Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onze Taal. Jaargang 64 (1995)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onze Taal. Jaargang 64
Afbeelding van Onze Taal. Jaargang 64Toon afbeelding van titelpagina van Onze Taal. Jaargang 64

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.78 MB)

Scans (217.87 MB)

ebook (12.73 MB)

XML (1.70 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze Taal. Jaargang 64

(1995)– [tijdschrift] Onze Taal–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Reacties

■ Mi spiego bene?
Mr. H.S. Catz - Huizen

‘Als u begrijpt wat ik bedoel’ is de aan Marten Toonder ontleende titel van het volgende congres van het Genootschap Onze Taal, op 21 oktober a.s. De betekenis van die titel is: ‘Ik bedoel iets, en dat heb ik zojuist aan u uitgelegd. Dat was toch duidelijk genoeg, naar ik aanneem. Mag ik nu even informeren of u dat ook hebt begrepen?’

In het Nederlands zijn hier nog enkele andere uitdrukkingen voor: ‘Begrijpt u?’ of, nog iets sterker: ‘Snapt u het?’, ‘Gesnopen?’ Dat komt veelal over als: ‘U lijkt mij niet zo erg snaps.’

Hoeveel beleefder is de Italiaan, die op zijn uitleg laat volgen: ‘Mi spiego bene?’ ‘Druk ik mij duidelijk uit?’, ‘Verklaar ik mij duidelijk?’ Is dat niet net iets aardiger?

■ Taal voor techneuten: appels en peren
Dr. H.A.J.M. Lamers - hoofddocent Wetenschappelijke-informatieverzorging, Landbouwuniversiteit Wageningen

Willem Hendrikx behandelt in zijn artikel ‘Taal voor techneuten’ (Onze Taal juni 1995) drie speciaal voor technici geschreven boeken over rapporteren: Rapportagetechniek van R. Elling e.a., Helder rapporteren van Peter Nederhoed, en de door mij geschreven Handleiding voor technisch schrijven. Hij bespreekt de uitgaven niet alleen, hij vergelijkt ze ook met elkaar. Maar lenen deze boeken zich ook voor zo'n vergelijkend warenonderzoek? Mijns inziens niet.

Er zijn vijf soorten ‘schriftelijk rapporteren’ voor technici te onderscheiden. De eerste is ‘schriftelijk rapporteren in het algemeen’, de tweede ‘technisch schrijven’ voor consumenten. Het gaat hier om bijsluiters, gebruikershandleidingen en allerlei soorten technische instructies. De derde soort is het ‘technisch-wetenschappelijk rapporteren’, over onderzoek, proeven en dergelijke. Verder zijn er beleidsrapporten (teksten die bedoeld zijn om beslissingen uit te lokken), en ten slotte zijn er teksten voor pers, voorlichting en public relations, bedoeld om het brede publiek te informeren.

Tot welke categorie behoren de door Hendrikx besproken boeken? Rapportagetechniek behandelt ‘schriftelijk rapporteren in het algemeen’, Helder rapporteren ‘technisch-wetenschappelijk rapporteren’, en Handleiding voor technisch schrijven ‘technisch schrijven’. Hendrikx vergelijkt dus appels met peren.

Bovendien betwijfel ik sterk of hij de vakliteratuur wel kent. De door hem gewraakte opvatting dat door de lijdende vorm de snelheid van begrijpen met 10% afneemt, is te vinden in Flores d'Arcais en W.J.M. Levelt, Advances in psycholinguistics (2e druk 1974).

■ De/het place
Geert Reith - Arnhem

Coen Rombach stelt in het juli/augustusnummer van Onze Taal de kwestie de/het Place de la Concorde aan de orde. Volgens hem klinkt de place beter, en zou de eerste vertaling niet het plein maar de plaats moeten zijn. Mijns inziens is dit de juiste benadering. In ons land zijn er ook pleinen die de naam plaats dragen, bijvoorbeeld de Jansplaats in Arnhem, de Mariaplaats in Utrecht en de speelplaats bij een school.

Maar hoe zit het nu met het Engelse square? Square betekent (het) vierkant; zou het dan ook het Trafalgar Square moeten zijn? Of, naar Engelse gewoonte, Trafalgar Square, zonder lidwoord dus, net als bij straatnamen? Ik kies voor het laatste.

■ Dubbele ontkenningen
Mr. L. van der Gaag - Vinkega

In het juli/augustusnummer verdedigt Ton van der Wouden het gebruik van dubbele ontkenningen als enkele ontkenningen zijn bedoeld. Zijn artikel vraagt om enig commentaar.

De zin Ik mag ook nooit niks is, letterlijk gezien, absurd, maar het gebruik als uitdrukking is toelaatbaar, omdat iedereen weet dat het tegendeel wordt bedoeld van wat er letterlijk wordt gezegd. De ‘charme’ van uitdrukkingen als deze is die tegenstelling tussen bedoeling en letterlijke tekst.

[pagina 234]
[p. 234]

Om die charme te waarderen, moet je echter wel van die tegenstelling op de hoogte zijn. Het is de taak van de ‘schoolmeester’ daarop te wijzen, alsmede op het feit dat dubbele ontkenningen in het algemeen gewoon als dubbele ontkenningen zijn bedoeld en ook als zodanig worden opgevat.

Overigens, ik mag ook nooit niks is slechts zelden een ‘versterkende dubbele ontkenning’. Meestal wordt zij in badinerende en dus verzwakkende zin gebruikt.

■ Systematiek, problematiek
B.J.J. van Spanje - Driebergen

Marcel Lemmens stelt in zijn artikel ‘Het systeem als systematiek’ (Onze Taal juli/augustus 1995) dat met het achtervoegsel -iek in woorden als systematiek en problematiek de zaken wat vriendelijker kunnen worden voorgesteld dan ze in werkelijkheid zijn. Ik ben het daar volkomen mee oneens. Problematiek bijvoorbeeld wordt gebruikt door politici en ambtenaren die geen enkel gevoel voor taal hebben. Volgens mij behoort dat woord tot een soort overheidsjargon. Het wordt gebruikt om indruk te maken - het moet de indruk wekken dat het hier om een ingewikkelde zaak gaat, en dat de schrijver of spreker die zich daarmee bezighoudt wel een heel belangrijke figuur is. Problematiek klinkt krachtiger, ‘ronkender’, duurder dan het simpele probleem.

■ Genootschap zonder ruggegraat
H.P. Sint - Badhoevedorp

Met zeer veel instemming las ik in het juli/augustusnummer van Onze Taal de voortreffelijke brief van de heer A. van der Aa over de zijns inziens ruggegraatloze houding van het Genootschap Onze Taal. Ook ik erger mij aan het gemak waarmee u de verloedering van de Nederlandse taal zonder meer accepteert en er niets aan wenst te doen, zoals uit uw naschrift duidelijk blijkt.

U doet mij denken aan een meteoroloog die het weer alleen waarneemt en becommentarieert. Maar die goede man kan het weer nu eenmaal niet beïnvloeden. U hoeft niet als een moderne Charivarius te functioneren (als u nog weet wie dat was!), maar een wat steviger houding zou toch wel op haar plaats zijn. Maar u ziet passief toe hoe een groepje radio- en televisiejongens, aangevuld met wat dagblad-‘journalisten’, zonder taalervaring straffeloos op de luisteraars en de lezers worden losgelaten. U registreert eenvoudig hun zotteklap.

Meermalen heeft mij dit geërgerd. Nu u duidelijk aangeeft echt niet van plan te zijn iets te ondernemen, maar duidelijk maakt alleen als cassetterecorder te willen fungeren, zeg ik bij dezen mijn abonnement op.

■ Legertaal [1]
L. Verhoeff- kolonel der artillerie b.d., oud-hoofd Onderwijs Hogere Krijgsschool

Als oud-militair en taalliefhebber heb ik me geërgerd aan de vele onnauwkeurigheden en generalisaties in het artikel van Margriet de Koning Gans over legertaal in het juli/augustusnummer van Onze Taal. Zo noemt zij als voorbeeld van het veelvuldige gebruik van afkortingen door militairen: ‘Smoa stopt zijn brood in zijn liboza.’ Wat is een smoa? Het staat niet in het afkortingenvoorschrift. Liboza (linkerborstzak) is een soldatengrapje, een van de afko's uit de militaire turbotaal, zoals mipapo (militair paspoort), hepla (herkenningsplaatje) en vele andere. Overigens moet ik de eerste militair die zijn brood in zijn ‘liboza’ stopt, nog tegenkomen.

Ernstiger is wat mevrouw De Koning Gans onder het kopje ‘eufemismen’ schrijft over crisisbeheersing; volgens haar heet dat in de volksmond gewoon oorlog. Crisisbeheersing is echter het geheel van activiteiten dat erop gericht is een balans te vinden tussen enerzijds het beschermen van vitale belangen in een crisis, en anderzijds het voorkomen van escalatie van die crisis. Dat kan in de volksmond dan wel ‘gewoon oorlog’ heten, maar dan weten het volk én mevrouw De Koning Gans niet waarover het gaat: door middel van crisisbeheersing tracht men juist een oorlog te voorkomen.

En op de retorische vraag ‘Wie heeft er in de gaten dat een POW een krijgsgevangene is?’ moet het antwoord luiden: iedereen die het Engels redelijk beheerst en de afkorting voor prisoner of war kent. Overigens is dit geen term die aan het Engels is ontleend - in de Nederlandse militaire vaktaal zal men altijd over een krijgsgevangene (kgv) schrijven. En ook casualty is geen ‘eufemisme in het Engels’; het betekent niet ‘dode’, zoals de schrijfster meent - dat is killed in action (KIA). Het verzamelbegrip (battle) casualties betekent: ‘personeelsverliezen ten gevolge van gevechtsacties: gesneuvelden, gewonden, vermisten en krijgsgevangenen’.

O ja, en body bag is zo weinig eufemistisch dat de Amerikaanse gravendienst tegenwoordig spreekt over een human remains pouch.

■ Legertaal [2]
J.C. Kruidenier - luitenant-kolonel der Infanterie, Den Haag

Margriet de Koning Gans geeft in het juli/augustusnummer van Onze Taal geen objectief beeld van de legertaal. Graag wil ik enige nuanceringen aanbrengen.

Ik zal niet ontkennen dat er binnen de strijdkrachten woorden, begrippen en taalstijlen voorkomen die je niet zo snel elders zult tegenkomen. De vraag is of dit per se negatief gewaardeerd moet worden. Hebt u wel eens artsen met elkaar horen praten over een patiënt? Hebt u wel eens docenten Nederlands met elkaar horen praten over taalgebruik? Elke beroepsgroep heeft voor de interne communicatie in zekere mate een eigen taal ontwikkeld, waardoor men aan een half woord genoeg heeft. Zeker voor militairen is dit van belang.

Over ‘de militair als schrijver’ het volgende. Een beroepsofficier gaat, na eerst uitvoerende functies vervuld te hebben, op een zeker moment op hogere niveaus functioneren, waar hij moet communiceren met personen die niet of minder op de hoogte zijn van het militaire jargon. Hij moet dus weer ‘normale’ taal gaan gebruiken, en veelal schriftelijk rapporteren. Om hem daarop voor te bereiden krijgt hij een aanvullende opleiding waarin schriftelijk rapporteren een belangrijke rol speelt. Ik vind dat de defensie-organisatie hiervoor eerder lof dan kritiek verdient. De schampere opmerkingen van mevrouw De Koning Gans over een aantal slechte voorbeelden zijn wel érg goedkoop. Ook het verwijt dat commandanten en chefs verouderde schrijfnormen opleggen aan hun stafofficieren is onjuist.

Het bezwaar van mevrouw De Koning Gans tegen het gebruik van Engelse termen is te zwart-wit. Laten we niet vergeten dat velen in de krijgsmacht dagelijks werken in organisaties waar de voertaal Engels is. Dit is mijns inziens dan ook de reden dat in geschriften binnen de defensie-organisatie nogal eens Engelse termen voorkomen. Het verwijt van mevrouw De Koning Gans dat Defensie met het Engels de bruutheid van de oorlog wil camoufleren, is onjuist en onterecht.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken