Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onze Taal. Jaargang 18 (1949)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onze Taal. Jaargang 18
Afbeelding van Onze Taal. Jaargang 18Toon afbeelding van titelpagina van Onze Taal. Jaargang 18

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.72 MB)

ebook (3.35 MB)

XML (0.29 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

taalkunde/algemeen


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze Taal. Jaargang 18

(1949)– [tijdschrift] Onze Taal–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Gedachtenwisseling

De afkortingspunt.

‘De Redactie heeft geen wetgevende bevoegdheid, gelijk sommigen schijnen te denken.’ Inderdaad, méér dan ‘sommigen’! Ik vrees ‘het merendeel’. Maar dat is geen wonder, daar de redactie dikwijls zó apodictisch is in haar uitspraken, dat de meeste lezers vergeten de bekende korrel zout erbij te nemen. Zo werd ik deze week opgebeld: ‘Nou zul je toch wel inzien, dat je abuis bent met je punt achter Ir?’ ‘Ik?? Waarom dat?!’ ‘Wel, in “Onze Taal” staat, dat er geen punt mag staan, als de laatste letter van een afkorting de laatste letter van het afgekorte woord is’. Ik ben toen zo vrij geweest bovenstaande verklaring van de redactie voor te lezen, maar meen goed te doen hier mijn ervaringen omtrent die afkortingspunt voor de mede-‘O.T.’-ers aan toe te voegen.

Ik had moeilijkheden met een uitgever naar aanleiding van dit punt, waarop deze aan verschillende personen en instellingen hun mening hieromtrent heeft gevraagd. Hoewel genoemde uitgever zich uiteraard wendde tot diegenen, waarvan hij gelijk hoopte te krijgen, was het resultaat weinig overtuigend. Van twee kanten komt kortweg de mededeling, dat het ‘niet logisch’ is een afkortingsteken te plaatsen achter afkortingen, die eindigen met de laatste letter van het woord. Een viertal noemt Ir, Dr, Mr enz. ‘samentrekkingen’ of ‘afkortingen, die in feite samentrekkingen zijn.’ Hoewel deze aanduiding zelfs voorkomt in een brief van de Faculteit der Letteren en Wijsbegeerte van een onzer Rijksuniversiteiten (deze schrijver schrapt volgens zijn zeggen al dergelijke punten onverbiddelijk - sic!), meen ik dat we over deze uitspraak kort kunnen zijn, daar hier geen nieuw woord wordt gevormd, wat kenmerkend is voor een samentrekking (zoals ‘weer’ uit ‘weder’), maar uitsluitend sprake is van een verkorte schrijfwijze, die de uitspraak onveranderd laat, wat typisch is voor een afkorting.

En bij vrijwel allen komt dan de redenering hierop neer, dat een punt wordt gezet in de plaats van weggelaten letters. Daarmee gooien ze dan hun eigen ‘logica’ omver, daar we dan immers zouden moeten schrijven: I.r, L.r, M.r enz.

Dr. K. Heeroma, de bekende bewerker van Koenen's ‘Handwoordenboek der Nederlandse taal’ gaat er iets dieper op in en schrijft: ‘Historisch

[pagina 27]
[p. 27]

is de punt een restant van het verkortings- en weglatingsteken in de palaeografie. De punt is dus ontstaan uit een haaltje met de pen. Hieruit is dan de punt achter het verkorte woord ontstaan. Stelt men zich op historisch standpunt, dan moet men bij alle verkort geschreven woorden dus een punt plaatsen, in principe “ergens”, practisch altijd achter het woord.’ Verder noemt hij dan als ‘jongere opvatting van de punt’, dat deze ‘de weggelaten staart van het woord vervangt en dat men de punt dus niet zou behoeven te schrijven als men midden in het woord een aantal letters wegliet... Deze opvatting is historisch onjuist’. En hij vervolgt: ‘Ikzelf volg deze regel ook, maar kan hem alleen motiveren uit het gebruik’ (dat echter nog lang niet algemeen is!) Uit het bovenstaande volgt:

 

1o. dat het weglaten van de punt historisch onjuist is,

 

2o. dat de puntlozen in hun motivering nogal variëren, ten dele verward zijn en onlogisch (alleen uit de opvatting, die Dr Heeroma geeft, kan logisch de geheel puntloze spelling volgen).

Het is dus wel duidelijk, dat de motiveringen achterna zijn opgesteld ter verklaring van deze nieuwe mode. Een mode, zoals we tegenwoordig zoveel hebben: om het maar weer eens ‘anders dan anders’ te doen. Ondanks het feit, dat deze mode niet eens zo héél nieuw (al enige tientallen jaren oud) is, en de aantrekkingskracht van het ‘anders dan anders’, is echter gelukkig deze mode nog lang niet algemeen, zodat het ook uit dien hoofde nog niet nodig is zich te schamen voor het schrijven van Ir., Dr., Mr. enz., integendeel!

‘Guerilla-oorlog’.

In een aflevering van ‘Onze Taal’, die reeds enige maanden oud is (door gebrek aan tijd blijft ‘O.T.’ wel eens liggen, maar het blad gaat nooit de kast in vóórdat ik het gelezen heb!), lees ik hoe de heer Vo. bezwaar maakt tegen het woord ‘guerilla-oorlog’. Zijn redenering lijkt zeer logisch, maar - zoals de Redactie van ‘Onze Taal’ al bij verschillende gelegenheden heeft opgemerkt - de taal laat zich niet altijd aan de logica gelegen liggen. Inderdaad is ‘guerrilla’ een verkleining van ‘guerra’ en het woord zou dus ‘oorlogje’ betekenen, maar in mijn Spaanse woordenboek lees ik bij de betekenis van ‘guerrilla’ o.a.: ‘bande irrégulière; corps de franc-tireurs’. Als iemand nu een oorlog, die gevoerd wordt door zulke benden of met behulp daarvan, een ‘guerrilla-oorlog’ noemt, dan gebruikt hij het woord dus zeer correct volgens deze betekenis van het Spaanse origineel, elke ‘logische’ redenering ten spijt.

Muur-wand.

Ik heb steeds gemeend, dat het woord ‘muur’ eigenlijk het stenen lichaam aanduidde, terwijl het woord ‘wand’ alleen het oppervlak van de muur was, dat in de kamer in het gezicht komt, behangen of gepleisterd of geschuurd of hoe anders afgewerkt. In de bouwkundige wereld gebruikt men echter ook het woord ‘wand’ voor het eerste begrip, als dit een afscheiding tussen vertrekken betreft met licht gewicht, zodat deze op de vloer kan steunen of op zijn hoogst door een houten of stalen onderslagbalk gedragen kan worden. Ik vrees echter, dat deze laatste betekenis aan onze Oosterburen ontleend is.

‘Onder ogen zien’.

Zou het gebruik van deze foutieve vorm in plaats van ‘onder de ogen zien’ niet verstaan kunnen zijn naar analogie van ‘onder handen hebben’?

Er mede.

U schrijft ermede als één woord. Ik meende, dat er mede - in tegenstelling met hiermede en daarmede - nog steeds in twee woorden moest worden geschreven, ondanks het feit, dat men het heel veel aaneengeschreven ziet staan.

 

(Wij zwijgen nu, want dit is een gedachtenwisseling en wij kunnen niet heen en weer blijven schrijven. - Red.).


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken