Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
Tabu. Jaargang 36

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre
sec - taalkunde

Subgenre
tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Tabu. Jaargang 36

(2007)– [tijdschrift] Tabu

Vorige Volgende
[p. 89]

[Nummer 3/4]

Niemand nie in Vlaamse spreektaal*
Lobke Aelbrecht

Hogeschool-Universiteit Brussel/ CRISSP
lobke.aelbrecht@kubrussel.be

1. Introductie

In verschillende varianten van de Belgisch-Nederlandse spreektaal vinden we fragmentantwoorden als (1)B:

(1) A: Wie heeft hij gezien? - B: Niemand nie.

Dit is een geval van negatieve congruentie: het antwoord van B bevat twee negatieve elementen, niemand en nie, maar drukt slechts één semantische negatie uit. De term wordt als volgt omschreven in Giannakidou (2000: 458): ‘situaties waarin negatie slechts eenmaal geïnterpreteerd wordt, hoewel het meer dan één keer lijkt voor te komen in de zin [vertaling LA; “situations where negation is interpreted just once although it seems to be expressed more than once in the clause”]’

We hebben in (1) echter niet enkel te maken met negatieve congruentie. Niemand nie is geen volledige zin, maar slechts een fragment. Volgens Merchant (2004) komen fragmentantwoorden tot stand door verplaatsing van het fragment naar de linker-periferie van de zin, gevolgd door deletie van TP. In dit artikel stel ik dat het fragmentantwoord niemand nie, hoewel het geen constituent lijkt te zijn, op dezelfde manier wordt afgeleid. Hoe dat precies gebeurt, is te zien in (2) tot (4).

(2) Hij heeft niemand niet gezien.



illustratie

In sectie 2 bekijken we deze data van naderbij, en in sectie 3 licht ik toe wat negatieve congruentie precies is. Dit soort analyse werkt echter enkel wanneer

[p. 90]

het fragment-antwoord een zinsdeel is en ik zal dan ook aantonen in sectie 4 dat dit inderdaad het geval is bij niemand nie. De eigenlijke analyse van negatieve fragmentantwoorden komt in sectie 5 aan bod en daarna breid ik deze analyse uit naar een ander soort negatieve congruentie, namelijk negatiespreiding. Ik rond af met een aantal open vragen en problemen (sectie 7) en een conclusie (sectie 8).

2. De data

Voor ik de voornaamste data presenteer, leg ik een aantal termen uit die ik in dit artikel zal gebruiken. Eerst en vooral is er de term n-woord. N-woorden zijn woorden die negatie uitdrukken, zoals niemand, niets en nergens. Het negatieve bijwoord niet noem ik echter negator hier, omdat het enkel negatie uitdrukt, in tegenstelling tot de andere n-woorden, die bijvoorbeeld ook ‘persoon’ of ‘tijd’ uitdrukken. Zoals we al gezien hebben in het bovenstaande voorbeeld in (1), kunnen deze n-woorden en de negator samen voorkomen in Vlaamse spreektaal. De combinatie van het n-woord niemand met de negator nie is ook niet beperkt tot fragmentantwoorden. Het komt ook zinsintern voor of aan het begin van een volledige zin, zoals in (5).

(5) a. Hij heeft niemand nie gezien.
  b. Niemand nie heeft hij gezien.

Het voorbeeld in (5)b laat zien dat niemand nie een klemtoon draagt wanneer het aan het begin van een zin voorkomt. Merk echter op dat niemand ook in de variant zonder nie klemtoon moet dragen. Het klemtoonpatroon heeft dus niets te maken met de aanwezigheid van de negator.

Ditzelfde patroon komt ook voor met andere n-woorden, zoals de negatieve bijwoorden nergens en nooit:

(6) a. A: Waar ben je geweest? - B: Nergens nie.
  b. Ik ben nergens nie geweest.
  c. Nergens nie ben ik geweest.
 
(7) a. A: Wanneer gaat hij naar school? - B: Nooit nie.
  b. Hij gaat nooit nie naar school.
  c. Nooit nie gaat hij naar school.

In al deze voorbeelden drukken het n-woord en de negator samen slechts één semantische negatie uit. Negatieve congruentie komt in veel talen voor. Sectie 3 gaat dieper in op deze kwestie.

[p. 91]

3. Negatieve congruentie

Er zijn twee soorten negatieve congruentie. De eerste soort is ‘echte negatieve congruentie’, waarbij een n-woord verplicht samen voorkomt met een negator. De Hongaarse zin in (8) illustreert dit:

(8) a. Balázs *( nem) látott     semmit.
  Balázs   niet   zag.3sg   niets
  ‘Balázs zag niets.’
  b. Senki   *(nem)   jött     el.
  niemand   niet   kwam PREVERB
  ‘Niemand kwam.’
  c. Balázs *(nem) beszélt senkivel   semmiröl.
  Balázs   niet   sprak   niemand   niets
  ‘Balázs heeft met niemand over iets gesproken.’1

Een tweede type negatieve congruentie wordt negatieve spreiding genoemd. Hier wordt de negatieve betekenis ‘gespreid’ over twee of meer n-woorden, maar er is geen negator.

(9) Nada (*no)   le ha     dado     Juan   a     nadie.
  niets     niet   cl   heeft   gegeven Juan   aan niemand
  ‘Juan heeft niemand iets gegeven.’2

Deze tweede soort negatieve congruentie bespreek ik verder in sectie 6, maar eerst ga ik dieper in op de interne structuur van niemand nie. De structuur die ik voorstel, is cruciaal voor mijn analyse van negatieve fragmentantwoorden zoals die in (1).

4. De interne structuur van niemand nie: ‘n-woord + nie’ = 1 constituent

Net als Merchant (2004) beweer ik dat het fragmentantwoord niemand nie verplaatst is naar een positie in de linkerperiferie van de zin (zie de analyse in (3) en (4) hierboven). Een voorwaarde voor zo een analyse is echter dat het fragment één enkel zinsdeel vormt. Aan de hand van een vijftal empirische tests toon ik aan dat dit inderdaad het geval is bij niemand nie.

[p. 92]

4.1 Argumenten voor de ‘één constituent-analyse’

4.1.1. Het n-woord en nie komen samen voor in zinsinitiële positie

De ‘Verb Second’-taal (V2) eigenschap van het Nederlands levert ons een mooie test voor constituentschap op: als woorden samen kunnen voorkomen op de positie die voorafgaat aan de persoonsvorm, moeten ze wel één zinsdeel vormen. Dat is het geval bij niemand nie in (10)a. Merk op dat de zinsnegator alleen niet gemakkelijk de eerste positie inneemt (cf. (10)b).

(10) a. Niemand nie heb ik gisteren gezien.
  b.* Nie/nie heb ik hem gezien.

4.1.2. Coördinatie

Een tweede argument dat aantoont dat het n-woord en nie een constituent vormen, is coördinatie. Twee combinaties van ‘n-woord plus nie’ kunnen gecoördineerd worden, zoals in (11). Dit laat nogmaals zien dat ‘n-woord plus nie’ een constituent is, aangezien enkel constituenten gecoördineerd kunnen worden (zie Chomsky 1957; Williams 1978).

(11) a. Hij heeft mij nooit nie of nergens nie geholpen.
  b. Nooit nie of nergens nie heeft hij mij geholpen.

4.1.3. Achteropgeplaatste voorzetselgroepen

In het Nederlands kunnen voorzetselgroepen helemaal achteraan de zin worden geplaatst. De zinsnegator kan echter niet achteraan gezet worden. Dit wordt geïllustreerd in (12)a en b.

(12) a. Hij zou dat doen voor zijn vrienden.
  b. * Hij zou dat voor niemand doen nie.

Wanneer niemand en nie samen achterop worden geplaatst, is de zin echter wel grammaticaal, zoals in (13). Hieruit leid ik af dat ze één zinsdeel vormen.

(13) Vroeger deed hij dat nog voor zijn vrienden, maar nu zou hij dat doen voor niemand nie.
  Betekenis: Vroeger deed hij dat nog voor zijn vrienden, maar nu zou hij dat doen voor niemand.

4.1.4. De positie links van definiete objecten

In het Nederlands staat de negator normaal gezien rechts van een definiet object. Nie kan alleen aan de linkerkant staan wanneer het object in contrast staat met een ander object, zoals in (14)b (De Hoop 1992, Haegeman 1995).

[p. 93]

(14) a. Ik denk dat hij de auto nie gekocht heeft.
  b. Ik denk dat hij nie de auto gekocht heeft, *?( maar het huis).

