Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren
DBNL - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw

meer over deze tekst

Informatie terzijde

Onze Taal. Jaargang 62
Toon afbeeldingen van Onze Taal. Jaargang 62zoom

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6,52 MB)

Scans (103,48 MB)

ebook (8,80 MB)

XML (1,61 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze Taal. Jaargang 62

(1993)– [tijdschrift] Onze Taal–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Reacties

■ ‘Roger’ - een stukje luchtvaartgeschiedenis
Raymond Beck - Wilnis

Heerlijk, dat stukje in Onze Taal (april 1993) van Marc de Coster waarin de aandacht wordt gevestigd op de Engelse insluipsels. Een vak waarin de Engelse invloed elke dag meer merkbaar is, is dat van de luchtverkeersleiders. Deze mensen spreken een intern jargon waar buitenstaanders inclusief de vliegers amper nog een touw aan vast kunnen knopen. Als oud-luchtverkeersleider heeft mij de afleiding van al dat koeterwaals steeds geïnteresseerd. In ‘Peptalk voor puristen’ trokken de twee zinnen die handelen over de oorsprong van Roger mijn aandacht. De daar gegeven verklaring moet ik als ‘schampend aan de waarheid’ bestempelen.

Ter correctie een stukje luchtvaartgeschiedenis. Reeds voor de laatste wereldoorlog had de RAF (Royal Air Force) een Engels fonetisch telefonie-alfabet in gebruik om woorden en codes, indien nodig, te spellen. Dit op zijn Engels uitgesproken alfabet bevatte Roger voor de r. Door het veelvuldig gebruik tijdens de oorlog was dit alfabet in de luchtvaart zo ingeburgerd dat het over een groot deel van de wereld in gebruik bleef. Maar, omdat dit alfabet een Engelse uitspraak vereist, bleek het moeilijk te gebruiken door Romaanse, Chinese, Slavische, Arabische en andere volkeren. Door de ICAO (International Civil Aviation Organisation), een afdeling van de UNO, werd daarom eind jaren vijftig besloten tot het gebruik van een nieuw fonetisch radio-telefonie-alfabet dat meer mondiaal verantwoord was. Dit nieuwe alfabet, dat na enige correcties heden nog algemeen in gebruik is, bevat Romeo voor de r. Het voormalige begrip ‘received and understood’, dat voor een snelle communicatie aan de letter r=Roger was gehecht, was echter zo algemeen geworden dat het in deze betekenis is gehandhaafd.

■ Kil(l)roy was here
Theo Horsten - Capelle aan den IJssel

Op bladzijde 86 van het aprilnummer trof ik een boekbespreking aan onder het kopje Muurteksten. Hierin werd een boekje besproken dat de titel Killroy was here heeft.

Het werkelijke muuropschrift was ‘Kilroy was here’, dus met slechts één l. Het had totaal niets te maken met doden, to kill, en het opvallende was juist die ene l. Hoewel het later door de geallieerden in het algemeen werd gebruikt, was het aanvankelijk uitsluitend een Amerikaanse gewoonte om deze tekst op alle mogelijke - en vooral ónmogelijke - plaatsen te kalken, en dan ook nog speciaal door de manschappen van Air Transport Command.

[pagina 131]
[p. 131]

De herkomst is onduidelijk, maar een van de verklaringen is dat een zekere meneer Kilroy, inspecteur van een scheepswerf in Quincy, Massachusetts, deze woorden met een krijtje op alle door hem geïnspecteerde materialen schreef. Zodoende kon het gebeuren dat de tekst op een normaal onbereikbare plaats in een oorlogsschip werd aangetroffen, wat anderen op het idee gebracht moet hebben dit ook te gaan doen.

■ Écht Vlaams?
Mark Insingel - Antwerpen

In het januarinummer beweert de heer Charles Vanderhaegen dat we niet zonder het alleen in Vlaanderen bekende woord voorbijsteken (Fr. dépasser) kunnen. Als antwoord citeer ik uit Correct Taalgebruik van W. Penninckx en P. Buyse (UGA, Kortrijk): ‘Dit werkwoord is geen standaardtaal. Naar gelang van de betekenis gebruiken we inhalen, passeren, langskomen, voorbijrijden, voorbijstreven, voorbijgaan.’

Als ik bij de heer Vanderhaegen lees ‘Dit is slecht Vlaams’ (hij bedoelt borden met ‘inhalen verboden’) reageer ik ook hierop graag met een citaat uit hetzelfde boek: ‘Het taalgebruik in Vlaanderen draagt nog zeer sterk het stempel van de taal die er tot voor enige decennia de enige cultuurtaal was, namelijk het Frans. (...) Ten onrechte wordt dit taalgebruik soms voorgesteld als een eigen “Vlaamse” variant van het Nederlands. Oorspronkelijke, echt Vlaamse taalvormen, die goede taalkundige en historische papieren hebben, zijn in het dagelijkse taalgebruik zeer zeldzaam. Het gros van de afwijkingen bestaat uit letterlijke vertalingen en nabootsingen van Franse taalvormen. (...) En het is toch ondenkbaar dat de Vlamingen meer dan honderd jaar zouden hebben gestreden om zich te bevrijden van het juk van een vreemde cultuurtaal om vervolgens een kleurloze nabootsing van die zelfde taal tot norm voor hun eigen taal te verheffen.’

■ T of th: de spelling wás consequent
Ir. J.A. Klaassen - Waalre

In het artikel ‘Van grijs naar groen [1]’ (Onze Taal april 1993) beweert de autrice ‘Marianne Overspel’ dat het Nederlands in de loop der eeuwen nog geen systeem heeft weten te maken van de spelling van de klank t in bastaardwoorden. Als bewijs worden dan tegenover elkaar gezet: carto-, meter, presbyter, dysenterie, nectar, en: ortho-, ether, mythe, anesthesie, cantharel, python.

Deze redenering is ondeugdelijk. De Griekse originelen van de woorden in het eerste rijtje hebben namelijk een t, die van het tweede rijtje een th (in het Grieks zijn dit tot op de dag van vandaag ook twee verschillende klanken, evenals in het Engels). Het Nederlands had dus wél een systeem: de Griekse th werd consequent als zodanig getranscribeerd (zoals ook het Engels, Duits en Frans dat doen). Pas de spellingherziening van omstreeks 1950 heeft er een warboel van gemaakt door in sommige gevallen de h te schrappen (bijvoorbeeld in anthropologie), in andere niet.

■ Hiaten en hiaten
J.G. Nolst Trenité - Velsen-Noord

De reden dat ik reageer op het heldere en daarom gemakkelijk te attaqueren artikel van Martin de Koning over de hiaat als stijlfout (aprilnummer) is dat hij zelf een reactie als het ware uitlokt wanneer hij schrijft: ‘Het hiaat is vrijwel iedereen onbekend’. En even verderop: ‘(...) vinden de studenten zo volstrekt normaal dat ik dit type fout bijna niet uitgelegd krijg. Heel merkwaardig.’ Misschien ís die ‘fout’ niet uit te leggen omdat het veelal geen fout is. Merkwaardig vind ik dat De Koning al die hiaten over één kam scheert.

Heeft het u, lezer, gestoord dat ik in de eerste zin van deze reactie al na twee woorden met opzet de door De Koning gehekelde ‘stijlfout’ heb gemaakt? Zou u beter begrepen hebben wat ik bedoel als ik had geschreven ‘De reden van het feit dat ik reageer...’? Was dat duidelijker geweest? Dat mijn reageren een feit is, ziet de lezer toch onmiddellijk al door het feit dat hij het leest? Had ik bedoeld te zeggen ‘het onbegrijpelijke feit’ of ‘het unieke feit’, dan had ik dat expliciet moeten vermelden, omdat de lezer dat niet had kunnen raden.

Hetzelfde geldt voor De Konings voorbeelden. Neem voorbeeld 2: ‘Het slot zou antwoord moeten geven of de fiscus (...)’ Antwoord geef je op een vraag; zonder vraag is een antwoord geen antwoord. De zin is dus volkomen duidelijk. Het toevoegen van ‘een vraag’ is weliswaar niet verboden maar bepaald onnodig. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor zin 7: ‘Maar afgezien van dat het kennisniveau heel hoog is (...)’ of 8: ‘Om tot een keuze te komen welk afbreekprogramma het best werkt (...)’ Deze voorbeelden zijn glashelder zonder aanvulling. Dat geeft De Koning zelf min of meer toe: hij heeft er even op moeten puzzelen.

Mijn advies: ga rustig door met het gebruik van hiaten die aan de duidelijkheid en helderheid niets afdoen en niet stoterig klinken (want dat kan ook nog). Is lekker beknopt. Goed zo. Niet klakkeloos De Koning of het boekje met de negatieve naam Incorrect Nederlands volgen. Vul in andere gevallen, zoveel als nodig is, aan.

■ De beklagen van bevoegde gezagen
A.G. van Roode - Nieuw Vennep

In het nummer van april 1993 schrijft Frank Jansen in de rubriek ‘Afkokers’ dat er geen peil valt te trekken op de meervoudsvorming van zelfstandige naamwoorden, eindigend op -ag. Er bestaat echter bij deze woorden een duidelijk verband tussen het geslacht van het woord en de wijze waarop het meervoud wordt gevormd:

mannelijk
dag - dagen
slag - slagen

onzijdig
bedrag - bedragen
beslag - beslagen
gelag - gelagen
rag - ragen
stag - stagen
verdrag - verdragen
verslag - verslagen

vrouwelijk
bag, bagge (sieraad) - baggen
dag, dagge(dolk) - daggen
dag (stuk touw) - daggen
krag, kragge - kraggen
plag, plagge - plaggen
vlag (Middeln.: vlagge) - vlaggen
vlag, vlagge (plag) - vlaggen

Uit dit overzicht is de volgende regel af te leiden: zelfstandige naamwoorden op

[pagina 132]
[p. 132]

-ag eindigen in het meervoud op -agen als zij mannelijk of onzijdig zijn; vrouwelijke zelfstandige naamwoorden op -ag eindigen in het meervoud op -aggen.

De enige mij bekende uitzondering op deze regel is het meervoud van goedendag (slagwapen). Volgens Van Dale luidt dat: goedendags. Voor deze uitzondering zijn verschillende verklaringen te geven. Eén ervan is dat indertijd om begrijpelijke redenen de behoefte bestond aan een duidelijk onderscheid tussen goedendags en goede(n) dage(n).

Merkwaardig is dat bij vrijwel alle vrouwelijke zelfstandige naamwoorden op -ag ook nog de (zwakke) vorm op -agge voorkomt; in enkele gevallen bestaat zelfs alleen de zwakke vorm: bagge (draagmand, big), magge (puitaal) en wagge (slobkous).

Voorzover ik heb kunnen nagaan, werden in het Middelnederlands alle vrouwelijke zelfstandige naamwoorden die nu op -ag eindigen, verbogen tot -agge; vandaar het nu nog bestaande meervoud op -aggen.

Als men dan toch een meervoud wil scheppen bij gezag, is er dus slechts één mogelijkheid, gezagen, omdat het hier een onzijdig zelfstandig naamwoord op -ag betreft. De inventieve ambtenaar die ruim twintig jaar geleden - want zo lang is het gebruik van deze meervoudsvorm althans aan mij bekend - de vorm bevoegde gezagen verzon, heeft dit feilloos aangevoeld.

Mocht de mondigheid van de moderne Nederlander zodanige vormen gaan aannemen dat er behoefte ontstaat aan een meervoud van beklag, dan is er - taalhistorisch gezien - geen beklag mogelijk tegen beklagen!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Algemene gebruikersvoorwaarden
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Theo Horsten

  • Mark Insingel

  • J.A. Klaassen

  • J.G. Nolst Trenité