Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onze Taal. Jaargang 64 (1995)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onze Taal. Jaargang 64
Afbeelding van Onze Taal. Jaargang 64Toon afbeelding van titelpagina van Onze Taal. Jaargang 64

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.78 MB)

Scans (217.87 MB)

ebook (12.73 MB)

XML (1.70 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze Taal. Jaargang 64

(1995)– [tijdschrift] Onze Taal–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 70]
[p. 70]

Reacties

■ Rare klemtonen? Slechte voorbeelden!
N. van Deelen - Hoensbroek

Na lezing van het artikel ‘Wat een dot van een pergóla’, over klemtoonregels (Onze Taal november 1994), bleef ik met het volgende probleem zitten. De schrijvers geven een groot aantal (49) voorbeelden om hun regels te onderbouwen, maar het is opvallend dat geen enkel voorbeeld een oorspronkelijk Nederlands woord is. Bovendien zijn er 13 eigennamen bij, en iedereen weet hoe verraderlijk eigennamen zijn wat de klemtoon betreft. Zeg maar eens: Bogotá, Mónaco; Carácas, Cágliari; Bredá, Góuda, Eemnés; Cárdenas, Yucatán; Léeuwarden, Heilbrónn; Macadám, Ávila, Tessénderloo; en zo zijn er nóg wel een paar duizend.

Verder valt op dat een aantal van de voorbeeldwoorden in de taal van oorsprong een uitgang had. Vulkaan bijvoorbeeld komt van Vulcanus, parool van parola. De uitgang is weggevallen, de klemtoon is gebleven, en dat maakt deze woorden naar mijn mening minder geschikt om als voorbeeld te dienen.

Naschrift Mieke Trommelen en Wim Zonneveld

Het is leuk om te merken dat Onze Taal zulke erudiete lezers heeft. Maar niet iedere Nederlander heeft zo'n achtergrond, en tóch zijn klemtoonpatronen voor iedereen hetzelfde. We laten onze vinger over de atlaspagina met Zuid-Amerika glijden. We lezen: Antofagásta (dat is goed), Tarapáca (dat is fout: Tarapacá), San Crístobal (dat is fout: San Cristóbal), Bolivár (dat is fout: Bolívar). Nederlanders spreken het Russische woord bábushka uit als babúshka.

Waarom maken Nederlanders, ongeacht vooropleiding, gemiddeld gesproken dezelfde fouten? Waar komt die ‘kennis’ vandaan? Die kennis ‘hebben’ sprekers van het Nederlands, en we noemen dat ‘het Nederlandse klemtoonsysteem’. Waarom gebruiken we graag plaatsnamen, zoals nu weer? Het zijn bestaande woorden die toch lang niet iedereen kent. Het is een manier om te laten zien dat klemtoon niet steeds uit de brontaal wordt overgenomen (soms heeft de brontaal niet eens een klemtoon); de voorbeelden tonen aan dat Nederlanders hun eigen klemtoonsysteem hanteren.

■ Spellingherziening: verzinsel en realiteit
Prof. dr. G. Geerts en de zijnen

De Algemeen Secretaris van de Nederlandse Taalunie, mevrouw Van den Bergh, stelt in het laatste nummer van Onze Taal iedereen gerust. Het Comité van Ministers heeft vorig jaar juist wél een kloek besluit genomen over de spelling van het Nederlands, om bestwil van het hele Nederlandse en Vlaamse volk. De enkeling die méér verwacht had van de voorziene systematisering van de spelling kan zijn illusies laten varen - consistentie kan niet. Degenen die liever niets veranderen, worden ook gerustgesteld, want alleen het hoogst noodzakelijke krijgt een opknapbeurt. Na vijftig jaar moest de officiële Woordenlijst toch eindelijk eens herzien worden, en dat gebeurt nu met objectieve criteria, namelijk ‘spreiding’ en ‘frequentie’. Trouwens, uit onderzoek blijkt dat er niemand zit te wachten op een spellingvereenvoudiging, en met de bastaardwoorden worden toch niet zo veel fouten gemaakt. Mythe of werkelijkheid?

 

Vorige Comités van Ministers zijn de oorzaak van de huidige consternatie, want die hebben de opdracht gegeven een norm te stellen voor de Nederlandse spelling. Eerst was er de Werkgroep ad hoc Spelling (1985-1988), daarnaast het onderzoek naar spellingvoorkeuren van Nederlanders en Vlamingen (Heyne & Hofmans, 1988), vervolgens de Spellingcommissie (1990-1993). De Werkgroep streefde naar ‘een regeling die zoveel mogelijk steunt op expliciete principes en regels’ (Voorzetten 20, blz. 99). Heyne en Hofmans schrijven: ‘Dubbelspellingen (voorkeurspelling naast andere spelling) moeten verdwijnen en de spelling moet consequenter worden. De behoefte aan consequentie slaat zowel in Vlaanderen als in Nederland vooral op de bastaardwoorden en meer bepaald op de c/k-problematiek en op verbindingsfonemen.’ (blz. 101) Men kiest voor eenvormigheid en consequentie.

 

De Spellingcommissie heeft, uitgaande van het inheemse Nederlands, een norm opgesteld voor de spelling van de bastaardwoorden. Het blijkt mogelijk om een consequent systeem uit te werken met slechts een gering aantal wijzigingen in de voorkeurspelling. In het geval van de c/k-kwestie kon nogal rechtlijnig gekozen worden voor een k, omdat voor deze kwestie binnen de bestaande voorkeurspelling geen systeem bestaat. Mocht blijken dat de weerstand tegen zoveel k's te groot is, dan had de commissie nog een systeem achter de hand, waarin meer c's gespaard zouden blijven.

Uitzonderingen op de systemen zullen altijd bestaan, want het gaat om een levende taal. Vooral bij de c/s-kwestie zullen die nodig zijn, vandaar ook dat mevrouw Van den Bergh dáárover praat bij de c/k-kwestie. Zij slaat de plank flink mis als ze een systeem als onbruikbaar karakteriseert vanwege de voorkomende uitzonderingen. Eerst als er een systeem is, is er sprake van uitzonderingen. Binnen de huidige praktijk van een woordenlijst-met-voorkeurspellingen zijn er alléén maar uitzonderingen: actief, direct, croquet (‘kroket’) zijn uitzon-

[pagina 71]
[p. 71]

deringen met een c, publikatie, helikopter en produkt zijn uitzonderingen met een k.

Frequentie en spreiding (het voorkomen in verschillende soorten teksten) worden de nieuwe toverwoorden (toverwoorden, want vraag niet hoe de frequentie van spellingvormen in de praktijk bepaald wordt - eerst wordt een onlogische spelling dwingend voorgeschreven, om vervolgens ‘objectief te meten’ hoe vaak die wordt toegepast). In de wetenschappelijke discussie zijn frequentie en spreiding geen nieuwe elementen. De Spellingcommissie heeft parallel aan haar beraadslagingen (door de Taalunie betaald) onderzoek uitgevoerd, juist vanwege de frequentie van spellingverschijnselen. Maar... iedereen die zich serieus bezighoudt met taalonderzoek weet dat frequentie en spreiding alleen binnen een systeem belangrijke factoren zijn. Voor de makers van de nieuwe Woordenlijst bieden frequentie en spreiding te weinig houvast.

Heeft mevrouw Van den Bergh u werkelijk gerustgesteld?

■ Op z'n kootjes
H. van der Vliet - Amsterdam

Aansluitend op het artikel ‘Lijftelwoorden’ in Onze Taal 2/3 1995, wil ik u het volgende beschrijven.

In Bangladesh gebruikt men bij het tellen (nog steeds) de kootjes van de vingers. Met de duim wijst men de binnenplooien en de top van elke vinger aan, beginnend bij de pink. De duim wordt aangewezen door de wijsvinger.

Dit tellen doet men zeer snel, en de kinderen leren het ook zo op school. Zoals wij op onze vingers tellen, zo doen ze het in Bangladesh nog steeds op hun kootjes.

■ Taalkundig haasje-over
M. van Rees Vellinga - Eindhoven

In het artikel ‘Sofietje [2]’ in Onze Taal 1995 blz. 59 komt het verschijnsel metathesis (twee klanken verwisselen van plaats) ter sprake, waarvan de auteur zegt dat dit een uiterst zeldzaam fenomeen is.

Metathesis is een eigenschap van Germaanse talen die kan optreden wanneer een korte klinker wordt voorafgegaan door meestal de letter r en gevolgd wordt door de letter n, s, of s en een medeklinker. Dit verklaart de volgende woordparen in het Nederlands en het Engels:

branden burn
vers fresh
dorsen thresh
vorst frost
borst breast

Ook de medeklinkergroep sp/ps was onderhevig aan metathesis. Dit verklaart weps naast wesp, een natuurlijke, Germaanse klankverschuiving. Deze klankverschuiving vond plaats in het laat-Middelengels en was taalhistorisch gezien geen ‘uiterst zeldzaam fenomeen’.

■ -Ova: niet politiek, maar typisch Slavisch
A.J.M. van Unnik - Bennebroek

F. Jansen schrijft in de rubriek ‘Afkokers’ in Onze Taal van november 1994 over de dwang die in Slowakije wordt uitgeoefend op inwoners met Hongaarse achternamen om hun namen te voorzien van het achtervoegsel -ová. In dit artikel wordt de indruk gewekt dat dit een politieke achtergrond heeft.

De werkelijkheid is iets anders: alle vrouwelijke inwoners van Slowakije en Tsjechië krijgen de uitgang -ová achter de achternaam van hun vader of echtgenoot. Er zijn slechts enkele uitzonderingen op deze regel.

De regel geldt voor typisch Slowaakse namen, maar ook voor namen van Duitse afkomst (zoals Braunová, Jungwirthová, Gottwaldová), voor namen van Franse afkomst (zoals Beaufortová) en voor - vooral in Tsjechië veelvoorkomende - namen van Griekse afkomst (zoals Papadopoulosová). Wie trouwens ooit een Tsjechische krant leest, ziet dat dit systeem ook wordt gebruikt voor de eigennamen van vrouwen in het buitenland (de filmster Bardotová, de schrijfster Agatha Christieová, de tennisspeelster Linda Niemandsverdriet-ová). Dat deze schrijfwijze af en toe op de lachspieren werkt, is een andere zaak.

Het is dus geen kwestie van het opdringen van op politiek geïnspireerde regels die speciaal van toepassing zouden zijn op Hongaren (de door Jansen genoemde poging tot onderdrukking van een Hongaarse minderheid), maar van een eigenschap die in meer Slavische talen voorkomt. Vergelijk de echtgenote van Tolstoj, die onder de naam Tolstaja haar memoires heeft geschreven.

■ Taal: onbewust mensenwerk
Jelle de Vries - Ermelo

‘In navolging van Pusch heb ik destijds een voorstel gedaan voor het wijzigen van de Nederlandse taal’, schrijft Frans van Velden in het januarinummer van Onze Taal op blz. 10. De aanmatiging ten top. De taal is weliswaar mensenwerk, maar onttrekt zich nagenoeg volledig aan onze bewust uitgeoefende invloed. Soms wordt datgene wat wij nederige taalgebruikers aanreiken, gretig aanvaard. Een voorbeeld is presteren zonder lijdend voorwerp. ‘Je moet presteren’ was tot voor kort ongrammaticaal: men presteerde niets of veel. In sportjargon begon men dat lijdend voorwerp weg te laten, en de overige taalgebruikers waren voor die wijziging best te vinden. Maar het voornaamwoord hen, in 1633 door Christiaen van Heule uit een dialect geplukt om voortaan als lijdend voorwerp te dienen naast hun als beoogd meewerkend voorwerp, heeft het alleen in papieren taal een beetje gered, hinkend en wel. In natuurlijke spreektaal is het geweigerd.

Nog steeds trachten nieuwe Van Heules onze taal te beïnvloeden. Dat de taal kunstmatige ingrepen meestal niet accepteert, blijkt alleen al uit de aandacht die Onze Taal nog steeds aan dit streven besteedt.

Ons leven is doortrokken van het verschil tussen de seksen. Als dat tot discriminatie leidt, gaat het niet om woorden maar om daden. Aan die daden mag men sleutelen zoveel men wil, maar de levende Nederlandse taal, dat godsgeschenk, laat zich niet omsmeden tot Newspeak voor Frans van Velden en dergelijke fanaten.

■ Baträöfke
Drs. Marjorie Rieu-Kochmann - woordenboekredacteur, Maastricht

De heer Heestermans vraagt zich in het januarinummer op blz. 22 af of het woord batraaf nog nieuw leven in te blazen is. Wat mij be-

[pagina 72]
[p. 72]

treft graag! In het Maastrichts is batraof absoluut niet verouderd. Het betekent ‘kwajongen’ en wordt vaak, met name in de verkleinvorm baträöfke, liefkozend gebruikt voor een ondeugende kleuter.

Dr. Endepols geeft in zijn Diksjenaer van 't Mestreechs (1955) de betekenis ‘straatvlegel, batjakker’, met daarbij de voorbeeldzin ‘dat baträöfke goojde mèt snieballe’.

■ Goal: geen spellinguitspraak
Frans Debrabandere - Brugge

Op blz. 16-17 van het januarinummer wordt de uitspraak van goal met de g van goed als spellinguitspraak beschouwd. Ik wil dit tegenspreken. Deze uitspraak met Nederlandse g is evenzeer een vernederlandste uitspraak als de k-uitspraak /kool/. De g van het Engelse goal is namelijk geen Nederlandse klankeenheid. De vreemde klank wordt aan het Nederlandse klanksysteem aangepast en dus vervangen door een Nederlandse klank. Zo wordt het Franse woord garçon in de Vlaamse dialecten overgenomen als /garsong/, met vernederlandste begin-g. Dat het niet om spellinguitspraak gaat, blijkt uit een paar voorbeelden waarin de spelling veeleer een k-uitspraak teweeg zou moeten brengen. Het Franse woord seconde wordt in het Westvlaams bijvoorbeeld als /segonde/ (met lichtschurende g) uitgesproken, omdat het woord in het Frans als /segonde/ (met plof-g) uitgesproken wordt. De reine-claude (de pruim) wordt in het Westvlaams /rinneglode/ vanwege de Franse uitspraak /reineglaude/ met plof-g. Spellinguitspraak sluit ik hierbij uit.

■ Taalkundig gegoochel over vruchtbaarheidsregeling
Antoinette Broek - vertaalster Engels en Frans, Den Haag

‘Wat is het betekenisverschil tussen vruchtbaarheidsregeling en regeling van de vruchtbaarheid?’ Deze vraag staat aan het begin van een taalbericht in de rubriek Tamtam (december 1994 blz. 305), dat betrekking heeft op de in 1994 in Caïro gehouden VN-bevolkingsconferentie. De in het artikel geciteerde journalist Rob Vreeken bestempelt het lange vergaderen over een aantal in het slotdocument gebezigde woorden en zinsneden als muggezifterij en kommaneuken. Ik kan niet anders bedenken dan dat gebrek aan kennis van de Engelse taal hem tot een dergelijk commentaar heeft kunnen verleiden.

Daar de voertaal tijdens de conferentie het Engels was, moeten we ervan uitgaan dat het oorspronkelijk ging om fertility regulation, dat later tot aller tevredenheid werd veranderd in regulation of fertility. Regulation in regulation of fertility heeft uitsluitend de betekenis van ‘the act or process of regulation’. In fertility regulation is regulation een zelfstandig naamwoord dat - naast de hierboven genoemde betekenis - nog vijf andere betekenissen kan hebben. Er is, afhankelijk van de context, dus wel degelijk sprake van een betekenisverschil tussen beide vormen in het Engels. Fertility regulation heeft in de terminologie van de World Health Organisation ook betrekking op abortus. Daarmee is het een nader gedefinieerd begrip geworden, ook wel ‘vakterm’ genoemd. Regulation of fertility is daarentegen een neutraal begrip gebleven, waarin ook de tegenstanders van abortus zich hebben kunnen vinden.

■ De honden blaffen, de karavaan trekt verder
Marc De Coster - Tienen, België

In Onze Taal van december 1994 vraagt Ellen Benders uit Den Haag zich af waar de uitdrukking de honden blaffen, de karavaan trekt verder vandaan komt. Zij weet zich te herinneren dat deze merkwaardige zegswijze in haar familie, en ook daarbuiten, reeds in de jaren vijftig gebruikt werd. Koenen Eigentijds Nederlands (1986) is het enige woordenboek dat er melding van maakt. De omschrijving luidt: ‘ondanks luidruchtige, maar machteloze tegenstand een plan verder uitvoeren’. Blijkbaar is de zegswijze tot voor kort nooit echt ingeburgerd geweest, want de spreekwoordenboeken die ik raadpleegde, zwijgen er in alle talen over.

Begin jaren negentig stond in de Volkskrant: ‘“De honden blaffen, maar de karavaan trekt verder”, kirde Steenkamp, als weer eens een slachtoffer langs de kant van de weg werd achtergelaten.’ En een paar jaar later berichtte Trouw over het verzet in Denemarken tegen toetreding van het land tot het verenigd Europa: ‘De Deense honden blaffen, maar de Euro-karavaan trekt verder.’

De laatste jaren wordt de uitdrukking met regelmaat in de pers gesignaleerd. Uit vreemdtalige woordenboeken blijkt dat de zegswijze in elk geval parallellen kent in het Engels, Frans en Duits.

 

Le Dictionnaire des Expressions et locutions figurées (1984, Les Usuels du Robert) vermeldt les chiens aboient, la caravane passe, voorzien van de volgende uitleg: ‘de kreten, protesten van de afgunstigen en de kwaadsprekers zullen ons niet beletten om onze plannen uit te voeren’. Volgens dit woordenboek stoelt de zegswijze op dezelfde gedachte als blaffende honden bijten niet. The Concise Oxford Dictionary of Proverbs (1982) citeert bij de uitdrukking dogs bark but the caravan goes on uit een uit 1918 stammende vertaling van Marcel Prousts A l'ombre des Jeunes Filles en Fleurs. Daarin komt onder andere dit voor: In the words of a fine Arab proverb, ‘the dogs may bark; the caravan goes on’.

Dat zet ons meteen op het goede spoor: het gaat hier om een oude Arabische wijsheid! Nog meer duidelijkheid verschaft ons Duden Redewendungen und sprichwörtliche Redensarten (1992). De Duitse variant die Hunde bellen, und/aber die Karawane zieht weiter heet een vertaling te zijn van een Turks (Koerdisch) spreekwoord (it ürür, kervan yürür) en wordt als volgt verklaard: ‘niet belemmerd door tegenstand of kritiek vervolgen wij de door ons als juist ervaren koers’. Er kan ook nog een voorbeeld vanaf: ‘De Bondskanselier wees de kritiek van de oppositie af met de woorden die Hunde bellen, aber die Karawane zieht weiter.’

Waarschijnlijk hebben wij onze zegswijze niet rechtstreeks aan het Turks ontleend, maar via het Engels, Frans of Duits. Journalisten en politici, die niet vies zijn van leenvertalingen, zullen daarbij wel een grote rol hebben gespeeld.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Mieke Trommelen

  • Wim Zonneveld

  • G. Geerts

  • Jelle de Vries

  • Frans Debrabandere

  • Marc De Coster