Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onze Taal. Jaargang 63 (1994)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onze Taal. Jaargang 63
Afbeelding van Onze Taal. Jaargang 63Toon afbeelding van titelpagina van Onze Taal. Jaargang 63

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.92 MB)

Scans (63.47 MB)

ebook (10.09 MB)

XML (1.65 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze Taal. Jaargang 63

(1994)– [tijdschrift] Onze Taal–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

‘Het is mijn mond!’
Over klankstromen en killers


De dbnl is niet gemachtigd een illustratie uit het origineel hier weer te geven.

foto: Joris van Bennekom


Zangeres en cabaretière Karin Bloemen zingt in haar jongste theaterprogramma La Bloemen behalve Nederlands ook Engels, Duits, Frans en zelfs Zuidafrikaans. Ze doceert aan de Amsterdamse Kleinkunstacademie het vak repertoire (interpreteren en presenteren).

‘Het verschil tussen Engels en Nederlands? Als je Engels zingt is de muziek de belangrijkste boodschapper. Het Engelse repertoire is muzikaler, ze hebben daar ook meer goede componisten. In een Nederlands lied gaat het om de woorden. Dat vereist veel meer luisteren, waardoor de muzikale stroom niet goed kan binnenkomen. Je moet het dan hebben van tekstuele vondsten. Verhalende nummers die dicht bij de spreekstem liggen, kunnen heel goed in het Nederlands. Het mooiste vind ik teksten met poëtische zinnen, waardoor je niet rechtstreeks zegt wat je voelt, maar het omschrijft.

 

Als een Nederlands nummer goed is, heeft het enorm veel kracht; je merkt dat aan de aandacht van de zaal. In mijn vorige programma zaten vertaalde liedjes zoals “Almaz” en “Tegen alle verwachtingen in”, die heel goed gelukt zijn en behoorlijk lekker zijn om te zingen. Het heeft wel lang geduurd voor de teksten helemaal klopten. Als een tekst niet goed is, krijg ik 'm gewoon niet in mijn hoofd. Ik verander dan ook vaak woorden, soms probeer ik iedere avond nieuwe combinaties uit. Ík moet het tenslotte zingen. Het is míjn mond!

Men onderschat de moeilijkheid om Nederlandse teksten niet alleen te zingen maar er ook nog iets in te leggen, er zeggingskracht aan te geven.

● Dialectsprekers beter af

Nederlands is geen gemakkelijke zangtaal. De g is een moeilijke klank omdat hij niet stemhebbend is. Hij onderbreekt de klankstroom en daarmee ook de emotionele stroom van het lied. In een regel als “De geur van schraal bier” zijn die g's echte killers.

Klinkers als e, i, u en ij maken het moeilijk de melodie vloeiend te houden. Vooral de ij is een probleem: als je die goed uitspreekt, klinkt hij als èè-î, met een korte i aan het eind. De uitspraak “èè-ie” klinkt artificieel, waardoor het moeilijker wordt het gevoel te laten meestromen. Wat dat betreft zijn artiesten die van huis uit een zangerig dialect spreken (Amsterdammers, Westfriezen, zuiderlingen zoals Frank Boeijen) beter af. Van hen accepteert de luisteraar veel meer. Met ABN kom je bijna niet weg; het is heel moeilijk een eerlijke Nederlandse klank te produceren.

Tekstschrijvers zouden meer op de klanken moeten letten. Maar ook de componist is belangrijk: die zou er iets van moeten zeggen als een tekstdichter een regel opschrijft als “Hij is geil op mij”, met al die ij's. In Amerika werken schrijvers en componisten veel meer samen, denk aan Rodgers en Hammerstein. Bij ons heb je, afgezien van Annie M.G. Schmidt en Harry Bannink, weinig van die koppels. Kortom, tekstdichters moeten weten wat ze doen en goed overleggen met de componist. Samen kunnen ze dan naar de juiste woorden zoeken.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken