Streven. Jaargang 86
(2019)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 500]
| |
Linde De Vroey
| |
[pagina 501]
| |
van de wereld’. Onttovering betekent niet alleen dat we niet meer geloven in magie, fabeldieren, geesten, heksen en magische krachten, maar ook dat de zingeving uit de wereld is verdwenen. God is doodverklaard, en met hem alle waarden. We zijn ons morele thuis verloren. We zijn vervreemd van een wereld die er niet meer in slaagt ons te betoveren. Webers onttoveringsthese speelde een belangrijke rol in het gedachtegoed van de Frankfurter Schule en inspireerde talloze filosofen van de vorige en huidige eeuw. In navolging van Weber beschouwen vele filosofen onttovering als een centraal kenmerk van onze westerse moderniteit. | |
De heimwee naar betoveringDit populaire verhaal van onttovering tekent een scherp contrast tussen een premoderne wereld, vol magie en betovering, en de koude, rationele moderniteit waarin we zijn beland. Al deed Weber zelf zijn best om neutraal te blijven tegenover het onttoveringsproces dat hij beschreef, het debat over onttovering leidde na Weber vaak tot een zekere vorm van polarisering. Sommige filosofen bejubelen het maatschappelijke afscheid van de illusies van magie en religie en uiteraard het uitbannen van kwalijke fenomenen als heksenjachten en weerwolvenprocessen. Maar anderen vragen zich af of we het kind niet met het badwater hebben weggegooid. Voor velen gaat de onttovering van de wereld onontkoombaar gepaard met een gevoel van verlies en heimwee - heimwee bijna naar een soort van gouden kindertijd waarin we nog mochten geloven in troostende illusies. Maar helaas, die jaren liggen voorgoed achter ons, en nu leven wij, moderne en postmoderne mensen, in een wereld verstoken van magie en betovering - aangewezen op de fictieve werelden van boeken, films en games om dit verlies te verzachten. De heimwee naar betovering is echter al veel ouder dan Webers these. Ze duikt op als een terugkerend thema in mythes, legenden en volksverhalen, als de heimwee van de sterveling die voor even deelgenoot mocht zijn aan de betovering van het elfenrijk maar er onherroepelijk weer moest vertrekken. In Groot-Brittannië drukken de Arthurlegenden al sinds de Late Middeleeuwen de heimwee uit naar een vervlogen tijd, toen de elfen en feeën zich nog onder de mensen mengden. Maar we vinden het weemoedige verlangen naar betovering als een harmonische band met de natuur nog veel eerder terug, en wel in de Griekse mythe over het Gouden Tijdperk en in het Bijbelse thema van het Verloren Paradijs. In welk opzicht is onttovering dan een nieuw, modern fenomeen? Misschien is een zekere heimwee naar betovering, net als het bijkomende gevoel van onttovering, al zo oud als de straat. Anderzijds kunnen we er niet zeker van zijn dat we vandaag écht in een van magie en betovering verstoken | |
[pagina 502]
| |
samenleving leven. Zelfs wanneer we ons toespitsen op de westerse seculiere moderniteit, is het nauwelijks hard te maken dat alle betovering uit het dagelijkse leven is verdwenen. Tegenwoordig vatten we magie, tovenarij en andere wonderen samen onder de noemer ‘paranormale fenomenen’. Meer dan de helft tot drie vierde van de Europenanen en Amerikanen gelooft vandaag in geesten, mediums, aliens of soortgelijke paranormale verschijnselen.Ga naar eind1 Tel daarbij de populariteit van allerlei soorten spirituele bezigheden, van yoga tot wicca, en het wordt duidelijk dat het niet de uitzondering maar de regel is om nog steeds in bepaalde vormen van magie te geloven. Toch geeft het blijk van een gebrek aan nuance om het geloof in paranormale verschijnselen van vandaag gelijk te stellen aan de ervaring van betovering in de premoderne wereld. We moeten op zoek naar een duidelijker, meer genuanceerd begrip van onttovering. | |
Onttovering: de ontwarring van een begripHet probleem met het begrip ‘onttovering’ (Entzauberung/disenchantment) is dat het een kleverig spinnenweb is geworden waarin allerlei invullingen met elkaar verward zijn geraakt. Het begrip ‘onttovering’ verwijst voor de voorstanders naar de ontwikkeling richting het rationele denken en een wetenschappelijk wereldbeeld, naar een bevrijding van religie en andere illusoire dwangbuizen, en voor de nostalgici naar het verlies van objectieve waarden, zingeving, verbinding, oriënterende religie en ons thuis voelen in de wereld. Maar kunnen we al deze ladingen wel zonder meer samenbrengen onder de term ‘onttovering’? Het begrip ‘betovering’ heeft immers een sterke connotatie met magie, magische wezens, mysteries, onverklaarbare fenomenen en illusies. Als we bijvoorbeeld ook het verdwijnen van God en algemeen geldende morele waarden onder de noemer ‘onttovering’ schuiven, lopen we dan niet het gevaar (en ongetwijfeld is dat voor sommigen de bedoeling) om religie en ethiek zonder meer als irrationeel en illusoir te brandmerken? De begripsverwarring rond onttovering gaat terug op Weber zelf. In zijn lezing, die later gepubliceerd werd als een essay, ‘Wissenschaft als Beruf’ (1917/1919) geeft Weber twee verschillende omschrijvingen van de Entzauberung der Welt. Onttovering is enerzijds ‘het geloof dat als men het maar zou willen, men alles zou kunnen leren op elk mogelijk tijdstip’. Dat houdt in ‘dat er in principe geen mysterieuze onberekenbare krachten meer meespelen, maar eerder dat men zich in principe alle dingen meester kan maken door berekeningen’. In deze eerste omschrijving betreft onttovering de evolutie van een specifiek magische naar een wetenschappelijke - berekenbare - omgang met en beheersing van de wereld. Het resultaat van die evolutie is volgens Weber niet dat iedereen voortaan alles weet en kan ver- | |
[pagina 503]
| |
klaren. Het gaat om een algemeen vertrouwen dat alles wat onverklaarbaar lijkt in de wereld, in laatste instantie principieel oplosbaar is. Er is altijd wel iemand te vinden - een wetenschapper of specialist - die het ultieme inzicht in petto heeft, of de algemene procedures kent om zich een weg naar dat inzicht te banen. Er zijn geen mysteries meer, enkel wetenschappelijke verklaringen en problemen die nog niet opgelost zijn. De wetenschapper heeft de plaats van de sjamaan ingenomen. Voor Weber is de implicatie van deze evolutie zeer duidelijk: ‘Dit betekent dat de wereld onttoverd is’. De begripsverwarring ontstaat met de tweede definitie. Weber spreekt hier plots over iets heel anders dan de wetenschappelijke beheersing van de wereld. ‘Het lot van onze tijden,’ zegt Weber in een beroemde passage, ‘wordt gekenmerkt door rationalisering en intellectualisering en, boven alles, door de “onttovering van de wereld”. Juist de ultieme en meest sublieme waarden hebben zich uit het publieke leven teruggetrokken, ofwel in het transcendente rijk van het mystieke leven, ofwel in de broederlijkheid van directe en persoonlijke menselijke relaties’Ga naar eind2 Betovering verwijst hier naar het algemeen geldende gevoel van verbondenheid met (en gedragenheid door) een wereld die intrinsiek waardevol is. De klemtoon verschuift van een theoretische naar een praktische, alledaagse betrokkenheid op de wereld. De wetenschappelijke onttovering verbant ook een objectief kader van betekenis en zingeving uit de wereld. Waarden worden niet langer gezien als gegeven in de wereld, maar zijn ontmaskerd als projecties op de wereld door ideologische of culturele stromingen. Onttovering in de tweede zin betekent dat de waarden in en de intrinsieke waarde van de wereld teloorgegaan zijn. Deze twee verschillende omschrijvingen liggen volgens mij aan de basis van heel wat aspecten van de latere begripsverwarring rond de term ‘onttovering’. Weber schuift twee definities in elkaar om aan te tonen dat in een theoretisch onttoverde wereld ook onze praktische verhouding tot die wereld - het domein van de ethiek en de religie, maar ook de ervaring van het alledaagse leven - drastisch verandert. Als de wereld in theoretisch opzicht haar betoverende luister verliest, dan moeten volgens Weber de menselijke moraal en ervaring automatisch volgen. Met die redenering maakt hij de tweede, praktische vorm van betovering ondergeschikt aan de eerste, theoretische vorm. Ik meen dat Weber daardoor iets uit het oog dreigt te verliezen: een specifieke dimensie van wat het betekent om betoverd te zijn. Hij verbindt betovering van meet af aan met het menselijke verlangen om de wereld te beheersen - en overheersen - door magie. Maar misschien staat de ontvankelijkheid voor betovering, het vermogen intrinsiek waarde toe te kennen aan de wereld, wel net los van dit verlangen om te heersen. Vanuit deze gedachte bespeur ik in het hart van de onttoveringsthese twee fundamenteel verschillende vormen van betovering. Dat zal ik proberen | |
[pagina 504]
| |
aantonen door een conceptueel onderscheid te maken tussen magische betovering en feeërieke betovering. Hier pik ik de draad weer op bij het begin van mijn verhaal. Want iemand die dit onderscheid als geen ander zag en uitwerkte, was geen filosoof maar een letterkundige: J.R.R. Tolkien. De tegenstelling tussen faerie en magie loopt als een rode draad door Tolkiens belangrijkste literaire werk en theoretische reflecties. In het essay On Fairy Stories (1939) behandelt hij de wereld van de fantasie, mythen, kunst, magie en betovering: het rijk van de faerie. ‘Misschien komt de vertaling nog het dichtst bij het woord “magie”’, verduidelijkt Tolkien dit begrip, ‘maar het is magie met een specifieke sfeer en kracht, zo ver mogelijk verwijderd van de vulgaire hulpmiddelen van het geforceerde, wetenschappelijke, magische.’Ga naar eind3 Tolkien onderscheidt hier twee soorten magie: ten eerste is er faerie, het feeërieke; ten tweede is er het ‘geforceerde, wetenschappelijke, magische’. Tolkien geeft kennelijk de voorkeur aan de faerie, maar het is niet nodig om zo'n standpunt in te nemen om het onderscheid tussen faerie en magie toe te passen op de onttoveringsthese. Wanneer we het feeërieke en de magie ontdoen van Tolkiens evaluatieve lading kunnen we ze ruwweg terug traceren tot twee verschillende lijnen in de Europese cultuur: de faerie van de Keltische, Germaanse en Angelsaksische erfenissen en het magische denken dat vanuit het Midden-Oosten via Jeruzalem, Athene, Rome en Byzantium Europa bereikte en aan de basis lag van de alchemie en wetenschap. | |
Op zoek naar de faerieFaerie is een oeroude vorm van betovering die een vaak vergeten lading dekt. Het is de betovering waarvan we sporen terugvinden in legenden en volksverhalen, epen en liederen, in voorhistorische heiligdommen, druï- dische tradities, in de heidense gebruiken die in het christendom geslopen zijn, in sprookjes, en in de grote en kleine Europese mythologieën die bevolkt worden door elfen, dwergen, trollen, plaaggeesten, aardmannen en kabouters. Faerie staat ver af van de wereld van analyse, wetenschap en theorieën, en Tolkien waarschuwt dan ook voor de gevaren die de theoreticus tegemoet gaat in dit mysterieuze land, want ‘Faerie kan niet in een net van woorden gevangen worden’. Maar het zou de faerie evenzeer oneer aandoen haar louter te beschouwen als de kinderlijke fantasiewereld van elfen, feeën, dwergen en trollen, want het feeërieke domein bevat veel meer: ‘Het bevat de zeeën, de zon, de maan, de hemel; en de aarde, en alle dingen die daar leven: boom en vogel, water en steen, wijn en brood, en wijzelf, sterfelijke mensen, wanneer we betoverd zijn’.Ga naar eind4 Tolkien maakt hier een essentieel punt. Het feeërieke is in de eerste plaats de hele natuurlijke wereld die we op een bepaalde manier benade- | |
[pagina 505]
| |
ren en beleven, wanneer we ons laten betoveren. Voor Tolkien heeft dit te maken met een bepaalde houding, een nieuwe manier van kijken naar de werkelijkheid die de faerie ons aanreikt. ‘Ik meng me niet onder de filosofen en zeg dus niet “de dingen zien zoals ze zijn”’, zegt Tolkien met een knipoog naar de filosofie, ‘al zou ik het kunnen wagen te zeggen ‘de dingen zien zoals we bedoeld zijn (of waren) ze te zien - als dingen los van onszelf’Ga naar eind5 Dit laatste is fundamenteel om het betoverende potentieel van de het feeërieke goed te begrijpen: het is vrij van het verlangen om te bezitten of te controleren. De betovering toont ons de natuur als een onafhankelijk en intrinsiek waardevol gegeven. ‘De dingen zien zoals we bedoeld zijn’ betekent vooral de veelzijdige natuurlijke wereld in haar waarde erkennen en de natuur respecteren als onze gelijke; als een levende kracht die los van onszelf mag bestaan. Feeërieke betovering is nauw verwant met een diepgeworteld ecologisch denken. Deze houding staat in schril contrast met het grootschalige instrumentele gebruik van de natuur dat de Industriële Revolutie en het kapitalisme met zich meebrengen: de moderne reductie van de natuur tot wat we vandaag natural resources noemen. In de faerie zijn magische wezens en krachten de personificaties van verschillende elementen van de natuurlijke wereld. De verzameling mythische wezens die de natuur bevolken in de betoverde wereld vormen samen een wereld die ik de tussenwereld zou noemen. Het mythische domein van de faerie is immers niet het louter materiële domein van de werkelijkheid, maar ook niet het geheel transcendente domein van een religieuze hinterwelter. Feeërieke wezens houden zich op in de schemerzones van de natuur, ze verbeelden waarden en krachten die bij de natuurlijke buitenwereld horen en haar louter materiële aspect toch weten te overstijgen. Ze verpersoonlijken het wezen van de natuur. Net als de natuur die ze beschermen zijn deze mythologische wezens meestal wild - soms goed, soms slecht, maar altijd mysterieus, tijdloos en ongrijpbaar, niet gebonden aan de wetten van de menselijke wereld. En ook dat is een essentieel kenmerk van de faerie, waardoor ze ons steeds weer ontsnapt: de betovering heeft altijd iets wilds. | |
Magische onttoveringNet als Weber vertelt Tolkien in zijn belangrijkste werk een verhaal van onttovering. Tolkien bedoelt met onttovering in het bijzonder onttovering van Webers tweede soort: het verlies van de waarde van de wereld, het verlies van de tijdloze tussenwereld, de teloorgang van de faerie. In de ban van de ring baadt in een onontkoombare sfeer van heimwee en afscheid. De mooie steden en erfenissen van de grote koningen van weleer zijn in verval en de Elfen verlaten Midden-Aarde. Opvallend detail: de ‘onttovering’ van Midden-Aarde gaat niet gepaard met een opmars van het redelijke denken, | |
[pagina 506]
| |
maar met een andere, duistere magische kracht: het is het ‘geforceerde, wetenschappelijke, magische’, de technologische, industriële magie van Sauron en Saruman die de natuur reduceert tot natural resources om haar oorlogsvoering te spijzen. Hoe meer de Ene Ring, het oorlogswapen bij uitstek, aan kracht wint, hoe meer de betoverende kracht van de Elfen afneemt. De magie van de Ring heft de betovering van de faerie op. Omdat deze duistere magie er enkel naar verlangt al wat leeft te overheersen, zal ze nooit in verbinding kunnen treden met de levende wereld. Daarom zal ze ook nooit kunnen ervaren wat het betekent om zich zonder angst te laten betoveren. Voor Tolkien is de duistere magie van de Ring het soort ‘magie’ van wetenschap, technologie en industrialisatie. Tolkien ziet magie en wetenschap immers niet als tegengestelden. Voor wie vertrouwd is met Webers these mag deze stelling vreemd klinken, maar vanuit historisch oogpunt is Tolkiens associatie zo gek nog niet. Uit de geschiedenis blijkt dat instrumentele magie en wetenschap dezelfde oorsprong delen en eeuwenlang innig verweven waren in talloze sekten, geheime genootschappen en, uiteraard, in de alchemie. Zowel wetenschap als magie zoeken naar voortschrijdende kennis en het oplossen van geheimen of ‘problemen’, beide zijn manieren om rechtstreeks in te grijpen op de werkelijkheid, en beide ondernemen een poging die werkelijkheid te beheersen. Natuurlijk is er een belangrijk verschil (het verschil tussen magische krachten en berekeningen dat Weber aanwijst in zijn eerste definitie van onttovering), maar Tolkien ziet dit meer als een verschil in methode dan als een wezenlijk verschil. Want in tegenstelling tot de feeërieke betovering, is magie ‘geen kunst maar een techniek; haar verlangen is macht in deze wereld, overheersing van de dingen en de wil’.Ga naar eind6 De instrumenteel-magische en de instrumenteel-wetenschappelijke methode zijn uit elkaar gegroeid, maar beide hebben nog steeds hetzelfde doel: ‘zich meester maken van alle dingen’ (‘One Ring to Rule them All’). Tolkiens onderscheid tussen faerie en magie werpt een nieuw licht op Webers onttoveringsthese. Weber, die intellectualisering en rationalisering aanwijst als de grote onttovenaars, impliceert daarmee immers een tegenstelling tussen het rationele denken en de ervaring van betovering. Betovering krijgt de connotatie van irrationaliteit of onredelijkheid, en onttovering de connotatie van harde maar waarheidslievende rationaliteit. Deze connotatie kleeft als een gevangen vlieg aan het hele web van het onttoveringsdenken: van de Verlichtingskritiek van de Frankfurter Schule tot de radicale religiekritiek van de hedendaagse verdedigers van de Verlichting. Het is kiezen tussen de pest en de cholera: de last te leven in een onttoverde, van zin verstoken wereld of het ‘offer van het intellect’ maken en zijn toevlucht zoeken in troostende maar irrationele illusies. | |
[pagina 507]
| |
Voor Tolkien daarentegen hoeft er geen radicale tegenstelling te bestaan tussen betovering en Rede, wel integendeel. Hij verdedigt de stelling dat betoverende fantasie en redelijk denken hand in hand gaan, want ‘fantasie is een natuurlijke menselijke activiteit. Ze vernietigt of beledigt de Rede zeker niet; en ze stopt de honger naar wetenschappelijke waarheid niet weg, noch verduistert ze haar perceptie.’ De teloorgang van het redelijke denken houdt ook voor de fantasie een gevaar in, voorspelt Tolkien in 1939, vlak voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. ‘Als de mensheid ooit in een toestand terechtkomt waarin ze geen waarheid (feiten en bewijzen) meer wilde kennen of kon bevatten, dan zou de fantasie zich verbergen tot de mensheid genezen was. Als men ooit in die toestand terecht zou komen (het zou helemaal niet onmogelijk lijken), zou Fantasie verdwijnen, en een Morbide Waanbeeld worden’Ga naar eind7 We worden hier dus geconfronteerd met de mogelijkheid dat onttovering niet volgt uit een meer rationeel denken, maar net het gevolg is van een ander soort magie: het soort magie dat de hoogmoed bezit de werkelijkheid zelf te willen omtoveren tot een middel voor een verwerpelijk en onredelijk doel (een Morbide Waan). De natuurlijke betovering gaat niet ten onder aan de redelijke vermogens van de mens, maar aan een bepaald gebruik daarvan: Webers ‘instrumentele rationaliteit’. Alleen is die instrumentaliteit in haar diepste wezen allesbehalve rationeel. Bovendien is ze blind, verblind door de betovering van de macht en de beheersing van de wereld. In haar verlangen om de wereld rondom haar te overheersen - of dat nu via magische of wetenschappelijke technieken is - sluit ze zich af van elke mogelijkheid om zichzelf volstrekt belangeloos te laten betoveren door die buitenwereld. Ze wil de faerie niet zien. En bij gebrek aan betovering, kan ze ook de waarde van de wereld niet meer zien, verliest ze het contact met de werkelijkheid, tot ze uiteindelijk de buitenwereld zelf verliest. Wanneer Frodo de magie van de Ring beschrijft aan zijn trouwe metgezel Sam, is dat niets anders dan een echo van dit gevoel compleet afgesneden te zijn van de wereld. ‘Geen smaak van eten, geen gevoel van water, geen geluid van de wind, geen herinnering aan boom, gras of bloem, geen voorstelling van maan of sterren zijn mij gelaten. Ik ben naakt in het donker, Sam, en er is geen sluier tussen mij en het rad van vuur. Ik begin het zelfs met mijn open ogen te zien, maar al het andere vervaagt.’Ga naar eind8 | |
Op zoek naar de wereldDe belangrijkste les die Tolkien ons leert is dat er een hemelsbreed verschil bestaat tussen onttoverende instrumentaliteit - van magische of rationele aard - en het rationele of redelijke denken op zich. Dit artikel is dan ook een | |
[pagina 508]
| |
pleidooi voor het opheffen van de radicale tegenstelling tussen de begrippen ‘rationaliteit’ en ‘betovering’. De moderne onttovering van de wereld laat zich niet vatten in een lineair proces waarbij de rationaliteit alsmaar groeit en we afscheid nemen van al onze magische illusies. Want ook wat wij zo overtuigd ‘onttovering’ noemen zou wel eens, zoals Tolkien aantoont, gewoon een nieuwe vorm van magische betovering kunnen zijn. De grote oorzaak van de moderne onttovering van de wereld is dan niet de plotse doorbraak of dominantie van het rationele denken over de wereld, maar in feite het irrationele wegredeneren en technisch elimineren (zeg maar wegtoveren) van alles wat een eigen en onmiddellijk gegeven waarde heeft in de werkelijkheid. Het verschil tussen de onttoverde wereld van onze westerse moderniteit en de betoverde wereld van weleer wordt hier in de eerste plaats geïnterpreteerd vanuit een andere, nieuwe relatie van de moderne mens met de buitenwereld. De cultuurfilosoof Charles Taylor toont aan dat in de premoderne, betoverde wereld de grenzen tussen het zelf en de buitenwereld niet zo scherp getrokken waren als vandaag. Onttovering wijst op het verharden van de grenzen die onszelf omgeven. Dat heeft niet alleen implicaties voor ons gevoel van verbondenheid met de wereld, maar ook voor onze perceptie van betekenis. Waar vroeger de betekenis, de waarde van de dingen, in de dingen zelf gegeven was, kunnen we ons nu niet meer los maken van de gedachte dat wij het zelf zijn die onze zelfverzonnen betekenissen op de dingen projecteren, in een ultieme poging om troost te zoeken in een zinloze wereld.Ga naar eind9 De teloorgang van de faerie symboliseert het verlies van de buitenwereld voor de mens die zich opgesloten heeft in zichzelf. Toen Descartes zich terugtrok om na te denken en uitkwam bij zijn radicale twijfel over het bestaan van de buitenwereld, had hij zich niet alleen afgesloten voor de wereld, maar ook voor elke mogelijkheid om zich te laten betoveren door die wereld. Het idee dat de filosoof zich moet afsluiten van elke vorm van betovering om redelijk en kritisch te kunnen denken heeft sindsdien flink wortel geschoten in de filosofische traditie. Maar vanuit een oprecht, redelijk denken, is dat idee absurd. Want hoe kunnen we iets over de wereld zeggen wanneer we die wereld de rug toekeren? Hoe kunnen we iets zeggen over betovering wanneer we ons er uit alle macht tegen verzetten? En kunnen we wel echt openstaan voor de buitenwereld zonder ons in zekere mate ook te laten betoveren? In onze onttoverde wereld volgen de radicale twijfel, de verinnerlijking en het projectiedenken - wij projecteren waarde op een betekenisloze werkelijkheid in plaats van vice versa - ons overal als een schaduw. Dit is wat het betekent om de buitenwereld te verliezen. Dit is wat het betekent om in | |
[pagina 509]
| |
een onttoverde wereld te leven. Daarom impliceert het geloof van meer dan de helft van de Amerikanen en Europeanen in uiteenlopende paranormale fenomenen niet dat de wereld nog steeds betoverd is. Want de gemeenschappelijke betovering, het algemene referentiekader, is weggevallen. Een nieuw modern zelf doet er alles aan om de controle over zichzelf te behouden en de wereld buiten te sluiten - (gelukkig) slechts met wisselend succes. De nieuwe magie van technologie en kapitalisme heeft het overgenomen van de faerie. We verliezen in ijltempo de natuurlijke wereld; niet alleen in ons denken en voelen, maar ook in werkelijkheid, in ons dagelijkse leven en in de massale vernieling van ecosystemen, natuurlijke soorten, en bij uitbreiding onze gehele planeet. Als onttovering de triomf van een rationele omgang met de wereld betekent, kan niemand beweren dat we in een onttoverde wereld leven. De betovering van de vooruitgang houdt ons steviger dan ooit in haar greep. Maar als onttovering doelt op het verlies van de band met de buitenwereld, dan zijn we al ver heen. De meesten van ons leven wel degelijk in een onttoverde wereld. Of misschien leven we gewoon te weinig in de wereld zelf. Alleen de heimwee naar de faerie blijft, even onuitroeibaar als het verlangen naar de betoverende schoonheid en troost van kunst en verhalen. En misschien vinden we daar ergens wel de hoop om onze magische verbanning uit de wereld te verbreken en de buitenwereld terug te vinden, want zoals de verhalen ons leren, komt die wereld uiteindelijk altijd wel aan je deur kloppen. Je moet ze alleen maar willen zien. ‘De wijde wereld omringt u’, vertellen de Elfen aan Frodo, ‘ge kunt u met een heining omgeven, maar ge kunt haar niet voor altijd buitensluiten!’.Ga naar voetnoot10 |
|