde aan onbewuste voorstellingen, maar tegelijk vaak beperkt bleef tot deconstructie en vernietiging. Een derde erg mooie illustratie vormt de bespreking van een specifiek schilderij van de surrealist Yves Tanguy, dat jarenlang in de werkkamer van Jung een prominente plaats heeft ingenomen.

Met zijn nieuwste publicatie slaagt Tjeu van den Berk er alvast in om het werk van Carl Gustav Jung grondig te belichten vanuit de invalshoek van de kunst, iets wat tot voor kort onuitgegeven was in het Nederlandse taalgebied. Maar bovenal trekt hij in dit boek de lijn van eerdere publicaties thematisch door, waarmee hij zichzelf wederom laat kennen als een eigenzinnige en prikkelende denker.

 

□ Gert Van Langendonck

Tjeu van den Berk, Eigenzinnig kunstzinnig. De visie van Carl Gustav jung op kunst, Uitgeverij Meinema, Zoetermeer, 2009, 272 blz., 25, 00 euro, ISBN 978-90-289-5415-1.

Kerk en theologie

Op weg met een pelgrim

Joop Smit, augustijn en tot voor enkele jaren docent Nieuwe Testament aan de katholieke theologische faculteit van Utrecht, heeft na zijn gedwongen pensionering binnen het tijdsbestek van een paar jaar (voorjaar 2004 - zomer 2008) liefst vier lange pelgrimstochten ondernomen. In schriftjes heeft hij steeds aantekeningen bijgehouden en ze - daartoe min of meer uitgedaagd door een medepelgrim tijdens zijn laatste tocht - tot een boek bewerkt.

Zijn eerste pelgrimage, naar Jeruzalem, verliep in twee etappes: de eerste naar Venetië (2004), de tweede (2005) via Griekenland en Turkije naar Jeruzalem. In 2006 onderneemt Smit een voetreis naar Rome waarbij hij de Via Francigena kiest. En in 2008 loopt hij vanuit Sevilla de Via de la Plata naar Santiago de Compostela. Een voetreis van Florence naar Rome in 2007, in de voetsporen van Franciscus van Assisi, is niet in dit boek opgenomen; de auteur noemt het een ‘intermezzo’.

De lezer krijgt een goede indruk hoe het is om elke dag in een andere omgeving op pad te gaan en wat er tijdens het wandelen in het hoofd van de pelgrim omgaat. Via zijn persoonlijke belevenissen komt Joop Smit geregeld uit bij meer algemene thema's rond geloof en spiritualiteit. Dat aspect van het boek heeft mij het meest geboeid en zelfs ontroerd. De wijze waarop hij over de huidige Kerk en over God schrijft is mij uit het hart gegrepen.

[pagina 859]
[p. 859]

Door al lezend met hem mee te wandelen deelt de lezer in de boeiende ervaring van de pelgrimage. Het moge duidelijk zijn: dit boek is geen reisgids in strikte zin. Daar zijn er al genoeg van. Het is daarentegen een prachtig document over wat een wandelaar, een pelgrim, een theoloog tijdens zijn tochten bezighoudt: vreugde, verdriet, verleden, heden en toekomst. Van harte aanbevolen!

 

□ Panc Beentjes

Joop Smit, Jeruzalem-Rome-Santiago. Op weg met een pelgrim, Meinema, Zoetermeer, 2009, 174 blz., 16, 90 euro, ISBN 978-90-211-4228-9.

Politiek

Over de taalgrens

In een land waarvan het politieke bedrijf al enkele jaren zo goed als stilligt door communautair getouwtrek komt goede achtergrondliteratuur nooit ongelegen. Guido Fonteyn, geboren Brusselaar en alom gewaardeerd Wallonië-kenner, schreef een boek over de taalgrens die België in twee deelt en die ‘volgens sommigen de voorbode [is] van een staatsgrens’ (blz. 15). Over de taalgrens. Van Komen naar Voeren omvat twee grote delen: het eerste en grootste gedeelte beschrijft de communautaire geschiedenis van België terwijl in deel 2 de taalgrens bekeken wordt vanuit een veeleer ‘toeristische’ invalshoek. Ook al bevat het boek niet echt nieuwe dingen, nuttig is het zeker, aangenaam om lezen eveneens en soms is het zelfs verrassend door enkele aardige anekdoten en minder voor de hand liggende zienswijzen.

Fonteyn leidt zijn boek in met een algemene beschouwing over ‘harde’ en ‘zachte’ grenzen elders in de wereld om vervolgens te focussen op het fenomeen taal en taalgrens. Hij speelt daarbij open kaart: ‘[...] Onze benadering is anders. Volkstalen moeten worden gerespecteerd en erkend, maar zij vormen niet noodzakelijk de basis van autonome staten’ (blz. 23). Het historische overzicht dat het eerste deel van het boek uitmaakt en waarin opvallend veel aandacht gaat naar de rol van taalactivist Flor Grammens, is ook voor de geoefende lezer dienstig. Fonteyn besluit bijna gelaten: ‘Al bij al lijkt de rust nu overal langs de taalgrens te zijn teruggekeerd [...] De taalgrens is een voldongen feit’ (blz. 113-114). Tegelijk wijst hij erop dat de spanning rond Brussel heel anders van aard is en in dit verband noemt hij de splitsing van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde een ‘terechte eis’ (blz. 157). Fonteyn ergert zicht aan het voortdurende geruzie in en over Brussel en vraagt zich af of de onlangs opgerichte Eurometropool Rijsel-Kortrijk-Doornik geen voorbeeld kan zijn voor een Eurometropool Brussel-Brabant. Voorts signaleert hij dat de Vlaams-Brabantse gemeente Sint-Genesius-Rode (ten zuiden van Brussel) en de Waals-Brabantse gemeente Waterloo feitelijk bondgenoten zijn tegen het Brusselse expansionisme. De Brusselse Rand mag onder andere door de inwijking van rijke buitenlanders en

[pagina 860]
[p. 860]

stijgende vastgoedprijzen dan al ‘ontvlaamsen’, meer naar het oosten is er sprake van het omgekeerde effect: steeds meer Vlamingen zoeken een betaalbare woning ten zuiden van de taalgrens.

Ook al is heel wat communautaire ellende veroorzaakt door de Fransdolle stichters van de Belgische natie, om de complexiteit van de kwestie juist te kunnen inschatten moeten we vaak verder terugkijken dan 1830. Zo herinnert Fonteyn er fijntjes aan dat de politieagenten in de Waalse hoofdstad Namen een ‘Vlaamse Leeuw’ op de schouwers dragen en dat de graaf van Namen op 11 juli 1302, net als vele andere ‘Franstaligen’, aan ‘Vlaamse’ zijde streed tegen Filips de Schone. Het leeuwensymbool vinden we eveneens terug in het wapenschild van de gemeente Voeren, een verwijzing naar de hertogdommen Brabant en Limburg. Fonteyn vermeldt terecht dat Voeren nooit tot het prinsbisdom Luik behoorde maar voor de lezers die minder thuis zijn in de middeleeuwse geschiedenis van onze contreien had hij er best nog aan toegevoegd dat het historische hertogdom Limburg (waaronder Voeren dus wel ressorteerde) iets helemaal anders is dan de tegenwoordige provincie met dezelfde naam. Het middeleeuwse Limburg was een klein vorstendom in het noordoosten van de huidige provincie Luik, dat na de slag bij Woeringen in 1288 onder het gezag kwam van de hertog van Brabant. Na de Franse revolutie werden de aloude vorstendommen opgeheven en vervangen door ‘departementen’, de latere provincies. Zo kwam Voeren bij Luik terecht. Wandelaars en fietsers hoeven zich van deze ingewikkelde geschiedenis overigens niets aan te trekken. Fonteyn beschrijft met veel genoegen een tocht door de streek op een late, zonnige herfstdag: ‘het was de mooiste route langs de taalgrens die ik ooit in mijn land aflegde’ (blz. 180).

 

□ Stijn Geudens

Guido Fonteyn, Over de taalgrens. Van Komen naar Voeren, EPO, Berchem, 2009, 184 blz., 16, 00 euro, ISBN 978-90-6445-130-0.

Kunst

Anselm Kiefers Marialitanie

Aan catalogi en monografieën over de alom bekende Duitse kunstenaar Anselm Kiefer ontbreekt het niet. Wat het naar aanleiding van een tentoonstelling in Salzburg verschenen boek Anselm Kiefer: Maria durch ein Dornwald ging bijzonder maakt, is de thematiek van het voorgestelde werk en het interview met de kunstenaar dat erin opgenomen is. Kiefer, die in zijn oeuvre vaak expliciet verwijst naar historische figuren, antieke en Germaanse mythen en de joodse mystiek, heeft in de jaren 2007-2008 een hele serie werken aan motieven uit de mariale devotie gewijd.

In het hier gepubliceerde gesprek met Klaus Dermutz - die filosofie en theologie studeerde en gewoonlijk over theater publiceert - laat Kiefer zich vrijelijk uit over de christelijke traditie

[pagina 861]
[p. 861]

waarin hij is opgegroeid en die hem diep heeft getekend. Toen hij kind was, werd in de christelijke opvoeding de nadruk op zonde en schuld gelegd en werd in de prediking voortdurend met de hel gedreigd. Die angstaanjagende sfeer heeft hem ertoe gebracht van de Kerk afstand te nemen. Dat belet niet dat hij duidelijk nog steeds thema's uit de christelijke leer overdenkt en bijvoorbeeld nu inspiratie gevonden heeft in de poëtische titels die Maria worden toegekend in de traditionele litanie te harer ere. In de in deze publicatie prachtig afgebeelde werken komen ook Bijbelse motieven voor, zoals de ladder van Jakob, en het doek Ich bin, der ich bin - de woorden waarmee God zich aan Mozes in het brandende braambos openbaarde - is een evocatie van de Drievuldigheid.

Als kunstenaar is Kiefer geboeid door de christelijke dogma's van de onbevlekte ontvangenis, de maagdelijke geboorte en de tenhemelopneming van Maria, omdat die, zoals de mythen, iets uitdrukken wat wetenschappelijk onzin is, maar op een ander niveau betekenis heeft: mythologische kennis is omvangrijker dan wetenschappelijke en onthult wat niet direct toegankelijk is. In zijn oeuvre laat Kiefer graag wetenschappelijke en mythologische inzichten op elkaar inwerken. De christelijke visie van een eschatologische eindtijd verwerpt hij. Voor hem is de geschiedenis een eeuwige cyclus van opgang en ondergang, een proces zonder einde. Klaus Dermutz herkent daarin een boeddhistische houding. Kiefer echter laat het antwoord op de waaromvraag van het bestaan helemaal open. In zijn kunst probeert hij de materie zo te bewerken dat ze zich als ondoorgrondelijk mysterie te ervaren geeft.

Kiefers recente werk en de toelichting die hij erbij geeft tonen hoe het christelijke gedachtegoed buiten de institutionele kaders om en naast andere bronnen krachtig kan nawerken in een open en zoekende geest. Wie in de kunst spirituele impulsen zoekt, kan bij hem terecht.

 

□ Jan Koenot

Anselm Kiefer: Maria durch ein Dornwald ging (tentoonstellingscatalogus, Galerie Thaddaeus Ropac, Salzburg), Schirmer/Mosel Verlag, München, 2008, 136 blz., 58 euro, ISBN 978-3-8296-0401-7 (tweetalig Duits en Engels).

Geschiedenis

Bibliografie van Katholieke Nederlandse Periodieken. Deel 2

Bijna tien jaar geleden verscheen in Streven (2000, blz. 767-768) een uitermate lovende recensie van het eerste deel van de Bibliografie van Katholieke Nederlandse Periodieken betreffende de dag- en weekbladpers. Onlangs verscheen het langverwachte tweede deel, opnieuw verschenen onder auspiciën van het Katholiek Documentatie Centrum te Nijmegen. Het bevat de bibliografische portretten van 368 tijdschriften op het terrein van de katholieke cultuur en ontspanning. Opgenomen zijn zowel vooraanstaande culturele en literaire en wetenschappelijke bladen zoals De Bei-

[pagina 862]
[p. 862]

aard, De Gemeenschap, Roeping en het Tijdschrift voor Theologie, als een groot aantal in vergetelheid geraakte bladen en almanakken. In de geschiedenis van deze bonte verscheidenheid van tijdschriften is de geschiedenis van de Nederlandse katholieken te lezen: de emancipatie, de onderlinge conflicten binnen de zuil, en het opgaan in algemene verbanden.

Voor hen die Streven toegedaan zijn is dit tweede deel extra interessant, omdat ons tijdschrift (blz. 259-260) en de voorlopers ervan - Studiën (blz. 262-263), Katholiek Cultureel Tijdschrift (blz. 123-124), Katholiek Cultureel Tijdschrift Streven (blz. 124-125) - er alle in voorkomen, en gedetailleerd worden besproken. Van elk van deze tijdschriften, zoals van alle in dit deel opgenomen tijdschriften, worden de volgende gegevens geboden: jaren, ondertitel, uitgever, plaats, formaat, omvang, redactie, speciale nummers, register, bijzonderheden, relaties, literatuur, en typering.

Studiën (1868-1941) krijgt onder meer de typering: ‘Het blad heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de katholieke herleving.’ De opvolger ervan, het Katholiek Cultureel Tijdschrift (1945-1947), presenteerde zich als een ‘algemeen cultureel tijdschrift voor katholieke intellectuelen, geredigeerd door de jezuïeten, met aandacht voor filosofie, theologie, politiek, literatuur, kunst.’ Het Katholiek Cultureel Tijdschrift Streven (1947-1953) ontstond uit de samenvoeging van het Katholiek Cultureel Tijdschrift en het Vlaamse Streven (gesticht in 1933), waarvan als Vlaams blad geen beschrijving in de Bibliografie van Katholieke Nederlandse Periodieken is opgenomen. Het wordt getypeerd als: ‘Tijdschrift voor de katholieke intelligentsia, geredigeerd door paters jezuïeten, met gedegen artikelen over godsdienst, wijsbegeerte, letterkunde, kunst en cultuur, geschiedenis, menswetenschappen, economie, politiek.’

Uiteindelijk verschijnt in 1953 Streven (1953-1980), waarvan vanaf oktober 1978 een Vlaamse en Nederlandse editie verschijnt. In december 1980 werd deze Nederlandse editie stopgezet. In 1991 beraadde een groep Nederlanders zich over een nieuw tijdschrift, en besloot toenadering te zoeken tot het Vlaamse Streven, waarvan de huidige redactieleden uit Vlaanderen en Nederland zijn gerekruteerd.

De slotopmerking uit de recensie van 2000 kan zonder enige aarzeling hier herhaald worden: ‘Dit is een boek dat meer dan één prijs verdient.’

 

□ Paul Begheyn

Otto S. Lankhorst en Door Timmerman (red.), Bibliografie van Katholieke Nederlandse Periodieken. Deel 2. Cultuur en ontspanning, Valkhof Pers, Nijmegen, 2008, 348 blz., 60 euro, ISBN 978-90-5625-238-0.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Gert Van Langendonck

  • Panc Beentjes

  • Stijn Geudens

  • Jan Koenot

  • P.J. Begheyn

  • over Tjeu van den Berk

  • over Joop Smit

  • over Guido Fonteyn

  • over Otto S. Lankhorst