Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren
DBNL - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw

meer over deze tekst

Informatie terzijde

Onze Taal. Jaargang 44
Toon afbeeldingen van Onze Taal. Jaargang 44zoom

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1,10 MB)

Scans (8,78 MB)

ebook (3,39 MB)

XML (0,39 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze Taal. Jaargang 44

(1975)– [tijdschrift] Onze Taal–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 33]
[p. 33]

[Nummer 7/8]

Begin vijftig midden zeventig

Of in de nederlandstalige provincies van België de jeugdsentimentsrage van terug naar de jaren vijftig even sterk woedt (of gewoed heeft) als bij ons, valt te betwijfelen. Er zijn althans geen nederlandstalige radio- en televisieseries van de BRT geweest die zich zo uitvoerig met de wereld van vijftig hebben bezig gehouden als die van Hilversum en Bussum. Je hoeft het register van een boek als ‘Ach ja... de jaren vijftig’ (Amsterdam, Wetenschappelijke Uitgeverij, 1974) maar door te bladeren om te zien wat ons toentertijd bezighield, vrolijk maakte en bedroefde: de elfstedentocht, de bestedingsbeperking, de eerste televisie, de nozems, het mandement, Atonaal... De Vlaamse geschiedschrijver van de jaren vijftig zal iets moeten noemen dat in het noorden voor een aanzienlijk aantal Nederlanders volkomen onbekend is gebleven: de strijd voor het standaard-Nederlands, het ABN, dat als algemene voertaal boven de streektalen en stadsdialecten in de nederlandstalige delen van België zijn onvervangbare taak heeft. Die standaardtaal moest de onzekerheid van de Vlaming, de Brabander, de Limburger wegnemen en voor hem een communicatiemiddel zijn dat hem in staat zou stellen zich in álle omstandigheden buiten zijn dialect te uiten over welk onderwerp dan ook en hem de echte gelijke in taal zou maken van zijn franstalige landgenoten.

De strijd om de standaardtaal, overigens al in het begin van deze eeuw door Antwerpse pioniers als Jacob en Verachtert begonnen, is in die jaren vijftig beslist. ‘Beslist’ is een groot woord; natuurlijk zijn er moeilijkheden gebleven, zijn andere spanningen ontstaan, maar terug naar vóór vijftig is ondenkbaar, onmogelijk. De standaardtaal is ‘vanzelfsprekend’ geworden als voertaal voor het openbare taalverkeer.

In ons blad is veelvuldig het werk van de Vereniging voor Beschaafde Omgangstaal besproken. Met haar leden zijn wij (sinds 1953!) in nauwe vriendschap verbonden. Het is goed dat deze maand eens aandacht geschonken wordt aan een andere belangrijke beweging die grote verdienste heeft voor het algemene Nederlands in België. Het zijn de ABN-kernen.

Leerlingen uit de hoogste klassen van het middelbaar onderwijs waren geestdriftig geworden voor het gebruik van de standaardtaal. Ze voelden zich te midden van de ouderen niet thuis, zochten naar eigen middelen, wilden hun eigen omgeving op school bewerken. Bij het begin van het schooljaar 1950-1951 sloot een tiental leerlingen uit verschillende nederlandstalige provincies zich aaneen. Een eigen bescheiden blad werd uitgegeven. Twee jaar later waren de scholieren universiteitsstudenten geworden: het secretariaat ging van Antwerpen naar Leuven.

Na vijftien jaar, in 1965, verscheen het eigen schooltijdschrift BOUW al in een oplage van meer dan 15000! De tien kernen van 1950 waren gegroeid tot vijfhonderd. Nu zijn er drie tijdschriften: BOUW voor de leerlingen van de lagere cyclus, BOUW VERDER voor de hogere cyclus en BOUWTJE voor de leerlingen van de basisschool. Naast de uitgave van de bladen verzorgen de ABN-kernen (postbus 69 Leuven) cursussen vergadertechniek, verbale expressie e.d. en organiseren zij allerlei groepsactiviteiten in de scholen. Tezamen een werkelijk uniek taalwerk dat ook grote sociale en culturele betekenis heeft.

 

In midden zeventig, bij het eerste grote feest van de kernen, wil Onze Taal hen van harte gelukwensen. Van de voorzitter der kernen, Joos Florquin, volgt hieronder het feestartikel dat hij bij het zilveren jubileum schreef.

[pagina 34]
[p. 34]

‘De A.B.N.-Kernen staan in het zilver, want zij gedenken vandaag blij en ook een beetje trots dat ze al 25 jaar voor een goede zaak in het strijdperk staan. Bij zo een heuglijke viering laat men gewoonlijk Thebaanse trompetten schallen, ziet men met enige verrukking om naar de afgelegde weg en verheerlijkt men in wat verheven oratorische zinnen al het mooie dat er is geweest. Het is goed dat dit gebeurt, want er bestaat reden toe: 25 jaar lang zijn uit elke generatie opnieuw jonge mensen opgestaan om voor een zaak te ijveren waarmee geen geld was te verdienen of een vet betaald baantje in de wacht te slepen. Die jongelui hebben dat werk vrijwillig op zich genomen, ook al was er meestal moed toe nodig om in een niet altijd gunstig reagerend milieu voor het goede recht van deze zaak uit te komen. Het is altijd veel makkelijker zich met de stroom te laten meedrijven dan te trachten de sleur te doorbreken en voor het betere te pleiten. Om die 25 jaar edelmoedigheid mogen vandaag de klokken luiden. Ik breng aan die vele jongens en meisjes graag een eresaluut, want het is mee aan hun vasthoudende actie te danken dat het Nederlands in Vlaanderen bij de jongeren ruimer ingang heeft gevonden en ik wil met deze felicitatie geen afbreuk doen aan wat vele ouderen hebben gepresteerd.

Is die vooruitgang reëel? Wie de toestand heeft gekend 25 jaar geleden zal deze vraag met een volmondig ja moeten beamen: er wordt in Vlaanderen in alle lagen van de bevolking meer Nederlands gesproken en het Nederlands is in ons land een niet meer weg te denken verworvenheid. Toch zijn velen ontgoocheld omdat het mirakel, waarop zij al sinds de vernederlandsing van ons onderwijs hadden gehoopt, niet is gebeurd. Zij hadden hun verwachting gesteld op een heilstaat waarin wij en een half miljoen Vlamingen volmaakt Nederlands zouden hebben gesproken. Dat is een illusie waar wij af moeten, want zo een ideale toestand bestaat in geen enkel land ter wereld. Wel is het zo dat het aantal mensen, die een correcte taal spreken, in alle cultuurlanden gevoelig hoger ligt dan bij ons en het moet ons streven zijn in ons land minstens tot dezelfde verhoudingen te komen. In een tijd waarin wij over taalpropagandisten beschikken als radio en televisie hoeven we aan die gunstige ontwikkeling niet te twijfelen, ook al schijnen deze media al eens wat erg wild de dialectische toer op te gaan. Wij moeten toch ook hier redelijk blijven en niet elk liedje dat in het dialect de lucht wordt ingestuurd als etherbevuiling beschouwen.

Over het nut van een verzorgd algemeen Nederlands werd in dit tijdschrift al vaker uitgeweid en het thema zal nog wel meer een beurt krijgen. Ik wil in dit verband alleen een anekdote aanhalen die Marnix Gijsen me onlangs heeft verteld. Hij was op een diner uitgenodigd in Oostende en zat als eregast aan tafel naast de gastvrouw. Het maal werd opgediend in een zeer smaaken stijlvol interieur, het eten was voortreffelijk, de gasten waren sympathiek, de vrouw des huizes bijzonder lieftallig, maar ze sprak alleen Opstends met het gevolg dat de gast niet een tiende begreep van wat ze vertelde en elke prettige conversatie onmogelijk was. Is dat nu geen gekke toestand dat een Vlaming uit Brussel honderd kilometer verder in eigen land niet moeiteloos met een andere Vlaming kan praten? Is daar de algemene taal niet het vanzelfsprekende middel dat het menselijk contact mogelijk moet maken en bevorderen en het sociaal verkeer veraangenamen?

Daarom en in het belang van onze mensen zelf moeten wij op het A.B.N.-aambeeld blijven hameren. Er bestaat nu een wet die het Nederlands als verplichte taal oplegt in het bedrijfsleven, wat meebrengt dat ook anderstaligen, die in onze ondernemingswereld een rol spelen, het Nederlands moeten gebruiken. Die harde wet heeft tot gevolg dat niet alleen Franssprekenden maar ook Amerikanen b.v. op dit ogenblik druk bezig zijn zich in het Nederlands te bekwamen. Gaan de Vlamingen nu zelf bewijzen dat deze anderstaligen daarmee een nutteloze inspanning doen, want als deze vreemdelingen in Brugge, Gent, Antwerpen, Hasselt of Leuven komen krijgen ze vaak te doen met mensen, die met het Nederlands dat zij leerden maar in een duister verband staan.

