| |
| |
| |
Boeken
Maatschappij
Een ongeluk in - of buiten het hoofd
Stel je voor: je werkt als docent en onderzoeker aan een universiteit, publiceert, geeft lezingen, bent adviseur bij een vermogensfonds en bent actief als commissielid in een politieke partij. Je bent getrouwd met een man die in de Londense City werkt en een florerend bedrijf in vermogensbeheer bezit. Je reist over de wereld - van een conferentie in Slovenië via een vakantie in Cuba naar een afspraak met een makelaar in Zuid-Afrika, waar je man overweegt enkele landgoederen te kopen.
In deze wereld, waar succes de maat van alle dingen is, moet het van een enorme moed getuigen om dan openhartig te vertellen hoe het gebeurde dat je plots het gevoel kreeg dat een televisie-uitzending speciaal werd uitgezonden voor jou. Dat je plots zeker wist dat je in de gaten werd gehouden. Dat de mensen om je heen niet zomaar passanten, maar acteurs waren, in dienst van de geheime dienst. Dat zij dialogen ten tonele voerden die alleen voor jou waren bedoeld. Dat er overal geheime boodschappen voor jou te vinden waren, boodschappen die jij moest ontcijferen. Dat je steeds zekerder begon te weten dat jou taken werden opgedragen via versleutelde codes. Codes die te lezen waren op passerende auto's, in advertenties die op je beeldscherm verschenen, in details in de kleding van passanten. Dat je al die verborgen boodschappen bent gaan samenvoegen. Tot je het begreep: je bent een strijder. Een eenzame strijder. En niemand die dat mocht weten. Je deelde je inzichten met niemand. Ze waren immers deel van een test. Je moest loyaal zijn aan je opdrachtgever. Je was een uitverkoren strijder. Voor een hoger doel.
Dit alles, en nog veel meer, is te lezen in het aangrijpende, openhartige en meeslepende waargebeurde verhaal van May-May Meijer, gepubliceerd in het boek Missie Wereldvrede. Hand in hand met de verteller, Meijer zelf, wandel je de psychiatrie in. Waar je gedwongen wordt pillen te slikken die - in jouw hoofd klopt het allemaal - misschien wel (zelf)moordpillen zijn. Je deelt met haar de geruststelling dat deze pil in elk geval geen (zelf)moordpil was, want je wordt ‘gewoon’ wakker in je ziekenhuisbed van de ggz in Schiedam.
May-May Meijer dacht lange tijd dat haar leven was verwoest. Nu echter is zij bezig haar ervaringen in te zetten om andere mensen te helpen. Vandaar dit boek: zij hoopt dat zij ermee andere mensen kan bijstaan die net als zij psychosegevoelig zijn.
En het eerder genoemde hogere doel is niet verdwenen. Waar zij tijdens haar psychose streed voor wereldvrede, doet zij dat nog altijd. Intussen richtte Meijer een organisatie op, Peace SOS genaamd. Meijer houdt zich binnen deze organisatie samen met anderen bezig met het voorkomen van oorlogen en het oplossen ervan door middel van dialoog: het bezoeken van ambas- | |
| |
sades, het steunen van lokale vredesorganisaties en het schrijven van opinieartikelen. Meijer wordt gesteund door haar naasten en heeft een goede medicijnbalans gevonden waardoor zij weer kan deelnemen aan de maatschappij.
Eind goed al goed, lijkt het.
Toch blijf ik na het lezen van dit relaas rondlopen met vragen. Waar is het ‘ongeluk in haar hoofd’, zoals Meijer het zelf zo mooi verwoordt, precies begonnen? Mag ik deze vraag stellen - en ik stel deze niet aan haar, maar aan ons allen...? Waar zou zij, zouden wij, de oorzaken van psychose moeten zoeken? Meijer spreekt niet over oorzaken en gevolgen, en hoeft dat ook niet te doen, maar zij spreekt wel over ‘mensen die lijden aan psychische kwetsbaarheid’. Is het vooral de nature-kant die wij moeten bekijken? Moeten wij het ongeluk werkelijk zoeken in het hoofd? Hoe zit het met de sociale factoren? Hoe gezond is een enorme hoeveelheid ambitie? Hoe gezond het continue presteren op topniveau? Wat doet een overvolle agenda vol targets en reisschema's met je (geestelijke) gezondheid? En waar komt die ambitie, komen die targets vandaan? Komen die eveneens uit het eigen hoofd, of komen die van elders? Wat is de rol van maatschappelijke druk? Van sociaal geconstrueerde normen?
Het zijn grote vragen die worden opgeroepen bij de lezing van dit persoonlijke maar tegelijk monumentale werk, en die niet worden beantwoord. Dat hoeft ook niet, en dat kan ook niet. De antwoorden op dit soort vragen moeten uit een andere hoek komen.
Uit breed interdisciplinair onderzoek naar de werking van de geest. Waarbij vele unieke verhalen, vele individuele getuigenissen, decennialang gespecialiseerd onderzoek naar genetische factoren, en een enorme hoeveelheid data, niet alleen over chemische stofjes en medicijnen, maar ook over sociale structuren en culturele waarden, met elkaar samengebracht moeten worden. Alleen daarmee kunnen we er ooit achter komen of dit een ongeluk was in haar hoofd, of een ongeluk dat zich toch ook voor een flink deel buiten haar hoofd situeerde.
Misschien benader ik het verhaal van Meijer te analytisch. Maar toch denk ik dat mijn vragen ook voor de receptie van dit boek van belang kunnen zijn. Want wellicht is dit boek niet alleen nuttig voor ‘lotgenoten’ van Meijer, voor mensen die net als zij bijzonder ‘lijden aan psychische kwetsbaarheid’. Misschien zijn wij allen wel in meer of mindere mate psychisch kwetsbaar en is dit boek juist belangwekkend voor een breed begrip van de virulente krachten die werkzaam zijn in onze leefomgeving.
Annemarie Estor
May-May Meijer, Missie Wereldvrede. Hoe psychosen mijn leven drastisch veranderden, Paris Books, Bodegraven, 2018, 15 euro, isbn 9789492883322 / 9789492883438.
| |
| |
| |
Geschiedenis
Een visioen
Het treffen wordt beschouwd als een van de meest bepalende gebeurtenissen in de geschiedenis van het christendom: de slag bij de Milvische brug in 312, waarbij keizer Constantijn de Grote zijn rivaal Maxentius versloeg. Met deze overwinning werd, volgens het gangbare beeld, het pad geëffend voor het christelijke geloof in de westerse wereld: Constantijn maakte een einde aan de christenvervolgingen, en zou voortaan de kerk begunstigen. Volgens de overlevering zou Constantijn aan de vooravond van de veldslag een visioen hebben gehad van een lichtend kruis, dit teken hebben laten aanbrengen op de schilden van zijn manschappen, en onder dit teken de overwinning hebben behaald.
In hun onlangs verschenen boek Het visioen van Constantijn onderzoeken historicus Jona Lendering en classicus Vincent Hunink deze overlevering. Welk bewijsmateriaal is er waarin het visioen is overgeleverd? Hoe moet dit worden begrepen? Valt er eigenlijk wel iets met zekerheid te zeggen over het visioen van Constantijn? Stapsgewijs bespreken de auteurs deze vragen, waarbij het belangrijkste getuigenis over het vermaarde visioen van de keizer - een lofrede uit 310 - integraal in vertaling in hun betoog is opgenomen. Wat bij lezing daarvan meteen opvalt, is dat het een ‘heidens’ visioen is: de christelijke duiding is er pas later aan gegeven. De auteurs zijn terughoudend in hun conclusies: het beschikbare bewijsmateriaal - teksten en archeologische vondsten - leidt niet tot een eenduidig beeld, er blijven verschillende interpretaties mogelijk, en vermoedelijk valt er nooit iets met zekerheid te zeggen over dit onderwerp.
Het betoog van Lendering en Hunink is bijzonder informatief, voorbeeldig in zijn helderheid, en wordt bovendien mooi geïllustreerd met uiteenlopende afbeeldingen. Toch is een kritische kanttekening op zijn plaats: de korte theoretische overwegingen over geschiedbeoefening in de tekst lijken niet steeds even zorgvuldig doordacht. Zo bijvoorbeeld: ‘Zelfs het genuanceerdste [sic, HS] beeld van de oude wereld correspondeert echter dan en slechts dan met de feiten als de overgeleverde teksten en de vondsten voor het verleden representatief zijn’. (blz. 26) Dit nu is nooit het geval - nog afgezien van de vraag hoe men zou kunnen vaststellen of het overgeleverde materiaal al dan niet representatief is. De historicus kan per definitie niet meer dan een zo aannemelijk mogelijke constructie van het verleden opstellen op grond van het beschikbare bewijsmateriaal, en van correspondentie met het verleden kan geen sprake zijn.
Deze opmerking laat onverlet dat Het visioen van Constantijn even lezenswaardig als leerzaam is, en zeer aan te bevelen voor iedereen met belangstelling voor de klassieke Oudheid of voor de geschiedenis van het christendom.
Herman Simissen
| |
| |
Jona Lendering en Vincent Hunink, Het visioen van Constantijn. Een gebeurtenis die de wereld veranderde, Omniboek, Utrecht, 2018, paperback, 176 blz., geïllustreerd, 17,50 euro, isbn 9789401913096.
| |
Filosofie
Wiener Kreis
In de wetenschapsfilosofie is de Wiener Kreis een begrip: de informele groep filosofen, wis- en natuurkundigen die aan de wieg stond van het zogeheten logisch empirisme. Leidende gedachte van dit logisch empirisme is de overtuiging dat een uitspraak slechts dan betekenis heeft wanneer zij in de werkelijkheid is geverifieerd. In zijn fascinerende boek Sie nannten sich Der Wiener Kreis laat de Oostenrijkse wiskundige Karl Sigmund zien dat dit bestaande beeld weliswaar niet onjuist is, maar veel te beperkt. Tussen beide wereldoorlogen kwamen de leden van de Wiener Kreis geregeld op donderdagavonden samen om allerlei uiteenlopende problemen te bespreken. Hun doel was, na de zo rampzalige Eerste Wereldoorlog, een ‘wetenschappelijke opvatting van de wereld’ te ontwikkelen, dat wil zeggen: af te rekenen met geloof, bijgeloof, metafysica en allerlei misleidende ideologieën. Op grond van hun wetenschappelijke opvatting van de wereld zouden vervolgens tal van maatschappelijke hervormingen moeten worden doorgevoerd. Het logisch empirisme waardoor de Wiener Kreis bekend is gebleven, was zo uiteindelijk niet meer dan een afgeleide van wat de leden van deze kring voor ogen stond. Dit uitdrukkelijke streven naar maatschappelijke hervormingen verklaart waarom er nogal wat banden bestonden tussen de (linkervleugel van de) Oostenrijkse sociaaldemocratie - die evenzeer ingrijpende maatschappelijke veranderingen voorstond in wat zij zag als een vastgeroeste samenleving - en de Wiener Kreis. En anderzijds verklaart dit waarom de Wiener Kreis vanaf 1934 zo snel verdween: na de korte burgeroorlog in februari van dat jaar werd de sociaaldemocratie in Oostenrijk verboden; daarnaast nam het openlijke antisemitisme in het land sterk toe. Dit waren precies de beide redenen waarom prominente vertegenwoordigers van
de Wiener Kreis een veilig heenkomen zochten in het buitenland.
Sigmund heeft een indrukwekkend groepsportret van de Wiener Kreis geschreven. Hij laat zien, dat de leden van deze kring weliswaar gegrepen waren door dezelfde problemen, maar soms volstrekt tegenstrijdige opvattingen huldigden. Een opmerkelijk voorbeeld is dat de leden van de Wiener Kreis overwegend atheïst waren, terwijl de vermaarde wiskundige Kurt Gödel zich al vanaf zijn studietijd intensief verdiepte in uiteenlopende theologische kwesties. Het knappe van dit boek is, dat Sigmund de juiste balans heeft weten te vinden tussen beschrijvingen van de persoonlijke beslommeringen van de leden van de kring - met soms sprekende anekdotes - en de toegankelijke weergave van vaak niet eenvoudige filosofische kwesties. Bij dit alles is het boek rijkelijk geïllustreerd met foto's en documenten.
| |
| |
In 2016 werd Sie nannten sich Der Wiener Kreis in Oostenrijk het non-fictieboek van het jaar; de onlangs verschenen tweede druk is nog sterk vermeerderd. De achtergrond van deze herziening is vermeldenswaardig. Sigmund had zijn boek meteen in het Engels vertaald, vermoedend dat er in de Angelsaksische wereld belangstelling voor zou zijn. Via zijn Amerikaanse uitgever kreeg hij vervolgens het aanbod van Douglas Hofstadter - auteur van de bestseller Gödel Escher Bach (1979) - de Engelse vertaling nog eens na te zien. Hofstadter had in zijn jeugd de filosoof Ernest Nagel leren kennen, die op zijn beurt verschillende leden van de Wiener Kreis persoonlijk had gekend. Zo kon Hofstadter niet alleen stilistische verbeteringen voorstellen, maar ook inhoudelijke aanvullingen. De zo tot stand gekomen Engelse uitgave heeft Sigmund weer terugvertaald in het Duits - met deze vermeerderde tweede druk van zijn boek als resultaat. En dit mag er zijn: het is bijzonder interessant voor wie belangstelling heeft voor de geschiedenis van de filosofie in de twintigste eeuw en/of voor de contemporaine geschiedenis van Oostenrijk.
Herman Simissen
Karl Sigmund, Sie nannten sich Der Wiener Kreis. Exaktes Denken am Rand des Untergangs, tweede druk, Springer Verlag, Wiesbaden 2018, paperback, 379 blz., geïllustr., isbn 9783658180225, 25,46 euro.
| |
Kunst
Picasso: de blauwe en roze periode
Negentien was Picasso toen hij zijn vaderland verliet en zijn eerste stappen zette in het Parijse kunstmilieu. Pijlsnel evolueerde zijn werk van een post-impressionistisch kleurrijk palet naar een eerste eigen stijl. De jonge kunstenaar voelde zich thuis in de Parijse bohème, ofschoon zijn dagelijks leven zich afspeelde in armoedige omstandigheden. De zelfmoord van zijn vriend Casagemas, met wie hij heel wat vrolijke momenten had gedeeld, bracht een schok teweeg. Hij begon de wereld in het blauw te zien én te schilderen. Hij kreeg toegang tot het gesticht Saint-Lazare, een gevangenis en ziekenhuis voor prostituees, van wie hij de ellende en eenzaamheid weergaf in een beeldtaal die hun menselijke waardigheid openbaart, - hoeren en heiligen tegelijk. Het verwerkingsproces van Casagemas’ zelfmoord mondde uit in het wonderlijke doek La vie, een aangrijpende meditatie over leven en dood, verlangen en mislukking, machteloosheid en vruchtbaarheid, zowel in het leven als in de kunst (erotiek en scheppingsdrang zouden overigens in Picasso's beleving tot het einde toe nauw verwant blijven). Met Les demoiselles d'Avignon en Guernica behoort La vie tot Picasso's absolute meesterwerken, even krachtig als enigmatisch.
Vanaf 1905 komt er meer licht en levensvreugde in zijn werk. Hij schildert bij voorkeur circusartiesten en identificeert zich met de figuur van de harlekijn, op afstand van de gevestigde
| |
| |
orde, maar onder de vermomming hunkerend naar een oprecht en volop menszijn. Vanwege de kleur die stilaan begint te overheersen spreekt men van de roze periode, een benaming die de complexiteit en verscheidenheid van het werk uit deze jaren niet dekt. Zowel het verblijf van Picasso in het afgelegen Gósol, in de zomer 1906, als de ontdekking van de Iberische kunst (uit de derde eeuw voor Christus) en van de Afrikaanse maskers stuwen het werk in een nieuwe richting.
Het Parijse Musée d'Orsay en de Fondation Beyeler in Basel hebben de handen ineengeslagen om dit seizoen een boeiend overzicht te brengen van Picasso's oeuvre uit deze bewogen, maar vruchtbare jaren 1901-1907. Op de tentoonstelling in Parijs waren er naast schilderijen ook heel wat tekeningen te zien, in Bazel werd het accent gelegd op de laatste fase, met name op de talrijke studies ter voorbereiding van Les demoiselles d'Avignon. Parijs en Bazel brachten elk een eigen catalogus uit. De afbeeldingen zijn talrijker in de Franse versie, maar van beduidend hogere kwaliteit in de fraaie uitgave van de Zwitserse stichting. De tekstgedeelten lopen grotendeels gelijk. Per jaar worden de voornaamste aspecten van Picasso's kunstenaarsleven toegelicht (contacten, invloeden, evenementen, relaties, reizen) en specifieke thema's besproken. Beide boeken bevatten hetzelfde gesprek met John Richardson, de belangrijkste biograaf van Picasso als het om deze periode gaat. Kortom, de catalogi bevatten de nodige informatie om zich een beeld te vormen van de omstandigheden waaraan Picasso's blauwe en roze schilderwerken zijn ontsprongen. Ruim honderd jaar later zijn die nog even fris. Picasso volgde geen mode, maar schilderde uit noodzaak. Stijlontwikkelingen vloeiden niet voort uit theoretische bespiegelingen, de hand van de kunstenaar volgde het toeval en de eisen van het leven. Zijn randfiguren uit het nachtleven, zijn bedelaars en drinksters - allemaal mensen zonder centen zoals, toen, Picasso zelf - raken nog steeds het hart van wie ogen heeft. Voor anderen zijn ze, slechts, miljoenen waard.
Jan Koenot
Picasso. Blaue und Rosa Periode, uitgave van de Fondation Beyeler (Basel), Hatje Cantz Verlag, Berlijn, 2019, 300 blz., 56 euro, isbn 9783775745048 (Duitstalig), 9783775745055 (Engelstalig).
Laurent Le Bon (red.), Picasso. Bleu et rose, éditions Hazan, 2018, 410 blz., 45 euro, isbn 978-2754114745.
|
|