Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Taalgids. Jaargang 47 (1954)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Taalgids. Jaargang 47
Afbeelding van De Nieuwe Taalgids. Jaargang 47Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Taalgids. Jaargang 47

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Taalgids. Jaargang 47

(1954)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Historische prototypen van Reinaert en Nyeuwervaert.

Iedereen kent het tafereel uit de Reinaert van Isengrim, klokluider ‘binnen der Elmare’Ga naar voetnoot1). De literaire herkomst van dat verhaal heeft men nagespoord in de RenartGa naar voetnoot2), maar verder terug is men niet kunnen gaan. In de Ysengrimus is de wolf oorzaak van het klokluiden, maar luidt niet zelfGa naar voetnoot3). Verrast werd ik dan ook, toen ik voor een heel ander doel de elfde-eeuwse kroniek van Rodulfus Glaber doorlas, te stoten op een wonderverhaal, dat de chronist als historische waarheid, een voorteken van naderende rampen, opdist. In 988 gebeurde het te Orleans, dat, toen op een nacht de kerkdienaren de deuren van de kathedraal open zetten voor de bezoekers van de metten, een wolf de kerk kwam binnenlopen, het klokketouw met zijn bek greep en begon te luiden. De ongewapende aanschouwers, aanvankelijk geslagen van ontzetting, wisten tenslotte door schreeuwen het ondier te verjagenGa naar voetnoot4). Zomin als ik de historische waarde van Rodulfus' vertelsel zou durven verdedigen, zou ik willen beweren, dat de verschillende dichters van de dierenepen zijn kroniek gekend hebben; er valt alleen te concluderen, dat het verhaal van de klokluidende wolf reeds eeuwen bekend was, voordat Willem het zijn definitieve vorm gaf.

Van het verhaal in het Sacramentsspel van der Nyeuwervaert, hoe Jan Bautoen in het veen een onbesmette hostie vondGa naar voetnoot5), heeft men, voorzover mij althans bekend is, geen bron kunnen aanwijzen; daarom neemt men gaarne aan, dat het ‘waar gebeurd’ zou ziljn. Dat kan ook wel, al wijst het invoeren van de figuur van Macharius, die de dichter aan gelijktijdige oorkonden ontleend heeft, eerder op versiering dan op authenticiteit van de legende. Dat verhalen van het wonderbaarlijk terugvinden van verloren teerspijs veel ouder waren en veel meer verbreid, bewijst eveneens Rodulfus Glaber, als hij vertelt, dat in de veeertiger jaren der elfde eeuw, zijn eigen tijd, een priester te Dijon een hostie naar een zieke bracht, die uit zijn handen liet vallen en ondanks oplettend zoeken niet terugvinden kon. Na verloop van een jaar werd zij aan

[pagina 290]
[p. 290]

de kant van de weg onder de blote hemel ontdekt, even wit en onbesmet, alsof zij op het eigen ogenblik gevallen wasGa naar voetnoot1). Ook Smeken, of wie men voor de dichter van Nyeuwervaert wil houden, heeft zeker Rodulfs' Historiae nooit gelezen.

D.Th. Enklaar.

voetnoot1)
J.W. Muller, Van den Vos Reinaerde, critisch uitgegeven (1939) 171, vs. 1487-1502; W. Gs. Hellinga, Van den Vos Reynaerde I Teksten diplomatisch uitgegeven naar de bronnen vóór het jaar 1500 (1952) 92, A vs. 1483-1498, F vs. 1473-1488; 93, B vs. 1523-1538.
voetnoot2)
E. Martin, Le Roman de Renart II (1885) 120 vgg., br. XIV vs. 417-443.
voetnoot3)
E. Voigt, Ysengrimus (1884) 309, V 854-860.
voetnoot4)
M. Prou, Raoul Glaber, Les cinq livres de ses Histoires (1886) 35, II 5: Denique cum una noctium custodes majoris ecclesie, videlicet episcopii, ex more exsurrexissent atque ipsius ecclesie portas ad matutinales laudes properantibus aperuissent, subito lupus adfuit, ecclesiamque ingressus ac funem signi ore arripiens agitansque illud insonuit. Cernentes nimirum qui adherant, mentis stupore concussi, tandem clamore emisso, ac si inermes, nisu quo valuere illum exturbantes ab ecclesia expulerunt.
voetnoot5)
P. Leendertz Jr., Middelnederlandsche Dramatische Poëzie (1907) 222, vs. 93-95; vgl. 456.
voetnoot1)
Ed. Prou, 123, V 11: Apud Divionem castrum eodem tempore, dum a quodam deferretur panem sacratum cuidam egrotanti, casu excedit a manu ferentis; qui attente querens repperire minime potuit. Post annum vero evolutum repertum est juxta viam publicam ubi subdivo ceciderat, ita candidum atque incontaminatum ac si hora eadem cecidisset.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Van den vos Reynaerde

  • over Het spel vanden heilighen sacramente vander Nyeuwervaert


auteurs

  • D.Th. Enklaar