Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onze Taal. Jaargang 64 (1995)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onze Taal. Jaargang 64
Afbeelding van Onze Taal. Jaargang 64Toon afbeelding van titelpagina van Onze Taal. Jaargang 64

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.78 MB)

Scans (217.87 MB)

ebook (12.73 MB)

XML (1.70 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze Taal. Jaargang 64

(1995)– [tijdschrift] Onze Taal–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 182]
[p. 182]

De Taalgrens
PCUdB

Wel weer even

In het decembernummer 1994 heb ik een paar aspecten van het zogenoemde ‘extremiteits-wel’ met u doorgenomen, dat wil zeggen: het wel in zinnen als ‘Zo kan ik nog wel uren doorgaan’. Nu is het tegenstellende wel aan de beurt. Dat is het wel dat op de een of andere manier naar een verschil tussen schijn en werkelijkheid verwijst. De simpelste vorm van dit wel vinden we waar er een contrastaccent wordt gebruikt. (Voor het verschil tussen contrastaccent (aangegeven met een accent grave: è) en normaal accent (accent aigu: é) verwijs ik naar dat decembernummer.) Een paar voorbeelden:

 

1Ik heb die rekening wèl betaald.
2Ik heb die rekening wel betààld.
3Ik heb dìe rekening wel betaald.

 

Contrastaccent op wel duidt aan dat iets het geval is wat in strijd is met de bewering of suggestie van iemand anders, of gewoon in strijd met de schijn. In plaats van wel kunnen we hier ook wel dégelijk zeggen.

Contrastaccent op een ander woord in de zin geeft aan dat iets weliswaar het geval is, maar dat daaruit toch geen min of meer voor de hand liggende conclusie mag worden getrokken: ‘Ik heb die rekening wel betààld, maar niet om een ontvangstbewijs gevraagd.’ ‘Ik heb dìe rekening wel betaald, maar die andere natuurlijk niet.’ Hier kunnen we voor wel ook weliswaar gebruiken. Het zou mooi zijn als daarmee de kous af was wat het tegenstellende wel betreft. Nee dus.

● Kun-je-wel-wel

Allereerst is er een normaal geaccentueerd wel dat een negatief aspect van een overigens positieve situatie onder de aandacht brengt. Denk aan ‘die kinderen schreeuwen wél een beetje hárd’ (al zijn ze verder leuk bezig) of ‘het waait hier wél hárd’ (al is de streek hier verder best te genieten). Het omgekeerde kan ook: ‘het elftal heeft wél zijn bést gedaan’ (al hebben ze verloren) of ‘Laila kan wél goed práten’ (al vertrouw ik haar voor geen cent, of, zwakker, al betekent het niet dat ik Laila over de hele linie zie zitten).

Dan zijn er op z'n minst nog twee speciale wellen die op de een of andere manier ook iets met het verschil tussen schijn en wezen te maken hebben. Ik noem ze even het kun-je-wel-wel en het zie-je-wel-wel (en als afgeleide van de eerste het durf-je-wel-wel). Geen van deze wellen maakt gebruik van contrastaccent.

Het kun-je-wel-wel wordt in vragende vorm gebruikt en drukt (ernstige) twijfel uit aan iets wat beweerd of gesuggereerd wordt. Neem

 

4Kun je wel flúisteren?
5Heb je die rékening wel betaald?
6Wonen er wel ménsen in dat huis?

 

In 4 lijkt het erop dat de aangesprokene binnen de gegeven situatie zacht zou moeten kunnen praten. De spreker vraagt of dat ook zo is, en drukt daar zijn twijfel over uit. Iets dergelijks geldt voor 5 en 6. Twijfel wordt bijna ongeloof en de toon neigt naar agressie als het accent op het hulpwerkwoord, indien aanwezig, komt te vallen, of op het werkwoord als er ook andere mogelijkheden zijn. Neem

4aKún je wel fluisteren?
5aHéb je die rekening wel betaald?
6aWónen er wel mensen in dat huis?

 

In combinatie met toch ontstaan soms eigenaardige effecten:

 

4bJe kúnt toch wel fluisteren?
5bJe hébt die rekening toch wel betaald?
6bEr wónen toch wel mensen in dat huis?

 

Enerzijds dwingt het toch-wel-patroon tot een bevestigend antwoord. Maar de spreker wil meer: hij wil ook dat zijn twijfel wordt weggenomen. Antwoorden op 4b, 5b of 6b zijn zelden gewoon ‘ja’ of ‘nee’. Eerder, bevestigend: ‘Ja, natuurlijk, wat dacht je anders?’ of, ontkennend: ‘Nee, wie zegt dat dat moet?’ of vermijdend: ‘Dat gaat jou niets aan.’ Zoiets.

● Zie-je-wel-wel

Bij het zie-je-wel-wel gaat het meestal niet om vragen. Voorbeeldzinnen zijn:

 

7Ik dácht wel dat je dat nooit zou lukken.
8Ik wéét wel dat je altijd stiekem mijn post inkijkt.

 

In 7 wordt verondersteld dat de aangesprokene wel degelijk van zijn slaagkansen overtuigd was. In 8 mogen we aannemen dat de aangesprokene een kop trekt alsof hij van de prins geen kwaad weet. Interessant is dat 7 zonder wel totaal van betekenis verandert:

 

7aIk dacht dat je dat nooit zou lukken.

 

In 7a geeft de spreker zijn ongelijk toe, in 7 benadrukt hij zijn gelijk.

Nog curieuzer is het feit dat toevoegen van nog in 7 ook weer de betekenis drastisch verandert:

 

7bIk dacht nog wel dat je dat nooit zou lukken.

 

De spreker gaat in 7b verder dan zijn ongelijk toegeven; hij vindt het achteraf ook nog dom van zichzelf dat hij zich zo vergist heeft.

Het zie-je-wel-wel vinden we natuurlijk ook in de constructie zie je wel zelf terug:

[pagina 183]
[p. 183]
8Zie je wel dat Laila niet te vertrouwen is?

lijkt equivalent met

9Ik heb altijd wel gezegd dat Laila niet te vertrouwen is.

 

Het laatste tegenstellende wel is het durf-je-wel-wel. Dat is een kloon van het kun-je-wel-wel, maar wel een gedegenereerde kloon, ik zou haast zeggen een clown onder de klonen:

 

10Durf je wel, met zijn allen tegen die hulpeloze Laila?

 

Ik geloof dat hier sprake is van gecanoniseerde ironie, dat wil zeggen: de ironische vorm is zo vaak toegepast dat die nog nauwelijks als ironie wordt gevoeld.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken