Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onze Taal. Jaargang 8 (1939)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onze Taal. Jaargang 8
Afbeelding van Onze Taal. Jaargang 8Toon afbeelding van titelpagina van Onze Taal. Jaargang 8

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.73 MB)

Scans (6.58 MB)

ebook (2.98 MB)

XML (0.32 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze Taal. Jaargang 8

(1939)– [tijdschrift] Onze Taal–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

[Nummer 2]

Het niet-Duitsgekleurde woord.

Geef het niet-Duitsgekleurde woord een kans.

‘Maar’, brengt iemand daartegen in, ‘wij zien en horen zoveel Duits, dat Duits-gekleurde woorden ons het gemakkelijkst afgaan; dit ligt voor de hand en het tegengestelde zou onnatuurlijk zijn’. M.a.w. de kennis van het Duits zou de germanisatie van het Nederlands in de hand werken.

Deze bewering gaat niet op; zij is een voorwendsel voor gemakzucht, slofheid en onverschilligheid. Het is juist andersom: de onkunde van het Duits werkt de germanisatie van het Nederlands in de hand. Wie let op de taak, die de ‘w’ en de ‘j’ in de Duitse spelling van vreemde woorden moeten vervullen, omdat in het Duits een zachte ‘v’ en een deelteken ontbreken, spelt in het Nederlands niet: ‘Sowjet’ voor: ‘Soviët’. Wie een woord als ‘Grobian’ kent, kan bevroeden waarom de Duitse achtervoegsels ‘an’ en ‘anisch’ denkbeelden opwekken, die hemelsbreed verschillen van die, opgewekt door ‘aan’ en ‘aans’ in het Nederlands, zodat een Duits ‘heglianisch’ niet, maar een Nederlands ‘hegeliaansch’ wel aanvaardbaar is, terwijl een Nederlands bijvoegelijk naamwoord ‘Hegels’ (‘Hegelse’) meer aan een plaats zou doen denken dan aan een persoon.

Dat een degelijke kennis van Duits de germanisatie van het Nederlands niet in de hand werkt, blijkt uit het proza van uitnemende kenners van de Duitse taal.

De brieven van Thorbecke, uit de reeks ‘Brieven van Groote Nederlanders’ (Meulenhoff, 1936) zijn leerzaam in dit opzicht. Hier is een man, die gedurende de twee jaar van zijn engagement aan zijn Duitse aanstaande de keurigste brieven schrijft in een Duits, dat ons onberispelijk lijkt, en die haar later, als hij met haar gehuwd is, Nederlandse brieven schrijft, nagenoeg zonder iets van Duitse invloed te doen blijken. Hoe moet hij de Duitse taal hebben gekend, gevoeld, in haar schakeringen gezien, om haar aldus te hanteren. En juist omdat hij haar kent, beseft hij hoe verschillend zij is van zijn moedertaal, hoe moordend haar klakkeloze nabootsing zou zijn voor het genie van het Nederlands.

Geef het niet-Duitsgekleurde woord een kans.

‘Maar’, brengt een ander daartegen in, ‘wij zijn geen Thorbeckes; wij geven toe dat de onkunde van het Duits het Nederlands kwaad doet, maar die onkunde bestaat: hoe moeten wij uitmaken of een woord Duits-gekleurd is?’

Het antwoord is: als wij maar eens een poging deden om dat uit te maken, dan was het pleit reeds gewonnen. Het is er niet om te doen elk woord door een vergrootglas te bekijken; waar wij behoefte aan hebben, is belangstelling, verzet tegen de dodende onverschilligheid.

Aan het besef dat wie er aan medewerkt onze taal een vreemde aard en een vreemd voorkomen te geven, de taal te gronde richt.

G-n.

 

Wij zijn het met de strekking van dit betoog geheel eens; de studie van het Duitsch, het nadenken over de vele punten van overeenkomst tusschen het Duitsch en het Nederlandsch, maar ook het overwegen van de vele verschillen, die tusschen deze beide talen bestaan, zal het hanteeren van onze taal vergemakkelijken. Een ieder het zijne; en zou men twijfelen bij een woord, dan is onze taal rijk genoeg om U dadelijk een reeks van woorden aan te bieden, waaraan geen twijfel behoeft te bestaan. ‘Wie zich doorloopend zóó uitdrukt, als in een andere taal óók kan, of nagenoeg zoo, geeft er blijk van dat hij zijn taal niet in de macht heeft.’

Eén opmerking slechts willen wij maken, en wel terzake van hetgeen de geachte schrijver opmerkt met betrekking tot het

[pagina 6]
[p. 6]

Duitsche achtervoegsel -an; wij gelooven niet dat dit suffix een ongunstige beteekenis geeft aan een woord. ‘Grobian’ en ‘Schlendrian’ ontleenen hun (ongunstige) beteekenis aan het bnw. ‘grob’ en het znw. ‘Schlender’. Een woord als ‘heglianisch’ bestaat in het Duitsch niet, voor zoover wij weten, maar woorden op -aner (-ianer) kent het Duitsch in grooten getale; Heglianer, Primaner, Tertianer, Quintaner - en die woorden hebben volstrekt geen geringschattende beteekenis. Elke associatie met ‘Grobian’ en ‘Schlendrian’ en dgl. ontbreekt daarbij.

Dit wil echter niet zeggen dat ze er etymologisch niets mee te maken hebben: de beide laatstgenoemde woorden zijn plm. 1500 gevormd door de humanisten met den Latijnschen uitgang -anus (of -ianus) van ‘grob’ en ‘Schlender’, doch ze zijn ‘Einzelbildungen’ gebleven en hebben geen navolging gevonden. De woorden op -aner zijn in principe net zulke formaties, maar in een jonger vorm: met een tweede suffix -er (verg. b.v. ook hd. ‘Dominikaner’ tegenover ndl. ‘Dominicaan’, beide uit lat. ‘Dominicanus’, hd. ‘Italiäner’ (de ‘Umlaut’ heeft nog weer een afzonderlijke verklaring) tegenover ndl. ‘Italiaan’). Die formatie is zeer productief en ondervindt, zooals wij reeds zeiden, in zijn beteekenis van ‘Grobian’ volstrekt geen deprecieerenden invloed. Men kan dan ook gerust zeggen dat ‘Grobian’ ook stellig geen beletsel zou zijn geweest om ‘heglianisch’ te vormen. Waarom dat woord dan inderdaad niet bestaat, kunnen wij niet zeggen en dat zal wel niemand kunnen. Er is nu eenmaal zeer veel onnaspeurlijks in iedere taal en daarin moet men berusten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken