Taal en Tongval. Jaargang 61
(2009)– [tijdschrift] Taal en Tongval–
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Paul Van Hauwermeiren
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. InleidingHet Bargoens is een Nederlands sociolect van ambulante randgroepen, dat in bijzijn van buitenstaanders tevens als geheimtaal wordt gesproken. Dat Bargoens krijgt al vijf eeuwen de belangstelling van niet-ingewijden. Ton Goeman typeert die externe interesse als ‘een continue en ambivalente geboeidheid door groepstalen met een geheimzinnig karakter, die door dat simpele feit, ondanks de negatieve waardering, ook bij buitenstaanders een vorm van prestige opwekken’ (Goeman, 1999, p. 130). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De belangstelling van buitenstaanders blijkt uit het gebruik van Bargoens in literaire teksten en ook uit de publicaties over de geheime groepstaal. Bargoense woorden hebben vijfhonderd jaar geleden al hun weg gevonden naar de letterkunde. Ze zijn te vinden in laat-middeleeuwse vagebondteksten, kluchten en gedichten van rederijkers, blijspelen, de sociale letterkunde en volkse genres uit de orale traditie. Het gebruik ervan in literaire teksten is dus tijdgevoelig en genrespecifiek. Bargoense woorden werden niet alleen gebruikt in literaire teksten, ze werden ook opgetekend en verzameld ofwel met de bedoeling misdadige Bargoenssprekers te ontmaskeren of vanuit een meer taalkundige belangstelling. De literaire bronnen zijn verreweg de oudste. Uit de zestiende en de zeventiende eeuw zijn er geen andere bekend; ook in de negentiende en de twintigste eeuw waren ze nog vrij talrijk. De niet-literaire bronnen zijn van jongere datum, toen het Bargoens zich al had ontwikkeld tot een meer criminele variant, de dieventaal (vooral in de Hollandse steden) en een meer mercantiele variant, de kramertaal (in de periferie van het Nederlandse taalgebied).
De dieventaal is vanaf de tweede helft van de achttiende eeuw ook in niet-literaire bronnen te vinden. De oudste zijn gerechtsstukken en geschreven getuigenissen van gedetineerden. In de negentiende eeuw komen daar verzamellijsten bij die in de twintigste eeuw uitgroeien tot echte woordenboeken. De oudere bronnen zijn dus vaak in jongere overgenomen. In de negentiende en twintigste eeuw legden ook taalliefhebbers woordverzamelingen aan. Zij hadden vooral belangstelling voor de kramertaal, het meer mercantiele Bargoens van rondtrekkende handelaars en ambulante ambachtslui. Hun belangstelling was niet gericht op praktische doeleinden. Ze waren vooral geboeid door het Bargoens als taalcuriosum. In de negentiende eeuw ging de kramertaal dialectische verscheidenheid vertonen. De ambulante Bargoenssprekers waren niet langer puur nomadisch en totaal bezitloos zoals hun voorgangers, de landlopers uit de zestiende eeuw. Ze waren semi-sedentair geworden en probeerden hun brood te verdienen met colportage en negotie. Ze hadden een vaste woonplaats in een volkse stadsbuurt of dorpswijk maar vandaar uit trokken ze naar de omliggende dorpen en niet zelden naar verder afgelegen gewesten of zelfs, in een bepaald seizoen, naar buurlanden. In de volkswijken waar ze woonden, werd het Bargoens soms de huistaal met het gevolg dat de woordenschat spectaculair groeide, maar minder verwees naar de straathandel en het ventersleven. Voor de uitspraak richtte het Bargoens van lokale groepen sprekers zich op het plaatselijke dialect. Als gevolg van de dialectische verscheidenheid is de kramertaal beter te lokaliseren dan de dieventaal. Ze is opgetekend in tientallen, meestal goed lokaliseerbare | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en dateerbare bronnen, die bijna altijd onafhankelijk van elkaar tot stand zijn gekomen. Sommige van die bronnen zijn (lange tijd) ongepubliceerd gebleven of de publicatie is onopgemerkt voorbijgegaan, waardoor ze niet bij de verdere studie van het Bargoens betrokken worden.
In 1932 promoveerde J.G.M. Moormann in Nijmegen op een proefschrift over De Geheimtalen. De handelspublicatie van die dissertatie bestaat uit twee delen. Het eerste deel is het eigenlijke proefschrift (Moormann, 1932). De Geheimtalen II. Bronnenboek is de verzamelbundel van de Bargoense woordverzamelingen waarop het beschrijvende eerste deel gebaseerd is. (Moormann, 1934). Het werk van Moormann is dus de eerste algemene beschrijving van het Bargoens en de grootste verzameling bronnen. In het eerste deel onderscheidt Moormann het Bargoens van andere geheimtalen. Als eerste vestigt hij de aandacht op de regionale verschillen in het Bargoens. In EU-termen zou men kunnen zeggen dat hij zowel de binnengrenzen als de buitengrenzen van het Bargoens heeft getrokken. Daarbij gebruikte hij de ontlening van woorden aan vreemde talen, met name aan het Jiddisj en het Romani (de zigeunertaal), als belangrijkste criterium. In het tweede deel, het Bronnenboek heeft Moormann alle hem bekende lijsten en literaire bronnen van dieventaal en kramertaal opgenomen. Het bevat alles tesamen een 45-tal bronnen.
Nadat Moormann in De Geheimtalen alle hem bekende bronnen had bijeengebracht, bleven lijsten van Bargoense woorden verschijnen. We kennen de woordenschat van het Bargoens nu uit meer dan honderd bronnen. Dat is ruim tweemaal zoveel als Moormann er in zijn Bronnenboek in 1934 verzameld heeft. Ook onder de vele publicaties uit de jongste vier decennia bevinden zich nog altijd woordverzamelingen, maar er verschijnen nu ook beschrijvende geschriften. Het zijn meestal monografische publicaties over een bepaald aspect of een lokale variant van het Bargoens.
De literatuur over het Bargoens bestaat uit circa tweehonderd, veelal voorwetenschappelijke publicaties. De wetenschappelijke waarde van de bijdragen is erg ongelijk, maar meestal klein. Voor het Bargoens is namelijk geen onderzoeksmethode ontwikkeld, wat bijvoorbeeld wel is gebeurd voor een verwant onderzoeksobject als het dialect. De dialectologie is uitgegroeid tot een volwaardige tak van de taalwetenschap. Men kan bezwaarlijk hetzelfde zeggen van de zogenoemde bargoenistiek. In de vele bijdragen over het Bargoens komt het woord bargoenistiek overigens maar eenmaal voor (Den Besten, 2005). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deze bijdrage is een chronologisch-thematisch overzicht van wat er in en over het Bargoens geschreven is. Het artikel is bedoeld als geannoteerde bibliografie en heeft dus vooral een inventariserend en beschrijvend karakter. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Bargoens in literaire tekstenAls literaire bronnen beschouwen we niet alleen letterkundige teksten, maar ook geschriften die daarop betrekking hebben of daar op de een of andere manier bij aansluiten. Dus, naast de laat-middeleeuwse vagebondtekst Der Fielen, Rabauwen, oft der Schalcken Vocabulaer eveneens het daaraan schatplichtige De literis & lingua Getarum sive Gothorum (Vulcanius, 1597); niet enkel de Bargoense vertaling van de Franse argotwoorden in De verborgenheden van Parijs (Vernee, 1844) maar ook de commentaar daarop van de auteur van Beknopt overzicht van het Gevangenisstelsel in Nederland (A en Z, 1844).
Een veertigtal literaire bronnen bevatten elk een beduidend aantal Bargoense woorden. Daarnaast zijn er vele tientallen literaire geschriften waarin maar enkele Bargoense woorden voorkomen. Dat zijn vooral romans uit de tweede helft van de negentiende en de eerste helft van de twintigste eeuw. We laten ze hier verder buiten beschouwing. Een paar van die romans moeten hier evenwel worden vermeld omdat ze in de literatuur ten onrechte worden genoemd als werken waarin nogal wat Bargoense woorden zouden zijn gebruikt. Bij nader toezien blijkt het telkens om Jiddisje woorden te gaan waarvan hooguit een paar in het Bargoens zijn overgegaan.
Een van die werken is de oudste ons bekende sociale roman uit de Nederlandse letterkunde, Hanne de Freule van J.J. Cremer. Dit overigens allerminst geslaagde werk uit 1871-1872 bevat enige termen uit wat de auteur zelf ‘Bargoensch of Jhoden-dialect’ noemt. Isidoor Teirlinck heeft daarover in zijn Woordenboek van Bargoens de volgende aantekening gemaakt: '21 dezer termen mogen tot het moderne Hollandsch Bargoensch gebracht worden: afratschen (ratschen), brommen, gammer, ganf, gochem (goochem), goj, jajin, kapore, kauscher, makajim, massel, massematten, meschogge, moos, naas, pijgeren, schikken, sjofel, tfise, verpatsen’. (Met de hand geschreven aanvulling in het werkexemplaar van de auteur, p. XI). Een ander werkje waarnaar in de literatuur over het Bargoens wel eens verwezen wordt, is het kortverhaal Scène van E.G. van Bolhuis, de auteur van De Gabbertaal. Woordenlijst van het Bargoens (Van Bolhuis, 1937). Volgens Ewoud Sanders, die in 1999 een fotografische herdruk van het woordenboekje | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
heeft verzorgd, gaat het in Scène om ‘een uiterst warrige, zwaar op het naturalisme leunende dialoog van twee Amsterdammers, een tweegesprek waarin Van Bolhuis zonder nadere toelichting voortdurend woorden als aggenebbies, gesjadjend, goj, mesjoche, mesomme, ponem en sjacheren gebruikt. (Sanders, 1999, p. 19). We laten het Bargoens in dat verhaal uit 1915 verder onbesproken, omdat we voor de woordverklaring terecht kunnen bij het woordenboekje dat de auteur later zelf heeft samengesteld. (Van Bolhuis, 1937).
Verschillende Bargoense teksten zijn vertalingen uit een andere geheime groepstaal, vooral uit het Franse argot, en van de overige zijn er maar weinig oorspronkelijk in het Bargoens geschreven. De Bargoense versie van de novelle Jelle en Mietje is uit het Gentse dialect overgezet (Broeckaert, 1841). Ook de Bargoense volksverhalen (sprookjes, vertellingen) zijn eigenlijk overzettingen. (Van Wijck, 1970-1972; Goossens, 1981) en een roman als De verborgenheden van Amsterdam (Van Eikenhorst, 1844) bevat Bargoense woorden omdat hij een navolging is van Les Mystères de Paris (Suë, 1842), waarin de auteur veel jargon Parisien gebruikt. Oorspronkelijk in het Bargoens geschreven werken komen nauwelijks voor. In de roverroman Jan Praet en zijne bende spreken de bendeleden met elkaar Bargoens. Het is dus een roman met dialogen in het Bargoens. (Staes, 1883). Tieske en Niske. Ing gesjiechte uever d'r aldaag van de Grunsjtroater liij um 1860 erum (Vek, 2002) is uitgekomen in twee versies, de ene in (Limburgs) Groenstraatbargoens en de andere in het Nederlands. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.1 Laat-middeleeuwse vagebondtekstenDe vroegst bekende notatie van Bargoens in de Lage Landen is te vinden in Der Fielen, Rabauwen, oft Der Schalcken Vocabulaer. Het boekje werd in 1563 te Antwerpen gedrukt. Er is een approbatie of kerkelijke goedkeuring in afgedrukt, gedateerd 30 september 1547 (‘Bruessel. Anno M.D.xlvij. den lesten dach Septembris’). Mogelijk is er kort na die datum een eerdere druk geweest, maar er zijn geen exemplaren van bekend. Der Fielen, Rabauwen, oft der Schalcken Vocabulaer is een verzameling vagebondteksten. Het is een moraliserend prozawerk: het waarschuwt tegen de vagebonden en hun bedrieglijke praktijken en geeft middelen aan om hen te ontmaskeren.
Het werkje gaat via een Rijnlandse bewerking terug op het Hoogduitse Liber Vagatorum. De Nederlandse bewerker heeft een Keulse editie benut van omstreeks 1510, die gebaseerd is op de eerste editie van enkele maanden daarvoor in het Hoogduits, gedrukt in Pforzheim. Het Liber Vagatorum wordt toegeschreven | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aan Sebastian Brant of aan diens vriend en uitgever Johann Bergmann van Olpe. Het gaat op zijn beurt terug op een Bazels proces-verbaal waarin bedrieglijke beroepsbedelaars gecategoriseerd worden, hun malafide praktijken beschreven en hun geheimtaal verklaard. Het proces-verbaal is overgeleverd in de vorm van de Basler Betrügnisse, een raadsmandaat dat omstreeks 1450 door de magistratuur van Bazel afgekondigd werd. Herman Pley, die ook Der Fielen, Rabauwen, oft der Schalcken Vocabulaer in hedendaags Nederlands wen, heeft overgezet, beschrijft hoe uit het Duitstalige proces-verbaal, met zijn typisch opsommend karakter, een Nederlands literair werk is gegroeid. (Pleij, 1991, p. 115-116). De geheimtaal wordt verklaard in een woordenlijst. Hij telt 188 ingangen en bevat alleen zelfstandige naamwoorden en werkwoorden. De lijst vermeldt apart de Bargoense woorden uit de teksten in Der Fielen Rabauwen, oft der Schalcken Vocabulaer en als supplement een aantal woorden die niet in het boek gebruikt zijn maar wel tot de courante dieventaal in onze streken zouden behoren. De eigenlijke lijst telt 150 woorden. Het supplement bevat 38 woorden.
Der Fielen, Rabauwen, oft Der Schalcken Vocabulaer is vierhonderd jaar lang herhaaldelijk heruitgegeven. We vinden het hele vocabulaer of alleen de woordenlijst enkele keren terug als onderdeel van of bijlage bij een meestal literair werk. Zeven uitgaven uit de zeventiende, achttiende en negentiende eeuw worden besproken in De Geheimtalen. Bronnenboek (Moormann, 1934, p. 77-81). Moormann wijst op inhoudelijke verschillen met de uitgave van 1563, maar vooral op de vele fouten die in de herdrukken zijn geslopen. In De Geheimtalen. Bronnenboek geeft hij alleen voor de woordenlijst de ‘drukfouten’ in de uitgaven van 1613, 1640 en 1731 (o.c., p. 25-28). Moorman drukt het boekje ook zelf af, maar om alle fouten eens en voor altijd te vermijden geeft hij van de woordenlijst een fotografische afdruk.
We vermelden hieronder nog eens alle heruitgaven, dus ook die welke Moormann onvermeld laat en de heruitgaven van recentere datum. In 1570 kwam Der Fielen, Rabauwen, oft der Schalcken Vocabulaer in de Zuidelijke Nederlanden op de Index, maar er verscheen in 1613 een herdruk in het Noorden, bij Vincent Casteleyn in Haarlem.Ga naar voetnoot(2) De woordenlijst in deze herdruk is op een dozijn spellingsverschillen na geheel gelijk aan die in het boekje van 1563. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In 1635 maakte Adriaan vande Venne een bewerking van Der Fielen, Rabauwen, oft Der Schalcken Vocabulaer en nam die op in zijn Tafereel van de Belacchende Werelt. De woordenlijst wordt bij hem het ‘Gielers Vocabulaer’ naar de bedelaars en dieven, die men toen ook wel gielers noemde. Een paar jaren later wordt die lijst (met de fouten die er bij Vande Venne ingeslopen zijn) toegevoegd aan de Legende ofte Historye vande snoode practycquen, ende de behendige listicheden der Dieven. Deze legende verscheen de eerste keer in 1640. Een tweede uitgave werd volgens het eerste titelblad anno 1645 verzorgd door Davidt Loopes de Haro en volgens het tweede titelblad anno 1649 door Cornelis Claesz v. Buren-Uyt Nieustadt. De woordenlijst in deze tweede uitgave vertoont enkele spellingsverschillen die Moormann opsomt in De Geheimtalen. Bronnenboek, p. 80. Van de Legende verscheen onder de titel Histori oft Practijke der Dieven ook een uitgave zonder jaartal bij de weduwe van Esdras Snellae (Snellaert?) in Utrecht. Van dit boekje bestaat ook een uitgave uit 1688. Onder de naam ‘Woordenboek van het oud Bargoens en Duitsch’ is de woordenlijst ook opgenomen aan het slot van Cartouche of de Gestrafte Booswicht. Moorman zegt van deze woordenlijst dat de eerste druk van 1731 veel fouten bevat en de tweede druk van 1743 nog meer.
In de negentiende eeuw werd de woordenlijst tweemaal herdrukt. In 1841 werd hij opgenomen in het Belgisch Museum, nr 5. Deze uitgave, bezorgd door E.L. (Edmond Lauwers?), heeft Isidoor Teirlinck in 1886 gebruikt in zijn Woordenboek van Bargoens. Ze bevat veel fouten, maar niet zoveel als de slordige uitgave van 1887 in Sprokkelhout van E. Laurillard.
Voor de twintigste eeuw moeten we drie uitgaven van het vocabulaer vermelden. Het is in 1914 als Woordenboek van Schooiers door Victor de Meyere en Lode Baekelmans uitgegeven in Het boek der rabouwen en naaktridders. Moormann heeft de Nederlandse tekst van Der Fielen, Rabauwen, oft der Schalcken Vocabulaer in zijn geheel in De Geheimtalen. Bronnenboek opgenomen en er de tekst van de Nederrijnse bron (Heinrich von Nuijsz, Köln, 1509?) naastgezet (Moormann, 1934, p. 308-348). Een vlotte vertaling in hedendaags Nederlands brengt Herman Pley in Van schelmen en schavuiten (Amsterdam, 1985). Der Fielen, Rabauwen, oft Der Schalcken Vocabulaer heet in deze verzameling laat-middeleeuwse teksten ‘Woordenboek van schooiers, schelmen en schavuiten’ en het ‘Gielers Vocabulaer - Haeltael’ werd omgedoopt tot ‘De Dieventaal’. Bij deze opsomming mag de heruitgave van Moormann door Nicoline van der Sijs niet onvermeld blijven. (Moormann, 2002). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het relatief kleine aantal Bargoense woorden dat is opgenomen in Der Fielen, Rabauwen, oft der Schalcken Vocabulaer, wordt dus honderden jaren via herdrukken van generatie op generatie overgeleverd. Dat is een merkwaardig, maar allerminst een alleenstaand feit. Vergelijkbare geschriften uit andere taalgebieden verging het niet anders. Een Italiaans glossarium uit 1545, Nuovo modo de intendere la lingua zerga, heeft zo'n dertig drukken beleefd. J.R. Evenhuis brengt het verschijnsel van de vele herdrukken in verband met de moeilijkheid die men vroeger ondervond om achter de taal van de onderwereld te komen. Hij komt tot die bevinding in een goed gedocumenteerd betoog over de ‘vulgarisatie’ van de boeventaal (Evenhuis, 1973). Daarin stelt hij dat de boeven met hun communicatiemiddel niet te koop liepen. De vele herdrukken van lijsten uit de zestiende eeuw bewijzen volgens hem hoe lang men met hoe weinig tevreden moest zijn.
In de zeventiende en de achttiende eeuw werden herdrukken van de woordenlijst uit Der Fielen, Rabauwen, oft der Schalcken Vocabulaer tweemaal gepubliceerd samen met de Nederlandse vertaling of bewerking van teksten die geschreven waren in een Frans argot. De lijst werd de eerste keer toegevoegd aan de Legende ofte Historye vande snoode practycquen, ende de behendige listicheden der Dieven, ‘overgezet uyt het Frans’ en verschenen in 1640. Toen was de lijst nog geen honderd jaar oud en misschien waren de meeste woorden nog in gebruik. Dezelfde lijst werd merkwaardig genoeg ook nog toegevoegd aan het gedicht Cartouche of de Gestrafte Booswicht, ‘uyt het Fransch in Nederduitsche Vaerzen nagevolgt’, hoewel deze vertaling pas verscheen in 1731.
Op de publicatie van Der Fielen, Rabauwen, oft der Schalcken Vocabulaer in 1563 volgde een periode van tweehonderd jaar waarin de belangstelling voor het Bargoens alleen tot uiting bleef komen in literaire teksten. Sommige daarvan waren, zoals de twee boven genoemde, vertalingen of bewerkingen van Franse teksten. Het Bargoens genoot in de zeventiende eeuw en in de eerste helft van de achttiende eeuw eeuw nl. vooral enige belangstelling als Nederlands equivalent van het argot, dat toen in de Franse letterkunde erg populair was, bijvoorbeeld in de teksten over de misdadiger Louis Dominique Cartouche (Parijs 1653-1721). Ook in de negentiende en de twintigste eeuw werd trouwens nog uit een Frans argot in het Bargoens vertaald. De vierdelige roman Les Mystères de Paris van Eugène Suë, geschreven in het argot Parisien, werd vertaald in het eigentijdse Bargoens van de negentiende eeuw. Zes balladen die François Villon geschreven had in het Jobelin, de straatroverstaal van de Coquillards, werden in 1974 door | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
François Fieuws vertaald in een Bargoens dat in de eerste helft van de twintigste eeuw nog net niet helemaal verdwenen was. (Villon 1974 en Villon/Fieuws 1999).
Het eigenlijke vocabularium in Der Fielen, Rabauwen, oft der Schalcken Vocabulaer is niet de enige lijst van Bargoense woorden uit de zestiende eeuw. Ook de Brugse humanist Bonaventura Vulcanius (1538-1614) heeft een lijstje opgesteld (1597). Het is opgenomen in De literis et lingua Getarum sive Gothorum. Dat werkje bevat een hoofdstukje over de taal van de zigeuners, door Vulcanius verkeerdelijk ‘Nubiani’ genoemd, en een lijst van 71 woorden uit hun taal.Ga naar voetnoot(3) Op het hoofdstukje over de zigeuners volgt een ander ‘De idiotismo aliorum quarundam Erronum, a Nubianis non admodum abimilium’ (Over de eigen taal van sommige andere zwervers, niet erg verschillend van die der Nubiani). Vulcanius bedoelt de taal van sommige zwervers die naar zijn zeggen in de tijd van zijn grootouders en zelfs nog van zijn ouders, al onze steden en dorpen doorkruisten en in grote aantallen bij de deuren van de kerk zaten. Over die zwervers weet hij nog te melden dat er vijftig jaar eerder over hen een boek verschenen was in ‘Teutonica lingua’. Zijn werkje is verschenen in 1597. Waarschijnlijk verwijst hij naar Der Fielen, Rabauwen, oft der Schalcken Vocabulaer, dat weliswaar pas in 1563 verschenen is, maar waarin een approbatie is afgedrukt uit 1547. De woorden uit het lijstje van Vulcanius komen in ieder geval allemaal uit Der Fielen, Rabauwen, oft der Schalcken Vocabulaer, maar er zijn wel een paar vorm - en betekenisverschillen te noteren. Bij enkele substantieven treedt apocope van de schwa op, namelijk bij deyster ‘alea’ (dobbelsteen), fonck ‘ignis’ (vuur) en molsamer ‘proditor’ (verrader), maar niet bij hovele ‘canis’ (hond) en galle ‘sacerdos’ (priester). Horselen ‘kijken’ wordt horsselen ‘rixari’ (twisten). Aan lijms en een lems ‘een hemde’ beantwoorden bij Vulcanius resp. lyms ‘indusium’ (overkleed) en leems ‘lectus’ (bed, huwelijk, sofa, aanligbank bij het eten, praalbed). In plaats van rijster ‘stroo’ en de crommen ‘een rechter’ geeft hij rystert ‘stramen’ (onderlaag van stro) en crommer ‘judex’ (rechter). De lijst van Vulcanius bevat geen synoniemen (behalve houele en quien voor ‘hond’), geen samenstellingen (behalve mogelijk verholen samenstellingen zoals smelkagel ‘adulter’ (echtbreker, overspelige) en trewael ‘calceus’ (schoen, laars), ook geen substantiefgroepen zoals calaensche mosse ‘een schoon vrouke’ of hans van gheldere ‘rogghen broot’ uit Der Fielen, Rabauwen, oft der Schalcken Vocabulaer en alleen afleidingen op - er(t) (dey- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ster ‘alea’ (dobbelsteen), flader ‘balneum’ (bad), kroener ‘vir’ (man), molsamer ‘proditor’ (verrader), rystert ‘stramen’ (onderlaag van stro)), op - aert (rippaert ‘saccus’ (zak), stuppaert ‘farina’ (meel)) en op - lick (gripelick ‘digitus’ (vinger)). Bijna alle substantieven zijn dus ongeleed en alle werkwoorden zijn gevormd door toevoeging van de uitgang - (er)en aan een ongelede stam. De woorden in de lijst van Vulcanius zijn dus morfologisch eenvoudige basiswoorden. Vormen zij een intentionele, gerichte selectie uit Der Fielen, Rabauwen, oft der Schalcken Vocabulaer? Vulcanius kan nagetrokken hebben welke woorden uit zijn bron werkelijk bij de Bargoenssprekers in zijn omgeving bekend waren. Maar dat heeft hij vermoedelijk niet gedaan: zijn lijst bevat 58 woorden en slechts 15 daarvan zijn nog terug te vinden in het Bargoens van de twintigste eeuw. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2. Rederijkerskluchten en blijspelenVoor de rederijkers was het Bargoens ein gefundenes Fressen. Ze waren niet vies van vreemde woorden en in het Bargoens vonden ze de concrete en vulgaire woorden die ze nodig hadden voor hun volkse genres. Bovendien bewogen de Bargoenssprekers zich in een wereld die zich goed leende voor een moraliserende zedenschildering die rederijkers voor ogen hadden.
Er is een rederijker van wie je op grond van zijn manier van leven en schrijven zou verwachten dat hij dankbaar van het Bargoens gebruik heeft gemaakt, nl. de Bruggeling Edewaerd de Dene (1505-1578). Hij schreef een werk van 25.000 verzen, dat hij naar het voorbeeld van de Franse dichter François Villon (1431 - na 1463) de vorm gaf van een testament en Testament Rhetoricael noemde (De Dene, 1976-1980). De Dene is met Villon te vergelijken door zijn losbandige jeugd en de ontoegankelijkheid van zijn testament. Van Villon is bekend dat hij in 1452 aan de Sorbonne de titel verwierf van Meester in de Letteren, maar dat hij al in zijn studententijd een erg onstuimig en later een ronduit misdadig leven leidde, zodat hij ternauwernood aan de galg ontsnapte. Van 1457 tot 1462 moet François Villon een zwervend leven geleid hebben, waarbij hij in de meest uiteenlopende kringen verkeerd heeft: zowel aan het hof van prins - dichter Charles d'Orleans in Blois als in de kampementen van een roversbende die zich ‘Coquillards’ noemde. Voor zijn mederovers schreef hij Le jargon ou jobelin de Maistre Villon, een serie balladen in boeventaal, die maar zeer gedeeltelijk te ontcijferen is. Wanneer Villon (het wil laten voorkomen alsof hij) voor boeven schrijft, gebruikt hij hun groeps - en geheimtaal. De boeventaal is ook De Dene niet onbekend. In zijn Testament Rhetoricael (fo 43 vo van het hs) heeft hij het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
over ‘het arragoens’.Ga naar voetnoot(4) Hij verwijst daarmee naar het Bargoens, en dat gebruikt hij ook wel eens, maar zijn omvangrijke testament is nog niet systematisch op het gebruik van Bargoense woorden onderzocht.
Het Bargoens is wel nadrukkelijk aanwezig in het werk van de schilder en dichter Adriaan P. Vande Venne (1589-1662). Hij illustreerde zijn eigen merkwaardige bundel rijmen, spreuken, raadsels en samenspraken Tafereel van de Belacchende Werelt uit 1635. In de bundel heeft Vande Venne ook opgenomen: het Gielers Vocalulaer of Hael - tael. Het is een lijst van woorden die behoren tot de gielerstaal of haaltaal. Beide woorden betekenen ‘dieventaal’, maar uit de betekenis van de woorden in de lijst, het vocabulaer, blijkt dat hier ‘Bargoens’ wordt bedoeld. Vande Venne heeft eigenlijk alleen maar een bewerking gemaakt van Der Fielen, Rabauwen oft der Schalcken Vocabulaer. Uit dat werk komt ook de ‘naem - rolle’, een lijst van 42 soorten oplichters die hij in Tafereel van de Belacchende Werelt heeft opgenomen. Hij gebruikt het Bargoens dus op een weinig creatieve manier. Hij brengt alleen maar het Bargoense taalmateriaal uit de zestiende eeuw onder de aandacht van zijn tijdgenoten. Dat is evenwel niet zonder enig belang, want, zoals Ton Goeman opmerkt: ‘Bij Vande Venne staat dat Bargoens in functie van maatschappelijke commentaar op die woordenschat en op de gebruikers ervan, en als lid van een maatschappelijke middengroep is hij deel van het verspreidingsproces. We zien hier een duidelijk geval van, weliswaar literaire, verandering van boven’. (Goeman, 1999, p. 130).
Geeft Vande Venne het Bargoense taalmateriaal alleen maar door, andere rederijkers gebruiken het op een creatieve manier door het in hun esbattementen te verwerken. Zij laten personages die daarvoor in aanmerking komen, bijvoorbeeld gauwdieven, hun eigen dieventaal spreken. Bargoens komt al voor in de klucht Vande schuyfman, waarmee de rederijkers van Tienen in 1504 de eerste prijs wonnen op de retoricale wedstrijd in Leuven. De Vooys attendeert daarop in de korte notitie ‘Bargoens in een laatmiddeleeuwse klucht’ (De Vooys, 1930). Hij tekende de volgende woorden op: hoeff (vs 99) ‘brood’; fluyten (vs 266) ‘er vandoor gaan’; botten (vs. 303, 366, 424) ‘gulzig eten, inzwelgen’; bucht (vs. 601) ‘geld’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In dezelfde notitie verwijst De Vooys ook naar de volgende zin, door het Woordenboek der Nederlandse Taal overgenomen uit de tekst van de Antwerpse spelen van 1561: Buyten der stadt moecht ghy wel luysen en vloyen
En met u goute lancx den breederick shoyen
Smicse, hoef, loerman, botten nae de behoorte.
Hier weer de woorden hoef en botten, en daarnaast ook goute ‘lichte vrouw’, breederick ‘grote weg’, smicse ‘boter’ en loerman ‘kaas’.
Meer Bargoense woorden en uitdrukkingen zijn te vinden in twee esbattementen van de Rode Lelye, de rederijkerskamer van Brouwershaven: Mer gheluck ende Heer Profijt en Een esbattement van VI Personagiën, waaronder Alit en Lijsbith. Het is alweer De Vooys die ons de weg wijst naar deze bron, wanneer hij over Mer gheluck ende Heer Profijt opmerkt ‘dat de schrijver van het stuk de boeventaal blijkt te kennen en dus woorden als ros, bucht, foockaert, flossaert te pas weet te brengen’ (De Vooys, 1936). Ros betekent ‘bier’, bucht is ‘geld’, fockaert staat voor ‘gebraden of gekookt vlees’, flossaert is ‘water. Echte boeven - of dieventaal, bijvoorbeeld inbrekerstermen, zijn deze woorden niet, maar het zijn wel Bargoense woorden. Herman Meyling, die in 1946 gepromoveerd is op een proefschrift over de Esbattementen van de Rode Lelije te Brouwershaven, heeft in de twee boven genoemde stukken nog meer woorden gevonden waarvan Moormann aanneemt dat ze tot het Bargoens behoren (Moormann, 2002, p. 588-589).
In de zeventiende eeuw duikt Bargoens op in het blijspel De Gelukte List óf Bedrooge Mof (vóór 1689) en in Kluchtige Behendigheid van twee Borsesnijders en den Verdraeiden Advokaat van Cornelis de Bie, notaris in Lier, waar hij lid was van de rederijkerskamer ‘Den Groeyenden Boom’. Het was J.E. Ter Gouw die daar de aandacht op vestigde in Noord en Zuid, jg. 27, 1904. Zijn artikel over ‘Zeventiende - eeuwsche dieventaal’ gaat over het Bargoens in een fragment uit elk van deze twee stukken. Dezelfde twee fragmenten bespreekt ook Moormann (Geheimtalen. Bronnenboek, 1934, p. 82-89), maar het artikel van Ter Gouw is hem blijkbaar niet bekend: het fragment uit het kluchtspel van De Bie ontleent hij aan Van Ginneken, Handboek der Nederlandsche Taal, deel II (1914) en een herdruk van de klucht uit 1704. De Gelukte List heeft een tweede titel: Bedrooge Mof. De bedrogen mof is een Duitser die men in de schouwburg een beurs met honderdvijftig dukaten heeft ontstolen. Bij het uitgaan van de komedie vertelt de mof jammerend wat hem is overkomen aan ene Eelhart, die ook de voorstelling heeft bijgewoond. Een uur later zijn Eelhart en zijn vrienden Willem en Herman ongezien getuigen van een gesprek van de gauwdieven Jan Hagel en Kees Grijp, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
die de beurs gerold hebben. Ter Gouw en Moormann hebben beiden de woorden en uitdrukkingen gecursiveerd die zij als Bargoens beschouwen. Volgens Ter Gouw horen daarbij: seeltje; kappen ‘praten’; ontpoest; knappen ‘stelen’ en (laten) glippen ‘in de steek laten, laten schieten’, maar niet taken ‘stelen’ en turen, die Moormann wél cursiveert. Ter Gouw meent enige woorden uit het zinsverband te kunnen verklaren, maar verwijst toch ook enkele keren naar Woordenschat (De Beer en Laurillard, 1899). De vertalingen die Moormann geeft, durven nogal eens afwijken van de dertig jaar oudere ‘verklaringen’ van Ter Gouw. Knooien, bij Ter Gouw ‘twisten, vechten’, is bij Moormann ‘kennen, verstaan’. Verhaaren vertaalt hij niet door ‘verbergen’, maar door ‘stelen’. Een windvang, volgens Ter Gouw een ‘arm’, wordt bij hem een ‘mantel’.
Bargoens met een eigenaardige woordenschat schrijft Cornelis de Bie in Kluchtige Behendigheid van twee Borsesnijders en den Verdraeiden Advokaat. De geheimtaalwoorden worden gebruikt in de verzen waarin de beurzensnijder Neel Albedrijf een nieuweling in het vak, Hans Tromp, examineert. (De verzen zijn opgenomen in J. Van Ginneken 1914, p. 125). Van de zeventien woorden komt alleen vossen, ook in andere lijsten van Bargoense woorden voor. Toch zegt Moormann: ‘Het Bargoensch van Corn. De Bie lijkt wel echt’ (De Geheimtalen, 1932, p. 191). Die indruk van authenticiteit heeft hij omdat geen enkel woord ontleend is aan het Jiddisj, hoewel er in de lijst begrippen worden genoemd die in gelijktijdige Duitse lijsten door Jiddisje woorden aangeduid worden. Moormann illustreert zijn bewering met een verwijzing naar de lijst van Andr. Hempel uit 1687 (opgenomen in F. Kluge, Rotwelsch, 1901, p. 186). Hij wil vermoedelijk aantonen dat het materiaal niet uit een andere geheimtaal komt, althans niet uit een geheimtaal waarin de Joodse invloed groter is dan in het Bargoens. De Bargoense woorden en woordverbindingen bij De Bie zijn inderdaad Nederlandse woorden met een typisch Bargoense metaforische of metonymische betekenis, bijvoorbeeld stalen beckeneel ‘vierschaar, gerecht’, poignaertsteek ‘vonnis’, tafereel ‘schavot’ en staal ‘mes’.
In de achttiende eeuw bleef de belangstelling voor het Bargoens bij de literatoren voortbestaan. Zo bijvoorbeeld bij Pieter Langendijk, die het blijspel van M.A. Legrand, Cartouche ou les voleurs (Parijs, 1721), uit het Frans vertaalde en daarbij enkele Bargoense woorden gebruikte. Uit het blijspel van Pieter Langendijk De Bedriegery van Cartouche, of de Fransche Roovers heeft Moormann vijftien ‘oorspronkelijke geheimtaalwoorden’ opgetekend (Moormann, 1934, p. 105-107). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Langendijks vertaling, naar een prozavertaling in maatloze verzen geschreven, kende weinig succes. Ze werd pas na enkele jaren gedrukt, namelijk in 1732. Intussen was Cartouche of de gestrafte Booswigt verschenen (Amsterdam, 1731). Dat is een gedicht dat de heldendaden bezingt van dezelfde Cartouche als die uit Langendijks blijspel.Ga naar voetnoot(5) Het gedicht Cartouche of de gestrafte Booswigt is een vertaling in versvorm (door L. Van den Broek?) van Le Vice puni ou Cartouche, poême (Antwerpen, 1725), door de Bibliotheca Belgica toegeschreven aan Nic. Ragot de Grandval.Ga naar voetnoot(6)
Voor de studie van het Bargoens is Cartouche, of de Gestrafte Booswigt een belangrijk werk, door het grote aantal geheimtaalwoorden in het gedicht en in de bijbehorende woordenlijsten. Als aanhangsel met eigen paginering komen in het werk drie woordenlijsten voor: een ‘Nederduitsch en Bargoensch woordenboek’, een ‘Woordenboek Bargoensch en Nederduitsch’ en een ‘Woordenboek van het oud Bargoensch en Duitsch’. De derde lijst is dezelfde als die in de Belacchende Werelt van Vande Venne. De eerste twee lijsten bevatten o.m. de geheimtaalwoorden uit de tekst van Cartouche, of de Gestrafte Booswigt. We mogen dus aannemen dat het eigentijds Bargoens is. Moormann heeft in zijn Bronnenboek het ‘Woordenboek Bargoensch en Nederduitsch’ overgenomen en er de enkele woorden aan toegevoegd die alleen voorkomen in het ‘Nederduitsch en Bargoensch Woordenboek’. Alles samen levert hem dat een lijst op van 369 woorden. Hij rekent ze tot de geheimtaal der Hollandse grote steden. Die geheimtaal is volgens Moormann ‘blijkens de hele woordvoorraad voor 't grootste deel dieventaal (Moormann, 1932, p. 218). De commentaar van Moormann komt ongeveer hierop neer: de talrijke geheimtaalwoorden in Cartouche behoren tot het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bargoens van de eerste helft van de achttiende eeuw; op grond van hun betekenis kunnen de meeste van die woorden gerekend worden tot de meer criminele variant van het Bargoens, de dieventaal, die toen gesproken werd in de Hollandse grote steden, voornamelijk in Amsterdam. In deze lange lijst uit de eerste helft van de achttiende eeuw zijn de meeste woorden hapaxen: ze komen niet voor in lijsten uit vorige of volgende eeuwen. Er is maar een kleine kern van woorden die bekend zijn uit vroegere lijsten maar die lijsten zijn dan ook weinig talrijk en kort. Opvallender is dat slechts een derde van de woorden terug komen in jongere lijsten. Het aantal ontleningen aan vreemde talen zoals het Jiddisj en het Frans is te verwaarlozen. De woordenschat is vooral uitgebreid met enerzijds metaforen en metoniemen en anderzijds samenstellingen en afleidingen.
De Bargoense bewerking of vertaling van werken in een Frans argot volgde vrij vlug op de uitgave van het originele werk. La Vie Généreuse verscheen in 1596, de Nederlandse vertaling, uitgegeven door Lopes de Haro in Leiden, dateert van 1640. De vertaling van Cartouche, ou le vice puni verscheen in 1731 (in Amsterdam), pas zes jaar nadat het Franse origineel de eerste keer was uitgegeven (in Antwerpen). Alleen de vertaling van de balladen die Villon geschreven had in het Jobelin, liet vijf eeuwen op zich wachten. Dat een vertaling zo lang uitbleef, kwam doordat het Jobelin pas laat zijn geheim prijsgaf. Van Villon waren lange tijd trouwens maar zes in het Jobelin geschreven balladen bekend. In de negentiende eeuw werden nog vijf in dezelfde dieventaal geschreven en in handschrift bewaarde ballades van Villon gevonden. De elf gedichten bleven onontraadseld totdat Marcel Schwob in 1890 vierentwintig woorden uit de balladen terugvond in het glossarium van de Coquillard, dat trouwens pas in 1842 uitgegeven was.Ga naar voetnoot(7) De auteurs van de Franse werken gebruikten eigentijds argot. De vertalers van die Franse werken hebben het jargon overgezet in een Bargoens uit hun tijd. De balladen van Villon bijvoorbeeld, geschreven in een argot uit het midden van de vijftiende eeuw, zijn door Jacques Fieuws vertaald in een Bargoens uit het begin van de twintigste eeuw. Het Bargoens waarvan de vertalers zich bedienden, had vaak geen woord dat overeenkwam met een argot - woord in het Franse origineel. L.G. Vernée heeft dat moeten ondervinden toen hij het argot in Les mystères de Paris van Suë wilde overzetten in eigentijdse Hollandse dieventaal (Vernée, 1844). Wanneer de voorhanden woordenschat niet toereikend was, gingen de vertalers maar zelf Bargoense woorden vormen. Dat hebben onder meer ook de vertalers van Le vice punit ou Cartouche en van Villons balladen gedaan (Van Hauwermeiren, 2007). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fieuws heeft geschikte vertalingen opgezocht in een paar woordenlijsten en woordenboekjes. “Het Bargoens van de genaamde Villon”Ga naar voetnoot(8), een Bargoens - Nederlandse woordenlijst bij de vertaling van de zes balladen, telt 258 woorden en uitdrukkingen. Daarvan komt er 60% voor in De Gabbertaal van E.G. van Bolhuis en/of De Boeventaal van W.L.H. Köster Henke. De overige woorden heeft Fieuws bijna allemaal ontleend aan de lijst die Paul de Keyser in 1927 gepubliceerd heeft in het Tijdschrift voor Nederlandse Taal - en Letterkunde. Die lijst bevat Bargoens uit Antwerpen, Brussel, Kortrijk en Roeselare. Fieuws heeft dus vooral geput uit de Hollandse dieventaal. Zelf zegt Fieuws: “De woorden werden geplukt uit het nog zeldzaam gangbaar Bargoens, de dieventaal en de taal van de prostitutie” (François Villon. Gedichten, Frans en Nederlands, p. 278). Fieuws vormt graag samenstellingen met Bargoens materiaal. Met pieper “rover” en dolman “galg” maakt hij pieperdolmanfeest “rovergalgenfeest”. Snoeien is “snijden, kopen bij het kaartspel” en de maf is de boer van het kaartspel’. Snoeimaf is dus de troefboer. Soemkoef is Bargoens voor politieman. Een politiehond wordt dus een soemkoefhond. Kalle betekent ‘roede’ en bikken ‘eten’. Met die twee woorden maakt Fieuws de samenstelling kallebikker met de betekenis ‘homofiel’. Hij waagt zich ook aan een enkele afleiding: als vertaling voor ‘kaartspeler’ bedenkt hij blaffer (<blaffen, kaartspelen), voor ‘bedrieger’ gebruikt hij foefelaar (<foefelen, onderduims handelen) en van heibel, ‘drukte, rumoer, ruzie’ leidt hij heibelen ‘storen’ af. Waar hij bestaande Bargoense woorden gebruikt, krijgen die soms een minder algemene betekenis: een bollebof is niet zomaar een baas, maar de baas van het kaartspel en gosers zijn niet kerels of vrijers zonder meer, maar jongens uit een dievenhuis. Fieuws verruimde de uitdrukkingsmogelijkheden van het Bargoens dus op twee manieren: door betekenissen te vernauwen en door samenstellingen te construeren met Bargoense grondwoorden. Het Bargoense woordmateriaal dat hij in lijsten en woordenboeken kon vinden, was ontoereikend voor het ambitieuze doel dat hij zich had gesteld: hij vond dat hij van elke ballade drie vertalingen moest maken, omdat iedere ballade en zelfs elke zin en elk woord volgens hem kan worden gelezen als een waarschuwing aan het adres van de coquillards, de valse kaartspelers of de homo's. ‘De drie betekenissen of situaties liggen in elk van de zes balladen op mekaar gestapeld, zodat deze zes in feite achttien balladen uitmaken’. (Villon, 1974, p. 277).Ga naar voetnoot(9) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.3 Sociale letterkunde (ca. 1840 - ca. 1950)Toen de literaire belangstelling voor de legendarische Parijse misdadiger Cartouche wegebde, verdween ook het Bargoens uit de Nederlandse letterkunde. Honderd jaar lang is het geheel in onbruik, maar dan is het ineens weer helemaal terug van weggeweest, niet langer in blij- en kluchtspelen evenwel, maar in de sociale letterkunde en de volksliteratuur, inzonderheid in verhalen en romans. Uiteraard leent een gesproken taal als het Bargoens zich beter voor dialogen dan bijvoorbeeld voor beschrijvende of verhalende passages. Het wordt dan ook bij voorkeur gebruikt voor de weergave van gesprekken, vooral van gesprekken tussen dieven.
Vanaf 1840 verschijnen tientallen literaire werken waarin opvallend veel Bargoens voorkomt. In verband met de manier waarop het Bargoens wordt gebruikt, kunnen we twee groepen literaire bronnen onderscheiden. Enkele werken zijn geheel of gedeeltelijk in het Bargoens geschreven. Zulke Bargoense werken of passages zijn alleen in Vlaanderen tot stand gekomen. Het zijn soms vertalingen in het Bargoens. J.B. Courtmans vertaalde in 1841 de novelle Jelle en Mietje van Karel Broeckaert uit het Gentse dialect in het Bargoens van Zele. (Broeckaert, 1841). In de kramertaal van Zele schreven behalve Courtmans ook Prudens Van Duyse en Honoré Staes. Van Duyse dichtte een drinklied in het Bargoens (Broeckaert, 1841) en Staes schreef Bargoense dialogen in zijn roverroman over Jan Praet en zijne bende (1883). Een lange dialoog in het Bargoens bevat ook de naturalistische roman Het wederzien van Gustaaf Vermeersch (1909).
In Nederland zijn sinds 1840 geen Bargoense gedichten of romans verschenen. Alleen in de autobiografisch gekleurde roman Onder martieners en bietsers van H. van Aalst zijn een paar scheldpartijen in het Bargoens te vinden (Van Aalst, 1975). En begin deze eeuw verraste de Limburgse troubadour Jo Vek met twee kunstzinnige publicaties in het Groenstraatbargoens van Landgraaf: het kinderboek Tieske en Niske (Vek, 2002) en een verzameling liedjes, waaronder twee in het Bargoens, in het bundeltje Kluur bekinne (Vek, 2004). Na 1840 zijn in Nederland dus geen echte Bargoense teksten of tekstfragmenten meer verschenen, maar wel veel literaire werken die heel wat Bargoense woorden en uitdrukkingen bevatten. Het begon al in 1842 met de publicatie van Een biddersoproer, een novelle van J.J.D. Nepveu. In de tweede helft van de negen- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tiende eeuw volgden o.m. de novellen van Justus van Maurik en de roman Op het dievenpad van Jan Feith.
Nog later, d.i. eind negentiende, begin twintigste eeuw, verschenen erg realistische en naturalistische romans over de zelfkant van het leven. De mode om Bargoense elementen in zijn werk te stoppen kende zijn absoluut hoogtepunt met Israël Querido. Hij schreef een tiental dikke romans, die samen een paar duizend woorden bevatten afkomstig uit het Jiddisj, het Bargoens of de platte stadstaal van Amsterdam. Zijn bekendste vier romans vormen samen zijn Jordaan-cyclus (Querido, 1912-1925). Querido is de belangrijkste literaire toeleveraar van Bargoense woorden, maar er zouden na hem nog decennia lang romans en gedichten geschreven worden waarin tientallen woorden en uitdrukkingen uit het Hollandse Bargoens voorkomen: de dichtbundel Liederen van den Zelfkant van W. van Iependael verscheen in 1932, de roman Die in het donker van Jan Campert in 1934; Onder martieners en bietsers van H. van Aalst dateert van 1946 en De fakir van de Prinsengracht van S. de Vries jr. van 1947.
Naast de genoemde werken zijn er nog vele tientallen autobiografische geschriften, herinneringen van bedelaars, landlopers, schooiers en zwervers, van venters en marktkooplui, van dieven, zakkenrollers en inbrekers, van kwajongens, bengels en straatjongens, van prostituees en hoerenmadams, maar ook van hun tegenspelers, rechercheurs en commissarissen van politie of van bevoorrechte getuigen zoals taxichauffeurs in Amsterdam. Andere boeken gaan over het leven in beruchte volksbuurten of in gevangenissen, tuchthuizen en strafkolonies. Het is haast ondoenbaar om al die werken op het voorkomen van Bargoense woorden uit te kammen. Sommige zijn nauwelijks bekend (geweest). Als haast niemand ze gelezen heeft, hebben ze ook weinig bijgedragen tot de verspreiding van Bargoense woorden buiten de kring van de Bargoenssprekers. Als ze maar enkele woorden uit de dieventaal bevatten, zijn die meestal ook te vinden bij auteurs die zulke woorden kwistig in hun werk rondstrooien. Natuurlijk heeft Ewoud Sanders gelijk, wanneer hij beweert dat ook boeken van vergeten schrijvers, die nooit door veel mensen zijn gelezen, ons een hoop kunnen leren over het gebruik van het Bargoens, o.m. over betekenisontwikkeling en vormverandering (Sanders in Onze Taal 2007, nr. 1). In zijn Modern Bargoens Woordenboek citeert hij uit een groot aantal literaire werken, ook jongere uit de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw, zoals K. Groen Kamer 13, Piet Bakker Kidnap, Henri van Leeuwen Zwervers in Parijs, G.P. Smis Het nieuwe spionnetje, M. van Amerongen De roerige wereld van Pistolen Paul en Haring Arie Een leven aan de Amsterdamse zelfkant (Sanders, 2009). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het Bargoens in de vele literaire werken die in de tweede helft van de negentiende en de eerste helft van de twintigste eeuw in Nederland zijn verschenen, is vrijwel altijd Amsterdamse dieventaal. Dat criminele Stadsbargoens is gedeeltelijk opgegaan in de platte stadstaal, waar de woorden, veelal ontleend aan het Jiddisj, soms verder verbasterd zijn, een andere betekenis gekregen hebben en/of tot een andere gebruikssfeer zijn gaan behoren.Ga naar voetnoot(10) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In NederlandIn Nederland dook het Bargoens naar het midden van de negentiende eeuw toe opnieuw op, nu in het fictionele proza. Het was een rage die een paar jaar duurde. Een voorloper was J.J.D. Nepveu, die ouder Bargoens woordmateriaal verwerkte in het verhaal Een Bidders - Oproer. (Nepveu, 1842). Moormann wijst erop dat de meeste Bargoense woorden uit Een Bidders - Oproer zijn overgenomen uit Der Fielen, Rabauwen oft der Schalcken Vocabulaer en Cartouche. In De Geheimtalen II, Bronnenboek, vermeldt hij de woorden die niet in die twee bronnen voorkomen, althans niet in de betekenis waarin Nepveu ze gebruikt. (Moormann, 1934, p. 392).
De eigenlijke hype kwam ook nu weer uit Parijs overgewaaid. Dank zij de romans van Victor Hugo, Emile Zola en Eugène Suë had ‘l'Argot parisien’ bekendheid verworven. In 1842 was van Suë in Le Journal des Débats de sociale vervolgroman Les Mystères de Paris verschenen. Zoals zijn andere romans - feuilletons speelt ook dit werk zich af in armenwijken en is het doorspekt met jargon. Les Mystères de Paris werd talrijke keren vertaald, verfilmd en nagevolgd. Er verscheen al gauw een Nederlandse vertaling onder de titel De Verborgenheden van Parijs (H. Nijgh, Rotterdam s.d.). Het argot was in het Nederlands vertaald en niet in het Bargoens omdat er in Holland zogenaamd geen dieventaal bestond. Mr. L.G. Vernée, advocaat en rechter - plaatsvervanger bij de arrondissementsrechtbank te Hoorn, heeft het tegendeel aangetoond door het argot of de Franse dieventaal in de Mystères de Paris in het Bargoens over te zetten. De lijst van Vernée verscheen in de Algemeene Konst - en Letterbode voor het jaar 1844. Hij bevat de argot - woorden en - zinnen die voorkomen in de delen I, III, IV, VI, VIII en IX van de tiendelige roman, een betekenisomschrijving in het Frans en, voor zover aan Vernée bekend, de omzetting in het ‘Bargoens of Hollandsche dieventaal’. (Vernee, 1844). De vertaling van de woorden door Vernée droeg lang niet ieders goedkeuring weg. Onder de titel ‘Argot Hollandais’ schrijft Xa- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vier Francisque - Michel in Etudes de philologie comparée sur l'Argot et sur les idiomes analogues parlés en Europe et en Asie: Commes les autres peuples de l'Europe les Hollandais ont également leur argot, désigné chez eux par les noms de bargoens et de dieventaal. Un magistrat hollandais, sans trop s'embarrasser du mérite littéraire des Mystères de Paris, y a pris ce qui était à sa convenance. Juge d'instruction à Hoorn, ayant à causer journellement avec des gens de l'acabit du Maître d'école et de la Chouette, il a considéré l'oeuvre de M. Eugène Sue comme un simple manuel de l'argot mis en variation. En conséquence, il en a extrait tous les termes du langage des voleurs, et les a traduits en bargoens, en s'aidant des dictionnaires de l'argot allemand, publiés à Leipzig en 1833, par M.J. von Train, et a Magdebourg, en 1843, par M. Anton (...)’. (Francisque - Michel, 1856, p. 475).Ga naar voetnoot(11) De auteur van Beknopt overzicht van het Gevangenisstelsel in Nederland (J.H. en G. v. Heteren, Amsterdam, 1843) kon zich evenmin in de vertaling van mr. Vernée vinden. Onder het ps. A en Z publiceerde hij een reactie in het tijdschrift waarin de vertaling van Vernée verschenen was. Volgens A en Z was die vertaling een overzetting in kajumstaal (joods) en geen marwiegs (dieventaal). Om te bewijzen dat er in Nederland echte dieventaal gesproken werd, schreef hij een lange brief in het ‘Bourgonds’ en hij voegde er een overzetting in het Nederlands bij. (A. en Z. 1844).
Les mystères de Paris werd niet alleen in het Nederlands vertaald, maar ook nagevolgd. In 1844 verscheen van Jan David de Vries, die voor de gelegenheid het ps. L. van Eikenhorst aannam, de tweedelige misdaadroman De verborgenheden van Amsterdam. De Vries was een Amsterdammer. Hoewel hij een predikantenopleiding had genoten, werd hij journalist en romancier. Wegens laster en majesteitsschennis moest hij Nederland verlaten. Tot zijn dood verbleef hij daarna in Antwerpen, waar hij wegens schulden een gevangenisstraf moest uitzitten. Met die staat van dienst was hij wel de geknipte man om een boek te schrijven over de verborgenheden van zijn geboortestad. Daarbij gebruikte hij Bargoens, het equivalent van het argot de Paris in zijn Franse voorbeeld. De Bargoense woorden en woordverbindingen, alles tesamen 115, zijn vooral te vinden in het tweede deel. Moormann heeft ze als Bron 54 opgenomen in De Geheimtalen III. (Moormann, 2002, p. 597-602). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Les Mystères de Paris, werd ook in Duitsland nagevolgd. In hetzelfde jaar als De verborgenheden van Amsterdam verscheen Die Geheimnisse von Berlin, aus den Papieren eines Berliner Kriminal Beamten (1844). De grote overeenkomst tussen de daarin voorkomende Duitse dieventaal en de Hollandse dieventaal trof een lezer, die dat in 1845 signaleerde aan de Algemeene Konst - en Letterbode. Hij illustreerde zijn bevinding met een 15 - tal woorden. Alle vijftien woorden blijken ook in andere bronnen van Hollandse dieventaal uit 1760-1860 voor te komen. Moormann heeft het lijstje als Bron 14 opgenomen in De Geheimtaal II, Bronnenboek (1934, p. 400).
In zijn zesdelige cultuurgeschiedenis Ons Voorgeslacht wijdde de letterkundige W.J. Hofdijk een hoofdstukje aan de Gielerstaal en de soorten landlopers (Hofdijk, 1875, p. 64-66). Hij illustreerde zijn uiteenzetting met een gesprek van twee gauwdieven in het Bargoens. De Bargoense woorden die hij daarvoor gebruikte, komen uit het ruim driehonderd jaar oudere Der Fielen, Rabauwen, oft der Schalcken Vocabulaer.
In 1890 verscheen onder de letters N.N. een ‘Alphabetische woordenlijst van het Bargoensch’ in de derde en laatste jaargang van Onze Volkstaal. De lijst telt ca. vierhonderd woorden. Het is een compilatie: hij bevat enerzijds woorden uit een aanhangsel op Cartouche of de Gestrafte Booswigt uit 1731 en anderzijds uit de Brief van A. & Z uit 1844. Moormann vond dat in de lijst niet alleen woorden uit die twee bronnen voorkomen. Hij lichtte de woorden uit de beide bronnen eruit en hield er nog ongeveer 150 over, ‘die oorspronkelijk kunnen zijn’. Ze zijn opgenomen in De Geheimtalen. Bronnenboek, (Moormann, 1934, p. 230-233). Janet Lassche en Jan Noordegraaf hebben kunnen achterhalen wie er zich verschool acher de letters N.N.. De auteur van de lijst blijkt L. Huizingh te zijn, een onderwijzer uit Groningen. Onder het pseudoniem L. van Ankum heeft hij diverse artikelen en talrijke schoolboeken geschreven. Hij publiceerde o.m. in Noord en Zuid en Onze Volkstaal, twee tijdschriften die onder redactie stonden van de Amsterdammer Taco H. de Beer. Volgens Janet Lassche en Jan Noordegraaf moet De Beer omstreeks 1882 aan de Groninger schoolmeester gevraagd hebben om een lijst van Bargoense woorden samen te stellen en die in Onze Volkstaal te publiceren, maar door de financiële problemen waarmee het tijdschrift permanent te kampen had, is de publicatie lang uitgebleven. Taco de Beer gaf samen met de Amsterdamse predikant dr. E. Laurillard ook een woordenboek uit: Woordenschat. Verklaring van woorden en uitdrukkingen. Dit naslagwerk, in afleveringen verschenen (1893-1899) bevat opmerkelijk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
veel Bargoense woorden. In een ‘Naschrift’ (p. XVII) vermeldt De Beer dat de afdeling Bargoens ‘groter uitbreiding’ heeft moeten krijgen dan de redactie oorspronkelijk ‘wenselijk voorkwam’. Volgens Lassche en Noordegraaf wijzen steekproeven uit dat De Beer de ‘Alphabetische woordenlijst van het Bargoensch’ op een handige manier opnieuw benut heeft. Onder de medewerkers wordt L. van Ankum dan ook als eerste genoemd. Waar de Groningse onderwijzer de ± 150 niet - gecompileerde woorden gevonden heeft, is nog een onbeantwoorde vraag. Alleen de ± 150 woorden ‘die oorspronkelijk kunnen zijn’, zijn opgenomen in de De Geheimtalen. De volledige lijst is verschenen als bijlage bij het artikel van J. Lassche en J. Noordegraaf in Trefwoord, mei 2004.
In de twintigste eeuw blijven romanciers zich van het Bargoens bedienen. Jan Feith gebruikt het in zijn verhalenbundel Op het dievenpad. Verhalen uit het leven van een Amsterdamschen Rechercheur. Naverteld door Jan Feith. In een Aanhangsel geeft de auteur de ‘Verklaring van enige woorden uit de dieventaal’ (Feith, 1924). Moormann heeft de woorden overgenomen in De Geheimtalen. Bronnenboek en er nog enkele aan toegevoegd die hij uit de tekst heeft gelicht. Volgens hem is het woordmateriaal moderne dieventaal. (Moormann, 1934, p. 512-513). Hij vindt dat het te vertrouwen is, hoewel het bijna allemaal te vinden is in De Boeventaal (Köster Henke, 1906).
Israël Querido (1872-1932) was een Amsterdammer van Joods - Portugese afkomst. In navolging van L. van Deyssel schreef hij naturalistische romans naar het recept van Zola en Flaubert. Zijn omvangrijkste werk is het vierdelige ‘epos’ De Jordaan. In de herdruk van De Geheimtalen (Moormann, 2002) is uit dat werk als aanhangsel een ‘verklarende lijst van enige van de minstbekende jargonwoorden en volksuitdrukkingen’ opgenomen. De vier delen verschenen in de periode 1912-1925. Ze bevattten elk een woordenlijst. In deel I staan de woorden achterin, in de delen II, III, IV zijn ze verklaard in voetnoten onderaan de pagina's. De Geheimtalen van 2002 geeft de woorden uit de vier delen in één alfabetisch geordende lijst, met vermelding van bron(nen) en paginanummer(s).Ga naar voetnoot(12) Moorman geeft het materiaal als aanhangsel, omdat het niet alleen uit Bargoense woorden bestaat. Hij zegt daarover: ‘De lijst is zeker een bron van veel dieventaal. Er staat echter ook veel Jiddisch in. Dit is wel duidelijk te onderscheiden van dieventaal. Het is de grootste bron die we kennen. Er staan veel gewone volksuitdrukkingen in, die toch wel de moeite waard zijn voor vele soorten betekenisveranderingen’. (Moormann, 2002, p. 638). Iets minder dan de helft van de woorden waarvoor Querido in De Jordaan een verklaring geeft, is | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
opgenomen in De Gabbertaal (Van Bolhuis, 1937). Volgens de ondertitel is dat werkje een ‘woordenlijst van het Bargoens’, maar zoals Moormann opmerkt: ‘Een grote groep woorden in De Gabbertaal is geen Bargoens. Ze bevat woorden uit de platte of gemeenzame omgangstaal, die in Amsterdam en andere plaatsen in het westen gebruikt worden’, (Moormann, 2002, p. 603-604). De woorden uit De Gabbertaal zijn als Bron 56 overgenomen in De Geheimtalen van 2002, maar de woorden uit de volkstaal heeft Moormann alleen opgenomen als ze bij Van Dale als ‘Bargoens’ gelabeld zijn en niet als ‘gemeenzaam’. De Gabbertaal verscheen in 1937, drie jaar na Moormanns Bronnenboek en heeft daar woorden uit overgenomen. Ook die woorden heeft Moormann uit Bron 56 verwijderd. Wat als Bron 56 overblijft, is een lijst van ca. 1100 woorden. Dat zijn onder meer die welke Bolhuis uit Querido heeft overgenomen en die Moormann niet heeft geschrapt omdat het volgens hem Bargoense woorden zijn die hijzelf nog niet in zijn Bronnenboek had opgenomen. Moormanns Bron 56 bevat dus alleen woorden die zowel door Bolhuis als door hemzelf tot het Bargoens werden gerekend en die hem in 1934 nog uit geen andere bron bekend waren.
In 1932 verschenen de Liederen van den zelfkant door Willem van Iependael (ps. Van Willem van der Kulk) met een inleiding van A.M. de Jong. Willem van Iependael heeft geen gedichten in het Bargoens geschreven maar heeft zijn gedichten met Bargoense woorden doorspekt.
Journalist en literair criticus Jan Campert schreef naast gedichten ook verhalen. Een daarvan is Die in het donker, een roman uit de Amsterdamse onderwereld, (1934). In dat werk maakt hij gebruik van Bargoens materiaal. Achter in het werk is een ‘woordenlijst Bargoens’ opgenomen, maar de lijst bevat veel Jiddische woorden en is eigenlijk een lijst van de Amsterdamse volkstaal. Wat Campert Bargoens noemt, is een bluftaal met opvallend veel scheldwoorden (bloedlijer, eikel, etterlijer, flapdrol, graftak, hufter, kelerelijer, klepzeiker, klajo, lapswans, luizebol, mierenneuker, zakkewasser) en verwensingen (krijg de plaeris, de pokken, de takke...). Natuurlijk zijn er in die Amsterdamse volkstaal veel Bargoense woorden overgegeven: achterwiel, rijksdaalder, afgebrand, platzak, enz..
In 1946 verscheen Onder martieners en bietsers (Onder venters en bedelaars) van H. van Aalst. Het boek is een stuk historische autobiografie, het verslag van een zwerversleven in het Nederland van de jaren 1900-1930. De auteur, H. van Aalst, was een rondtrekkend handelaartje in koperwaren, die zowat heel Nederland heeft afgereisd. Van 1903 tot 1917 overnachtte hij in volkslogementen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(‘op de luimkiet’) en van 1918 tot 1929 in woonwagens (‘in de rolleman’). Al die tijd hield hij een dagboek bij. In de winter van 1943-1944 stelde hij er een boek uit samen. Het verscheen in bewerking van C.J. Jansen en A.J. Jansen, vader en zoon. Na enige tijd was het nergens meer te vinden. In 1975 verscheen een tweede uitgave, opnieuw bewerkt door J.J. Cramer en met een voorwoord van S. Carmiggelt. Onder martieners en bietsers is het relaas van een leven onder de verworpenen der aarde. In de luimkiet leert Van Aalst van hen al gauw Bargoens, dat ze in het boek vooral gebruiken om te schelden. Aanleiding daartoe was meestal het nachtverblijf. In de volkslogementen gingen de woordwisselingen en scheldpartijen meestal over de slechte kwaliteit van het logement of over het liederlijk gedrag van sommige gasten. Er staat een ‘Verklarende woordenlijst van bargoense termen’ achter in het boek, dat, zoals S. Carmiggelt in het voorwoord schrijft ‘ook door het nauwgezet vastleggen van dit plastisch woordgebruik, een boeiend document is’. Dit door C.J. en A.J. Jansen en later door J.J. Cramer omgeschreven egodocument is van belang, niet alleen om de Bargoense monologen of dialogen, maar omdat het een idee geeft van wie met wie Bargoens sprak, waar en wanneer, waarom en waarover. Aangezien Van Aalst zowat overal in Nederland heeft rondgetrokken en zowel op het platteland als in de Amsterdamse penose heeft verbleven, is zijn Bargoens niet typisch voor een bepaalde regio en zelfs niet voor de beroepsgroep waartoe hij behoorde.
De uit Winschoten afkomstige auteur Sallo de Vries jr. schreef toneel en verhalen. Achteraan in zijn roman De fakir van de Prinsengracht heeft hij de vertaling opgenomen van veertig Jiddisje en Bargoense woorden. De lijst bevat bijna uitsluitend Jiddisje woorden, waarvan de meeste ook in het Bargoens worden gebruikt, zij het dan veelal in een wat andere betekenis of vorm. Specifiek voor deze lijst zijn de woorden, vooral eigennamen, uit de joods - culturele en joods - godsdienstige sfeer die niet in het Bargoens overgegaan zijn. (De Vries, 1947, p. 299-300). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In VlaanderenIn 1841 verschijnt onder redactie van Prudens van Duyse de vijfde druk van de novelle Jelle en Mietje. Gentsche Vryagie door wylen Karel Broeckaert. Deze druk is vermeerderd ‘met eene navolging in het Bourgoensch’, wat erop neerkomt dat de dialogen ‘vertaald’ zijn in de Brigade, het Bargoens van Zele. De vertaler is niet de redacteur, Prudens van Duyse, maar J.B. Courtmans, dezelfde die in 1837 al de aandacht had gevestigd op de ‘Zonderlinge taal te Zele’ en toen al de parabel van de Verloren Zoon in authentiek eigentijds Zeels Bargoens had | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
overgezet (Courtmans, 1837). Authentiek eigentijds Zeels Bargoens is ook de geheimtaal die Honoré Staes ruim een halve eeuw later gebruikte in de ‘Legende van Jan Praet’, opgenomen in Schets eener Geschiedenis van de gemeente Zele, p. 233-345. Over het Bargoens in ‘Jan Praet en zijn Bende’ merkt Staes zelf op: ‘Misschien zal het eenige onzer Lezers spijten, na het einde dezer legenden, geene Alphabetische woordenlijst van het Borgoensch, in dit boek te ontmoeten. Wij hebben het overbodig geacht er eene in te plaatsen, daar bijna al de woorden, die nog van het wegstervende “Brigade” overblijven, in onze Legenden voorkomen. Vroeger, gelooven wij, moet die taal veel rijker geweest zijn, maar thans is zij zooverre uit het geheugen der Zelenaren gesleten, dat wij, niettegenstaande onze opzoekingen, er niet in gelukt zijn, meer verschillige Borgoensche woorden te vinden, dan de roovers van Jan Praet er hier spreken’. Courtmans en Staes waren lange tijd onderwijzer in het Oost - Vlaamse Zele, waar ze ook hun kinderjaren hadden doorgebracht. Het Bargoens dat ze er in die jaren hebben geleerd, hebben ze niet zozeer met literaire bedoelingen gebruikt, maar gewoon om het vast te leggen. Ze verkozen blijkbaar de woorden aan te bieden in een tekstverband en niet in een alfabetische lijst. Prudens Van Duyse, die de vijfde druk van de novelle Jelle en Mietje redigeerde en meteen ook Courtmans' navolging in het Bargoens, liet op de tekst van de novelle een Bargoens drinklied volgen, waarvan hij en niet Courtmans de auteur is. (Van Duyse, 1841). Ernest Ternest bewerkte het drinklied lichtjes en nam het op in zijn volksroman Jan De Lichte en zijn bende, naar de echtste bronnen. (Ternest, 2de druk 1882). Omdat een drinklied minder geschikt is om er een roversgeschiedenis mee af te sluiten, voegde Ternest er een vierde, gewelddadige strofe aan toe, die het gedicht het karakter moest geven van een roverslied. Isidoor Teirlinck heeft zowel Van Duyses drinklied als Ternests bewerking overgenomen in de inleiding van zijn Woordenboek van Bargoensch (Dieventaal) (Teirlinck, 1886).
Ternest was niet de enige om Van Duyses drinklied om te werken tot een roverslied. Dat deed ook de uiterst vruchtbare volksschrijver Abraham Hans onder het pseudoniem Hans van Hoorenbeek. Ternest had het lied opgenomen achter de eigenlijke tekst van zijn volksroman; Van Hoorenbeek gaf het een plaats en een functie in het verhaal. De toegevoegde versregels hielden namelijk een geheime boodschap in voor een bendelid. (Van Hoorenbeek, 1908). In de versie van Ternest werd het lied in Sint - Niklaas gezongen (Dewulf, 1980, p. 18). Zeelse seizoenarbeidsters zongen het ook tijdens de hoppluk in Wambeek (De Paduwa, 1923). Via de volksromans ontleende L. - P. Boon aan het gedicht de kreet ‘Van geen chanterik peu’ (voor geen gendarme bevreesd). De rover- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hoofdman schreeuwt de kreet bij zijn terechtstelling uit in de naar hem genoemde schelmenroman (Boon, 1957).Ga naar voetnoot(13)
De naturalistische roman Het wederzien van Gustaaf Vermeersch bevat een lange Bargoense dialoog tussen twee woonwagenbewoners. Het is verwonderlijk dat Moormann de roman uit 1909 niet als bron opgenomen heeft. Hij moet van het bestaan van de roman geweten hebben want zijn mentor en promotor, Jac. Van Ginneken, heeft de Bargoense dialoog overgenomen in zijn Handboek der Nederlandsche taal. (Van Ginneken, 1914).
In de late volksroman Peegie. In z'n apejaren van Willem De Hazelt (ps. Willem Denijs) krijgt de jonge Peegie les Bargoens. Peegie is een Nieuwmarkter, een van de bewoners van de vroegere Nieuwmarkt in Roeselare, die een gesloten gemeenschap van venters vormden met een eigen lokale variant van de Bargoense kramertaal. De woorden die Peegie moet leren, komen allemaal uit Het Bargoensch van Roeselare (De Seyn - Verhougstraete, 1890). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.4 Volkse genres (tweede helft van de twintigste eeuw)Ook de jongste Bargoense teksten mogen hier niet onvermeld blijven. Ze hebben de vorm van een oud volks literair genre, zoals de vertelling of het sprookje. De auteurs hebben er vermoedelijk geen literaire bedoeling mee; ze willen alleen maar Bargoens woordmateriaal van een bepaalde plaats in een context aanbieden en kiezen daarbij voor een genre uit de mondelinge verteltraditie. Dat levert teksten op die van het gekozen literaire genre althans de formele kenmerken vertonen.
Drie Limburgers hebben het Bargoens van hun stad of dorp op die manier onder de aandacht gebracht. Tony van Wijck ‘verwerkte’ Bargoens van Maaseik in het verhaal van het Heilig Wammes. (Van Wijck, 1970). Hein Goossens schreef drie ‘vertelsels’ in het Groenstraatbargoens: het eerste ‘Roeëdkepke’, is een vrije weergave van het bekende sprookje; het tweede, ‘Bokkeriejer ocht d'r Nachtegaal’, is een bewerking van het verhaal van ‘Het wilde paard’; het derde, ‘op het Haaselt anno 1900’ is een gefantaseerde vertelling uit vroeger dagen die zich afspeelt op het ‘Haaselt’ oftewel op ‘d'r Kank’ (Goossens, 1984). De gewezen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mijnwerker Jo Vek schreef het verhaal van Tieske en Niske, mooi geïllustreerd uitgegeven door ‘ut Keieskwieëste’, de Bargoensjkloeb van de Groenstraat in Landgraaf. Het verhaal, eigenlijk een aaneenrijging van overgeleverde vertellingen uit de streek, speelt zich af rond het jaar 1860. Dat was de tijd van de ‘Haarsjnit’ (haarsnit). Tieske en Niske heeft ogenschijnlijk niet zozeer literaire dan wel didactische pretenties: aan het eigenlijke verhaal gaat een inleiding vooraf over het vroegere leven in de Groenstraat; naast de Bargoense tekst is een Nederlandse vertaling opgenomen en achterin het boek staat een werklijst van ‘ut Keieskwieëste’ (Bargoens - Groenstraats dialect - Standaardnederlands). De lijst bevat een 350 woorden. (Vek, 2002).
In het Bargoens uit de Westhoek (Poperinge) wordt de legende van ‘De Verloren Zoon’ verteld in een monoloog uit de jaren vijftig van de vorige eeuw (Tillie, 2000). C.G.L. Apeldoorn is de verteller van ‘Roodkapje op z'n Bargoens’ in de Baarnsche Courant (Apeldoorn, 2000). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Bargoens in woordverzamelingenVanaf het einde van de negentiende eeuw verschijnen niet - literaire publicaties over het Bargoens. Dat bestond toen al in twee inhoudelijke varianten: de dieventaal met veel inbrekerstermen en de kramertaal met nogal wat woorden die verwezen naar het zwerversleven en ambulante beroepen. De dieventaal werd vooral gesproken in de grote Hollandse steden, de kramertaal in tientallen plaatsen buiten de Randstad. De kramertaal wordt dan ook gekenmerkt door een grote dialectische verscheidenheid. De woordenlijsten die betrekking hebben op de woordenschat van de (voornamelijk Hollandse) dieventaal vormen in de vakliteratuur een min of meer samenhangend geheel, onder meer doordat sommige van die lijsten compilaties zijn. De publicaties over de woordenschat van de kramertalen daarentegen vormen groepjes die elk betrekking hebben op een bepaald dialectgebied (het ‘Saksische’ in het noordoosten, het Limburgse in het zuidoosten en het Brabantse en Vlaamse in het zuidwesten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.1 DieventaalDe bronnen die vooral woorden bevatten uit de dieventaal, noemen we crimineel. Door de meer crimineel gekleurde woordenschat verschilt het grootstedelijke Penozebargoens uit het noordwesten aanzienlijk van het meer mercantiel en meestal ruraal getinte Bargoens uit de periferie van het Nederlandse taalgebied. Bij de criminele bronnen onderscheiden we drie enigszins overlappende groe- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
pen: gerechtsstukken, geschreven getuigenissen van gedetineerden en vooral woordenlijsten.
De gerechtelijke stukken zijn de oudste bronnen van de dieventaal. Ze hebben betrekking op de taal van dieven en dievenbenden in de tweede helft van de achttiende eeuw en het begin van de negentiende eeuw. De dieventaal uit de tweede helft van de achttiende eeuw kennen we in de eerste plaats uit een handschrift dat zich in het Algemeen Rijksachief bevindt (Hof verspreide stukken 251). Het is getiteld ‘Tenzaeme gevoegd opstel van de zoogenoemde Bourgondische Dieventaal als mede van de Joodse dieven en Landloopers Tael’. Het handschrift bestaat uit twee delen: hs. A is een woordenlijst Dieventaal - Nederlands; hs. B een lijst Nederlands - Dieventaal. Volgens Moormann (2002, p. 365) is hs. B oorspronkelijk en is hs. A later naar B bewerkt. In De Geheimtalen geeft hij daarom alleen een diplomatische afdruk van hs. B (Moormann 2002, p. 366-372). Dit hs. is een compilatie van drie lijsten:
De dieventaal uit het begin van de negentiende eeuw is opgetekend in de processtukken die bewaard worden in het Rijksarchief als nrs. 5595 I, II, 5590 I enz.. Ze hebben betrekking op de Brabantse Bende. Dat was volgens Moormann de bende die een vijftigtal leden telde afkomstig uit alle delen van Nederland. Ze werd ‘Brabantse Bende’ genoemd omdat de aanvoerders Brabanders waren en omdat ze een tijd haar hoofdkwartier had in Den Bosch (Moormann, 1932, p. 233). Mr. J. van Hamelsveld publiceerde in 1817 een overzicht van het proces | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tegen de bende en tekende een 30 - tal van hun geheimtaalwoorden op. (Van Hamelsveld, 1817, p. 152-155). Ook Moormann zocht de Bargoense woorden uit de processtukken bijeen en noteerde er 51, waarvan er 9 ook al door Van Hamelsveld waren opgetekend. De woorden die hijzelf verzameld heeft, geeft hij twee keer: in De Geheimtalen met context (1932, p. 233-241) en in De Geheimtalen. Bronnenboek, met de vertaling maar zonder context (1934, p. 119-121). Nadat De Geheimtalen I en het bijhorend Bronnenboek verschenen waren, bleek dat Moormann niet alle processtrukken had kunnen inzien. Een aantal pagina's waren er door mr. Van Maanen, de latere minister, uitgelicht. Ze zijn later teruggevonden bij het bewerken van zijn papieren. De ontbrekende pagina's bevatten een 40 - tal Bargoense woorden, waaronder 20 nieuwe. Moormann geeft de woorden als nagelaten bron in de herdruk van De Geheimtalen (Moormann 2002, p. 595-597).
De getuigenissen zijn twee teksten. De eerste, van de hand van een ontslagen gevangene, gaat over zijn verblijf in de gemeenschappelijke en afgezonderde gevangenis en bevat enige beschouwingen over die beide inrichtingen. Op een vijftal plaatsen schakelt de ontslagen gevangene over naar het Bargoens. Hij voegt ook een in de dieventaal geschreven brief toe over het leven van sommige misdadigers. Mijn verblijf in de gemeenschappelijke en afzonderlijke Gevangenis en eenige Beschouwingen over die beide inrigtingen door een ontslagen Gevangene en medegedeeld door Mr. C.J.N. Nieuwenhuis (Utrecht 1858) is gedeeltelijk overgenomen in De Geheimtalen. Bronnenboek (Moormann, 1934, pg. 167-175), maar Moormann biedt de woorden uit de dieventaal niet aan in een lijst. De tweede tekst, ook van de hand van een ex - gevangene, is als vervolgartikel verschenen in Het Leven onder de titel ‘De Misdadige cel. Uit het leven van een ontslagen gevangene’. Deze tekst vertoont twee belangrijke verschillen met de voorgaande: het woordmateriaal is bijna zeventig jaar jonger en het is geen Hollandse maar Limburgse dieventaal.
Van jongere datum zijn de woordenboekjes die werden samengesteld door criminalisten, nl. door Verwoert, Köster Henke, Van Bolhuis en Roskam. Verwoert tekende woorden op uit de mond van ex - gedetineerden maar maakte vooral een compilatie van liefst zeven lijsten. Compilatiewerken zijn ook de woordenboekjes van Bolhuis en van Roskam; De Boeventaal van Köster - Henke en het Bargoens woordenboek van Endt en Frerichs daarentegen bevatten alleen woorden die door de auteurs zelf opgetekend werden. Endt en Frerichs waren overigens geen criminalisten, maar hun woordenboekje van de voornamelijk Amsterdamse volkstaal behandelt ook de Hollandse dieventaal die in de volkstaal opgegaan is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Begin twintigste eeuw tekenden enkele politieagenten in Amsterdam de Bargoense woorden en uitdrukkingen op die zij bij de uitoefening van hun dienst hoorden gebruiken. Ze deden dat ten behoeve van politie en justitie. In 1906 werd hun verzameling in boekvorm uitgegeven. Het werkje zou bekend worden als De Boeventaal van W.L.H. Köster Henke, hoewel die politiecommissaris alleen voor het voorwoord tekende. De woordverzamelingen die ten zuiden van de rivieren tot stand kwamen, bleven soms ongebruikt bij verder onderzoek, De Boeventaal daarentegen kreeg een centrale plaats in de latere studie van het Bargoens. Moormann in De Geheimtalen en Enno Endt in Een taal van horen zeggen, analyseerden verschillende aspecten van ‘de taal van de jongens van de vlakte’ die in De Boeventaal opgetekend is. Aangezien Köster Henke weinig of niets zegt over zijn methode van verzamelen en over de herkomst van zijn woorden, moesten vragen daarover worden beantwoord vanuit het verzamelde materiaal zelf. Op de vraag waar dat materiaal vandaan komt, antwoordt Moorman in De Geheimtalen: ‘uit de grote steden van het westen, gezien de vele woorden uit de wereld van de misdaad en de prostitutie’. Endt geeft een ander argument voor deze herkomst, namelijk de lokaliseerbare personen en de plaatsen die in de woordverklaringen worden genoemd. Hij vermeldt verwijzingen naar Rotterdam, Den Haag en Haarlem, maar vooral naar Amsterdam. Dat duidt dus op een overwegend Amsterdamse herkomst, maar er zijn ook ‘import’ - woorden in de lijst te vinden. (Endt, 1969, p. 36). In de jaren vijftig van de vorige eeuw heeft Endt zelf materiaal verzameld. De Boeventaal was daarbij zijn ‘methodisch uitgangspunt’. Evenmin als Köster Henke cum suis heeft hij aan voorgangers ontleend en uit hun werken overgeschreven. Doordat hun beider materiaal authentiek is, zijn hun woordverzamelingen geschikt om te worden vergeleken. Dat heeft Endt ook gedaan: van Köster Henkes 1581 woorden hield hij er ongeveer 330 over die zijn tiental Amsterdamse informanten niet of nauwelijks kenden. Een veertigtal daarvan komt wel veelvuldig voor in Moormanns zuidelijke en oostelijke lijsten, waarbij Endt opmerkt: ‘De prostitutie brengt natuurlijk de provincie - binken èn temeie(r)s - regelmatig in de stad. De luimkit (slaapstee) is het aangewezen onderdak voor zwervers die, met niet veel anders dan hun woordenschat, van buiten komen’ (Endt, 1969, p. 37). Het onderzoek van Endt bevestigt de overwegend Amsterdamse herkomst van het woordmateriaal dat in De Boeventaal is samengebracht.
Een andere belangrijke lijst is De Gabbertaal van de Haagse onderwijzer en letterkundige E.G. van Bolhuis. De Gabbertaal verscheen in 1937. Van Bolhuis is hogelijk schatplichtig aan de ruim 30 jaar oude Boeventaal, waaruit hij bijna | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
alle woorden, soms in een andere vorm of spelling, heeft overgenomen. Maar De Gabbertaal is in verschillende opzichten vollediger dan De Boeventaal: het werkje bevat niet alleen veel meer woorden en uitdrukkingen, maar ook vaak meer woordbetekenissen en voorbeeldzinnen. (Van Bolhuis, 1937).
De Boeventaal en De Gabbertaal zijn de twee voornaamste woordenboekjes van dieventaal uit de eerste helft van de twintigste eeuw. Ze bevatten resp. 1696 en 4371 woorden. Ewoud Sanders heeft ze in 1999 samen als facsimile uitgegeven. Ze zijn fotomechanisch herdrukt en voorzien van een inleiding en een uitgebreid thematisch register. Sanders beschrijft in de inleiding onder meer de reactie van Moormann op de publicatie van De Gabbertaal. Moormann vond dat het een goede aanvulling was op De Boeventaal, ervan overtuigd dat Van Bolhuis veel had opgetekend uit de mond van Bargoenssprekenden, maar hij vond ook dat Van Bolhuis zijn schriftelijke bronnen zonder kennis van zaken had geraadpleegd, waardoor hij verschillende fouten had overgenomen. Moormann had nog twee punten van kritiek. Hij vond het spijtig dat Bolhuis nergens tijd en plaats vermeldt. Daardoor kunnen we de dieventaal uit de Randstad minder nauwkeurig situeren als het zuidelijk en noordoostelijk Bargoens. Moormann betreurde ook dat Van Bolhuis veel woorden vermeldt die niet strikt tot het Bargoens behoren, maar tot de gemeenzame omgangstaal van Amsterdam en andere plaatsen in het westen van Nederland. De Gabbertaal zet daarmee een trend die zal doorzetten onder andere bij Endt en Frerichs, die in 1972 een Bargoens woordenboek uitbrengen waarvan zijzelf in de ondertitel aangeven dat het een ‘Kleine woordenschat van de volkstaal’ is.
In de Hollandse grote steden, met name in Amsterdam, leven opmerkelijk veel Bargoense woorden voort in de volkstaal. Enno Endt en Lieneke Frerichs hebben ze opgetekend uit de mond van steeds minstens twee, van elkaar onafhankelijke zegslieden. De opgetekende woorden behoren tot het levend Nederlands van de jaren 1950-1970. De auteurs hebben met de woorden uit de volkstaal van de randstad een woordenboek samengesteld met de misleidende titel Bargoens woordenboek. Er staan in het woordenboek weliswaar veel Bargoense woorden, vooral woorden uit de Hollandse dieventaal, maar lang niet alle volkstalige woorden zijn aan het Bargoens ontleend. De veralgemenisering is te wijten aan het moeilijk te maken onderscheid tussen Bargoense en niet - Bargoense woorden. Bargoens Woordenboek is overigens een werkje met veel kwaliteiten. Het gehele woordbestand is onafhankelijk van vroegere verzamelaars en toch is het met 2250 lemma's opvallend volledig. Elk lemma bevat een zelfstandige woordverklaring | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en informatie over het sociale milieu of het groepstalige karakter van het woord. In veel gevallen volgt nog een uitweiding, die meestal de etymologie en meer bepaald de betekenisverandering betreft.Ga naar voetnoot(15)
Ewoud Sanders en Nicoline van der Sijs verzorgden in 2002 samen de eerste uitgave van het historisch Bargoens woordenboekje Boeven-jargon van Henry Roskam. Het manuscript, dat de auteur in 1948 bij de uitgeverij Van Goor had ingeleverd, was daar uiteindelijk niet uitgebracht. De uitgever blokkeerde de publicatie vermoedelijk omdat hij op de valreep vergaand plagiaat vermoedde. De drukproeven zijn bij Moorman terechtgekomen, die nogal wat overschrijfwerk ontdekte uit zijn Bronnenboek (1934, p. 292-354) en uit De Gabbertaal (Van Bolhuis, 1937). In de nieuwe editie van De Geheimtalen, die is aangevuld met een ‘nagelaten derde deel’, is dan ook slechts een excerpt van Boeven-jargon opgenomen (Moorman, 2000, p. 626-632). Hans den Besten constateerde dat Henry Roskam nog meer aan Moorman ontleend heeft, met name vrijwel al het Jiddisje materiaal. Zijn grondige analyse van Boeven-jargon (Den Besten, 2005) heeft uitgewezen dat we voor ongeveer 95% van de ingangen terug moeten naar al bekende bronnen. De waarde van Roskams boekje voor de bargoenistiek is dus bijna nul. Ewoud Sanders is ook de auteur van Van Dale Modern Bargoens woordenboek. Het is een leeswoordenboek waarin zevenhonderd woorden worden verklaard. De meeste zijn van oorsprong Bargoense woorden uit de Hollandse dieventaal. Vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw zijn ze overgegaan uit de Amsterdamse volkstaal in de algemene taal. De auteur geeft, waar mogelijk, informatie over de herkomst van de woorden en hij citeert veelvuldig uit Hollandse literaire werken (Sanders, 2009). Dieventaalwoorden vermelden Leo van Heijningen in Politietaal en Gerlof Leistra in een lijst die gepubliceerd is in Elsevier van 17-15-2005. Politietaal bevat een tiental termen die de recherche heeft overgenomen van de onderwereld (Van Heijningen, 1990, p. 85-86). Elsevier legde een verzameling aan van criminele vaktermen en die | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van de misdaadbestrijders. De lijst telt ca. 250 woorden, oude en nieuwe. Van de nieuwe termen is niet altijd even duidelijk of ze afkomstig zijn uit de onderwereld dan wel uit de vaktaal of het jargon van de politie (Leistra 2005). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2. KramertaalDe eerste taal- en letterkundige die belangstelling toonde voor het Bargoens, was Jan Frans Willems. In de eerste twee delen van zijn Belgisch Museum vestigt hij de aandacht op het voorkomen van ‘Bourgondsch’ in Zele en in de Kempen. In zijn museum krijgen beide lokale varianten van het Bargoens een plaats naast proeven van ‘Belgisch-Nederduitsche’ dialecten. Het Bargoens wordt op dezelfde manier voorgesteld als die dialecten, nl. door middel van een overzetting van de parabel van de Verloren Zoon. De overzetting in het Bargoens van Zele is van J.B. Courtmans, maar Willems zelf heeft er ‘aenmerkingen’ aan toegevoegd (Courtmans, 1837, p. 447-453). Het artikel over ‘Het Bourgondsch in de Kempen’ is ook van hemzelf (Willems, 1838) maar de informatie heeft hij van de Hasseltse arts L. Bellefroid, die ook de parabel heeft overgezet (Bols, 1909). De overzettingen van de parabel vormden het beginpunt van de systematische vergelijkende studie van de Bargoense dialecten, maar om de een of andere reden is het bij twee overzettingen gebleven. Meteen viel ook het verzamelen van Bargoens woordmateriaal stil. Er ging een halve eeuw overheen voordat er opnieuw enige lexicografische activiteit te bespeuren was: het weinige materiaal dat in die vijftig jaar werd opgetekend, bleef onuitgegeven.
In 1882 brengt Isidoor Teirlinck de studie van het Bargoens dan toch weer op gang. Samen met zijn zwager, de letterkundige Reimond Stijns, schrijft hij ‘een bijdrage tot de kennis van ons Bargoensch of Koeterwaalsch’. Het is de eerste algemene beschrijving van het Bargoens, gebaseerd op het woordmateriaal uit het dozijn toen bekende authentieke bronnen (Teirlinck en Stijns, 1882). De bijdrage vormde de basis voor het vier jaar later verschenen Woordenboek van Bargoensch (dieventaal) (Teirlinck, 1986). Dit woordenboekje, de eerste publicatie over het Bargoens in boekvorm, bevat alleen materiaal afkomstig uit de weinige geschreven bronnen die aan Teirlinck bekend waren. De uitgever van Teirlincks woordenboekje heeft een bijvoegsel van eigen hand toegevoegd over Het Bargoensch van Roeselare (De Seyn-Verhougstraete, 1890). Het bijvoegsel lijkt volledig, oorspronkelijk en betrouwbaar, waarmee we bedoelen dat De Seyn-Verhougstraete nagenoeg de hele woordenschat van het Roeselaarse Bargoens zelf waarheidsgetrouw heeft opgetekend. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In de halve eeuw die volgde op Teirlincks ‘bijdrage tot de kennis van ons Bargoensch of Koeterwaalsch’, verschenen beneden de rivieren vier verzamelingen van Bargoense woorden, de ene al omvangrijker dan de andere. De niet ondeskundige verzamelaars waren de letterkundige Julius Labbé, de volkskundige Paul de Keyser, de dialectoloog H.J.E. Endepols en de etnoloog Paul Minnaert. Ze tekenden uit de mond van enkele informanten woorden op, respectievelijk in Sint-Truiden (Labbé 1882 en 1884), bij geïnterneerde Belgische militairen in het Kamp Hardewijk (De Keyser, 1916), in de Groenstraat, een buurtschap van Landgraaf, (Endepols, 1924) en in de Brusselse Marollen (Hermant, 1934). De letterkundige Julius Labbé verzamelde Bargoens woordmateriaal in Sint-Truiden, maar zijn twee lijsten, gebubliceerd in 1882 en 1884, zijn niet representatief voor het Bargoens van die stad (als dat al bestaan heeft). De eerste lijst bevat onder andere Bargoens van de zogenoemde moesjemachié, lui die in de dorpen lijnwaad en stoffen gingen venten en bekend waren om hun loze streken. Moormann vergist zich wanneer hij meent dat die groep oorspronkelijk tot de Teuten moet hebben behoord (Moormann, 1934, p. 233). In de tweede lijst staan veel woorden uit het Bargoens van Maastrichtse marktkramers. In beide lijsten komen ook verdacht veel woorden voor uit de zestiende en de zeventiende eeuw. Authentieker, betrouwbaarder en vollediger is de lijst van de taalkundige H.J.E. Endepols. Hij geeft enige uitleg over de manier waarop hij de woorden verzameld heeft en hij probeert de plaatselijke uitspraak van de Bargoense woorden weer te geven in de schrijfwijze. Paul De Keyser, de latere hoogleraar volkskunde aan de Rijksuniversiteit Gent, tekende in 1916 de kramertaal op van jonge Bargoenssprekers uit Aalst, Antwerpen, Brussel, Kortrijk, Mechelen, Roeselare en Torhout. De woordenlijst, die hij pas in 1927 publiceerde, bevat dus alleen woorden uit wat Moormann ‘zuidwestelijk Bargoens’ noemt. De veelzijdige geleerde Paul Minnaert heeft van 1923 tot 1933 ruim zestienhonderd Bargoense woorden verzameld in de Brusselse Marollen. Onder de schuilnaam Paul Hermant heeft hij het resultaat van tien jaar veldwerk gepubliceerd in drie woordenlijsten: Bargoens-Frans en Bargoens-Nederlands in 1933-1934, Nederlands-Bargoens in 1934.
In de jaren dertig van de vorige eeuw werd het overal opvallend stil rond het Bargoens. Het zou duren tot eind de jaren zestig voordat er weer ergens een uiting van belangstelling te bespeuren was. Vanaf 1970 verschijnen geregeld woordenlijsten van het Bargoens van een stad. Die lijsten zijn meestal opgenomen in geschied- of heemkundige werken of tijdschriften. Slechts een paar keer zijn ze te vinden in een taalkundige publicatie, zoals een woordenboek. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In 1970 schreven Caesar Denorme en Tony Van Wijck resp. over het Bargoens in Veurne en in Maaseik, in 1973 schreef A.R. Goussey over het Bargoens in Watou. Het Bargoens van Maaseik kwam in 1987 opnieuw uitvoerig aan bod in een artikel van Martin Boonen en dat van Veurne kreeg in 1989 weer enige aandacht in het boekje De verworpenen van Veurne van Jeannette Roelants. Het boekje van Roelants is een egodocument met achterin een lijst van het Bargoens van het Veurnense Handboogstraatje. Zoals de meeste egodocumenten heeft ook dat van Roelants geen wetenschappelijke pretenties. Het is erg anekdotisch en in genen dele generaliserend of systematiserend. Maar het is waardevol door de grote bekendheid van de auteur met het milieu: ze kent het van binnen uit, want ze is er in opgegroeid. Het werkje bevat heel wat nuttige informatie niet alleen over de kringen waarin Bargoens werd gesproken, maar ook over het gebruik van het Bargoens. Als lezer krijg je enig idee wie van het ‘stratjesvolk’ Bargoens sprak met wie, waar en wanneer, waarover, in welke omstandigheden en met welke bedoeling en welk effect. Een negenhoofdige werkgroep van geboren Winschotenaren onder leiding van W.J. van der Veen stelde in 1974-1977 een lijst op van ca. 500 woorden en zegswijzen die destijds vooral door joden in Winschoten werden gebruikt (Van der Veen, 1977). F.H. Steenhuis nam een minder uitgebreide woordenschat van het Winschotens Bargoens op in zijn boekje over Stoere olderwetse Grunneger woorden (Steenhuis, 1978, p. 57-59). In het Dagblad van het Noorden van 4 september 1991 publiceerde Henk Mulder, redacteur van de krant, nog maar eens een ‘Lijst van Jiddische woorden die Winschoten vroeger gebruikte’. De lijst, niet van Jiddisje maar van Jodenbargoense woorden, is nog iets uitgebreider dan die van de boven vermelde werkgroep. G.J. Palm publiceerde een woordenlijst van de taal van het Laar in Vraassen, gemeente Epe (Palm, 1993). Pierre Bakkes schreef over Roermondenaren en hun Bargoens (Bakkes, 2007). Hij verwerkte in zijn artikel het Bargoense woordmateriaal verzameld door Eykeler-Schaefer in 1987 en N. Hinssen in 1983. Resten van een geheime smokkelaarstaal in Wervik aan de ‘schreve’, de Belgisch-Franse grens, worden vermeld in ‘sprokkelen over smokkelen’, een artikel in 't Wingheroen (Vandamme, 1994). De meeste aandacht kreeg evenwel het Bargoens van de Groenstraat, een buurtschap in de gemeente Landgraaf. In 1981 wijdde H.M.H. Goossens er een hoofdstuk aan in zijn boek Ubach over Worms van Overworms Kwartier tot gemeente Landgraaf (Goossens, 1981). De auteur geeft blijk van een zeer goede kennis van het Groenstraatbargoens. Van minder kennis van zaken getuigt het woordenboekje over het Groenstraatbargoens samengesteld door de schilder Cor Driessen e.a. (Driessen, 1981). Een uitvoerige werklijst van ‘ut Keieskwieëste’ is te vinden in Tieske en Niske. Ing gesjiechte uever d'r aldaag van de Grunsjtroater liij um 1860 erum. (Vek, 2002, p. 51-70.) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De voorbije decennia is er hier en daar ook nog ongepubliceerd woordmateriaal te voorschijn gekomen. Dat was het geval in Tienen (Van Nerum, 1964) en Veurne (Verminck, 1980).Ga naar voetnoot(16) In Zele dook in 2008 een niet gedateerd handgeschreven ‘Dictionnaire Bargoensch patois de Zele’ op. Het document, een lijstje van 190 woorden, vermoedelijk uit de tweede helft van de negentiende eeuw, is als bijlage opgenomen in Treuvelde gij Brigade? (Van Hauwermeiren, 2009, p. 165-169). Marcellijn Dewulf verwijst in Bargoens te Sint-Niklaas herhaaldelijk naar een lijst van Arthur De Vos over ‘Het Bargoens van Zele’. Het is een handschrift uit 1905, dat in 1980 in zijn bezit was, maar dat sindsdien zoek is. Volgens Dewulf bevat de lijst ca 400 woorden, waarvan hij er 40 in Bargoens te Sint-Niklaas heeft overgenomen (Dewulf, 1980). De Zelenaren Karel Van Malderen en Roland De Beule hebben in De Gruete Zilsen Dicksjonneier een lijst opgenomen van meer dan 500 woorden uit het Bargoens van Zele. Hij bevat naast de woorden uit vroeger gepubliceerde lijsten ook een zestig woorden uit niet gepubliceerde lijstjes die ze gekregen hebben van andere Zelenaren. (De Beule en Van Malderen, 2004, p. 184-240).
Het Bargoens van al de hierboven genoemde plaatsen en van alle andere plaatsen waar het in de negentiende en/of twintigste eeuw gesproken werd, is verdwenen. De lokale varianten van het Bargoens zijn dood, maar een vrij groot deel van de Bargoense woordenschat leeft voort in dialecten en in de Amsterdamse volkstaal. In het dialect overgenomen Bargoense woorden zijn recent opgetekend in Venlo, Roermond, Roeselare, Brussel, Den Haag, Bergen op Zoom en Bilzen. Eugène Coehorst beschreef ‘De plaats van het bargoens in het Venloos dialect’ (Coehorst, 1983). Pierre Bakkes stelde een lijst op van Bargoense woorden in de Midden-Limburgse dialecten, vooral in het Roermonds en Montforts (Bakkes, 1990). Roger Slosse tekende tientallen woorden ‘uit het Bargoens’ of ‘uit het Nieuwmerkts’ op in zijn Roeselaars idioticon (Slosse, 1991, p. 63-115). Nog meer Bargoense woorden bevat de Woordenlijst in Koberke en Cie (Slosse, 2000, p. 72-93). Marcel de Schrijver besteedde enige aandacht aan ‘Brusselse woorden uit het Bargoensj’ in Eie ma vast? (De Schrijver, 1999, p. 32-34). In Bergades. Brussels Bargoens heeft Paul Van Hauwermeiren een lijst van Bargoense woorden opgenomen die Marcel de Schrijver zelf in het Brussels dialect had | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
horen gebruiken. In ‘Het Haags en zijn standaarden’, een bijdrage aan de bundel Honderd jaar stadstaal, wijst Ton Goeman op het hoge gehalte aan Bargoense (en Jiddische) woorden in de huidige Haagse woordenschat. (Goeman, 1999, p. 121-135). Nog in 1999 schreef Hans Heestermans over ‘Vijf Bergs bargoense woorden’. Hekkensluiter is vooralsnog Patrick Slechten met een lijst van ruim honderd Bargoense woorden in het dialect van Bilzen (Slechten, 2006).
Op blijvende belangstelling voor het Bargoens wijst ook de herdruk van oudere werken. In 1992 verscheen bij Familia et Patria in Roeselare een herdruk van drie zeldzaam geworden publicaties uit 1882-1890. Bij wijze van inleiding tot deze facsimile uitgave schrijft de uitgever: ‘Dit boek bevat de anastatische herdruk van drie studies.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Niet enkel publicaties in boekvorm werden herdrukt, ook woordenlijsten werden opnieuw gepubliceerd. Vroeger verschenen lijsten van plaatselijk Bargoens werden in publicaties van historische kringen opgenomen en al dan niet van enige commentaar voorzien. Gerard Beirens bezorgde een heruitgave van twee Zeelse lijsten, in het Jaarboek van de Heem- en Oudheidkundige kring van Zele (Beirens, 1970-1971 en 1975-1976). Een lijst van Bilzers Bargoens, in 1914 opgesteld door Van Ginneken, werd overgenomen door het tijdschrift Bilisium (Vandoren, 2001). Een woordenlijst van ‘Het Bargoens van Maaseik’ was eerst in afleveringen verschenen in De Maaseikenaar jg. 1970, 1971 en 1972. De auteur, Tony Van Wijck, had de woorden opgetekend bij de semi-sedentair geworden voyageurs die verbleven in een kamp op de Siemkensheuvel in Maaseik. Pater Willem Sangers, in de streek bekend onder meer voor zijn sociaal-cultureel werk in dat kamp, nam de lijst van Tony Van Wijck op in het bundel 20 jaar Siemkensheuvel - Maaseik (Sangers, 1979). De verdienste van zulke heruitgaven is, dat zij het Bargoens van een bepaalde plaats opnieuw onder de aandacht brengen van de lokale bevolking.
Opmerkelijk weinig belangstelling krijgt het nog levende Bargoens. Dat is in de eerste plaats de geheime groepstaal van de reizigers, in Vlaanderen ook wel ‘voyageurs’ genoemd. Het zijn veelal kampers, kinderen en kleinkinderen van woonwagenbewoners. Ze verdienen nu vaak hun brood als schroothandelaar of kermisreiziger. Het Bargoens van die nog min of meer ambulante randgroep krijgt enige aandacht in de reizigerstijdschriftjes: het vroegere Woonwagennieuws (Haalboom, 1995) (Van Mullem, 1995), de opvolger Het Wiel (Van Hauwermeiren, 2008) en de Vlaamse tegenhanger De trekhaak (Machiels, 2004). De scriptie van Elke Schoepen over het Bargoens van de voyageurs in Vlaanderen bevat weinig nieuws (Schoepen, 2005). Er wordt ook maar weinig meer gepubliceerd over het meer criminele Bargoens. In Elsevier van 17 december 2005 verscheen een lijst van woorden uit de Nederlandse gevangenistaal, maar dat zijn niet allemaal Bargoense woorden (Leistra, 2005). Het wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) van het Ministerie van Justitie (www.wodc.nl) besteedde in een publicatie van 1999 enige aandacht aan de codetaal van het drugsmilieu. Uit onderzoek van het centrum blijkt dat het criminele milieu veelal gebruik maakt van eenvoudige codetaal waar maar weinig afschermende werking van uitgaat. Bovendien komt het voor dat meerdere | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
samenwerkingsverbanden dezelfde woorden in dezelfde betekenis gebruiken. ‘Dan is er niet zozeer sprake van een codetaal als wel van een soort Bargoens; een taal die opsporingsdiensten veelal eveneens machtig zijn’ (Georganiseerde criminaliteit in Nederland, p. 114). Het onderzoeksrapport vermeldt, bij wijze van voorbeeld, slechts enkele woorden die mogelijk tot het Bargoens te rekenen zijn.
Een paar publicaties hebben een misleidende titel. Ze gaan niet over het Bargoens van een bepaalde plaats, maar over een andere geheimtaal die daar gesproken werd. De ‘Bijdrage tot de kennis van het bargoens der Heerlense paardenhandelaren’ (Dohmen, 1965) is een signalement van het Losche Nekôdesch, één van de geheimtalen die Moormann onderbrengt bij het Jargon, omdat het zich niet ontwikkeld heeft vanuit een kern van oudere Bargoense woorden, maar hoofdzakelijk vanuit het Jiddisj. De aantekening van Adriaan P. de Kleuver over het ‘Bargoens in Lienders e.o. en Rhenen’ verwijst naar de adie-taal en een paar verwante lettertalen (De Kleuver, s.d.). Ook publicaties over zogenoemde ‘Bargoense tekens’ gaan niet over het Bargoens, althans niet in de enge, eigenlijke zin van het woord. Bargoense tekens of inbrekerstekens zijn eenvoudige symbolen zoals cirkels, vierkanten, en al of niet diagonale lijnen die door bedelaars en inbrekers op de buitenmuren van huizen worden achtergelaten. Een driehoek zou bijvoorbeeld betekenen dat in het huis alleen een vrouw woont. Over inbrekerstekens schreef Peter Burger in Onze Taal (Burger, 2005). Over ‘Het alfabet der inbrekers’ rapporteerde ook Uw krant, het infoblad van de Vlaamse Slotenmakers, in juli 2008. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Bundeling van Bargoense woordverzamelingenTwee auteurs, nl. Isidoor Teirlinck en J.G.M. Moormann, verzamelden elk de in hun tijd bekende bronnen. Teirlinck vond er maar zeventien en niet allemaal echt authentieke. Het waren uitsluitend literaire werken en teksten die daar betrekking op hadden (Teirlinck, 1882). Moormann bundelde vijftig jaar later vijfenveertig verzamelingen van Bargoense woorden in zijn Bronnenboek, het tweede deel van De Geheimtalen, waarvan het eerste deel al twee jaar eerder verschenen was (Moormann, 1934). Het Bronnenboek bevat grosso modo drie soorten woordverzamelingen. Zoals Teirlinck heeft Moormann in zijn bundel lijsten opgenomen van Bargoense woorden uit literaire werken. Hij nam de bronnen van Teirlinck over en voegde er nog verschillende werken uit de zestiende en volgende eeuwen aan toe. Moormann verrichtte ook veldwerk bij ambulante Bargoenssprekers | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 153]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
op een tiental plaatsen in het noordoorsten en het zuidoosten van Nederland.Ga naar voetnoot(17) Hij noemde het opgetekende woordmateriaal systematisch naar die plaatsen. Maar zijn informanten waren meestal woonwagenbewoners die rondzwierven in een gebied dat wel goed af te bakenen was, maar al gauw zo groot, dat hun Bargoens niet altijd typisch was voor de plaats waar Moormann het optekende. Per plaats bleef de oogst beperkt tot een paar honderd woorden. Dat had onder meer te maken met Moormanns manier van werken: hij interviewde op sommige plaatsen maar één persoon. Over de methode van zijn veldwerk geeft Moormann overigens maar een summiere uitleg: in het Woord vooraf bij De Geheimtalen I wijdt hij er welgeteld zestien regels aan. Het veldwerk bij zwervers leverde woordverzamelingen op met mercantiele en rurale trekken. Moormann bundelde ook meer stedelijk en crimineel getint Bargoens, voornamelijk uit Amsterdam. Hij typeerde het zelf als Hollandse dieventaal. Dat woordmateriaal vond hij in niet gepubliceerde documenten, waarvan hij nog voordat het Bronnenboek verscheen, een kritische uitgave bezorgde. Hij gaf woordmateriaal uit dat afkomstig was uit gerechtelijke archiefstukken, documenten die tot stand waren gekomen in de periode 1752-1769. Ze bevatten dus dieventaal uit het midden van de achttiende eeuw (Moormann 1927-1928). Voordien verzorgde hij al een kritische uitgave van dieventaal uit het midden van de negentiende eeuw. Het materiaal voor die publicatie was afkomstig uit de woordverzameling van W. Verwoert, in leven directeur van de cellulaire gevangenis te Utrecht (Moormann, 1926). Het heet dat Moormann kritisch was tegenover zijn historische bronnen, maar hij typeert het materiaal uit die bronnen soms erg kort als al of niet belangrijk, oorspronkelijk en/of betrouwbaar. Niet alleen verklaart hij nergens wat hij met die termen bedoelt; het blijft meestal ook bij een blote bewering.
Nicoline van der Sijs bezorgde in 2002 een heruitgave van De Geheimtalen (Moormann, 2002). De twee delen, oorspronkelijk gepubliceerd in 1932 en 1934, zijn in de heruitgave aangevuld met een nieuw, nagelaten deel dat een naoogst van de geheimtaalbronnen bevat. Ook is het materiaal via nieuwe indexen gemakkelijk toegankelijk gemaakt. De heruitgave is gerecenseerd in Nederlandse Taalkunde (De Besten, 2002) en Taal en Tongval (Van Hauwermeiren, 2002). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. Van verzamelen naar beschrijvenMoormann deed meer dan woordverzamelingen bundelen. In 1932 verdedigde hij aan de Katholieke Universiteit van Nijmegen een proefschrift over De Geheimtalen. Een studie over de geheimtalen in Nederland, Vlaams-België, Breyell en Mettingen. Het proefschrift was de eerste algemene beschrijving van het Bargoens en daarmee min of meer verwante geheimtalen in de gebieden en plaatsen die in de titel worden vermeld. Het werk was in de eerste plaats een synthese van de toenmalige kennis. De auteur gaat wel in op een paar aspecten van het Bargoens, namelijk de ontlening aan het Jiddisj en de zigeunertaal en de indeling in regionale varianten, gebaseerd op relatieve overeenkomsten en verschillen op het gebied van woordontlening (aan het Jiddisj, de zigeunertaal en het Frans) en woordvorming (door middel van het suffix -erik).
Zoals uit de titel en de ondertitel blijkt, gaat het tweedelige boek van Moormann niet alleen over dat ene geheime Nederlandse sociolect dat wij nu Bargoens plegen te noemen. Moormann betrekt bij zijn studie ook de geheimtalen van Breyell in het Rijnland en Mettingen in Westfalen.Ga naar voetnoot(18) Het Henese Fleck van Breyell en de Tiöttensprache van Mettingen en omgeving vertonen enige verwantschap met de Bargoense kramertaal, vooral dan met de Limburgse. De geheimtaal van de Westfaalse Tiötten wordt trouwens ook Bargunsch genoemd.Ga naar voetnoot(19) De Breyellse en Mettingse kramertalen worden nu evenwel niet langer als Bargoens beschouwd omdat ze niet werden gesproken waar het Nederlands nu de officiële standaardtaal is. Dit is eigenlijk geen taalhistorisch criterium: in oorsprong is het Bargoens niet verschillend van het Duitse Rotwelsch. In oudere werken wordt het Bargoens dan ook wel eens root walsch (Der Fielen, Rabauwen, oft der Schalcken Vocabulaer, 1563) of Roodwaalsch (Winkler, 1874) genoemd. Het Bargoens is een verre westelijke uitloper van het Rotwelsch. Andere uitlo- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
pers van het Rotwelsch, bijvoorbeeld in Denemarken en Noorwegen zijn ook Deense respectievelijk Noorse geheime sociolecten geworden, maar hun naam blijft verwijzen naar hun oorsprong, niet naar het taalgebied waar ze gesproken worden of werden. In Denemarken spreekt men van ‘Rotvelsk’, in Noorwegen van ‘Rodi’.Ga naar voetnoot(20) Uit de naam Bargoens is niet af te leiden of het geheime sociolect met die naam zich van het Rotwelsch verzelfstandigd heeft tot een specifieke Nederlandse geheimtaal. Duitse bronnen beschouwen het Bargoens nog altijd als Nederlands Rotwelsch.Ga naar voetnoot(21) Maar dat verandert niets aan het feit dat we met de term Bargoens nog alleen verwijzen naar een Nederlanse geheime groepstaal en niet langer ook naar daarmee verwante dialecten van het Duitse Rotwelsch. In de heruitgave van De Geheimtalen (Moormann, 2002) zijn de woorden uit het Henese Fleck en de Tiöttensprache nog wel in de registers Geheimtaal-Nederlands en Nederlands-Geheimtaal opgenomen, maar ze zijn gemarkeerd als [HF] respectievelijk [T]. Ze vormen een eigen ingang, ook wanneer vorm en/of betekenis identiek zijn aan Nederlandse geheimtaalwoorden; in dat geval hebben de ingangen geen homoniemaanduidingen gekregen.
Moormann onderscheidt ook Bargoens, Jargon, dieventaal, kramertaal en lettertaal, waarbij hij meestal stilzwijgend aanneemt dat de dieventaal en de kramertaal tot het Bargoens moeten worden gerekend of er zich althans uit hebben ontwikkeld. De kramertaal definieert Moormann als een geheimtaal die tot ± 1900 werd gesproken door oorspronkelijk reizende kooplieden die nu vaak tot de beste kringen behoren. Die rijk geworden kooplieden vindt hij alleen in de Kempen en Westfalen (Moormann, 1930). Dat verklaart waarom hij het mercantiel getinte Bargoens van al dan niet rondtrekkende handelaars uit de periferie van het Nederlandse taalgebied niet tot de kramertaal rekent. Jargon | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
heeft zich niet ontwikkeld uit een kern van Bargoense woorden en is daarom volgens Moormann geen Bargoens. Moormann heeft de verdienste dat hij met zijn dissertatie de geheime groeps- en vaktalen op het academisch forum heeft gebracht. Het proefschrift kreeg enige aandacht in taalkundige tijdschriften: (Endepols, 1932); (Kluyver, 1933); (Van Haeringen, 1933) en (Wils, 1932). Een weerkerend punt van kritiek in de besprekingen is Moormanns verwarrende indeling van de geheimtalen: niet alleen C.B. van Haeringen neemt ze op de korrel; zeventig jaar later komt Enno Endt op de tekortkoming terug, zij het wat vergoelijkend, in zijn ‘Korte levensschets van dr. J.G.M. Moormann’ in de heruitgate van De Geheimtalen (Moormann, 2002).
De indeling van de geheimtalen bij Moormann is vooral verwarrend doordat hij namen van specifieke geheimtalen, bijv. Bargoens en Jargon, en genretermen zoals dieventaal en kramertaal door elkaar gebruikt. Kramertaal en dieventaal zijn inhoudelijk bepaalde varianten, niet alleen in het Bargoens, maar ook in andere specifieke geheimtalen. In het Rotwelsch onderscheidt men naast de (vooral oudere) Gaunersprache ook de jongere Hausierersprache of -sprachen. Dieventaal is een geheime vaktaal met onder andere veel inbrekerstermen. In de meer mercantiele kramertaal komen minder woorden voor in verband met zakkenrollen, inbreken, daarvoor gestraft worden of de opbrengst van de buit verdoen aan drank, gokken en vrouwen. De kramertaal bevat dan wel meer woorden die verwijzen naar de ambulante levenswijze van de rondtrekkende handelaars en handwerkers. Dieventaal en kramertaal hebben echter een aantal woorden gemeen. Het verschil tussen beide geheimtaalvarianten is dus relatief en soms klein. De namen dieventaal en kramertaal zijn overkoepelende termen, die elk staan voor verschillende min of meer geheime groepstalen. Met het woord dieventaal wordt bijvoorbeeld niet alleen verwezen naar de geheimtaal van zakkenrollers, inbrekers en rovers, maar ook naar het Bargoens van de smokkelaars, de hoeren en de gokkers; het woord kramertaal verwijst naar het Bargoens van uiteenlopende groepen met een trekkend bestaan, zoals venters, marktkramers, kermisreizigers, straatmuzikanten en rondtrekkende koop- en handwerkslieden.
De benoeming van het Bargoens en van de meer mercantiele en criminele varianten ervan bij Moormann is bijzonder verwarrend, maar dat was ze ook al in veel oudere publicaties. Vooral Bargoens en dieventaal werden daar als synoniemen gebruikt en niet altijd terecht. Het is enigszins te begrijpen dat er soms verwarring optrad: de kramertaal is globaal genomen van jondere da- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tum dan de boeven-, dieven-, gabber-, gielers- of haaltaal. Hoe chaotisch de naamgeving vóór Moormann was, blijkt onder andere uit de titels van werken en artikelen over het Bargoens. Köster Henke kon zijn ‘Zakwoordenboekje van het Bargoensch’ nog de titel De Boeventaal meegeven, omdat het hoofdzakelijk de woordenschat bevatte van de Hollandse dieventaal, de meer criminele variant van het Bargoens, die vooral in de grote Hollandse steden tot ontwikkeling gekomen was. Maar wanneer Isidoor Teirlinck in 1886 een Woordenboek van Bargoensch (dieventaal) schreef, gebruikte hij het woord dieventaal ten onrechte als synoniem van Bargoens, want hij nam onder andere woorden uit de Zeelse kramertaal op. Teirlinck was geen alleenstaand geval. E. De Paduwa had het in 1923 over ‘Bargoens of dieventaal’, hoewel zijn stukje over Zeelse kramertaal ging. Paul Hermant maakte in datzelfde jaar 1923 ‘aanteekeningen over Brusselsche dieventaal’, maar hij bedoelde het Marollenbargoens, dat zich ontwikkeld had uit het Bargoens van mensen met een ambulant beroep die sedentair geworden waren. Tien jaar later publiceerde hij opnieuw over dezelfde geheime lokale groepstaalvariant, maar nu sprak hij van het ‘Brusselsch Bargoensch (Burgonsch)’.
Met de publicatie van De Geheimtalen bereikt een halve eeuw van grote belangstelling voor het Bargoens niet alleen haar hoogtepunt; kort daarop zal ze ook haar eindpunt bereikt hebben. Net te laat om ze in De Geheimtalen op te nemen, verschijnen nog twee woordverzamelingen: de ‘Woordenlijst van Brusselsch Bargoensch (Burgonsch)’ (Hermant, 1933-1934) en De Gabbertaal (Bolhuis, 1937). Daarna is het dertig jaar lang onbegrijpelijk stil rond het Bargoens. Maar omstreeks 1970 komt een nieuwe golf van publicaties opzetten: herdrukken en nieuwe woordenlijsten, maar ook - en dat is nieuw - beschrijvende en taalbeschouwelijke opstellen over uiteenlopende aspecten en over varianten van het Bargoens.
De voorbije veertig jaar zijn enkele monografische publicaties verschenen over een inhoudelijke en/of lokale variant van het Bargoens. Ze bevatten soms één of meer woordenlijsten die al eerder gepubliceerd kunnen zijn, maar het materiaal dat ze bevatten, wordt nu ook vrij uitvoerig beschreven. Blikopener was Een taal van horen zeggen, het opstel van Enno Endt over ‘Bargoens en andere ongeschreven sterke taal’ (Endt, 1969). Die andere ongeschreven sterke taal is de volkstaal van Amsterdam, waarin veel woorden uit het stedelijk Bargoens zijn overgegaan. Een taal van horen zeggen bevat een korte inleiding tot het Bargoens en het verslag van eigen onderzoek. Endt focust op het Bargoens van de grote | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hollandse steden. In 1980 verscheen een uitvoerige studie van Marcellyn Dewulf over het toen al lang uitgestorven Bargoens van Sint-Niklaas. De studie heeft een historisch en vergelijkend karakter. De auteur geeft onder meer aan welke woorden uit het Bargoens van Sint-Niklaas ook voorkomen in andere, vroeger beschreven varianten van het Bargoens, te weten in de kramertaal van Zele, Roeselare, Sint-Truiden en Antwerpen en in de Hollandse dieventaal. Bargoens te Sint-Niklaas omvat ook een uitvoerige geschiedenis van het Bargoens van de stad (Dewulf, 1980). In 1984 schreef Frans Hinskens in de Mededelingen van de Nijmeegse Centrale voor Dialect- en Naamkunde een bijdrage over de geschiedenis en enkele structurele en functionele aspecten van het toen nog niet geheel verdwenen Groenstraatbargoens (Hinskens, 1984).
In een artikel over het Bargoens van de Kempense Teuten onderzocht Paul Van Hauwermeiren de linguïstische aspecten van het bronnenmateriaal, dat volgens de historicus Jozef Mertens onbetrouwbaar is omdat de herkomst ervan onduidelijk is. De bronnen die Mertens op hun herkomst heeft onderzocht, zijn:
Van Hauwermeiren heeft daar nog een artikel over het Limburgse Bargoens (Labbé, 1892) aan toegevoegd omdat Melchior er schatplichtig aan is. Zijn onderzoek levert bijkomende evidentie op voor de stelling van Mertens dat zich bij de Teuten geen Bargoens met eigen kenmerken ontwikkeld heeft. (Van Hauwermeiren, 2008).Ga naar voetnoot(22)
Carlos Willems behandelde in 1990 in zijn scriptie lexicale aspecten van het Bargoens, dat was opgetekend in de West-Vlaamse plaatsen Roeselare (De Seyn-Verhougstraete, 1890), Veurne (Verminck, 1980), (Roelants, 1989) en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Watou (Goussey, 1973). A. van den Bremen-Van Vemde voorzag de woorden in de lijst van G.J. Palm, de woordenlijst van de taal van ‘Het Laar’ uit 1972, van erg verwarde en ondeskundige commentaar. Haar opmerkingen verschenen in de vorm van vijf korte afleveringen in Ampt-Epe, het tijdschrift van de historische kring van Epe, waarin ook de woordenlijst van Palm was gepubliceerd.
In 2009 verscheen Treuvelde gij Brigade? Het Bargoens van Zele in literaire teksten. Het boek is vooral een bloemlezing van de literaire teksten die geheel of gedeeltelijk in het Bargoens van Zele geschreven zijn. Om ze toegankelijk te maken worden ze voorafgegaan door een taalkundige beschrijving van het Zeelse Bargoens (Van Hauwermeiren, 2009). Van dezelfde auteur is ook Bergades. Brussels Bargoens. Het werk omvat een grondige bewerking van de woordenlijsten van Paul Hermant (1933) en een lexicale analyse van de woordenschat van het Brusselse Bargoens. Kenmerkend voor die woordenschat zijn de systematische woordvervorming (door weglating, vervanging en toevoeging van beginmedeklinker(s)) en de verkorting of de betekenisverandering van de vele aan het Frans ontleende woorden (Van Hauwermeiren, 2010).
Er verschenen de voorbije veertig jaar ook bijdragen over uiteenlopende aspecten van het Bargoens. Luc Van Horenbeek maakte een Studie van de zaaknamen in de geheimtalen van Vlaams-België en Nederland (Van Horenbeek, 1968). J.R. Evenhuys schreef over ‘De “vulgarisatie” van de boeventaal’ in De Gids, (Evenhuys, 1973) en Henk Krosenbrink over ‘Kremerlatijn en markttaal’ in Nederlands Volksleven (Krosenbrink, 1980). Paul Van Hauwermeiren publiceerde in 2005 over de vele namen van Bargoens, in 2006 over Bargoens bij L.-P. Boon, in 2007 over literaire vertalingen uit Franse argots in het Bargoens, en in 2009 over Bargoense bijnamen van de inwoners van Brusselse gemeenten. In ‘Esperanto voor criminelen’ vroeg Mario Silvester zich af hoe de dieventaal is ontstaan (Silvester, 2005). Ewoud Sanders beschreef in Tirade hoe het Bargoens vroeger een sociolect van ambulante en criminele randgroepen, vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw is vermaatschappelijkt. Hij schreef ook korte, populariserende stukjes over uiteenlopende onderwerpen in verband met het Hollands Bargoens in Onze Taal (2007-2008). Over Jiddisch Hebreeuws in Nederlands en Bargoens schreef Hans Den Besten een belangrijk artikel in Tijdschrift voor Nederlandse taal- en letterkunde (Den Besten, 2006).Ga naar voetnoot(23) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijdragen over dergelijke onderwerpen verschijnen pas de laatste veertig jaar. Een alleenstaande verre voorloper was de inaugurale rede van Marius Valkhoff. Op 25 september 1933, bij de aanvaarding van het ambt van buitengewoon hoogleraar in de Romaanse taalwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam, sprak hij over ‘Argot en Bargoens’ (Valkhoff, 1933).
De heruitgave van De Boeventaal en De Gabbertaal (Sanders, 1999), van De Geheimtalen (Moormann, 2002) en van Boeven-jargon (Roskam, 2003) heeft heel zeker geïnspireerd tot hernieuwde aandacht voor het Bargoens. Dat is mede te danken aan de informatieve inleidingen en de woordregisters, waardoor de heruitgaven een hogere naslagwaarde hebben dan de oorspronkelijke uitgaven uit de eerste helft van de twintigste eeuw. De heruitgaven hebben in ieder geval de aandacht gewekt van Hans den Besten. Hij heeft ze grondig gerecenseerd: De Boeventaal en de Gabbertaal in Nerderlandse Taalkunde (Den Besten, 2000), De Geheimtalen ook in Nederlandse Taalkunde (Den Besten, 2002) en Boeven-Jargon in Neerlandistiek (Den Besten, 2005). In de publicatie van Boeven-Jargon zag hij ook een aanleiding om zich te buigen over ‘het makkes van de bargoenistiek’, te weten de ontlening van Jiddisje woorden en uitdrukkingen (Den Besten, 2005). Schreef Hans den Besten over de ontlening aan het Jiddisj, dan plaatste Peter Bakker vraagtekens bij de herkomst van de vermeende zigeunerwoorden in het heruitgegeven werk van Moormann (Bakker, 2003). Nicoline van der Sijs besprak de woordvorming (Van der Sijs, 2002) en Stanisław Prędota boog zich meer bepaald over de Bargoense composita (Prędota, 2001). Om na te gaan in hoeverre de woordvorming in het Bargoens verschilt met die van het Standaardnederlands gebruikte Van der Sijs de woordregisters in haar heruitgave van De Geheimtalen uit 1932-1934 (Moormann, 2002). Haar woordmateriaal ontleende ze dus aan het traditionele Bargoens. Prędota daarentegen baseerde zijn artikel over Bargoense composita op het Bargoens woordenboek (Endt en Frerichs, 1974) en dus op de woordenschat van de Amsterdamse volkstaal uit de jaren zestig van de vorige eeuw. Hij komt dan ook zowel voor de typologie als de idiomaticiteit van de composita tot conclusies die niet gelden voor het eigenlijke Bargoens.
Volledigheidshalve vermelden we in dit overzichts ook de journalistieke bijdragen over het Bargoens in dag- en weekbladen. Het zijn meestal kennismakingsartikelen. Over het Bargoens van Brussel schreef La dernière Heure op 14 mei 1930. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De krant verwees naar de aantekeningen van Paul Hermant (ps. Paul Minnaert) over de Brusselse ‘dieventaal’ (Hermant, juni en augustus 1923). Als reactie op het artikel ontving de nochtans Franstalige krant enkele lezersbrieven die bijkomend Bargoens woordmateriaal bevatten (opgenomen in Van Hauwermeiren, 2010). Onder de initialen A.B. verscheen op 22 en 23 mei 1957 in de Vlaamse krant De Standaard een uitvoerige bijdrage over ‘de raadselachtige geschiedenis van de taal der Zeelse bezembinders’.
Veel specialistischer en diepgaander zijn de bijdragen in Nederlandse dag- en weekbladen. Het Dagblad van het Noorden publiceerde op 4 september 1991 een lijst van Jiddische woorden die Winschoten vroeger gebruikte (Mulder, 1991) en Elsevier van 17 december 2005 bevatte een ‘woordenboek van de Nederlandse onderwereld’ (Leistra, 2005). Bekend zijn de columns van Ewoud Sanders over Bargoense woorden in NRC-Handelsblad (vanaf 2007).
Het Bargoens was ook een paar keren het onderwerp van een radioprogramma, telkens in Limburg. Op 19 mei 1947 was er op de toenmalige Regionale Omroep Zuid een uitzending over het Groenstraatbargoens van Landgraaf. Het werd er voorgesteld door F.K. Schobben, kenner van de Groenstraatse geschiendenis en kramertaal. In de studio voerden twee Groenstraters met elkaar een gesprekje in het Bargoens ‘met de woorden waarmee hun voorouders dat in vroeger tijden plachten te doen’. Meer dan vijftig jaar later kwam het Bargoens weer aan bod in Signaal, het cultureel programma van Radio Limburg. Op 19 januari 2005 had Jan Pollux het over het Bargoens van Venlo (Pollux, 2005). Pierre Bakkes en Paul Van Hauwermeiren waren in Signaal te gast voor een vraaggesprek over het Bargoens op 29 januari 2005. Kort daarna werden dezelfde twee auteurs van bijdragen over het Bargoens ook geïnterviewd door Ben Salemans van Taalschrift. Het interview verscheen op 29 januari 2007. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6. SlotbeschouwingenBelangstelling voor het Bargoens is er al sinds het begin van de zestiende eeuw, maar tot het einde van de negentiende eeuw was ze minimaal. Toen nam ze spectaculair toe: van 1882 tot 1937 en opnieuw sinds 1969 zijn er vele tientallen publicaties over het Bargoens verschenen. De meeste zijn lijsten van Bargoense woorden uit een bepaalde plaats of regio. Meestal is niet bekend hoe die lijsten tot stand gekomen zijn. De wetenschappelijke waarde ervan is, daardoor alleen al, meestal twijfelachtig. We komen niet te weten hoe authentiek en betrouwbaar | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en hoe volledig sommige van die woordverzamelingen zijn. Hoewel het aantal gepubliceerde lijsten en lijstjes de laatste decennia nog hand over hand is toegenomen, is er plaats- of groepsgebonden Bargoens dat nog altijd niet opgetekend is. Er is weinig of geen veldwerk verricht in verband met het levende Bargoens van bijvoorbeeld de ‘reizigers’ zoals ze zichzelf noemen. Ook meer crimineel getinte geheimtaal, zoals de gevangistaal of het Drugsbargoens kreeg nauwelijks enige aandacht. Er zijn zelfs lokale varianten van de kramertaal die nog niet werden onderzocht, onder meer het nog springlevende Bargoens van Het Veld in Roermond. Naast of samen met woordverzamelingen verschijnen recentelijk wel meer en meer beschrijvingen van die verzamelingen.
Over het Bargoens als geheel zijn er weliswaar enkele studies verschenen die een bepaald aspect van dat geheime sociolect behandelen maar over sommige essentiële kwesties blijven de broodnodige studies uit. Er is bijvoorbeeld geen noemenswaard onderzoek gebeurd naar het verband tussen het Bargoens en het Rotwelsch. Met het in kaart brengen van woordgeografische verschillen binnen het Bargoens is zelfs nog geen begin gemaakt. Anders dan de leenwoorden uit het Jiddisj, het Frans of het Romani hebben de typisch Bargoense woordvormingen en woordvervormingen of de specifiek Bargoense metaforische en metonymische woordbetekenissen tot nog toe nauwelijks enige aandacht gekregen. Ook taalsociologische vragen naar het gebruik van Bargoens als communicatiemiddel in zijn sociale context zijn slechts sporadisch behandeld.
Toen Moormann zijn proefschrift verdedigde, waren veel lokale varianten van het Bargoens nog niet opgetekend. Moormann kon toen ook nog niet steunen op deel- of detailstudies van anderen. Zijn beschrijving van het Bargoens kon daardoor maar af en toe in bijzonderheden gaan. Na de publicatie van De Geheimtalen is nog op veel plaatsen woordmateriaal verzameld en in sommige gevallen is dat materiaal ook vrij uitvoerig beschreven. Dat maakt een uitgebreide en uitgediepte algemene beschrijving van het Bargoens, een geactualiseerde versie van Moormanns ‘standaardwerk van het Bargoens’ nu stilaan haalbaar en wenselijk. Zo een beschrijving moet er vroeg of laat komen, alleen al omdat ze uitzicht zou geven op de dringend gewenste publicatie van een volwaardig historisch woordenboek van het Bargoens. Van Moormann had nog een Woordenboek der Geheimtalen moeten verschijnen, maar dat werk is onvoltooid gebleven. In het woord vooraf van De Geheimtalen vernemen we dat er voor dat woordenboek al duizenden fiches bewerkt waren, maar dat de voltooiing van het werk nog vele jaren zou kosten. Die zijn Moormann niet meer gegund. Na zijn dood zijn er geen initia- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tieven genomen om, met gebruikmaking van zijn materiaal, het aangekondigde woordenboek te schrijven. Daardoor heeft het Nederlandse taalgebied, wat de lexicografie van de geheimtalen betreft, nu een grote achterstand opgelopen bij de buurlanden, waar medio twintigste eeuw wel dergelijke woordenboeken tot stand zijn gekomen.Ga naar voetnoot(24) Intussen zou een woordenboek van het Bargoens gebaseerd op de gegevens van Moormann in de eenentwintigste eeuw erg onvolledig uitvallen. Met een bij de tijd gebrachte versie van De Geheimtalen daarentegen zou de basis worden gelegd voor een volwassen Bargoens woordenboek. Daarom is het wenselijk dat er vijfenzeventig jaar na de publicatie van De Geheimtalen onverwijld werk wordt gemaakt van een nieuwe algemene beschrijving van het Bargoens en het bronnenboek dat die beschrijving moet onderbouwen. In deze bijdrage over de belangstelling voor het Bargoens zijn een tweehonderd titels over het onderwerp bijeengebracht en in een summier historisch-thematisch overzicht opgenomen. Het was een absolute noodzaak dat ze werden opgezocht en dat ze in de nu eens opdrogende en dan weer aanzwellende stroom artikels en boeken werden gesitueerd. Sommige geschriften zijn namelijk nooit gepubliceerd. Niet onbelangrijke publicaties bleven soms onopgemerkt. De studies van H. De Seyn-Verhougstraete (1890), Marcellijn Dewulf (1980), Martin Boonen (1987) over respectievelijk het Bargoens van Roeselare, Sint-Niklaas en Maaseik moesten het stellen met één korte recensie respectievelijk in Ons Volksleven (Cornelissen, 1893), Volkskunde (Van Haver, 1981) en De Maaseikenaar (J. Bergens, 1988). Jacques Fieuws vertaalde de balladen van François Villon in 1974 uit het jargon jobelin in het Bargoens. Dat leverde hem niets anders op als een wat snerende opmerking van Ernst van Altena, die de ballades later in het Nederlands vertaalde (Van Altena, 1985). Helemaal onopgemerkt bleven de publikaties van Paul Minnaert over het Brusselse Bargoens (Hermant, juni en aug. 1923, sept. 1933-juli 1934). In de vakliteratuur over het Bargoens werd zijn naam driekwart eeuw geen enkele keer vermeld. Daardoor wist op de duur ook vrijwel niemand meer dat de Brusselse Marollenwijk tussen de twee wereldoorlogen een heel specifieke variant van het Bargoens heeft gesproken. Dank zij meer dan één gelukkig toeval is de uitvoerige woordverzameling van Paul Hermant onlangs als het ware herondekt (Van Hauwermeiren, 2010). Andere bijdragen bleven onopgemerkt doordat ze verschenen in tijdschriften van plaatselijk belang. Het is opvallend dat de auteurs veelal geen weet hebben van andermans publicaties. Alleen zij die woordenlijsten opstellen van de Hollandse dieventaal incorporeren meestal ook oudere woordverzamelingen in hun lijsten. In hun publicaties blijft | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het Bargoens uit andere gewesten uiteraard buiten beschouwing. Het Bargoens dat daar gesproken wordt of werd, moet nauwer bij de studie van het Bargoens betrokken worden, onder meer omdat er in de negentiende en de twintigste eeuw buiten het noordwesten van Nerderland wel op veertig plaatsen Bargoens gesproken werd en opgetekend is.
De wens dat een begin wordt gemaakt met het samenstellen van een historisch Bargoens woordenboek is niet nieuw. Ewoud Sanders bepleitte al eerder de entamering van een project dat tot de realisatie van dergelijk woordenboek kan leiden. Hij deed dat niet toevallig in de bundel opstellen aangeboden aan Piet van Sterkenburg bij diens afscheid als directeur van het Instituut voor Nederlandse Lexicologie en als hoogleraar Lexicologie aan de Universiteit Leiden (Sanders, 2007). Er bestaan weliswaar al Bargoense woordenboeken, maar ze zijn lang niet representatief voor het totale Bargoense woordgebruik in heden en verleden. Sanders ziet nog een vruchtbaar terrein braak liggen in de grote hoeveelheid literaire werken die spelen in een milieu waar Bargoense termen deel uitmaken van het taalgebruik. Meer bepaald in de honderden werken uit de periode 1875-1975 denkt hij de gedateerde citaten te kunnen vinden die voor de hitorische beschrijving van belang zijn. De literaire bronnen die Sanders wil aanboren, bevatten ongetwijfeld veel Bargoens woordmateriaal, maar dan vooral uit de Hollandse dieventaal of uit de platte stadstaal die zich uit die boeventaal ontwikkeld heeft. Een historisch Bargoens woordenboek dat representatief wil zijn voor het totale Bargoense woordgebruik, voor het Bargoens uit de verschillende tijden, streken en beroepsgroepen, zal ook heel veel woorden moeten opnemen uit de kramertalen en de daaruit voortgekomen Bargoense dialecten in de periferie van het Nederlandse taalgebied. Die woorden zijn vooral te vinden in tientallen, al dan niet gepubliceerde lijsten.
Er wordt in de Lage Landen al vijfhonderd jaar Bargoens gesproken. Niet het minst zij die zich daardoor buitengesloten wisten, leggen al even lang een nieuwsgierige belangstelling aan de dag voor het geheime of althans geheimzinnige sociolect. De tweehonderd titels waarnaar in deze bijdrage verwezen wordt, zijn evenveel getuigen van die aanhoudende en nog toenemede interesse. Het wetenschappelijk onderzoek naar het Bargoens staat evenwel nog in de kinderschoenen.Ga naar voetnoot(25) Verdere studie is meer dan wenselijk. Deze als descriptieve bibliografie opgevatte bijdrage kan bij voortgezet onderzoek van nut zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie: publicaties in en over het Bargoens
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 175]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 176]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 177]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 178]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 179]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 180]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 181]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 182]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 183]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|