Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Taal en Letteren. Jaargang 11 (1901)

Informatie terzijde

Titelpagina van Taal en Letteren. Jaargang 11
Afbeelding van Taal en Letteren. Jaargang 11Toon afbeelding van titelpagina van Taal en Letteren. Jaargang 11

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.07 MB)

Scans (9.41 MB)

ebook (3.36 MB)

XML (1.65 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Taal en Letteren. Jaargang 11

(1901)– [tijdschrift] Taal en Letteren–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Letterkundige sprokkelingen uit de brieven van wijlen J.A.F.L. baron van Heeckeren.

10.
Over het lyrisch leerdicht.

Twee elementen loopen in een lyrisch leerdicht samen. De subjectieve poesie, d.i. de dichterlijke uiting des gevoels en de objectieve, dat is de aanwijzing van iets dat men alleen door de ervaring of door de wetenschap heeft geleerd en wat dus meer tot het gebied van het verstand behoort. Men moet echter niet vergeten dat zoodra de kritiek gaat ontleden en elk lid van het geheel in het bizonder gaat beschouwen.

[pagina 523]
[p. 523]

die niet geschiedt in de meening dat ieder dier leden op zich zelven zou staan. Neen! in de werkelijkheid behooren de door de kritiek gescheiden deelen noodzakelijk bij elkander.

De ziekten der geleerden van Bilderdijk zou niet het schoonste leerdicht der nieuwere tijden zijn geworden, zoo hij het ziekbed alleen uit een wetenschappelijk oogpunt had kunnen beschouwen. Maar aan dat ziekbed waren zooveel denkbeelden verbonden, die diep hadden gegrepen in zijn ziel, dat het niet anders kon, of hij moest welsprekend worden, zoodra hij over dit onderwerp begon te spreken. In het lyrisch leerdicht paart dus het licht des verstands zich met den gloed des harten.

6 April 1858.

11.
Kinker.

Ik heb thans geleend de gedichten van Kinker en verdiep mij er dagelijks in om den diepzinnigsten onzer dichters te begrijpen. Ik heb zijn meesterstuk ‘Het Alleven of wereldziel’ reeds een keer of wat herlezen, maar begrijp het nog niet goed. Dat het gedicht, gelijk bijna al zijne dichtstukken, geheel pantheistisch is, behoef ik u niet te zeggen. Het woord Alleven duidt dit reeds aan. Ook heeft hij als tegenhanger van Bilderdijk's ondergang der eerste wereld den eersten zang van een heldendicht geschreven ‘De wereldstaat’, voorzeker het kolossaalste gedicht, dat men zich denken kan. Het tooneel, waarop de dichter ons voert is niet de aarde, niet het zonnestelsel, maar het Heelal. Ook de wezens, die hij opvoert hebben iets zoo ontzettend grootsch in al hun handelen en spreken, dat men er van duizelt. Werkelijk is Kinker te weinig bekend.

2 Juni 1858.

12.
De engelenkunde.

Alles wat Vondel in zijn Lucifer over de engelen zegt, moet niet als een werk der phantasie worden beschouwd. De engelenkunde was in de 16e en 17e eeuw evengoed eene wetenschap als thans de natuur-

[pagina 524]
[p. 524]

kunde. Wij zouden het nu als een erge blunder beschouwen, zoo wij van stikstof spraken, waar wij zuurstof bedoelden, maar in de 17e eeuw beschouwde men het als een even groote fout, wanneer men van een seraf sprak, waar men een eenvoudigen engel bedoelde.

18 Juni 1877.

13.
De invloed der vrouw op de schoone letteren.

Wanneer gij u nu herinnert, wat ik in mijne studie over Hooft reeds lang geleden heb geschreven, dat namelijk onze beschaving van de vrouwen is uitgegaan, dat onze groote dichters altijd hebben gezegd, dat het hunne vrouwen waren, die hen inspireerden (o.a. Cats in de voorrede van zijn Huisvrouw, Huygens in zijn Dagwerk, Vondel, na den dood zijner vrouw) dan ziet gij dat ik mij volkomen gelijk blijf.

28 Juni 1877.

14.
Bilderdijk naast Vondel.

Bilderdijk is de Rubens onzer dichters. Zijn koloriet is onvergelijkelijk schitterend. Dit schitterende ontspruit voornamelijk uit het gebruik van mooi klinkende woorden, in het bizonder, bijvoeglijke naamwoorden. Vaak is hij daar zeer gelukkig in, maar somtijds maakt hij wel wat te veel gebruik van woorden, die mooi klinken, maar weinig schilderachtig zijn, als: afschuwlijk, afgrijsbaar, gruwbaar, enz.

Vondel is in zijne beste gedichten zeer sober in het gebruik van bijvoeglijke naamwoorden. Lees b.v. zijn: Wie is zoo hoog gezeten?

Of zijn: O Kerstnacht schooner dan de dagen: gij zult er geen enkel bijvoegelijk naamwoord in vinden dat in den samenhang gemist kan worden.

23 Maart 1868.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • J.A.F.L. van Heeckeren

  • over Willem Bilderdijk


datums

  • 6 april 1858

  • 2 juni 1858

  • 23 maart 1868

  • 18 juni 1877

  • 28 juni 1877