Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onze Taal. Jaargang 75 (2006)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onze Taal. Jaargang 75
Afbeelding van Onze Taal. Jaargang 75Toon afbeelding van titelpagina van Onze Taal. Jaargang 75

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.56 MB)

ebook (23.42 MB)

XML (1.82 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze Taal. Jaargang 75

(2006)– [tijdschrift] Onze Taal–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 127]
[p. 127]

Vraag en antwoord

Taaladviesdienst

Buigen/bogen op

?Wat is er mis met de zin ‘Ons bureau kan buigen op een lange traditie van advisering’?

 

! Hier moet niet buigen maar bogen worden gebruikt. Het gaat om de uitdrukking kunnen bogen op, die ‘in het trotse bezit zijn van, beschikken over’ betekent. Omdat we bogen vooral kennen als verledentijdsvorm van buigen (‘Wij bogen voor de kritiek’), wordt weleens gedacht dat de juiste formulering kunnen buigen is in plaats van kunnen bogen. Bogen kan echter ook een infinitief zijn.

De oudst bekende betekenis van bogen is ‘twisten, strijden’; later ging het ‘schreeuwen’ en ‘ophef maken’ betekenen. Volgens de woordenboeken is de huidige betekenis ‘trots zijn, zich beroemen, pochen’, en soms ook ‘vertrouwen’ (‘Zij boogt op God’). Het woord wordt echter vrijwel nooit meer gebruikt, behalve in de uitdrukking kunnen bogen op.

Hoeveelheid/aantal

? In het aprilnummer van Onze Taal had Frank Jansen het over een ‘enorme hoeveelheid teksten’. Het gebruik van het woord hoeveelheid voor een verzameling telbare zaken neemt hand over hand toe. Moet het geen halt worden toegeroepen?

 

! Een zekere hoeveelheid taalgebruikers blijkt moeite te hebben met formuleringen als een flinke hoeveelheid mensen, een grote hoeveelheid vragen. Volgens hen zou hier aantal gebruikt moeten worden, en is hoeveelheid voorbehouden aan niet-telbare zaken: een flinke hoeveelheid geld, een grote hoeveelheid suiker.

Waar dat bezwaar vandaan komt, is ons niet duidelijk. Misschien is de redenering als volgt: aantal kan alleen bij telbare zaken worden gebruikt, en dus zal hoeveelheid wel alleen bij niettelbare zaken mogelijk zijn. De betekenis van hoeveelheid is echter breder dan die van aantal; dat staat al minstens een eeuw in de woordenboeken. Bijvoorbeeld in het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT), dat in 1904 schreef dat hoeveelheid in de betekenis ‘aantal, menigte’ gebruikt kon worden ‘in toepassing op hetgeen zich tellen laat’. Hierbij staat een voorbeeldcitaat uit 1860: ‘Een zekere hoeveelheid feiten’. Daarnaast betekende hoeveelheid ‘massa, portie, dosis’, aldus het WNT.

Constructies als een zekere hoeveelheid mensen en de grote hoeveelheid teksten zijn dus correct. Wel is het zo dat bij telbare zaken hoeveelheid nader moet worden bepaald, bijvoorbeeld met een bijvoeglijk naamwoord: ‘Ik heb een hoeveelheid teksten gelezen’ is een vreemde zin. Bij aantal kan zo'n bepaling achterwege blijven: ‘Ik heb een aantal teksten gelezen.’

Een-twee-drie

? Is de volgende schrijfwijze van een, twee, drie juist: ‘Dit is niet een, twee, drie op te lossen’?

 

! Nee, de juiste schrijfwijze is eentweedrie. Die werd al vermeld in de Spellingwijzer Onze Taal (1998) en de grote Van Dale (1999). In 2005 is eentweedrie ook in het Groene Boekje opgenomen, en daarmee is het (vanaf 1 augustus 2006) de officiële spelling.

Het woord krijgt streepjes omdat het een vaste verbinding is; het is enigszins vergelijkbaar met drie-in-depan, roll-on-roll-off en rood-wit-blauw. En er hoeven geen accenten op een als het vanzelf goed wordt uitgesproken; vergelijk een-tweetje, eenzijdig en eenentwintig.

Accent

? Het woord accent heeft verschillende betekenissen, onder andere ‘uitspraakteken’ (zoals in café en scène) en ‘tongval’ (een Twents accent). Waar komt dit woord eigenlijk vandaan?

 

! Accent komt van het Latijnse woord accentus, dat ‘klank, intonatie’ betekent. De letterlijke betekenis is ‘bijzang’ of (iets vrijer) ‘bij-klank’; accentus is namelijk het voltooid deelwoord van accinere, waarin ad (‘bij’) en canere (‘zingen’) zijn samengevoegd.

Het Etymologisch woordenboek van het Nederlands (2003) geeft nog meer informatie over de betekenisontwikkeling van accent. Zo meldt het dat het Grieks en het Latijn oorspronkelijk gesproken werden met een muzikaal accent (gebaseerd op een verschil in toonhoogte). Enkele eeuwen na Christus waren beide talen overgegaan gaan op een klemtoonaccent. Daardoor werd ook accentus na verloop van tijd synoniem met ‘klemtoon’ of ‘nadruk’.



illustratie
Een accent aigu, een accent grave en een accent circonflexe.


Accent als aanduiding voor diakritische (uitspraak- of nadruk)tekens komt uit het Frans - net als de tekens zélf overigens. Het accent aigu (zoals in café) gaf oorspronkelijk een stijgende toon aan, het accent grave (in scène) een dalende toon, en het accent circonflexe (gêne) een soort combinatie van die twee. Ook de betekenis ‘tongval’ is in het Frans ontstaan: met dit begrip werden uitspraakvarianten gekarakteriseerd, waarbij de Parijse uitspraak doorgaans als ‘accentloos Frans’ gold.

Het als verwijzing naar de-woorden

? ‘Lust jij pindakaas?’ ‘Nee, ik vind het niet lekker.’ Waarom gebruiken we hier het? Pindakaas is toch een de-woord?

 

! Gewoonlijk verwijzen we naardewoorden met hij en hem (mannelijke woorden) of ze/zij en haar (vrouwelijke woorden): ‘Waar is mijn ring? Ah, ik zie hem’; ‘De regering vindt dat ze gelijk heeft.’

Er geldt echter een uitzondering voor de-woorden die een bepaalde stof of substantie aanduiden. Als het om de stof in het algemeen gaat, zoals in de pindakaas-zin, wordt daarbij als verwijswoord het gebruikt. Vergelijk:

1.Wat vind je van wijn? Ik vind het niet lekker.
2.Wat vind je van deze wijn? Ik vind hem niet lekker.

In de tweede zin gaat het om een bepaalde wijn(soort), in de eerste om wijn in het algemeen. Overigens is het ook heel gewoon om dat (in plaats van het) of die (in plaats van hem of haar) te gebruiken.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken