Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onze Taal. Jaargang 68 (1999)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onze Taal. Jaargang 68
Afbeelding van Onze Taal. Jaargang 68Toon afbeelding van titelpagina van Onze Taal. Jaargang 68

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (20.19 MB)

Scans (591.17 MB)

ebook (19.45 MB)

XML (1.84 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze Taal. Jaargang 68

(1999)– [tijdschrift] Onze Taal–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 335]
[p. 335]

Vraag en antwoord
Taaladviesdienst

(Over) het dek op en neer huppelen

? In een bekend sinterklaasliedje komt de volgende zin voor: ‘Hoe huppelt zijn paardje het dek op en neer.’ Is het niet beter te zeggen: ‘Hoe huppelt zijn paardje over het dek op en neer’?

 

! Nee. De toevoeging van over is mogelijk, maar zeker niet noodzakelijk.

We begrijpen wel waarom deze zin vragen bij u oproept. Huppelen is een onovergankelijk werkwoord. Dat betekent dat we het doorgaans niet met een lijdend voorwerp combineren. Op het eerste gezicht lijkt het dek in deze zin lijdend voorwerp; dat zou betekenen dat het dek ‘wordt gehuppeld’ door het paard - en dat kan natuurlijk niet. Dat deze zin toch mogelijk is, komt door de toevoeging op en neer. We kunnen de zin vergelijken met ‘Hij sprong het water in’. Hierin is sprong ook een onovergankelijk werkwoord. Het water is dan ook geen lijdend voorwerp (‘Hij sprong het water’ is geen goede zin), maar het water mis in zijn geheel een richtingbepaling. In is hier een achtergeplaatst voorzetsel. In ‘Hoe huppelt zijn paardje het dek op en neer’ kunnen we op en neer een achtergeplaatste voorzetseluitdrukking noemen; het dek op en neer is een richtingbepaling.

We kunnen dit sinterklaaslied dus met een gerust hart blijven aanheffen.

Marsepeine(n) aardappeltjes

? Albert Heijn heeft volgens eigen zeggen marsepeine aardappeltjes in zijn assortiment. Klopt dat marsepeine wel?

 

! Marsepeinen aardappeltjes is in elk geval veel gebruikelijker, en heeft dan ook sterk onze voorkeur. Van Dale (1999) vermeldt als enige woordenboek marsepein als bijvoeglijk naamwoord, met de toevoeging ‘weinig gebruikt’ en het voorbeeld een marsepein varken. Marsepeine (de verbogen vorm van dit bijvoeglijk naamwoord) zou volgens Van Dale gebruikt kunnen worden. Maar in de andere woordenboeken en het Groene Boekje treffen we alleen het bijvoeglijk naamwoord marsepeinen aan.

Marsepeinen is een zogenoemd stoffelijk bijvoeglijk naamwoord: een bijvoeglijk naamwoord dat met het achtervoegsel -(e)n is afgeleid van een stofnaam. Heel gebruikelijke voorbeelden van dit soort bijvoeglijke naamwoorden zijn betonnen en houten. ‘Eetbare’ stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden troffen we nauwelijks aan. Van Dale vermeldt chocoladen (‘van chocola’) en suikeren (‘van suiker’), maar ook deze bijvoeglijke naamwoorden zijn niet echt gebruikelijk.

Mársepein/marsepéín

? Waar ligt de klemtoon in marsepein: op mar of op pein?

 

! Zowel mársepein als marsepéín is juist. De woordenboeken van Koenen (1999), Kramers (1996) en Verschueren (1996) vermelden beide varianten. Van Dale (1999) en Prisma (1997) geven alleen mársepein. Uit de naslagwerken blijkt dat beide uitspraakvarianten in elk geval al zeventig jaar voorkomen.

Bij het bijvoeglijk naamwoord marsepeinen geven Verschueren en Kramers ook beide varianten. Maar volgens Prisma is marsepéínen het gebruikelijkst; Koenen en Van Dale geven juist alleen mársepeinen. Ook hier hebt u de keuze.

Dramatisch

? Is dramatisch juist in ‘Onze omzet is in 1999 dramatisch gestegen’?

 

! In deze zin heeft dramatisch de betekenis ‘spectaculair, opzienbarend’. Meestal wordt het gebruikt in de betekenissen ‘aangrijpend’ en ‘erg, afschuwelijk’, maar Van Dale neemt dramatisch sinds de elfde druk uit 1984 ook op in de betekenis ‘opzienbarend’. In de dertiende druk (1999) staat dat het hier gaat om een ‘leenbetekenis’ (het Engelse dramatic(ally) betekent onder meer ‘spectaculair’) - in de vorige druk (1992) vermeldde Van Dale dat er hier sprake was van een anglicisme. De overige woordenboeken geven alleen negatieve betekenissen bij dramatisch.

Hoewel dramatisch volgens Van Dale kennelijk al enige tijd in het Nederlands wordt gebruikt voor iets zeer positiefs, is het raadzaam het woord in elk geval niet te gebruiken in zinnen waarin het negatief opgevat kan worden. In bijvoorbeeld ‘We verwachten dat de effecten van de fusie dramatisch zullen zijn’ zullen weinigen aan dramatisch de betekenis ‘opzienbarend’ toekennen. Maar ook een dramatische omzetstijging en een dramatisch herstel kunnen de lezer even op het verkeerde been zetten: deze voelt wel dat er iets positiefs is bedoeld, maar er lijkt iets negatiefs te staan. Het lijkt ons het best om in positieve contexten spectaculair, opzienbarend, sensationeel, weergaloos, enz. te gebruiken.

Wou(d)en/wilden

? Is ‘Wij wouen zo graag een ijsje’ juist? Of mag je alleen wilden gebruiken?

 

! Het meervoud wouen wordt eigenlijk alleen gebruikt in de informele spreektaal, zoals in de voorbeeldzin. Fout is wou(d)en zeker niet: in het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT, deel XXVI, 1993) staat dat wou(de) al in het Middelnederlands werd aangetroffen; woude is afgeleid van wolde.

Het enkelvoud wou komt vaker voor dan het meervoud wou(d)en; het is ook minder informeel. Van Dale (1999) geeft bij willen de vervoegingen wilde/wou, heeft gewild, wilden. Wouwen wordt door Van Dale ‘volkstaal’ genoemd en wouden ‘Belgisch-Nederlandse spreektaal’. Wouden komt echter ook in Nederland wel voor; velen klinkt wou(w)en toch wat al te informeel in de oren. Het Groene Boekje vermeldt wilde/wou, wilden/ wouden, evenals het woordenboek van Prisma (1997). De Algemene Nederlandse Spraakkunst (1997) geeft wilde/wou, wilden/wouen; wouen krijgt het label ‘informeel’. De vorm wouden vermeldt de ANS vreemd genoeg niet.

In informele schrijf- en spreektaal kunt u wouden en ook wou(w)en wel gebruiken; voor formele taal is alleen wilden geschikt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken