Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onze Taal. Jaargang 38 (1969)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onze Taal. Jaargang 38
Afbeelding van Onze Taal. Jaargang 38Toon afbeelding van titelpagina van Onze Taal. Jaargang 38

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.11 MB)

Scans (8.24 MB)

ebook (3.37 MB)

XML (0.42 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze Taal. Jaargang 38

(1969)– [tijdschrift] Onze Taal–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Men

Wie is ‘men’? De vage, de onbepaalde...

Het kan een gevaarlijk, verwarring scheppend woord zijn. Hieronder volgt een voorbeeld uit een inleiding over brieven schrijven.

‘Het komt vaak voor dat men zich gaat wijden aan de studie van de correspondentie in een vreemde taal, zonder een behoorlijke Nederlandse brief te kunnen opstellen. Het gevolg is dat men op dit gebied de treurigste produkten te zien krijgt, o.a. door overdaad van verouderde taal, wat dikwijls moet worden toegeschreven aan een zeker onvermogen om zijn gedachten helder uit te drukken.’ (De zin wordt kritisch besproken in L.J. Rogier: Ned. Briefstijl, blz. 78-79; een uitstekend boek voor allen die handelscorrespondentie moeten leren.)

Let eens op de cursief gedrukte woorden. ‘Men’ in de eerste zin moet betekenen ‘leerlingen, degenen die correspondentie in een vreemde taal gaan leren.’ ‘Men’ in de tweede zin kan echter niet meer ‘leerlingen’ zijn, maar moet slaan op ‘beoordelaars, diegenen die Nederlandse brieven te zien krijgen’. In die tweede zin wordt ook gesproken van ‘zijn gedachten’. Dat ‘zijn’ zou moeten corresponderen met ‘men’ (= de beoordelaars) en dat is onzin: niet de beoordelaars krijgen het verwijt van onvermogen te horen maar de leerlingen, d.w.z. de éérste ‘men’.

Muggezifterij? Misschien... Je kunt altijd wel wàt op iemands taal aan te merken hebben: taalgebruik blijft onvolmaakt mensenwerk. Daartegenover staat dat degene die een inleiding op een boek over brieven schrijft, zó aan zijn taal moet vijlen of hij een octrooibeschrijving maakt waarin het simpelste foutje hem duizenden guldens verlies kan opleveren.

In de vorige alinea staat ‘je kunt’. Wie wil, make ervan ‘men kan’. In een zakelijk, voor een directie bestemd verslag over een bedrijfsorganisatorische kwestie had iemand geschreven: ‘Dan krijg je de indruk, dat enz.’ De schrijver werd aangevallen wegens dat ‘vulgaire’ woordje je; hij moest de zinsnede laten veranderen in: ‘Dan krijgt men de indruk enz.’

Is het oorspronkelijke je nu verkeerd of niet? Wie die vraag ambtshalve moet beantwoorden, kan proberen een zijpad in te slaan door te zeggen: als u zeker weet dat uw opdrachtgever zich stoot aan dit je, dan is het verstandig om met de opvatting van de lezer rekening te houden en men te schrijven. Een ander zijpad is een verwijzing naar verschillende stijllagen: het ene woord is wat formeler, zondagser dan het andere. Maar houdt de vrager voet bij stuk en wil hij weten: fout of niet, dan moet hij antwoord krijgen: je is goed.

‘Men’ heeft een onbepaalde betekenis. ‘Men krijgt de indruk’ kan zijn ‘de mensen in het algemeen’ dus ook u en ik, maar kan ook slaan op een groep buiten de schrijver en lezer. Het verband van de zin, de gehele tekst bepaalt de betekenis. Het voorbeeld in het begin geeft ‘men’ kort na elkaar in twee verschillende waarden.

Naast ‘men’ bestaan we, je, ze, woorden die overigens ook dienst doen als ‘verzwakte’ vormen van wij, jij, jou(w), zij. Er treedt een typisch onderscheid op: we en je zijn men in de betekenis ‘u en ik en de anderen’; ze is men in de betekenis van ‘de anderen’.

‘We krijgen een zachte winter.’

‘Daar sta je als mens anders tegenover.’

‘Ze zeggen dat het mag.’

Het onderscheid is ongetwijfeld nog wat fijner - nauwkeurige waarneming van de gesproken taal kan ons dat leren - maar als voorlopige indeling in tweeën is het bruikbaar.

[pagina 42]
[p. 42]

Te zeggen dat men niet in de normale gesproken taal voorkomt, gaat te ver. Het onderwerp van het gesprek, de leeftijd, ontwikkeling, het beroep van de sprekers tellen mee. U zult in kindertaal of in de taal langs de lijnen van het voetbalveld tevergeefs naar men zoeken. Vergelijking met het Duits en Frans doet ons de aparte positie van ons men inzien. ‘So etwas macht man nicht’, zegt de Duitser; ‘dat doe je niet’ zegt de Nederlander. Ons je is niet geheel het Duitse du; ons men niet man. Zo zegt een Fransman: ‘on va?’ waar wij gebruiken: ‘gaan we?’

Men heeft wat boekenklank. Prof. Van Haeringen heeft er eens op gewezen dat de uitspraak m-è-n aan invloed van de spelling te wijten is. Een zogenaamde ‘stomme’ e (dus men rijmend op hun) zou normaal geweest zijn.

De ‘onbepaalde’ voornaamwoorden we, je, ze, moeten we niet uit onze geschreven taal weren met het argument dat ze onbeschaafd zijn. Het geval kan zich natuurlijk voordoen dat je te vertrouwelijk klinkt: men neme dan men.

Een grammaticaal voordeel van je is dat het ook als voorwerp kan voorkomen. ‘Men krijgt de indruk’ is mogelijk, maar ‘hij geeft men de indruk’ niet. Bij je: ‘hij geeft je de indruk’.

Men en je kunnen zelfs naast elkaar in dezelfde tekst voorkomen, soms met, soms zonder schakering in betekenis. Uit een wetenschappelijk artikel: ‘De eerste voorwaarde is dat men de passiviteit doorbreekt. Wordt een verandering je kant en klaar voorgeschoteld, zonder dat je zelf het probleem hebt meegevoeld, dan kun je er niet achter staan.’

Er is een bekend stijlvoorschrift: niet progressief zijn met het oog op de conservatieve lezers en niet conservatief zijn met het oog op de progressieve lezers. Het is zó algemeen dat het waardeloos is. Je moet ook jezelf blijven.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken