Taal en Tongval. Jaargang 58
(2006)– [tijdschrift] Taal en Tongval–
[pagina 153]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ariane van Santen en Nicoline van der Sijs
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
beperken tot afleidingen (zie hieronder), bestaat de eerste stap uit het inventariseren van de te behandelen affixen. Vervolgens moeten de afleidingen met deze affixen worden verzameld en beschreven, resulterend in een zogenoemd afleidingenbestand. Op basis van en gerelateerd aan het afleidingenbestand wordt een affixbestand samengesteld. De informatie uit het affixbestand leidt uiteindelijk tot een historisch-morfologische beschrijving van ieder affix. Hieronder zal iedere stap nader beschreven worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. De te behandelen affixenOm het onderzoek beheersbaar te houden, leggen wij ons voorlopig twee beperkingen op. Ten eerste worden voorlopig alleen voor- en achtervoegsels opgenomen en ten tweede wordt uitgegaan van het Standaardnederlands. De te behandelen affixen, waaronder wij overigens ook halfsuffixen rekenen (zoals -arm en -vrij in geluidsarm, rookvrij), dienen te worden verzameld uit de moderne grammatica's en morfologische handboeken van het Nederlands. Het gaat daarbij om een eindige reeks van zowel productieve als improductieve affixen (overigens is die status lang niet altijd bekend - het is juist een van de doelstellingen van de historisch-morfologische database om de productiviteit van affixen te achterhalen). Voor wat betreft de improductieve affixen gaat het bovendien zowel om nog herkenbare, bijvoorbeeld -es in dienares of -te in ziekte, als om minder of niet herkenbare, zoals -el in druppel. In een later stadium kan aandacht besteed worden aan samenstellingen, en aan andere manieren waarop onze woordenschat is en wordt uitgebreid, zoals samenstellende afleidingen en samenstellende samenstellingen (blauwogig, blauwbuiksalamander), het ontstaan van nieuwe woorden via conversie (aanpak, uitleen, somberen, dakken ‘uit je dak gaan’) en de vorming van nieuwe woorden door samensmelting (digibeet), met behulp van morfeemsplinters (reli- in relipop, -tel in hooitel ‘hotelaccommodatie in het hooi’), en neo-klassieke woorddelen (tele- in telewerken).Ga naar voetnoot(1) Ook (hele of gedeeltelijke) herhaling (via via, kriskras), klanknabootsing (holderdebolder) en klankschildering (flikkeren, fladderen, friemelen) zouden aan de orde moeten komen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De tweede beperking betreft die tot de huidige Standaardnederlandse woordenschat. Op den duur zou de database mogelijk ook verrijkt kunnen worden met affixen en afleidingen die niet tot het Standaardnederlands behoren, om op die manier ook inzicht te krijgen in regionale verschillen in de Nederlandse woordvorming. Op dit terrein moet echter nog veel werk verricht worden, want alleen voor flexie beschikken we over rijk materiaal.Ga naar voetnoot(2) Voor de woordvorming is dit - behalve de diminuering - niet het geval, en zijn we aangewezen op wat daarover, verspreid in artikelen en boeken, beschikbaar is.Ga naar voetnoot(3) Wij denken bijvoorbeeld aan het onderzoek van Taeldeman (1985) naar de verschillen tussen de deverbale afleidingen op -lijk in de Vlaamse dialecten en in de Nederlandse standaardtaal. Taeldeman laat daarin zien dat afleidingen van dit type met een overdrachtelijke betekenis (die soep is niet etelijk ‘niet lekker om te eten’) in West- en Oost-Vlaanderen beter bewaard zijn gebleven dan elders in het Nederlandse taalgebied. Maar ook daar is het type niet meer productief, in dat opzicht is het verschil met de standaardtaal dus klein. De Caluwe & Devos (1998) komen langs een andere weg tot een vergelijkbare conclusie. Zij deden verkennend onderzoek naar morfologische variatie tussen het Nederlands in Vlaanderen en in Nederland, en constateerden dat verschillen minder liggen in de woordvormingsprocédés als zodanig, maar meer in het gebruik daarvan. Zo treffen we bijvoorbeeld procédés die tot de informelere registers behoren (zoals afkortingen en afleidingen daarvan, type lesbo) in Nederland meer aan dan in Vlaanderen. De morfologische variatie heeft in de twintigste eeuw vooral betrekking op de flexie, en niet op de woordvorming. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Het afleidingenbestand3.1 De afleidingenNadat de in de database op te nemen affixen zijn verzameld, kan op grond van moderne alfabetische (prefixen) en retrograde (suffixen) woordenlijsten een representatief corpus worden aangelegd van concrete afleidingen met deze affixen. Idealiter worden álle afleidingen met een affix opgenomen, zonder enige voorselectie. Dat betekent dat bij het affix -er bijvoorbeeld ook de verwantschapsnamen broeder, moeder, vader, zuster, zwager als afleidingen opgenomen worden; op grond van de nadere gegevens zal dan blijken dat dit een beperkte groep is die niet meer productief is en waarvan de herkomst van het affix verschilt van die van persoonsnamen zoals herder. Bij sommige affixen echter, die tot een zeer groot aantal afleidingen hebben geleid, zoals het suffix -er of -ing, kan overwogen worden om al tijdens de corpusverzameling een restrictie toe te passen, om het werk beheersbaar te houden. Hier kan men zich wellicht beter beperken tot een beredeneerd corpus. Men zou moeten bepalen wat de ‘normale’, regelmatige vorm en betekenis van dergelijke affixen zijn. Vervolgens kan in de historische woordenboeken bekeken worden in welke periode deze vorming is ontstaan, en verder kan men steekproefsgewijs per eeuw bekijken met welke woorden het affix in die vorm en betekenis voorkomt. Alle afleidingen die volgens deze ‘regelmatige’ wijze zijn gevormd, kunnen dan verder worden uitgesloten, waardoor de lijst van afleidingen aanzienlijk slinkt. Wél worden vervolgens alle afleidingen met het affix in het corpus opgenomen die een ándere, nieuwe vorm of betekenis hebben. Voorts lijkt het verstandig om in eerste instantie alleen afleidingen op te nemen, en geen samenstellingen met rechts een afleiding. Dus wel schipper maar niet beurtschipper. Wel ook afleidingen van samenstellingen, zoals bijvoorbeeld bouwvakker van bouwvak. Dat aan dit onderscheid haken en ogen zitten, zal overigens duidelijk zijn: waar hoort bijvoorbeeld binnenschipper onder? Ook zogenoemde gemunte woorden, woorden waarvan bekend is wie ze bedacht heeft, verdienen een plaatsje in het bestand. Over het algemeen zullen dergelijke woorden niet anders gevormd zijn dan de woorden waarvan we niet weten door wie ze ‘gelanceerd’ zijn (Van der Sijs 2001: 554). Maar voor een goed inzicht in de precieze aard van een bepaald woordvormingsprocédé kan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het wel degelijk van belang zijn om via de ‘munter’ te achterhalen in hoeverre een nieuwvorming behoort tot de algemene taal dan wel beperkt is tot een specifiek register.Ga naar voetnoot(4) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2 De inrichting van de afleidingendatabaseDe aldus verzamelde afleidingen moeten worden ondergebracht in een database, waarin per afleiding de volgende gegevens worden vastgelegd:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ter adstructie geven we twee voorbeelden van het afleidingenbestand:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Om later zinvolle vergelijkingen en selecties uit het materiaal te kunnen maken, is het belangrijk dat de inhoud van de velden <affix>, <woordsoort afleiding>, <woordsoort grondwoord>, <betekenis>, <datering> en <herkomst> telkens op uniforme wijze wordt geformuleerd. Daarvoor moet van tevoren een vaste lijst met te gebruiken uitdrukkingen worden aangelegd, met voor de hand liggende termen zoals: abstractum, functieaanduidend zelfstandig naamwoord, nomen actionis (ofhandelingssubstantief), nomen agentis, deverbaal substantief, (vrouwelijke, mannelijke) persoonsnaam, verbaal substantief, verkleinwoord, verzamelnaam, zaaknaam. Een deel van de velden zal automatisch gevuld kunnen worden, wat veel tijdsbesparing oplevert. Zo kan men bij bijvoorbeeld alle woorden op - zaam automatisch bij <woordsoort afleiding> ‘bijvoeglijk naamwoord’ invullen en bij <flexie> ‘-zame, -zamer(e), -zaamst(e)’. Vervolgens moet deze informatie uiteraard altijd handmatig worden gecontroleerd. Enkele velden vergen enige nadere toelichting. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2.1 Het grondwoordDe bepaling wat het grondwoord van een bepaalde afleiding is, kan soms problemen opleveren. Zo zijn er tal van afleidingen waarvan het grondwoord niet (meer) als zelfstandig woord voorkomt, zoals bijvoorbeeld slord-ig, zuin-ig, be-lemmeren en be-zwijken. Verder treffen we zeker binnen het van oorsprong niet-Nederlandse deel van onze woordenschat woorden aan, waarvan de basis niet met zekerheid is vast te stellen: is bureaucrat-iseer een afleiding van bureaucratie of van bureaucratisch?Ga naar voetnoot(5) We kunnen op dit moment niet ingaan op allerlei morfologische vraagstukken, maar zeker is dat je bij de inrichting van een morfologische database oploopt tegen allerlei relaties tussen vormelijk en semantisch samenhangende gelede woorden, die niet eenvoudig in termen van affigering van een basiswoord te verantwoorden zijn.Ga naar voetnoot(6) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2.2 De dateringDe datering is voor de beschrijving van de historische ontwikkeling natuurlijk van groot belang. Die datering kan in eerste instantie exact zijn, dat wil zeggen dat het eerste jaartal van voorkomen in schriftelijke bronnen wordt vermeld. Als bronnen van de dateringen zou men zich het best kunnen beperken tot het ONW, VMNW, MNW, WNT en het te verschijnen ANW (Algemeen Nederlands Woordenboek). Met name de internetversie van het WNT, waar de dateringen bij de citaten zullen zijn toegevoegd, zal van grote waarde zijn voor de datering. Met deze bronnenbeperking wordt het voorbeeld van de grote woordenboeken van het Instituut voor Nederlandse Lexicologie (INL) gevolgd, die zich alle beperken tot het dateren van woorden op basis van het eigen materiaal. Voor de historischmorfologische database zou men de jaartallen vervolgens het beste kunnen omzetten in periodes van een kwart eeuw, zoals ook bijvoorbeeld gedaan is in het corpus van het veertiende-eeuws Nederlands, en voor wat betreft de twintigste eeuw in Van Veen en Van der Sijs (1997). Op die manier kunnen de dateringen eenvoudig met elkaar worden vergeleken. Om morfologische veranderingen aan het licht te laten komen, moet men in perioden denken en niet in jaartallen: morfologische veranderingen vinden immers zeer geleidelijk plaats. Ook het verschil tussen productieve en improductieve procédés is gradueel: het gebruik van een bepaalde woordvormingsmogelijkheid neemt langzaam toe of af. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2.3 De lokatieHoewel voorlopig, zoals boven uiteengezet, uitgegaan wordt van het Standaardnederlands, is in de database informatie opgenomen over de lokatie waar de schriftelijke bron van de eerste datering is geschreven of gepubliceerd, zodat het regionale perspectief toch al aandacht krijgt (zie verder 5.). Dikwijls zal de lokatie van eerste voorkomen toevallig zijn, maar er kunnen zich ook bij bepaalde suffixen patronen aftekenen, doordat alle of een groot aantal afleidingen van deze suffixen uit een bepaalde regio blijken te stammen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.3 VoorwerkNatuurlijk kan en moet er bij het samenstellen en invullen van het afleidingenbestand worden voortgebouwd op al beschikbaar materiaal en inzichten. Zo kunnen sommige velden (deels) worden ingevuld op basis van bestaande woordenboeken. Dat geldt bijvoorbeeld voor <woordsoort afleiding>, die in de meeste woordenboeken is te vinden. Ook voor de datering noemden we de woordenboeken al, bovendien is in Van der Sijs (2001) van sommige afleidingen de datering en herkomst gegeven. Tot slot kan men de betekenis van sommige afleidingen vinden in een woordenboekbehandeling van affixen: zo geeft het WNT onder -zaam de betekenis van o.a. buigzaam en eenzaam. Bijzondere aandacht verdient de Morfologische Gegevensbank van het Nederlands (MGBN) die Oele Koornwinder heeft ontwikkeld.Ga naar voetnoot(7) Een deel van de synchrone gegevens van de afleidingen zijn hierin reeds beschreven, en onderzocht moet worden in hoeverre daarvan gebruik gemaakt kan worden; in het gunstigste geval blijft als belangrijkste en grootste taak over de toevoeging van een historische en etymologische component aan de bestaande gegevensbank. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Het affixbestandWanneer er uiteindelijk een omvangrijke database met geïnterpreteerde afleidingen is samengesteld, dan kan men allerlei dwarsdoorsneden maken van het bestand. Men kan namelijk de informatie sorteren per veld of per meerdere velden. Hierdoor wordt het relatief eenvoudig om de historische en etymologische beschrijvingen van de verschillende affixen samen te stellen. Op grond van de afleidingendatabase kan namelijk een aparte, gerelateerde database aangelegd worden met daarin de beschrijving van de verschillende affixen. Men selecteert bijvoorbeeld alle afleidingen met -zaam, op grond van het veld <affix>. Deze plaatst men in chronologische volgorde op grond van het veld <datering>. Nu ziet men met welke woordsoort van het grondwoord (volgens <woordsoort grondwoord>) dit affix het eerst werd gecombineerd en wat de oudste betekenis was (volgens <betekenis>); bovendien ziet men of en zo ja | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
welke vorm- of betekenisontwikkeling het affix heeft doorgemaakt en in welke periode deze plaatsvond. Ook kan men bepalen of het affix in de loop van de tijd heeft geleid tot afleidingen van verschillende (semantische) categorieën. Zo waren de oudste afleidingen van -er mannelijke persoonsnamen, later werden ook zaaknamen afgeleid met -er. Ter beschrijving van de verschillende affixen kan het affixbestand - dat zoals gezegd gerelateerd is aan het afleidingenbestand - de volgende velden bevatten:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. De beschrijvingHet pièce de résistance vormt natuurlijk het veld <beschrijving>, waar in lopende tekst de bevindingen uit de verschillende velden van het afleidingen- en affixbestand worden beschreven, leidend tot een historische beschrijving van de betekenis- en vormontwikkeling van een bepaald affix, waar mogelijk in relatie tot andere affixen. Als voorbeeld hiervoor kan het mooie werk van H. Marchand voor het Engels dienen. Wat moet er in ieder geval in dit veld staan?
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op basis van het afleidingenbestand kan men ook ándere dwarsdoorsneden maken. Zo kan men bijvoorbeeld op basis van de velden <datering> bepalen wat de relatieve ouderdom van affixen is, men kan verschillen en overeenkomsten vinden in de vormen en betekenissen van verschillende affixen (zoals: met | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
welke woordsoorten worden de verschillende suffixen gecombineerd waarmee bijvoeglijke naamwoorden worden gevormd?), en men kan bijvoorbeeld een vergelijking maken tussen de suffixen waarmee vrouwelijke persoonsnamen worden gevormd en bezien hoe deze suffixen zich verhouden tot elkaar en tot de grondwoorden, etc. etc. Zo kan men dus, al naar gelang de onderzoeksvragen die men zich stelt, op basis van de database het materiaal semasiologisch ordenen (naar de vorm, zoals: het gebruik van een bepaald affix, bijvoorbeeld -ing, -schap), of onomasiologisch (naar de betekenis, bijvoorbeeld: alle affixen die bijvoeglijke naamwoorden vormen, of alle affixen waarmee men ‘zonder’ of ‘niet’ aanduidt (-loos, -vrij, on-, niet-, a-, non- etc.), en tot slot is ook een chronologische ordening mogelijk. Ook kan men bepalen of in een bepaalde periode het aantal nieuwvormingen of nieuwe betekenissen van affixen toeneemt en in andere perioden juist stagneert. Tot slot kan men zien welke affixen momenteel productief zijn en welke improductief. De datering is niet alleen noodzakelijk om inzicht te krijgen in opkomst en verlies van productiviteit van de verschillende afleidingsprocédés, maar ook om meer te begrijpen van morfologische productiviteit in het algemeen. Daarnaast kan de opgebouwde database uiteraard belangrijk materiaal verschaffen voor andersoortig morfologisch onderzoek. Het zou gelinkt kunnen worden aan bestaande woordenboekprojecten zoals het Etymologische woordenboek van het Nederlands, het WNT etc. Voorzover ons bekend bestaat er voor geen enkele taal een historisch-morfologische database. Hier lijkt een mooie en oorspronkelijke taak weggelegd voor het INL, waar immers historische en etymologische woordenboeken zijn samengebracht. Bovendien zou geprofiteerd kunnen worden van de ervaringen die de redactie van het ANW heeft opgedaan met het samenstellen van een online woordenboek van het eigentijdse Nederlands. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6. SlotDe opzet van een historisch-morfologische database die wij in dit artikel schetsen, is nog vrij rudimentair, en over veel zaken is nader beraad noodzakelijk. Om de haalbaarheid te testen, zou op korte termijn een pilot moeten worden uitgevoerd, waarin wordt onderzocht hoe het afleidingenbestand praktisch en theoretisch het best kan worden opgezet, welke bestaande bestanden hiervoor gebruikt kunnen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en mogen worden, en in hoeverre de informatie uit bestaande bestanden aansluit op het samen te stellen afleidingenbestand. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|