Ik weet wel dat de toestand veel gunstiger zou kunnen zijn, maar dat is nog geen reden om bij de pakken te gaan zitten. Het kan ons niet ontmoedigen dat er onder hen die vurige A.B.N.-voortrekkers zijn geweest, mensen zijn die naar het kamp der lauwen, der onverschilligen of zelfs der bestrijders zijn overgestapt. Er zijn er die het doen uit slordigheid, anderen uit gemakzucht, anderen nog omdat ze het interessant vinden zich tegen een positieve beweging op te stellen. Er zijn er zelfs die op de rug van de gewone Vlaming en van het Nederlands naar boven zijn gekropen en hun voldoening over de bereikte status in provincialistisch Frans tot uiting brengen. Het gebeurt vaker dat mensen die arriveren met enig medelijden neerkijken op wat ze met enthousiasme hebben beleden en verdedigd in hun jeugd, toen berekeningetjes allerhande hun nog vreemd waren. Als alle mensen de dure eden, die ze in hun zuivere tijd hebben gezworen, zouden hebben gehouden, zou het gelaat van ons land heel anders zijn. Maar met dergelijke vaandelvlucht heeft elke beweging af te rekenen.

Wel constateren wij een verlaksing in sommige scholen waar mensen van wie men het goede voorbeeld mag verwachten, verstek laten gaan. Wij zijn ervan overtuigd dat het hier om een voorbijgaande verflauwing gaat, die trouwens vaak voortspruit uit een verkeerde opvatting van de zaak. Wij denken er niet aan te vragen dat men van hogerhand met banbliksems zou gaan werken, want dat is een methode waarvan wij nooit heil hebben verwacht. De sterkte van de A.B.N.-spreker moet erin bestaan dat hij het vrijwillig doet, omdat hij inziet dat de algemene taal, naast en boven zijn dialect, een eigen en algemeen menselijk contactmiddel is.

Dat houdt verband met enige discipline en vooral met de meest waardevolle discipline die er bestaat, namelijk de tucht die men zichzelf vrijwillig en intelligent oplegt. Om uit het gebruik van deze algemene taal het maximum rendement te halen moeten wij er nog veel aan schaven, aan vijlen en aan slijpen. Wij moeten met die taal intenser leren leven, beter leren werken, wij moeten met die taal handiger en leniger en vlotter leren spelen, vooral spelen. Wij moeten het goede Nederlands zo spontaan en natuurlijk leren hanteren dat het voor iedereen duidelijk wordt dat onze taal geen bestoft en vermolmd

[pagina 35]
[p. 35]

meubel is, geen ouderwets burgerlijk foltermiddel maar een hypermodern en verfijnd instrument, waarmee wij in deze tijd alleraardigste en doeltreffende dingen kunnen doen. Pas als wij het correcte Nederlands zonder angstdruppels of complexen zullen kunnen hanteren, zal het de levenswekkende rol kunnen spelen die het moet vervullen.

In dat verband wil ik ook nog even wijzen op het gevaar der verloedering die de taal belaagt, niet alleen door het ongeschakeerd binnenhalen van vele uitheemse bestanddelen, maar ook door het aanwenden van een duister jargon, dat velen aanwenden om hun mededeling een schijn van geleerdheid te geven of om hun ledigheid te maskeren. ‘De opties die wij moeten poneren in verband met de continuïteit van onze species’. Annie M.G. Schmidt heeft dat verschijnsel de ‘doctorandussentaal’ genoemd en wij kunnen ons niet genoeg tegen dit ergerlijk fenomeen afzetten. Zindelijke en klare taal bevordert ook het heldere denken en werkt de duidelijke communicatie met de evenmens in de hand.

Er zijn dus redenen genoeg om de propaganda en de actie voor het A.B.N. voort te zetten en nog intenser te maken. We zullen het doen zonder enig fanatisme, met een groot respect voor ieders vrijheid, maar met de rustige zekerheid dat we een goede zaak dienen. Want als we er toe komen via een deugdelijker taal de ene mens wat nader tot de andere te brengen, dragen we er toch een beetje toe bij om deze wereld weer iets meer bewoonbaar te maken. Want dan is het niet meer ‘l'enfer, c'est les autres’ maar wel: die andere mens kan voor mij een klein stukje van de hemel zijn - en ik voor hem.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Algemene gebruikersvoorwaarden
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken