| |
| |
| |
Pieter Jan Buyle
De smokkel met Cerberus
Het eigenzinnige mediahuis Vice staat bekend om korte maar frappante documentaires. Vice is als punkblad uitgegroeid tot een van de grootste verschaffers van nieuws en entertainment aan de millennials, de Matrixgeneratie van deze wereld. Sommigen doen het af als cowboyjournalistiek, maar Vice zelf gaat prat op zijn ‘immersion journalism’ dat de vloer aanveegt met het métier van de journalist en het publiek weet te bekoren met confronterende verslaggeving en veldwerk. Een van zijn documentaires, The Occult Online, verkent het eigenaardige leven van een Japans koppel twintigers in de kolkende grootstad van Tokio. Alle twee schijnen ze een doorsnee leven te leiden in deze vervreemdende metropool. Die beklemmende aliënatie treden ze tegemoet door een religieuze invulling te geven aan het postindustriële landschap dat ze hun thuis noemen. Dat gaat veel verder dan het decoreren van het interieur van hun downtown-appartement met allerhande afgodsbeelden. Evenmin is hun religiositeit een nostalgisch teruggrijpen naar de premoderne Japanse wortels van het animistisch shintoïsme of een natuurfilosofische berusting in zen - ze nemen echter moedwillig een duik in de volle duisternis van de westerse zwarte magie. Het is de vergeten geschiedenis van een halfrond waarmee dit tweetal zich meer vertrouwd heeft gemaakt dan de gemiddelde westerling zelf. Hun urbane biotoop brengen ze in dialoog met deze hoogst eigenaardige en eigenzinnige spiritualiteit. Voor hen beiden is de grootstad een even authentieke spirituele belevingsruimte als de wouden en het gebergte van het binnenland. Daar ze een volle affirmatie van hun tijdsbestek vooropstellen, wenden ze het internet aan voor hun occulte praktijken. Evocaties van
| |
| |
demonen, wichelarij voor hulpbehoevende klanten en heksensabbatten met gelijkgezinden worden niet alleen gepland maar ook aan de hand van laptops en smartphones uitgevoerd. Voor hen is het internet meer dan een doodgewoon medium, ze beleven het als - en noemen het - een volwaardige spirituele wereld.
Het lijkt de ergste nachtmerries van menig puritein volledig te bevestigen: het internet gebruiken als de hellepoort naar elke denkbare - zelfs satanische - verderfelijkheid. Dat het wereldwijde web een plek is waar alle mogelijke blasfemieën een rustplaats vinden, dat is al lang geen geheim meer. Maar ook godvruchtigheid vindt er een toevluchtsoord. Paus Franciscus probeert er nu met jongeren bruggen te bouwen door middel van tweets. Godsvrucht die ontbrandt in een piëteit die de sinister uitziende rituelen van moderne occultisten doen lijken als een bizar stukje toneel, dat kennen we evenzeer. Zo hoeven we maar te denken aan de Syriëstrijders, in ons land en elders in Europa, die niet langer worden geronseld in moskeeën, maar via allerlei sociale media voor de heilige oorlog worden aangestoken en gewonnen. De virtuele wereld, zoals men dit oord kent, loopt schijnbaar naadloos over in de wereld van deze millennials.
Ieder buitenissig idee vindt via de digitale circuits zijn weg naar de wereld. Dat lijkt een recept voor chaos, maar gezien de miljarden die dagelijks zijn aangesloten op een dergelijk wereldomspannend netwerk, lijkt de wereld nog relatief rustig voort te schrijden, volgens de spelregels zoals we die sinds de geboorte van de moderniteit kennen. Dus wat stelt die alomtegenwoordige virtualiteit dan voor?
| |
Auguren, fetisjen en bezetenheid
Als we ons een zeer recente oprisping van chaos voor de geest halen, dan komen de gebeurtenissen van de afgelopen jaren in de Arabische wereld zeker in aanmerking. De Arabische Lente is in de meeste betrokken landen ofwel allang door de eigen vlam verkoold, ofwel ontaard in bloedvergietende etnische conflicten die nog weinig van doen hebben met de initiële opzet van de demonstranten. Deze had meer te maken met het verwijderen van kleptocratische dictators en hun disfunctionele sociale systemen, dan met het uitvechten van latente etnisch-religieuze spanningen. Desalniettemin weet die oorspronkelijke beraming te beklijven in de geesten en is de klok niet langer meer terug te draaien. Ideeën sla je immers minder makkelijk murw.
Toen de revoluties uitbraken, spraken westerse journalisten al gauw van ‘Twitterrevoluties’. Deze benaming kreeg wat kritiek te verduren. Predicaten zoals ‘Twitter-’ en ‘Facebook-’ om opstanden te karakteriseren, zeiden volgens critici meer over de journalisten dan over de revo- | |
| |
luties zelf. Zo overdreef men om te beginnen de omvang van het aantal Twittergebruikers in de Arabische wereld. Journalisten zouden, door bij het uitbreken van de opstanden de tweets op de voet gevolgd te hebben, een vertekend beeld hebben gekregen. Ten onrechte begon men te veronderstellen dat Twitter en andere sociale media het hele Midden-Oosten opzweepten tot collectief verzet. Journalisten waren als het ware de auguren van het getweet, die in de snelle vlucht van berichten een kracht over de wereld voelden neerdalen. Tevens voerden critici aan dat zij de oorzakelijkheid van dit alles verkeerdelijk bij de sociale media legden, alsof in Facebook en Twitter een geheime kracht ligt besloten die sociale ommekeer veroorzaakt. Een klassiek geval van fetisjisme, waarbij aan levenloze objecten een groot heil wordt toegeschreven. Er valt hiervoor wat te zeggen. Zo hebben whistleblowers als Edward Snowden en Julian Assange een sterke verontwaardiging ontketend over de schending van onze privacy, maar heeft dit geenszins geleid tot Tahrirpleinen overal in de westerse wereld. Men zou kunnen aandragen dat dit komt omdat we nu eenmaal in een democratie leven en geen behoefte hebben om onze grieven te uiten door middel van opstanden. Niettemin bewijst dit juist dat er veel meer nodig is dan toegang tot informatie om mensen de straat op te krijgen en onrecht te bestrijden - het bestaan daarvan wisten deze klokkenluiders in het Westen wel degelijk te bewijzen.
Evgeny Morozo, schrijver van het ontluisterende pamflet The Net Delusion. How Not To Liberate The World, treedt deze stelling bij en meent zelfs dat het internet de zoveelste lading opium voor het volk is. Het feit dat er in die autoritaire regimes zoiets bestond als internettoegang, bewijst dat de leiders er niet zo'n groot gevaar in zagen. Cynisch betoogt Morozo dat internetgebruik in tegenstelling tot ander mediagebruik niet wordt gestuurd door utopische aspiraties. Triviaal gechat en oppervlakkig vermaak met videospellen en pornografie beslaat het overgrote deel van de tijd en kluistert mensen dociel aan hun scherm. Een massale organisatie voor ieders lotsverbetering valt er niet te ontwaren.
Als gebruikers denken de wereld te ontvluchten in de nieuwe media, dan worden die media ook nog eens ingezet tegen hen. De voornoemde klokkenluiders bewezen hoe het internetverkeer in de greep is van geheime diensten. Evenzo zag men een jaar geleden hoe betogers in Oekraïne dreig-sms'jes kregen toegestuurd waarop kenbaar werd gemaakt dat ze door hun positie op het Maidanplein geregistreerd stonden. Wordt hij zo ingezet, dan lijkt onze smartphone eerder op de schakel waarmee we aan een monsterlijk wezen zitten getekend, dan op het houweel waarmee we aan onze gevangenschap kunnen ontsnappen. Optimisme en pessimisme over het potentieel van de virtuele wereld zullen geen beter begrip van de virtualiteit an sich opleveren. Een
| |
| |
functionalistische behandeling die de virtualiteit al dan niet ophemelt of afstraft, mist het wezen ervan: virtualiteit is potentialiteit.
| |
Verdoemenis en hybris
De mismoedige stemmen over onze toegang tot de virtuele wereld benadrukken de apathie waarin hij menig gebruiker wiegt. In de cyberwereld duwen we dan misschien geen rotsblokken tevergeefs tegen een berg in de Tartarus op, zoals de tragische Sisyfus deed, maar bloggen we er vruchteloos op los. Online activisme wordt met een portmanteau bezwaarlijk afgedaan als ‘slaktivisme’. Het beklag van iedere gefrustreerde activist: online gebeurt er veel, maar in werkelijkheid niets. Er is zogezegd weinig manhaftigheid te bespeuren aan het posten van verhitte reacties op nieuwsberichten en fora zo vlak voor het slapengaan.
De christelijke Prometheus, Lucifer, wordt niet ergens ver weg aan een berg gekluisterd, maar naar de negende cirkel van de hel geworpen. Dit is het type bestraffing dat vele Grieks-mythologische figuren overviel, zoals de genoemde Sisyfus. Verwezen naar dit oord, behoort de gevallen engel nu tot een wereld die sluimert onder de onze en er aldoor plannen smeedt om de kop terug op te steken. We kennen in onze virtuele wereld ook zulke bannelingen. Zo worden ‘computernerds’ afgedaan als zwakken, die op het internet en in videospellen hun werkelijke leven ontvluchten - dat leven aanvullend met het valse beeld van de sterke, brutale en vuilgebekte persoon die ze in werkelijkheid niet zijn. Maar dat is de naïeve lezing. De fout die men hier begaat is dat men al deze ficties niet serieus genoeg neemt. Het vormeloze virtuele is voller en reëler dan we durven denken. Keren we die lezing om dan is de ‘rol’ die men ‘speelt’ in de virtuele wereld er een die veel nauwer aansluit bij de identiteit van die persoon die hij of zij door een veelvoud aan normen en waarden, maar ook door onzekerheden en andere inhibities, niet kan zijn.
Maar nu zijn we feitelijk allemaal zulke nerds. Het is geen hobby meer van een paar paria's, maar van een hele generatie. In deze virtuele wereld, bewoond door eenieder die over wifi beschikt, communiceren we allen als ware spirituele entiteiten aan de hand van avatars en schuilnamen die onze identiteit verhullen, maar die veel meer over onszelf zeggen dan onze identiteitskaart en dagelijkse sociale interacties. Op Facebook, soms ‘habitat voor narcisten’ genoemd, trachten velen een apotheose van zichzelf te bereiken met hun virtuele identiteit. Ze investeren uren in een strategische zelfrepresentatie waarmee ze zo aantrekkelijk en interessant mogelijk overkomen. In de virtuele wereld lukt dit gemakkelijk: daar kan men totale controle uitoefenen over de construc- | |
| |
tie van het zelfbeeld. Dat ongehinderde opbouwen van een overdreven eigendunk lukt minder eenvoudig daarbuiten. Hoogmoedig kan men er pijnlijk neervallen.
| |
Reële virtualiteit
Kijkend naar de geschiedenis van het woord ‘virtualiteit’ krijgen we meer grip op die nu alomtegenwoordige onderwereld die we kennen als de virtuele wereld. De etymologische studie ervan geeft ons betekenissen als ‘manhaftigheid’ of ‘dapperheid’. Dit is echter de oorspronkelijk Latijnse oorsprong. De betekenis zoals wij die nu kennen, is van het pseudo-Latijn afkomstig. Middeleeuwse scholastici spraken van virtualis als zijnde ‘potentialiteit’ en ongewild hebben ze hiermee aangegeven waar al die dappere daadkracht vandaan komt.
Gilles Deleuze kan wat licht in de duisternis der definiëring brengen. Deleuze wordt wel eens de filosoof van de virtualiteit genoemd en als een exponent van het postmodernisme beschouwd. Zelf wees hij echter de notie van postmoderniteit af. Zijn omlijning van het begrip sluit nauw aan bij die van het pseudo-Latijn. Wat de voorname rol van het virtuele in zijn filosofie betreft, geeft hij in Le Bergsonisme een uitvoerige behandeling. Voor Deleuze is het werkelijke een product dat niets anders dan het virtuele als oorsprong kent. Actualisering oftewel verwerkelijking, is een proces van het virtuele. Het werkelijke valt als een soort vrucht neer op de aarde, het concrete. Als men tegenwoordig over virtuele realiteit spreekt, zal dat een deleuziaan verbazen. Virtuele realiteit, een computergegeneerde schijnwerkelijkheid die een bepaalde omgeving simuleert, is erop gericht om bij al onze zintuigen een zo'n ‘werkelijk’ mogelijke ervaring op te wekken. In Deleuzes denken klinkt virtuele realiteit als een oxymoron. Zo staat het virtuele niet als een povere reproductie van de realiteit, maar als een reëel veld met reële effecten en gevolgen. Voor deze filosoof staat het virtuele niet tegenover het reële, maar het actuele.
Het ontologische, het wezenlijke, verschil tussen het virtuele en het actuele kan men het best vatten door naar de kwantumfysica te kijken met de verhouding tussen deeltjes en hun interactie. Op het eerste gezicht lijkt het alsof deeltjes op elkaar inwerken in de vorm van golven, oscillaties, enzoverder. Maar bij verdere studie dienen we ons perspectief te wijzigen. De primordiale feitelijkheid houdt de golven zelf in, en deeltjes zijn niets anders dan de knooppunten waar golven samenkomen. Dit voorbeeld en feit toont ons de uiterst ambigue betrekking tussen het actuele en het virtuele.
Het virtuele is een plek waar beslissingen het lijken af te wachten. Het is een plek waar alles tegelijk bestaat en waar we pas door onze
| |
| |
ingrijpende blik een instorting, een concretisering, bewerken. Virtualiteit is in die optiek op te vatten als een onbegrensde oceaan met een oneindigheid van mogelijkheden in zich. Voor Deleuze is het transcendente dan ook virtueel.
| |
Faust
In die zin is het occultisme van dat Japanse paar iets op het spoor. Het virtuele is dan misschien ideëel, maar wel nog steeds reëel. Als we dus spreken over de virtuele wereld in de vorm van cyberspace, dan spreken we over een wereld die inderdaad spiritueel aandoet. Virtualiteit is door zijn aard rijker dan het verwerkelijkte. Het actuele vormt zodoende slechts een benadering van het virtuele en niet omgekeerd. Zo bestaat het werkelijke dan maar uit een fractie van wat het virtuele eigenlijk inhoudt.
Ook al doet de virtualiteit zoals wij die kennen in zijn cyberspacevorm aan als een zee van lethargie, het is een uiterst chaotische gelaagdheid van onze menselijke wereld. Een peilloos inferno rust onder de flinterdunne aardkorst van onze dagelijkse beleving. Een enkele uitbarsting van hieruit volstaat om een heel klimaat te doen kapseizen. Maar deze uitbarstingen gebeuren niet zomaar uit zichzelf. Als men ertoe bereid is dat hellevuur een kans te gunnen, moet men tot een zekere wanhoop zijn gedreven. Magie is altijd de laatste toeverlaat van de tot wanhoop gedrevene die met spreuken en bezweringen resultaat probeert af te dwingen - gerichte smeekbedes waarmee men in ruil voor redding een wederdienst belooft. Een pact betekent zoveel als een spirituele kracht een aanwezigheid in het sociale toekennen. Men kan stellen dat, afhankelijk van de entiteit die wordt aangeroepen, wij kunnen spreken van witte of zwarte magie. Niettemin betekent voor de gevestigde orde iedere magische daad een duivels vergrijp. Voor diegenen die zich eraan overgeven, is het nochtans een paradijs van waaruit de deugdelijkheid in ons ondermaanse naar binnen sijpelt.
De virtuele wereld is een Tartarus waar vele titanen geboeid of teruggetrokken wachten op bevrijding of wanhopig hun lot bewenen. Voor sommigen is het virtuele een rijk van Hades, waar ze een hiernamaals proberen te vinden, ver verwijderd van de wereld der levenden. Het is ook een plek van tantaluskwellingen en sisyfusarbeid, waar tevergeefs wordt gezwoegd om iets te verkrijgen of van iets verlost te worden. Het is een oord van verdorven perversiteiten en demonische figuren die er ons verlokken of bloedstollend van wegjagen. Het is eveneens een onmetelijk archief van zogeheten dwaalleren en ontregelende krachten, die de kat uit de boom kijken om slinks binnen te glippen in de wereld, zoals het serpent in Eden de zogenaamd door god gewilde orde uitdagend.
| |
| |
Een verdrukker die zichzelf god waant zal zeker zo'n optiek koesteren. Maar als we voorbij dit partijdige perspectief kijken, zien we de virtuele wereld als een schuilkelder, waarin we ons kunnen afschermen van de tirannie die boven ons raast. Een bolwerk van waaruit we onze ontvoogding plannen. Tirannen hebben altijd al wat van een virtuele aggregatietoestand naar een actuele toe beweegt in het beste geval met argwaan gadegeslagen, of anders vurig als ketterij bestreden - en dat zullen ze blijven doen.
Marshall McLuhan, die bekend werd met zijn concept ‘global village’, voorzag een wereldomspannend communicatienetwerk dat de tendens van globalisering verder ging verankeren. Dit deed hij lang voor er sprake was van het wereldwijde web. Nu we zover zijn, zien we hoe zijn idee van een globaal dorp zich daadwerkelijk voltrekt. Doch technologie veroorzaakt geen veranderingen, maar ze kan die wel versnellen en versterken. Zo was de drukpers niet de oorzaak van de Reformatie; dat fenomeen had meerdere oorzaken. Maar de drukpers verspreidde die radicale ommezwaai wel over een tot dan toe ongezien grote radius en met een ongeëvenaarde snelheid. De technologie functioneert als een geleider van verandering. Virtualiteit is weliswaar geen technologie.
Is al die virtualiteit een recept voor chaos? Het antwoord hierop is: ja, zeker, omdat zij zelf chaos is. Een chaos niet in de zin van totale anarchie, maar van pure potentialiteit. Chaos is uiteindelijk niets meer en niets minder dan een hogere concentratie van energie, en iedere orde een lagere vorm daarvan. Als een vernislaag rust ze op een grotere activiteit die voortdurend getemd moet worden.
In de eucharistie herinnert men de gelovigen aan de wording van het Woord tot Vlees. In zekere zin is een ‘event’, zoals de filosoof Alain Badiou de revoluties gedurende de Arabische Lente kenmerkte, zijnde een schokgolf die onbeperkte mogelijkheden afzet, zulk een wording van woorden tot daden. De incarnatie is in de christelijke visie een stap dichter naar de universele bevrijding van de mens. Als in de naam van universele medemenselijkheid wordt opgetreden tegen misstanden, is er een herbeleving gaande van die vleeswording. Opvattingen die voordien in een etherische stasis verwijlden, betreden nu het wereldse domein.
Sjamanen, de oorspronkelijke magiërs, deden aan magie door zichzelf eerst tot het uiterste te drijven. Dit kon aan de hand van vasten, dans, slapeloosheid, hallucinogene drugs of andere technieken, waarmee een bewustzijnsverandering werd beoogd. Magie voltrekt zich dus op een kruispunt, op het moment waarop het onderscheid tussen het geestelijke en het materiële zoek is. De dualiteit houdt met andere woorden op, en wat zich begint te verwerkelijken spruit voort uit een heel andere wereld dan de objectief waarneembare, die voor werkelijkheid
| |
| |
wordt aangenomen. De sjamaan zoekt actief de vertroebeling van die grenzen op om zijn werk te doen als heler van de stam. Of we nu in magie geloven of niet, de kern van de zaak is dat de vervaging van de scheidslijnen wel degelijk verandering bewerkstelligt. Verandering is weliswaar een neutraal begrip. Het principe blijft dat er een trafiek tot stand gebracht moet worden met het virtuele, de onderwereld die zoveel angst inboezemt maar ook zo naar ons weet te lonken. In vele antropologische verslagen leest men hoe sjamanen, van de ijzige vlaktes van Siberië tot de brandende Kalahariwoestijn, rapporteren over hun ontvoeringen door geesten naar een onderaards of bovenaards domein. Daar worden ze geïnitieerd in de kennis en wijsheid waarmee ze hun stamgenoten te hulp kunnen schieten.
Wij maken dagelijks ook zulke reizen mee, in een wereld die voor zulke volkeren net zo magisch zal lijken. In deze virtuele wereld, chaos in zijn pure ongebondenheid, borrelt het voortdurend. Het doet aan als een luilakkend oord waar niets gebeurt, en dat is het ook. Vergeet immers niet dat een stilstaande poel een kweekvijver is voor allerlei naars. Het doet aan als een schimmenrijk bewoond door goden en duivels, en dat is het ook. Men vindt er elke mogelijke vorm van verslagenheid en verwaandheid. Leerstellingen die gevestigde machten liever niet behandeld zien, worden er met de snelheid van het licht verkondigd.
Een al dan niet bewuste evocatie, oftewel een actualisering van het virtuele, door uitputting en ascese van het lichaam, of dit nu een individueel of collectief lichaam betreft, kan leiden tot een trance waar de chaos binnentreedt en alles mogelijk wordt. Dat brengt zeker gevaren met zich mee, maar ook verlossing. Zonder een kookpunt, waarop de grenslijnen vervagen, blijven ideeën evenwel net dat: virtueel.
| |
Literatuur
Evgeny Morozo, The Net Delusion. How Not To Liberate The World, 2011, New York. |
Gilles Deleuze, Bergsonism, 1990, New York. |
Marshall McLuhan, The Gutenberg Galaxy, 1962, Toronto. |
Alain Badiou, Being and Event, 2006, New York. |
|
|