Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Taal en Letteren. Jaargang 4 (1894)

Informatie terzijde

Titelpagina van Taal en Letteren. Jaargang 4
Afbeelding van Taal en Letteren. Jaargang 4Toon afbeelding van titelpagina van Taal en Letteren. Jaargang 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.33 MB)

Scans (7.66 MB)

XML (1.22 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Taal en Letteren. Jaargang 4

(1894)– [tijdschrift] Taal en Letteren–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 279]
[p. 279]

Over de nieuwe literaire ‘kunst’.

Het is nog niet zooveel jaren geleden dat een gering getal jongere kunstenaars - schrijvers en schilders - zich afscheidde, en in sterkende vereenzelviging een soort krijgsstaat vormden, waarin de schoone huizen van de poëzie en de vruchtbare landen van het proza opgetrokken en bebouwd werden achter de pijlpunt-vluchten en de spitse palissaden van een strijd- en weerbare taal. In felle uitvallen bestookten zij de welingerichte burchten van achtbare dichterhoofden, en vormden hier en daar een kolonie, die zich afhankelijk bleef voelen van den moeder-staat. En als in alle krijgshaftige organisaties werd het gezag er onfeilbaar en diktatoriaal.

Dat was in den tijd toen de retoriek van Bilderdijk officieele kunst was, en een jong dichter gesloten ooren vond, en de oprechte waardeering van veel schoons in vreemde literaturen iets ongehoords......

Wat wij tien jaar geleden voelden: dat onze nieuwe hartstochten behoefte hadden aan nieuwe vormen; - dat is de ervaring van ons heele geslacht gebleken; en nu, elkander aanziend en naar elkaar luisterend, is het ons klaar geworden, dat wat elk van ons in zijn eigen hart voelde opbobbelen en uitbarsten, maar de afzonderlijke en gedeeltelijke explosies waren van een gestolten wereld die in vloed ging gaan.

Wij stonden alleen, als verslagen zwervers aan het strand van een zee die tot de duinen steeg, te luisteren naar den storm in onze harten, en toen die aftoog en ons leêg liet en wij in het gevoel van ons ééne kleine zelf niet begrepen hoe het daar toch zoo even pas, zoo wereldgroot en beangstigend geweest kon zijn, toen ving ons oor van gindschen eenling en uit daar die menigte, en uit dezen tijd nu, en dan uit vorige tijden, als een echo van het ruischen dat in ons zoo pas had aangegaan, het ruischen van de zee van één menschheid, door alle tijden heen.

Of het de blijde Grieken waren of de stugge Romeinen, de Christen-martelaren of de Heilige-Graalridders? Die heffen allen de hoofden op aan de horizonnen van ons weten, en als blanwe en roode en zilveren schijnen over bewogen wateren, stroomen naar ons de ontroeringen van hun menschelijkheid. Maar van later begint onze liefste herinnering. Van later, als na de profane renaissance, de superbe, de blij-lachende, de Grieken-lievende, de uit kracht van haar menschheids-droom en kunstenaars-intuitie zich verjongende Renaissance, maar die stierf onder de puinen van haar geliefde antieke resten, een nieuw Europa ging fluisteren van een nieuw geloof.

Nieuwe hartstochten, en nieuwe vormen. Want wij hebben niet de Grieken lief, en niet de Joden. En geen boeken en geen beelden, en geen verbeeldingen van verbeeldingen. Maar dit leven op deze aarde, waar deze zon op schijnt, deze harten die warm kloppen langs ons heen.

Was dat dan zoo wonderlijk?

[pagina 280]
[p. 280]

En al zouden eeuwen noodig zijn dat onder stilstand die doodslaap leek, en tumult van revoluties en tyrannie van verstarde heerschappijen, deze liefde verloren scheen, ééns zou ze zeker komen en zich uiten in een nieuw geloof.

Herkent ge niet de aanmatiging van deze nieuwe geloovers?

Wij gelooven dat wij ons het Leven zullen voorstellen. Het moet érgens zijn: ons Beeld van het Leven.

Maar dit is ongehoord, is 't niet? Hier is het immers: het is Hellas dat het geschapen heeft. Neen, dit andere: van God die de wereld schiep en Jezus, zijn Zoon. De Gothiek hier. De Renaissance daar.

De Deo, zette Spinoza boven het eerste boek van zijn Ethica, - van het Leven.

En sints hem is Europa aan 't werk gegaan. Van uit dit ééne beginsel: - Ons eigen Levensbeeld, - is er geen ding dat mensch denkt of durft, dat niet van den wortel af is vervormd. Van Dichtkunst en Schilderkunst, Bouwkunst en Beeldhouwkunst, van Wetenschap en Wijsbegeerte, van Staatkunde en Staathuishoudkunde, van de kennis van het minste feit tot de hoogste bespiegeling. Overal voor den ouden vorm die dood was, de nieuwe ervaring in de plaats gesteld. Overal voor de traditie van vroegere tijden het nieuwe levende beeld.

Zeker heeft dit werk die twee eeuwen over Europa niet stil gestaan. Maar soms lijkt het, of de natuur onder den grond werkt, zoodat wij het niet merken; dan, of er veel tijd verloren gaat aan het veranderen van het minst belangrijke; zelden zijn de groote erupties, als het is of alles opeens komt, zooals in de tweede helft van de vorige eeuw, de dichterlijke en wijsgeerige omwenteling in Duitschland, de economische in Engeland, de sociale in Frankrijk.

Tusschen toen en nu is er zoo'n groote tijd niet weer geweest.

Maar nu is het weer alsof hij aan 't komen is. Of de een het zoekt in het oude christendom, de ander in het occultisme, een derde in het socialisme, een vierde in de oude Italianen, een vijfde, ja in welke afdeeling van het verleden wordt niet gezocht naar een vorm voor het tegenwoordige? - het feit is, dat de heele wereld in kunst, wijsbegeerte en maatschappelijk leven in één angst zoekt of ze het vinden zal.

 

Inleiding. Tweemaandelijksch Tijdschrift voor Letteren, Kunst, Wetenschap en Politiek. Redactie: L. van Deyssel en Albert Verwey. Afl. 1.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken