Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onze Taal. Jaargang 36 (1967)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onze Taal. Jaargang 36
Afbeelding van Onze Taal. Jaargang 36Toon afbeelding van titelpagina van Onze Taal. Jaargang 36

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.36 MB)

Scans (9.27 MB)

ebook (3.65 MB)

XML (0.46 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze Taal. Jaargang 36

(1967)– [tijdschrift] Onze Taal–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 45]
[p. 45]

[Nummer 6]

Loodgieters en klerken

De Duitsers spreken van een Geltungswelle in de taal. De golf is ook in ons land bekend. Iedereen die wat bladert in bijvoorbeeld de advertentierubrieken van een dagblad kan er legio staaltjes van zien: medewerkers, operators, regulisten, receptionisten, hostessen, chemiciens, assistenten van de huisvrouw. Ten dele betreft het nieuwe namen voor oude beroepen, ten dele ook nieuwe namen voor tot dusver onbekende functies.

Voor beide soorten taalvernieuwing is een verklaring aanwezig. Vooral na ongeveer 1955, toen de ergste naoorlogse moeilijkheden waren overwonnen en de ‘welvaart’ in zicht begon te komen, ontstond de neiging om de naam van een functie te veranderen: het werk moet geëerd worden met een naam die siert, die geen herinneringen oproept aan dagen van onderwaardering. Een eenvoudig voorbeeld daarvan is arbeider. Vermoedelijk zullen er ook nog wel andere redenen in het spel geweest zijn, maar geheel en al onschuldig is het feit dat dit woord wat naar negentiende-eeuwse sociale toestanden ruikt, er niet aan dat de Katholieke Arbeidersbeweging in 1963 haar naam veranderde in Nederlands Katholiek Vakverbond. Zo zal aan de drang van de academische stafleden om hun naam officiëel gewijzigd te krijgen van ‘ambtenaren’ in ‘wetenschappelijke medewerkers’, niet geheel vreemd geweest zijn de (onuitgesproken) afkeer van het complex associaties dat de naam ambtenaren - meestal geheel ten onrechte! - oproept.

Nu kan men, vooral als men zelf niet een beroep met zo'n naam heeft, zijn vrolijkheid uiten over de kinderachtige ijdelheid die onze medeburgers aanzet tot verandering van naam. De veiligheid van eigen positie geeft echter nog niet het recht, een ander die zich met een naam ‘opgescheept’ voelt, belachelijk te vinden. Men zou zijn geweten geducht moeten onderzoeken om te achterhalen of men zelf ook niet een of ander pietluttig ijdelheidje koestert: een titel, een aanspraak, een vreemd woord als beroepsaanduiding, een ae of q in de achternaam.. Wie zich in dezen geheel zuiver van ziel mag achten, is zo nobel van inborst dat de gedachte om op eens anders pronkzucht neer te zien, niet eens in hem opkomt.

 

De loodgieters doen al jaren lang hardnekkige pogingen om van hun naam af te komen. In een artikel in Het Nationale Kompas 34 (1961) blz. 10 wordt met droefenis vastgesteld dat er geen naam is gekomen: ‘Zo heeft de naam Ga(s)wa(ter) lo(od)monteur geen opgang gemaakt, al geeft deze naam ongetwijfeld een duidelijker inzicht in het ware karakter van dit oeroude ambacht’. Nog in 1964 heeft de patroonsbond een prijsvraag uitgeschreven om een nieuwe naam te vinden - O.T. heeft er een flauw grapje op gemaakt! - maar geen succes; de radio heeft de luisteraars aangespoord mee te doen, eveneens zonder resultaat.

Natuurlijk zijn er gevallen waarin de pas naar het ridicule al te duidelijk hoorbaar is. In De Gelderlander van 12-11-1965 stond een advertentie die een werkster niet noemde maar wel vroeg: voor het schoonhouden van kantoren werd een ‘interieurverzorgster’ gezocht. De Duitsers kennen voor werkster de Parkettkosmetikerin. Het verschijnsel is trouwens internationaal. In de Verenigde Staten zijn vanaf 1961 de garbage collectors veranderd in de cleansing officers en de rat catchers in de rodent control officers. Het blad The Christian Science Monitor van 6-12-1961 meent naar aanleiding van deze nieuwe woorden dat onze eeuw óók nog The Age of Euphemism genoemd zou mogen worden. De begrafenisondernemer heeft de naam van grief-therapist gekregen.

[pagina 46]
[p. 46]

Voor de taalkundige is de zaak gauw bekeken. Hij weet dat namen kunnen blijven terwijl de zaken al lang geleden een andere inhoud hebben gekregen. Voorbeelden daarvan moet iedereen kennen uit de laatste jaargangen van O.T. De scheikundige doet meer dan scheiden en de secretaris is in het geheel geen geheimschrijver meer. Er is echter nog een kant aan de kwestie en óók deze behoort tot de taalkunde als wetenschap van samenlevingsverschijnselen. Wij bedoelen daarmee het feit dat de drager of verplichte gebruiker van een naam zó onder die naam kan zuchten - en in dramatische gevallen zelfs kan lijden - dat hem eenvoudig om redenen van menselijke waardigheid een andere naam toekomt.

Men denke eens over het volgende. In een oude binnenstad zijn nog vele ‘stegen’. Het tempo waarin deze met hun lelijke en ongezonde huizen verdwijnen, is nog maar langzaam. Wie in een ‘steeg’ is geboren en getogen, weet welke gevoelens opgewekt worden door dit woord. Een meisje dat een jongen uit een andere stad of een moderne buitenwijk leert kennen, moet zeggen dat ze in die-en-die ‘steeg’ woont. Niemand zal haar mogen verwijten dat ze zich over die naam schaamt en dat ze bang is dat de jongen haar ‘te min’ vindt. Lijkt het u een drakerig verhaaltje? Het speelt zich heus meer af dan u vermoedt. Het is trouwens als argument gebruikt in de gemeenteraad van Delft ten bate van het voorstel om alle ‘stegen’ van de binnenstad te herdopen in ‘straten’. Het voorstel is terecht aangenomen.

 

Tot slot nog iets over de ‘klerk’ waarover wij in het vorige nummer schreven. Het is een heel oud, eerwaardig woord. Stammend van het Griekse klèros (lot) gaat het via het Latijnse clerus (geestelijkheid) en clericus (geestelijke), het middeleeuwse clerc (de man die de lees- en schrijfkunst beoefent) naar het tegenwoordige klerk. De betekenis ‘hoge ambtenaar’ is gewijzigd in die van ‘ondergeschikte’. We hebben er alle begrip voor dat de bond van notarisklerken naar een nieuwe naam zoekt. Het dunkt ons dat er nog maar één mogelijkheid is om de ‘klerk’ van de ondergang te redden. Een oud-notaris heeft ons erop gewezen dat dit woord na enige tijd weer iets exclusiefs zou kunnen gaan betekenen. ‘Als alles kommies is geworden of adjunktkommies, gaat men weer verlangen naar de klerken, want dan is het uitsluitend de groep der notarisklerken, die deze eerzame titel draagt’.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken