Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onze Taal. Jaargang 63 (1994)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onze Taal. Jaargang 63
Afbeelding van Onze Taal. Jaargang 63Toon afbeelding van titelpagina van Onze Taal. Jaargang 63

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.92 MB)

Scans (63.47 MB)

ebook (10.09 MB)

XML (1.65 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze Taal. Jaargang 63

(1994)– [tijdschrift] Onze Taal–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 272]
[p. 272]

Tamtam
taalberichtentaalberichtentaalberichtentaalberichten

Sterk en zwak

Het is remde (zwak) maar zwom (sterk). Dit verschil in werkwoordstijden is al niet zo gemakkelijk aan kinderen uit te leggen, maar het is helemaal intrigerend hoe sprekers er zonder nadenken in slagen om in tienden van een seconde met de goede vorm op de proppen te komen. Hoe gaat dat? En gaat sterk anders dan zwak?

Volgens een theorie fabriceert de spreker de verleden tijd van zwakke werkwoorden op het moment van spreken door de stam en de uitgang aan elkaar te smeden: rem+de. Bij sterke werkwoorden gaan we anders te werk: we zoeken de verleden tijd op in de woordenlijst die we in ons hoofd hebben. Die woordenlijst is niet alfabetisch geordend: woorden die we veel nodig hebben, staan als het ware voor het grijpen, obscure woorden zijn minder makkelijk te vinden.

Van Santen en Lalleman (RU Leiden) hebben deze theorie eens empirisch onderzocht. Zij redeneerden als volgt: als de theorie klopt, dan zullen proefpersonen van sterke werkwoorden met een lage frequentie veel minder snel een verleden tijd kunnen produceren dan van sterke werkwoorden met een hoge frequentie. Bij zwakke werkwoorden mag de frequentie niets uitmaken, omdat de spreker niets hoeft op te zoeken.

Hun experiment had precies de uitslag die zij voorspelden. Opmerkelijk is verder dat hetzelfde experiment bij anderstalige, maar wel gevorderde sprekers van het Nederlands ongeveer dezelfde resultaten opleverde. Ook deze groep maakt dus remde en zoekt zwom op.

A. van Santen en J. Lalleman, 1994, ‘Gaat zwak anders dan sterk?’, Forum der Letteren 35, blz. 1-22.

Rood voor greenpoint

Aan Wim Dik, directeur van Koninklijke PTT Nederland, ligt het in elk geval níet dat een van de Nederlandse systemen voor draadloos telefoneren greenpoint is genoemd. De Volkskrant van 22 augustus jl. berichtte dat de hoogste baas van KPN zich ergert aan de vele Engelse termen die binnen zijn eigen bedrijf in omloop zijn. ‘Greenpoint zou net zo goed groenpunt kunnen heten’, zo schrijft hij in zijn column in KPN Nieuwsblad. Dik noemt meer voorbeelden van overbodig Engels in het KPN-jargon. De verschillende abonnementen voor het oude autotelefoonnet noemt hij zelf klein-, middelverbruik en grootverbruik voor mobiele communicatie. Maar bij KPN staan ze inmiddels bekend onder de namen Privatespace, Keyspace en Highspace.

Juridisch jargon

Deze zomer is het Openbaar Ministerie in Amsterdam begonnen met een interessant experiment: dagvaardingen worden voortaan geformuleerd in gewoon Nederlands en niet in het bekende, dichtgetimmerde juridische jargon. In plaats van ‘met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening wegnemen van kledingstukken die geheel of ten dele aan een ander toebehoren’ staat er dus gewoon kleren stelen. In eerste instantie aanvaardde de rechtbank de begrijpelijke dagvaardingen niet en werden de gedaagden vrijgesproken (de Volkskrant 12-7-94). Maar veertien dagen later was men er kennelijk aan gewend en was men wel ontvankelijk (de Volkskrant 26-7-94).

De Amsterdamse rechters nemen hiermee een voorschotje op de aanbevelingen van de rijkscommissie Moons. Die probeert door het gebruik van gewone taal twee vliegen in één klap te slaan. Ten eerste verwacht zij dat de hoeveelheid vormfouten drastisch zal verminderen. Ten tweede hoopt zij dat verdachten het zullen waarderen dat ze kunnen begrijpen waarvan ze worden beschuldigd.

[pagina 273]
[p. 273]

Spelling-peric/kelen

Half september werd bekend wat de Taaladviescommissie aan de ministers van de Nederlandse Taalunie adviseert over de aanpassing van de voorkeurspelling. Deze commissie diende onder andere te adviseren over de grote tegenstrijdigheden in de huidige spelling van bastaardwoorden.

‘De Taaladviescommissie schrijft in haar eindadvies dat de herziening uiteindelijk woord voor woord moet gebeuren. De gevraagde afbakening krijgen de ministers dus niet. Als twee vergelijkbare woorden verschillend worden gespeld, wordt de meest gebruikte vorm veralgemeend. Aangezien het huidige Groene Boekje vredestractaat opneemt met c en vormen als traktaat, traktant, traktatie, trakteren met k, moet de uitzondering wijken voor de regel.’

Dezelfde werkwijze leidt tot nieuwe voorkeurvormen als product, insect, kwantum en katakombe. Sommige onregelmatigheden worden niet rechtgestreken, omdat ze te ernstige verstoringen van het woordbeeld zouden opleveren. Uitzonderingen op de reeksen met c-spelling als produktie, oktober en vakantie zullen niet worden aangepast.

De Standaard concludeert dat van de interne samenhang (‘consistentie’) die de Spellingcommissie moest nastreven en waar ze in opdracht van de ministers drie jaar aan werkte, dus niet veel meer overblijft.

 

Bron: De Standaard, 16 september 1994

Vroege spellers

‘Kijk papa, daar rijdt mijn naam’ hoor je Jasmijn, Jasper en andere kleuters van een jaar of vier wel zeggen als ze ontdekken dat een voorbijrijdende vrachtauto van de firma Jansen is. Leren lezen gaat geleidelijk. Voor de meesten is de eerste fase het herkennen en schrijven van de eigen voornaam. Sommige kleuters bereiken deze fase al geruime tijd voordat ze in de groep leren lezen en schrijven. Je kunt je afvragen of deze voorlijke schrijvers hun voorsprong ook behouden.

Op deze vraag hebben Kook (Universiteit van Amsterdam) en Vedder (RU Limburg) antwoord gegeven. Zij volgden twee groepjes kleuters van groep 2 tot in groep 3. Het ene groepje kon de eigen naam in groep 2 al foutloos spellen en het andere groepje kon dat niet (maar was verder goed vergelijkbaar).

Wat blijkt? Gedurende het hele jaar in groep 3 houden de naamschrijvers een tamelijk grote voorsprong. De onderzoekers schrijven dit resultaat toe aan hun grotere letterkennis: ze maken veel minder fouten in de vorm van de letters.

Voorlijk spellen is dus een goede voorspeller. Wie zijn kind vooruit wil helpen, noemt het dus niet Ien of Ab, maar Elisabeth of Jacobus.

H. Kook en P. Vedder, 1994, ‘Het belang van naamschrijven in de kleutergroep voor het spellen in groep 3’, Taalproduktie, Toegepaste Taalwetenschap in artikelen 48, blz. 59-65.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken