Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onze Taal. Jaargang 66 (1997)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onze Taal. Jaargang 66
Afbeelding van Onze Taal. Jaargang 66Toon afbeelding van titelpagina van Onze Taal. Jaargang 66

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.63 MB)

Scans (298.25 MB)

ebook (15.99 MB)

XML (1.71 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze Taal. Jaargang 66

(1997)– [tijdschrift] Onze Taal–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 86]
[p. 86]

Reacties

■ Linde(n)laan (1)
G.C. Molewijk - Amsterdam

In Onze Taal van januari stelt de heer Sterenborg dat straatnamen met de nieuwe spelling in overeenstemming moeten. worden gebracht. Deze opvatting is volgens mij onjuist.

Straatnamen zijn eigennamen, en spellingregels zijn daarop bijna nooit van toepassing. Een uitzondering vormt de Spellingwet van 1947, die expliciet voorschreef dat namen als Heerengracht, Hoogeweg en Leidscheplein voortaan als Herengracht, Hogeweg en Leidseplein moesten worden gespeld.

De Spellingwet vermeldt verder (art. 1.11) dat een aantal zaken, waaronder de schrijfwijze van tussenklanken in samenstellingen, op een later tijdstip bij algemene maatregel van bestuur zal worden geregeld. De Spellingwet bepaalt echter niet dat straatnamen op dat latere tijdstip opnieuw aan eventueel gewijzigde regels moeten worden aangepast. De wijziging van 1955 is dan ook nooit op straatnamen van toepassing verklaard. De Cantineweg kon ongewijzigd blijven. De wijziging van 1996 heeft evenmin betrekking op eigennamen. Dit betekent dus dat de Lindengracht kan worden gehandhaafd.

Overigens is het tamelijk gewoon dat straatnamen van afwijkende spellingen worden voorzien. Men denke aan Graan voor Visch in Hoofddorp en aan straatnamen met een zeventiende-eeuwse spelling. Afwijkende spellingen als Drentestraat en IJselkade zijn ontstaan doordat onze Bosatlas tot 1955 de gewoonte had om voor veel namen, waaronder Drenthe en IJssel, eigen spellingen of zelfs eigen benamingen te hanteren (Culemborg heette in die atlas Kuilenburg).

Dit alles leidt tot de conclusie dat er geen enkele wet of richtlijn bestaat die de gemeenten verplicht om hun straatnamen om te spellen.

■ Linde(n)laan (2)
M. Melissen - Amstelveen

De schrijver die vindt dat het woord Lindenlaan gespeld moet worden als Lindelaan ziet twee argumenten over het hoofd. Allereerst gelden volgens de Leidraad de regels voor de tussenletter -n- alleen voor samenstellingen waarin tussen de delen een toonloze e wordt gehoord (paragraaf 5.1.1, blz. 24 van het Groene Boekje). Tussen linde en laan wordt helemaal niets gehoord, behalve bij sprekers die hier een n uitspreken. In dit geval geldt de regel dus niet.

Verder is er geen enkele reden waarom een meervoud niet het eerste lid van een samenstelling kan zijn. Woorden als minderhedenbeleid en stedendwinger maken dat ondubbelzinnig duidelijk. Een eerste lid linden kan dus heel goed, en het woord Lindenlaan is gewoon een samenstelling van linden met laan. Er zijn dus geen nieuwe bordjes nodig.

Naschrift W. Sterenborg

In mijn artikel in het januarinummer heb ik gesteld dat de wet aanpassing van straatnamen eist. In artikel 1 van de Spellingwet van 1947 (die nog steeds van kracht is) zegt lid 6 dat binnenlandse aardrijkskundige namen voorlopig buiten de gebruikelijke spellingregels vallen. Lid 8 stelt uitdrukkelijk vast dat namen van straten, lanen, enz. niet tot die uitzonderingscategorie behoren. Op straatnamen zijn ‘mitsdien’ (= omdat het geen uitzonderingen zijn) de vereenvoudigingsregels van toepassing. Dat hierbij expliciet de ee, oo en sch genoemd worden en niet de tussen-n, is vanzelfsprekend: in lid 11 van art. 1 wordt medegedeeld dat deze laatste categorie nog beregeld moet worden (waarbij een toekomstige commissie eventueel aan uitzonderingen zou kunnen denken met betrekking tot straatnamen, hetgeen helaas niet gebeurd is).

Deze beregeling van de tussen-n heeft plaatsgevonden in 1955 en 1995, beide keren zonder dat straatnamen als uitzonderingen worden aangemerkt. Maar zelfs áls het jongste Spellingbesluit de regels van de Spellingwet buiten werking gesteld zou hebben, zouden de straatnamen nog onderhevig blijven aan het spellingregime. Lid 6 en lid 8 zijn dan niet meer van toepassing, waardoor straatnamen ‘gewone’ geografische aanduidingen worden waarvoor dan geen uitzonderingsregel meer geldt. Ze vallen daarmee onder de spellingregels.

Dat de heer Molewijk tevergeefs gezocht heeft naar een besluit dat de wijzigingen van 1955 op straatnamen van toepassing verklaart, verwondert mij geenszins: daaraan was helemaal geen behoefte, omdat de wet dat al geregeld had!

Uit naspeuringen in het Tilburgse gemeentearchief is mij gebleken dat het aanpassen van de sch in straatnamen daar, zonder een daartoe strekkend raadsbesluit, over een periode van meer dan veertig jaar geleidelijk heeft plaatsgehad. Deze werkwijze strookt met wat het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen in Ng-magazine van 7 februari jongstleden adviseert.

De heer Melissen heeft gelijk dat er in Lindelaan geen sprake is van een echte tussenklank -e(n)-; de stomme e die we horen, maakt deel uit van het eerste deel van de samenstelling: Linde. De Leidraad van het Groene Boekje bevat op blz. 24 dus een slordige formulering; daar staat dat de regels voor de tussen-n gelden voor woorden waar tussen de samenstellende delen een -e- wordt gehoord. Dat Lindelaan wel degelijk onder de nieuwe regels voor de tussen-n valt, blijkt uit regel 2, waarin beschreven wordt wanneer we geen -n-moeten schrijven. Onderdeel c. van regel 2 luidt: ‘Het eerste deel is een zelfstandig naamwoord dat op een toonloze /e/ eindigt en een meervoud op -en en -s heeft: gedaanteverwisseling (...)’. Hieronder valt ook linde; Lindelaan krijgt daarom geen -n-. De Woordenlijst vermeldt dan ook lindelaan, als soortnaam, dus zonder hoofdletter.

Met zijn tweede opmerking - dat het eerste deel van een samenstelling heel goed een meervoud kan zijn, zoals in min-

[pagina 87]
[p. 87]

derhedenbeleid, en dat Lindenlaan dus ook mogelijk moet zijn - gaat de heer Melissen voorbij aan de nieuwe regels voor de tussen-n. Volgens de nieuwe spelling schrijven we (nog steeds) minderhedenbeleid. De reden daarvoor is nu dat minderheid alleen een meervoud heeft op -n. Om dezelfde reden heeft stedendwinger zijn tussen-n behouden. De nieuwe regels dwingen ons hier alleen naar de vorm van het eerste lid van de samenstelling te kijken, en de oude noodzakelijkmeervoudregel geheel te laten voor wat hij was.

■ Linde(n)laan (3)
LOESJE, namens haar, Katja Einders - Arnhem

Toen ik de Volkskrant van 28 januari aan het doorlezen was, viel mijn oog op een artikel met de kop ‘Gemeente moet ook straten omdopen’. Het artikel bleek gebaseerd op het januarinummer van Onze Taal, waarin neerlandicus W. Sterenborg vertelt dat de gemeenten ook consequent moeten zijn met het toepassen van de nieuwe spelling op straatnamen.

Ik vind niet dat gemeenten de nieuwe spelling verloochenen als zij de straatnamen laten zoals ze nu zijn. Zo zijn ze immers ooit genoemd en het lijkt me juist vreemd om dat ineens te veranderen. Want als je begint met veranderen, blijkt dat er meer terreinen zijn waarop je de nieuwe spelling kunt toepassen. Er zijn duizenden achternamen die niet voldoen aan de regels van de nieuwe spelling. Als een gemeente consequent is, moet ze ook daar de nieuwe regels toepassen.

Krijgen alle Nederlanders die een veranderde achternaam moeten krijgen dan ook een bericht dat ze er tegelijk voor kunnen kiezen een nieuwe achternaam te verzinnen? Want als ze eenmaal beginnen met veranderen, is dat natuurlijk een kleine moeite. Behalve als blijkt dat veel mensen met een achternaam die wél binnen de regels past, ook een nieuwe naam willen. Want zij willen natuurlijk niet achterblijven.

We kunnen natuurlijk ook besluiten dat alle namen (van straten en families) blijven zoals ze zijn. Daar ben ik wel voor.

Naschrift redactie

Moeten de straatnaambordjes veranderd worden? Wij hebben uitgezocht óf ze veranderd zullen worden.

Straatnaamgeving is bij de Gemeentewet van 1851 gedelegeerd aan gemeenten. Gemeenten zijn dus de baas over de namen van hun straten. De spelling van straatnamen kan daardoor van gemeente tot gemeente verschillen. Het uitgangspunt is doorgaans wel dat ambtenaren een schrijfwijze voorstellen ‘volgens de vigerende spelling’ van het tijdstip waarop de namen worden vastgesteld.

Een voorlichter van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) bevestigt dat de afzonderlijke gemeenten voor zichzelf de spelling van straatnamen kunnen bepalen. De VNG voert een pragmatisch beleid: ‘Wij raden de gemeenten aan om er geen werk van te maken zolang zij het zelf geen probleem vinden. Wel adviseren wij voor nieuwe straatnamen de nieuwe spelling te hanteren.’ Dit advies sluit aan bij het voorschrift dat ambtelijke teksten die na 1 augustus 1997 worden gemaakt, in de nieuwe spelling geschreven moeten zijn.

Opmerkelijk is dat het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen er anders over denkt. Alle straatnamen dienen op den duur volgens de nieuwe spelling te worden geschreven, aldus het ministerie, maar de woordvoerder pleit voor een geleidelijke vervanging, bijvoorbeeld als de bordjes van de muur zijn gevallen en vernieuwd moeten worden.

Het dagblad Trouw van 20 januari maakte een ronde langs de straatnaamcommissies van enkele grote steden. Amsterdam beschouwt straatnamen als historische gegevens die je niet moet veranderen. In Den Haag wacht de commissie tot de gemeente in kaart heeft gebracht wat de gevolgen van aanpassing zijn. De Rotterdamse gemeentearchivaris is geneigd tot aanpassing, maar zal het onderwerp niet als eerste op de agenda zetten. De gemeente Tilburg wil voortvarender te werk gaan: na een vergadering in maart kunnen volgens de voorlichtster een maand later de nieuwe bordjes besteld worden.

■ Geachte lezeressen en lezers
Dr. A.G.M. Berentsen - Effeff taaltraining Duits, Zeist

Harry Cohen maakt in het januarinummer in zijn artikel over vrouwelijke beroepsnamen een vergelijking met het Duitse gebruik van vrouwelijke (functie)namen. De Duitse omgang met geslachtsspecifieke aanduidingen is niet geheel juist weergegeven: de politieke correctheid gebiedt nu juist niet Leser und Leserinnen te schrijven, maar Leserinnen und Leser, of zoals in de politiek Politikerinnen und Politiker, Bürgerinnen und Bürger en in het bedrijfsleven Kolleginnen und Kollegen.

Naschrift Harry Cohen

Politieke correctheid betekent gelijkberechtigdheid, niet ‘dames gaan voor’. Duitse kranten en politici zetten inderdaad vaak uit hoffelijkheid de Leserinnen en de Bürgerinnen voorop, maar in het bedrijfsleven en in ambtelijke stijl houdt men gewoonlijk de alfabetische volgorde aan. Deze pakt vrijwel altijd ten ‘voordele’ van de mannen uit, zoals in Verordnung über die Berufsausbildung zum Koch/zur Köchin. De zogenoemde ‘Sparschreibung’ heeft een eender effect: der/die Besitzer/in of der(die) Besitzer(in). Ook in de adresseerstijl zien we zelden een galante omkering van het klassieke Herrn und Frau Meier.

■ Levensloopbestendige woningen
Mr. M.G. Bannenberg - directiesecretaris Stichting Humanitas, Rotterdam

Graag wil ik reageren op het artikel ‘Remmend vlees in het flikkergroen’ in Onze Taal van januari. Hierin noemt F. Jansen de aanduiding levensloopbestendige woning niet alleen een aanleiding tot een acute kaakverstuiking, maar ook een eufemisme voor ‘invalidenwoning’.

De kaakverstuiking laat ik voor wat ze is, maar wat de betekenis van levensloopbestendige woning betreft, slaat Jansen de plank volledig mis. Het kenmerkende van deze woning is nu juist dat het géén invalidenwoning is, maar een woning die geschikt is voor iedereen! Omdat onze stichting, de uitvinder van de levensloopbestendige woningen, voornamelijk huisvesting biedt aan ouderen, hebben we gezocht naar een woning waar alle noodzakelijke zorg kan worden geboden. Voorheen werden ouderen vaak gedwongen om steeds te verhuizen naar een servicewoning, verzorgingshuis en zelfs verpleeghuis, al naar gelang de behoefte aan meer of minder zorg. De levensloopbestendige woning is een woning waarin je (ook als echtpaar) gezond kunt komen wonen en altijd kunt blijven, ongeacht de zorgbehoefte. Dit type woningen bestond voorheen niet.

Ik geef toe dat het geen mooi woord is; eenieder die een betere benaming weet, nodig ik uit om die kenbaar te maken.

[pagina 88]
[p. 88]

■ Metaforen en reorganisaties
Jan Huurman - organisatieadviseur, Wassenaar

Theo Groen signaleert in het januarinummer van Onze Taal het gebruik van metaforen in rapporten en toespraken rond reorganisaties. Hij beperkt zich tot de ‘mechanische’ metaforen (analogie met machines) en concludeert vervolgens dat managers en organisatieadviseurs een beperkte kijk op mens en organisatie hebben: een wereld waarin alles voorspelbaar verloopt en die met een simpele handeling (‘de knop moet om’) bij te sturen is. Groen bepleit het gebruik van metaforen die de verantwoordelijkheid van medewerkers centraal stellen, zoals ‘samen op reis’.

De kracht van Groens artikel is dat hij de aandacht vestigt op taalgebruik - en meer in het bijzonder metaforen - bij reorganisatieprocessen. De keuze voor het type metafoor is als het ware de spiegel van de geest van de organisatieadviseur. De zwakte van het artikel is de suggestie dat er bij reorganisaties hoofdzakelijk natuurwetenschappelijke, mechanische metaforen gebruikt zouden worden. Groen komt niet verder dan een formulering als ‘in de praktijk (...) blijken vooral (...)’. Gareth Morgan geeft in zijn boek Beelden van organisatie (Scriptum, 1992) acht hoofdstromen van metaforen om organisaties te beschrijven; de mechanische metafoor is er slechts een van. Vanuit mijn eigen ervaring durf ik de stelling aan dat de meerderheid van de organisatieadviseurs juist niet-mechanische metaforen gebruikt, al was het alleen maar om voldoende draagvlak voor organisatieveranderingen te krijgen.

Ook míjn stelling kan worden aangevochten wegens het ontbreken van bewijsmateriaal. Zou het daarom geen aardig idee zijn om eens goed in kaart te brengen welke typen metaforen door organisatieadviseurs worden gebruikt? Een tweede stap zou kunnen zijn om het type metafoor te koppelen aan de aard van de voorgestelde reorganisatie. Een interessant interdisciplinair (promotie)onderzoek voor een taalkundige en een organisatieadviseur.

■ Alternatief voor of of
Jan Heyvaert - vertaler, Kester, België

Met belangstelling las ik in de rubriek ‘Vraag en antwoord’ in het januarinummer de suggesties om het dubbele of te vermijden in een zin als ‘Ik weet niet of ik moet vertrekken of of ik het haar moet uitleggen.’ Het verbaasde mij echter naast de interessante alternatieven geen vermelding te zien van het synoniem van of dat het Nederlands te bieden heeft, namelijk dan (wel).

Van Dale maakt onder dan (tweede betekenis, I, 3) melding van deze toepassing ‘wanneer het onderschikkende “of” voorafgaat (vaak verbonden met “wel”)’. Het voorbeeld van het januarinummer kan dus ook worden: ‘Ik weet niet of ik moet vertrekken dan wel of ik het haar moet uitleggen.’ Toegegeven, het klinkt misschien wat plechtstatig, maar in complexere zinnen dan deze, bijvoorbeeld in vertalingen van het Engelse whether... or, heeft het mij al menigmaal uitkomst geboden.

■ Verboden voor andere honden
F. Oostwoud - Sittard

Marjorie en Marc Rieu vinden dat het verbodsbord aan de ingang van de Brusselsepoort in Maastricht met het opschrift ‘m.u.v. geleidehonden’ ontegenzeggelijk iets cynisch heeft. Mijn inziens is dat niet zo. Het bord is bestemd voor andere passanten met een hond. Op grond van het bord kan tegen hen worden opgetreden. Daarentegen is de blinde met zijn geleidehond gevrijwaard van het verbod. Hij of zij hoeft het bordopschrift niet te kunnen lezen, getuige de afkorting ‘m.u.v.’

Ook hier geldt: een goed verstaander heeft genoeg aan een half woord.

■ Ook andere geleidehonden
Agmaja Kolman - Bergen op Zoom

Naar aanleiding van ‘Taal in beeld’ in Onze Taal van januari wil ik het volgende opmerken. Het verbodsbord voor honden ‘m.u.v. geleidehonden’ heeft volgens Marjorie en Marc Rieu ontegenzeggelijk iets cynisch. Op het bord staat ‘geleidehonden’ en niet ‘blindengeleidehonden’, en daar is niets cynisch aan. Er bestaan namelijk meer soorten geleidehonden. Ik doel hier op geleidehonden voor gehandicapten, de zogenoemde SOHO-honden (SOciale HOnden). Het bord is niet alleen voor mensen met een blindengeleidehond, maar ook voor degenen met een SOHO-hond. Ik heb zelf een heel lieve SOHO-hond, en ik vind deze rechtzetting daarom heel belangrijk.



illustratie

■ Omniplurialen
A. van de Wetering - Driebruggen

Jules Welling daagt de lezers in Onze Taal nummer 1 uit om onder meer woorden te zoeken met zo veel mogelijk medeklinkers erin. In de grote Van Dale vond ik de volgende woorden met 12 verschillende medeklinkers: verkiezingspamflet, mosterdzwavelkopje, plichtsverzaking, kapitaalafschrijving, verkledingszucht, dampkringslucht, bloedverwantschap, prachtbundelzwam, verbeeldingsmacht. Woorden die in de grote Van Dale ontbreken zijn: verzetsmogelijkheden, acquisitiewerkzaamheden, selectiewerkzaamheden, afdelingsopzichter, bewijsverplichting.

We laten Van Dale nu maar links liggen, want zo komen we niet verder. Met wat fantasie komen we langzaamaan tot 20 verschillende medeklinkers:

 

13:dampkringsluchtje (alle letters verschillend!), proefveldtechniekjes
15:luchtverdampingsbakje
16:bevolkingspiramidezuchtje, acquisitiewerkzaamhedenploegje, kunstzijdefabricagehelmpje
18:dekbevruchtingswijzefilmpje
19:ex-bv-acquisitiewerkzaamhedenploegje
[pagina 89]
[p. 89]
20:ex-bottwkampveiligheidsfactorenquizje

 

Tot slot twee woorden waarin alle vijf klinkerletters staan en alle medeklinkers verschillend zijn: campinghoudster, sandwichformule (goedgekeurd door Van Dale).

De uitdaging was wel amusant.

■ Dubbeltjesijs
C.J. Langbroek-Knop - Leeuwarden

F. Jansen schrijft in Onze Taal van januari over nieuwe woorden van 1996. Hij noemt daarbij het woord dubbeltjesijs. Ik wil u even melden dat ik, geboren in 1932, dit woord al sinds mijn jeugd ken. In elk geval gebruikte ik het in mijn tienerjaren, in de winters vlak na de oorlog. Ik woonde toen in Utrecht en wij schaatsten tochten in de buurt van Maarssen en Loosdrecht. De betekenis was dezelfde als die de heer Jansen geeft: ‘zwart ijs met witte stippen van gasbellen’. Het was voor ons een teken van betrouwbaarheid als het ijs er zo uitzag. In de venige grond ontstaat vaak gas (methaan, geen lucht dus), en dubbeltjesijs is dan ook typerend voor veenachtig gebied.

■ Open en gesloten klinkers (1)
T. Hoevers - Amsterdam-Nieuwendam

Het Nederlands kent klinkers in twee gedaanten. De meest gangbare benaming is lang en kort. Maar sommige mensen zijn daar niet tevreden mee en bedenken allerlei andere benamingen, zoals helder en dof, vrij en gedekt, gespannen en on gespannen, zwakgesneden en scherpgesneden. En mevrouw Dullaart voegt er in het januarinummer op blz. 23 nóg een aan toe: open en gesloten.

Laten we ons maar liever bij de oude vertrouwde lange en korte klinkers houden. Men doelt weliswaar niet zozeer op de tijdsduur maar meer op het karakter van de klank, maar in woorden als laat, beek en boos wordt de klinker inderdaad langer aangehouden dan in lat, pet en bos. Bij de i en u horen we alleen een klankverschil, geen verschil in tijdsduur: diep, statuut - kip, put, maar met een r erachter weer wel: dier, schuur - Dirk, schurk. Hetzelfde gebeurt, maar in mindere mate, ook als er een n achter staat: zien, immuun - spin, dun. De a, e en o met de r erachter klinken misschien ook wat extra lang: paar, meer, boor, waarbij de e en o dan tevens van klank veranderen.

De aanduiding lang/kort klopt in de meeste gevallen dus wel en, nou ja, bij een paar gevallen dan niet. Laten we daar niet te zwaar aan tillen en het maar zo laten. Een taal is tenslotte geen wiskunde.

■ Open en gesloten klinkers (2)
A. Blom - afdeling Toegepaste Taalkunde TV Delft

Volkomen terecht wijst Joanna Dullaart er in nummer 1 op dat de aanduidingen vrij en gedekt voor de klinkers in resp. boom en bom te weinig zeggen over de uitspraak om bruikbaar te zijn in het onderwijs - of dit nu schoolkinderen of anderstaligen betreft. Ook de termen lang en kort vinden bij Dullaart geen genade. Het verschil tussen a en aa of o en oo is geen kwestie van duur maar van articulatiewijze, zo stelt zij, en weer heeft zij geen ongelijk.

Toch vrees ik dat het taalonderwijs weinig baat zal hebben bij wat Dullaart hiervoor in de plaats stelt. Zij kiest in haar onderwijs voor de termen open en gesloten, en definieert die aldus:

-een klinker in een open lettergreep heeft een open uitspraak (ma)
-een klinker in een gesloten lettergreep heeft een gesloten uitspraak (man)
-voor een open uitspraak in een gesloten lettergreep zijn twee letters nodig (maan).

 

Ik zie niet hoe de termen open en gesloten hier verhelderend zijn voor de uitspraak. Wat is er ‘open’ aan de ee en de oo in been en boom, vergeleken met de e en de o in pen en bom? De mond in elk geval niet! Nee, de termen open en gesloten hebben uitsluitend betrekking op de lettergreepstructuur. Gesloten wil hier zeggen ‘afgesloten door een medeklinker’, en open: ‘niet afgesloten door een medeklinker’. En: hoe weet je of een lettergreep ‘open’ of ‘gesloten’ is? ‘Om te kunnen spellen (...) moet je leren hoe de woorden in lettergrepen verdeeld worden’, stelt Dullaart. Maar dat moet iemand dan wel even uitleggen!

Laat ik het eens proberen. In de Nederlandse woorden haring, edel, bomen en uren ligt de lettergreepgrens vóór die ene medeklinker, en niet, zoals bijvoorbeeld in de vergelijkbare Engelse woorden caring, edit, coming en user, erna. Eén enkele medeklinker gaat in het Nederlands naar de volgende lettergreep. Je krijgt dan verdelingen als ha+ring, e+del, bo+men en u+ren. Je moet het maar weten!

Maar als we het echt willen uitleggen, zijn we nog niet klaar. Het eind van een lettergreep, zo moeten we er dan vervolgens bij vertellen, dat is net zoiets als het eind van een woord. Klanken als in man, pen en bom komen daar niet voor. Dus vindt men het in het Nederlands niet nodig om daar aa, ee, oo en uu te schrijven. Eén a, e, o en u in haring, edel, bomen en uren is genoeg om uitsluitsel te geven over de uitspraak, net zoals bijvoorbeeld in na, zo en nu.

En nog is dit niet het hele verhaal. Want u ziet misschien al waar ik gesmokkeld heb: de spelling van de e op het woordeinde (twee, zee, mee) moet er nog ingepast worden, evenals de uitspraak van de e in andere en hogere: zijn dit dan ook ‘open klinkers in open lettergrepen’?

■ Savieren sjerrebekke
Marcus Leroy - Ambassade België, Harare, Zimbabwe

Niet veel later dan Hans Heestermans (zie Onze Taal van januari) zong ik in de klas ook ‘Vier weverkens’, zij het een eind meer naar het zuidwesten, in de buurt van Gent. Ook ik wist toen niet wat savieren was in de liedregel ‘en zij kochten een pond sa vieren’. Ik las het als één woord, denkende dat het een goedkoop vervangingsproduct voor boter moest zijn, iets als margarine, waar de weverkens een pond van kochten omdat de boter zo diere was. Nu weet ik dat het ‘met zijn vieren’ betekent. Dat even verder uit de tekst blijkt dat ‘ze het boterke hadden gekocht’ ontsnapte toen blijkbaar aan mijn aandacht.

 

Wat mag in 's hemelsnaam sjerrebekke betekenen, vraagt Hans Heestermans zich af. Ik weet het ook niet, maar ik waag een gok. Het zou van het Franse serre-bec kunnen komen, een stuk gereedschap met een bek of bedoeld om een of ander bekvormig onderdeel (van een weefgetouw?) dicht te drukken. Het Frans heeft talrijke samenstellingen met serre-. Een welbekend voorbeeld is serre-joints (lijmschroef), dat, ook in het Frans trouwens, verbasterd is tot sergeant.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Thomas Hoevers

  • G.C. Molewijk

  • Wil Sterenborg

  • Harry Cohen

  • Marcus Leroy