Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Taal en Tongval. Jaargang 4 (1952)

Informatie terzijde

Titelpagina van Taal en Tongval. Jaargang 4
Afbeelding van Taal en Tongval. Jaargang 4Toon afbeelding van titelpagina van Taal en Tongval. Jaargang 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Taal en Tongval. Jaargang 4

(1952)– [tijdschrift] Taal en Tongval–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 90]
[p. 90]

Boekbesprekingen

Nienke Bakeer, Reclames en advertenties in Noord- en Zuid-Nederland. Een bijdrage tot de vergelijkende studie van de Noord- en Zuidnederlandse woordenschat. Kon. Vl. Ac. v. taal- en letterkunde, Reeks VI, nr. 70. (Gent 1951).

In deze licentiaatscriptie van 1939, door de Vlaamse Academie bekroond, schrijft Dr. Bakker dat de reclame-pagina's waarschijnlijk de meest stiefmoederlijk behandelde bladzijden van een dagblad zijn. En ze vraagt zich af hoevelen die pagina's werkelijk lezen. Ze zijn dan ook alleen de moeite waard wanneer men een artikel zoekt en prijzen op gemakkelijke wijze wil vergelijken, of uit taalkundig oogpunt. En dan krijgt men er wel eens rillingen van.

Het grootste deel van deze studie bestaat uit een alfabetische lijst van woorden uit advertenties en reclames, waarin de Zuid- en de Noordnederlandse equivalenten naast elkaar zijn gezet en de betekenissen met woordenboekgegevens zijn toegelicht en aangevuld. Behalve het grote verschil tussen het Zuid- en Noordnederlands, wat betreft de benamingen van veel artikelen, was deze studie leerzaam voor me in twee andere opzichten. Verschillende termen uit de Noordnederlandse advertenties waren me n.l. onbekend en een deel ervan bleek in de dertien jaar, die sedert het maken van deze studie zijn verlopen, verouderd. Het woord Combination (in de betekenis onderjurk en chemise-enveloppe) dat, zover ik me herinner, nooit erg frequent is geweest en uit de advertenties lang niet door elk werd overgenomen, is nu wel vergeten. Zo heb ik de laatste jaren nergens meer instapper voor step-in gevonden. Waarschijnlijk zou een dergelijke studie in deze tijd grote verschillen opleveren doordat talrijke nieuwe producten en preparaten op de markt zijn gebracht.

In een aantal gevallen schijnt het me toe dat de schrijfster niet de juiste equivalenten heeft gevonden. En soms is het begrip, dat door de benaming wordt aangeduid, niet helemaal duidelijk. Dit kan te verklaren zijn uit het onderscheid tussen de handelsterm en de dagelijkse benaming of uit het feit dat elke spreker van de Nederlandse cultuurtaal een aantal min of meer dialectische uitdrukkingen bewaart. Voor mij b.v. is een wafeldoekje iets anders dan een vaatdoek, is een fruittest iets anders dan een fruitschaal. Wat een clubzetel van rotingmerg is, is me niet duidelijk, maar wanneer deze van riet is gemaakt, zal een Noord-Nederlander niet spreken van een clubfauteuil. Die zijn zwaar en in de regel met een leren bekleding. Een swingrok heeft wel een klokrokmodel, maar het kenmerkende ervan is, dat er met stiksels smallere of bredere banen in gestikt zijn, waardoor een waaiereffect wordt verkregen.

Voor het Nederlands en het Vlaams leert ons deze studie dat het mogelijk zou zijn meer zorg te besteden aan de benamingen van veel artikelen. Het motto van het boek is dan ook: Self-love, my liege, is not so vile a sin as self-neglecting. De vreemde woorden, waarvoor de Nederlandse handelstaal ook een voorkeur heeft, worden in de volksmond maar verhaspeld of niet gebruikt. In België zal dat wel niet beter zijn.

Belangrijk acht ik de studie vooral omdat hierin nog eens de aandacht wordt

[pagina 91]
[p. 91]

gevestigd op het eigen karakter van het Noord- en het Zuid-Nederlands. Het is jammer dat de schrijfster daarop niet wat uitvoeriger is ingegaan. In Noord-Nederland is het idee dat het Vlaams A.B. maar een ongelukkige poging is om Nederlands A.B. te spreken nog vrij algemeen verbreid, en aan de andere kant ervoer ik kort geleden nog weer voor de zoveelste maal dat ook ontwikkelde Vlamingen de Nederlanders verwijten dat deze in veel gevallen onderling geen eenheid van woordgebruik en uitspraak hebben, waarnaar de Vlaming zich zou kunnen richten. Het Vlaamse minderwaardigheisgevoel ten aanzien van het Nederlands met de daarbij behorende overcompensaties staat een harmonische ontwikkeling van een Vlaams A.B. in de weg. Behalve de foutieve vertalingen van het Frans kwam ik bij de Zuidnederlandse woorden maar heel enkele tegen die niet even aanvaardbaar waren als de Noordnederlandse. Ik zou b.v. Nn. gasslang verkiezen boven gasdarm en Nn. broodtrommel boven brooddoos, maar wanneer deze termen in België zijn ingeburgerd is het m.i. niet nodig ze te verwerpen. Na de tweede wereldoorlog blijkt het Zn. kreukherstellend het vroeger in Nederland gebruikte en foutieve onkreukbaar te hebben vervangen.

Een vergelijking van het woordgebruik, ook op ander gebied, vooral waar de taal meer verzorgd wordt dan in de advertenties en reclames, zou de positieve waarden van het Vlaams tegenover het Nederlands beter doen uitkomen. Misschien heeft de schrijfster daarvoor nog eens de gelegenheid; haar werk aan het WNT geeft haar goede bronnen daarvoor in handen. Het aantal afwijkingen zou dan zeker groot blijken, maar het aantal af te keuren woorden minder.

Jo Daan

Drs. T.H. Oosterwijk, De vrije natie der Stellingwerven. Assen, Van Gorcum & Comp. N.V., 1952. 102 blzn.; 2 pltn. en 1 tekstkaartje; ingen. fl. 2.90.

Als nr. 12 van de uitgaven van de Fryske Akademy is een studie verschenen over de geschiedenis van de gemeenten Oost- en West-Stellingwerf, op de grens van Friesland en Drente gelegen. De schrijver bespreekt achtereenvolgens de naam der gemeenten, de oudste bewoners, de eerste berichten over deze streek, de vorming der Stellingwerven en hun lotgevallen voor en na hun inlijving bij Friesland, in 1504 onder Albrecht van Saksen. Ofschoon ze reeds vier en een halve eeuw deel uitmaken van de provincie Friesland, spreken de Stellingwerven nog altijd een Drents dialect, zij het dan ook Fries getint. Over deze streektaal schreef H.J. Bergveld eerder in dezelfde reeks (nr. 9) een studie: De Stellingwervers en hun dialect (1949). De rijk gedocumenteerde verhandeling van de heer Oosterwijk maakt duidelijk, hoe ook in dit geval de onafhankelijke plaats, die dat gebied eeuwen lang heeft ingenomen, zich in zijn taalgeschiedenis weerspiegelt.

P.J.M.

Charles Bruneau, Regard d'ensemble sur la langue française d'aujourd'hui. (Uitgaven der Allard-Piersonstichting voor moderne wetenschappen, 22). Groningen-Batavia, J.B. Wolters' Uitgeversmaatschappij N.V., 1949. 16 blzn.; ingen. fl. 0.90.

Deze tekst van een rede, door de bekende Franse taalkundige voor de Allard Pierson Stichting te Amsterdam gehouden, bespreekt op die vlotte en charmante wijze, waarvan alleen de Fransen het geheim kennen, een aantal woorden en

[pagina 92]
[p. 92]

uitdrukkingen die tijdens en na de tweede Wereldoorlog de Franse taal zijn binnengeslopen, deels onder de onmiddellijke invloed van oorlog en bezetting, deels onafhankelijk daarvan als vernieuwingsverschijnselen. Als de belangrijkste daaronder beschouwt hij de ‘composés artificiels’ (letterwoorden), waaraan hij de eis wil stellen dat ze uitspreekbaar zijn. Een groot aantal nieuwe woorden heeft betrekking op de techniek; Bruneau schat het aantal technische woorden op 200.000 (tegen 140.000 in 1850). Tenslotte wijst hij op het democratische karakter dat de Franse taal (en zij niet alleen) meer en meer aanneemt. Moesten vroeger de schrijvers zich beklagen dat een groot gedeelte van de Franse woordenschat - het meest pittoreske - hun ontzegd was, tegenwoordig vindt men zowel in de krant en de roman als op het toneel zowat alle woorden en uitdrukkingen die het argot kent. Ook tengevolge hiervan zijn de verschillen tussen de taal der verschillende standen meer en meer verdwenen. Was het wachtwoord der taalkundigen oudtijds: zuiverheid, tegenwoordig luidt het: efficience. Bruneau ziet hierin vooral winst: ‘si notre langue a perdu la distinction et la délicatesse de jadis, elle a gagné en variété, en richesse, en commodité, en ce que j'appellerai la puissance expressive’.

P.J.M.

J. du P. Scholtz, Nederlandse invloed op die Afrikaanse woordeskat. Intreelesing gehou voor die Universiteit van Kaapstad op 3 April 1951. Kaapstad, Londen, New York, Geoffrey Cumberlege, Oxford University Press, 1951. II, 22 blzn.; ingen. 2/6 net.

Terwijl de Afrikaanse taalstudie, van het begin af er op uit om een verklaring te vinden van het ontstaan van het Afrikaans, vooral gewezen heeft op de verschillen met het Nederlands, heeft zij de overeenkomsten als vanzelfsprekend aanvaard en de studie daarvan verwaarloosd. In deze inaugurele rede toont Prof. du P. Scholtz, voor zover dat in dit korte bestek mogelijk is, voor één terrein, nl. de woordenschat, de grote invloed aan die het Nederlands vooral in de 19de eeuw op het Afrikaans moet hebben gehad. De ontlening van Nederlandse woorden in het Afrikaans is uiteraard van een geheel ander karakter dan b.v. die der Franse woorden in het Nederlands. Van de foreign forms, de semi-foreign forms en de loan forms, die Bloomfield bij de ontlening uit andere talen onderscheidt, komen voor het Afrikaans alleen de leenvormen in aanmerking, d.w.z. die woorden die volkomen aangepast zijn aan het inheemse fonologische systeem. Waar de foneemstructuur van woorden in het Afrikaans in de loop der tijden van het Nederlands is afgeweken, zijn de veranderingen zo doorzichtig tengevolge van de talloze parallelle Nederlands-Afrikaanse woordparen, dat de Afrikaanssprekende feitelijk onbewust aan een Nederlandse ontlening een Afrikaanse klankvorm zal geven. Hij zal dus b.v. de consonantgroep sch door sk vervangen of de slot-t na een stemloze consonant weglaten en daarmee het overgenomen woord zijn Afrikaanse vorm en klank hebben gegeven. Waar de klankvorm dus zo weinig houvast biedt, rijst de vraag hoe men kan vaststellen wanneer men met een Nederlandse ontlening te doen heeft. Aangezien het Afrikaans niet later als omstreeks 1775 zijn beslag heeft gekregen, moeten dus alle woorden die in het Nederlands pas omstreeks die tijd in gebruik zijn gekomen en die thans ook deel uitmaken van de Afrikaanse woordenschat, als ontleningen uit het Nederlands worden beschouwd. Van deze woorden geeft de schrijver dan een aantal voorbeelden. Een moeilijkheid die zich hierbij voordoet is, dat voor een aantal woorden (o.a. lawaai, recept, lastpost, schrob-

[pagina 93]
[p. 93]

bering) in het Nederlands geen oudere bewijsplaatsen voorhanden zijn dan uit het laatst van de 18de of het begin van de 19de eeuw. Dat ook soms pas na de ontstaantijd van het Afrikaans in Nederlandse geschriften zou zijn aangetroffen, is niet juist; het Woordenboek noemt een plaats uit Huygens (in de vorm sommes). Ook heeft het Afrikaans via het Nederlands een aantal Franse en Duitse woorden overgenomen. Prof. du P. Scholtz is van mening dat men de invloed van het Nederlands op het Afrikaans in het algemeen onderschat heeft; Hollandse predikanten, Nederlandse (vooral stichtelijke) lectuur en het bezoek van Afrikaners aan Nederland hebben het Afrikaans de gehele 19de eeuw door met een aantal Nederlandse woorden verrijkt. Aldus de conclusie van deze interessante studie op een gebied, waarop nog heel wat onderzoek zal moeten worden verricht.

P.J.M.

Het Dumbar handschrift, Idioticon van het Overijsels in het einde der achttiende eeuw, samengesteld door Gerhard Dumbar (Deventer), Herman Scholten (Haaksbergen) en Jan Arend de Vos van Steenwijk (Vollenhove); uitgegeven door Dr. H.L. Bezoen, Ae. E. Kluwer, Deventer, 1952.

Soortgelijke woordenlijsten als de hier afgedrukte zijn er verscheidene geschreven naar aanleiding van het in de tweede helft der achttiende eeuw door de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde ontworpen plan om een Nederlands woordenboek samen te stellen. Voor het historisch perspectief van onze dialectologie zijn ze zeer waardevol, maar als handschrift moeilijk te bereiken. Daarom is een uitgave als deze zeer toe te juichen. Dr. Bezoen drukt na een korte inleiding alle drie de achttiende-eeuwse lijsten af en geeft voor het gemak nog een alfabetisch register.

Vooral onze lexicologische belangstelling wordt uiteraard geprikkeld. Maar men vindt er ook bouwstoffen voor de klankgeschiedenis. Verscheidene malen (o.a. p. 15, 18, 20, 45, 49) wordt bijv. medegedeeld dat een woord met ‘den klank der Grieksche êta’ wordt uitgesproken.

A.W.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Reclames en advertenties in Noord- en Zuidnederland

  • over Het Dumbar handschrift. Idioticon van het Overijsels in het einde der achttiende eeuw


auteurs

  • Jo Daan

  • P.J. Meertens

  • A.A. Weijnen

  • over T.H. Oosterwijk