Samen met een n-woord kan nie echter toch links van een definiet object staan, zonder contrastieve lezing, zoals te zien is in (15).

(15) Ik denk dat niemand nie den auto gekocht heeft.
  Betekenis: Ik denk dat niemand de auto gekocht heeft.

Daarom stel ik dat nie hier geen zinsnegator is, maar dat het één woordgroep vormt met het subject niemand.

4.1.5. N-woord en nie komen voor met indefiniete objecten

Een laatste argument voor de stelling dat nie geen gewone zinsnegator is, maar een zinsdeel vormt samen met het n-woord betreft indefiniete objecten. Normaal gezien vormen de zinsnegator en het indefiniete lidwoord een samen geen, zoals in (16).

(16) a.* Ik denk dat hij niet een boek heeft gelezen.
  b. Ik denk dat hij geen boek heeft gelezen.

Wanneer nie echter bij niemand staat, zoals in (17), moet het niet ‘fuseren’ met het lidwoord tot geen. Dit suggereert nogmaals dat nie hier geen echte zinsnegator is, maar een zinsdeel vormt met niemand.

(17) Ik denk dat niemand nie een boek heeft gelezen.
  Betekenis: Ik denk dat niemand een boek heeft gelezen.

4.2 The syntactische structuur van niemand nie

De vijf empirische tests die ik net heb besproken, laten zien dat het n-woord en nie samen een zinsdeel vormen en dat nie beter niet als zinsnegator gezien wordt. Hier bekijk ik hoe de structuur van niemand nie er dan wel moet uitzien.

Haegeman (1995) analyseert de combinatie niemand nie in het West-Vlaamse dialect dat gesproken wordt in Lapschuere (cf. (18)) zoals in de boomstructuur in (19).

(18) ...da Valère ier niemand nie (en)-kent  
  ‘...dat Valère hier niemand kent.’ [Lapscheurs]

[p. 94]

(19)



illustratie

In deze boomstructuur bevindt nie zich in de eerste specifierpositie van de NegP-projectie die de VP of PredP domineert. Het n-woord niemand wordt verplaatst naar de tweede specifierpositie van NegP, zodat het [Neg]-feature kan gecheckt worden. In een volgende stap ondergaan het n-woord en nie Negatieabsorptie, wat ervoor zorgt dat we slecht één semantische negatie krijgen (voor meer details, zie Haegeman 1995).

Haegemans analyse geeft echter geen verklaring voor de data die hierboven besproken zijn. In haar analyse vormen het n-woord en de negator geen constituent samen, terwijl de data dit toch lijken te suggereren. Bovendien is het moeilijk te zien hoe deze benadering negatieve fragmentantwoorden zoals in (1) kan afleiden. Daarom stel ik een andere analyse voor, waarin niemand en nie wel een constituent vormen. Ik stel voor dat er een NegP aanwezig is in de DP en nie het hoofd is van deze NegP. Net als Haegeman (1995) neem ik aan dat negatieve elementen verplaatst worden naar de specifierpositie van NegP om hun [Neg]-feature te checken. Wanneer we dus de DP niemand nie bekijken, betekent dit dat niemand verplaatst wordt van de basispositie in N naar de specifierpositie van de DP-interne NegP. Deze verplaatsing geeft ons de volgorde niemand nie, wat precies is wat we willen. De boomstructuur in (20) illustreert deze verplaatsing.

[p. 95]

(20)



illustratie

5. Fragmentantwoorden

Nu we een interne structuur hebben voor de combinatie ‘n-woord plus nie’ die de data in sectie 4.1 kan verklaren, kunnen we het voorbeeld bekijken waarmee we begonnen zijn: het fragmentantwoord niemand nie in (1), herhaald in (21).

(21) A: Wie heeft hij gezien? - B: Niemand nie.

Volgens Merchant (2004) zijn fragmentantwoorden afgeleid van volledige zinnen via ellipsis. Het fragment wordt eerst verplaatst van de basispositie in de zin naar de linkerperiferie [Spec,FP] en daarna wordt TP geëlideerd. Daardoor blijft enkel het fragment over. Deze twee stappen worden in (23) aangetoond voor het eenvoudige fragmentantwoord in (22).3

(22) A: Wie heeft hij gezien?
  B: Tom [illustratie].

(23)



illustratie

In dit artikel worden negatieve fragmentantwoorden zoals niemand nie op precies dezelfde manier geanalyseerd. Omdat niemand en nie een constituent vormen, kunnen ze gewoon samen naar [Spec,FP] verplaatst worden. In een tweede stap wordt de TP geëlideerd.

[p. 96]

(24) Stap 1: [Hij heeft niemand nie gezien]
  → [Niemand nie [TP hij heeft tniemand nie gezien]]
  Stap 2: [Niemand nie [illustratie]

(25)



illustratie

Enkele van de argumenten die Merchant (2004) aanbrengt ter verdediging van zijn analyse van fragmentantwoorden kunnen we hier ook toepassen. Eén argument is bijvoorbeeld eilandgevoeligheid. Omdat het fragment hier naar de linkerperiferie verplaatst wordt, verwachten we dat deze verplaatsing gevoelig is voor eilanden. Met andere woorden, wanneer een constituent in een niet-elliptische zin in een eiland zit, voorspellen we dat het niet als fragment kan voorkomen, omdat het niet uit het eiland verplaatst mag worden. Het is echter niet vanzelfsprekend om dit aan te tonen: de vraag waarop het fragment het antwoord zou zijn, zou zelf ook een eilandconditie schenden. Het vraagwoord in de vraag wordt immers net als het fragment verplaatst vanuit het eiland, wat resulteert in een ongrammaticale vraag. Om deze complicatie te omzeilen gebruikt Merchant vragen waarbij het bevraagde zinsdeel in de basispositie blijft staan, maar waarbij je met een stijgende intonatie toch een vraag krijgt. Ik geef een voorbeeld in (26).4

(26) A: Heeft hij met haar gepraat? - B: Nee, met niemand nie.

In vragen als deze moet het vraagwoord niet naar de linkerperiferie verplaatst worden. Daarom kan de bevraagde constituent ingebed worden in een eiland, wat ons een test geeft voor eilandgevoeligheid bij fragmentantwoorden. Als fragmentantwoorden tot stand komen via verplaatsing naar de linkerperiferie, dan verwachten we dat een fragmentantwoord op een vraag die een eiland bevat, ongrammaticaal is. We verwachten daarnaast ook dat een volledige zin als antwoord wel mogelijk is. De zinnen in (27) en (28) tonen aan dat dat precies is wat we krijgen, en dat niemand nie zich gedraagt zoals andere fragmenten.

(27) A:   Heeft hij gepraat met dat meisje dat Thomas graag heeft?
  B: * Nee, {Bert/niemand nie}.
  B:   Nee, hij heeft gepraat met dat meisje dat {Bert/niemand nie} graag heeft.

[p. 97]

(28) A:   Is ze weggegaan omdat Luka ?
  B:   *Nee, {Stijn/niemand nie}.
  B:   Nee, ze is weggegaan omdat {Stijn/niemand nie} met haar wou dansen.

6. Wat met negatieve spreiding?

In de vorige secties hebben we gezien dat het n-woord en nie in het fragmentantwoord niemand nie samen een constituent vormen en dat het fragmentantwoord afgeleid wordt van een volledige zin via verplaatsing en ellipsis. In deze sectie ga ik na of deze analyse ook geldt voor de andere soort negatieve congruentie, namelijk negatieve spreiding. Een eerste subsectie bekijkt data uit de Vlaamse spreektaal en vergelijkt de gevallen met negatieve spreiding met niemand nie. Hieruit blijkt dat de combinatie ‘n-woord plus nie’ in een aantal contexten structureel ambigu is. Subsectie 2 geeft ons dan ook een syntactische analyse voor deze ambiguïteit.

6.1 Negatieve spreiding in Vlaamse spreektaal

Giannakidou (2000, 2002) onderscheidt twee soorten negatieve congruentie: eigenlijke negatieve congruentie, waarbij een n-woord en de negator samen één negatie uitdrukken, en negatieve spreiding. Bij negatieve spreiding drukken twee of meer n-woorden samen slechts één negatie uit, maar de negator zelf hoeft niet aanwezig te zijn. Zulke gevallen met twee n-woorden en een optionele negator vinden we ook in de Vlaamse spreektaal:

(29) Ik heb niemand niks (nie) gegeven.

Behalve het feit dat nie hier optioneel is, verschilt deze combinatie van niemand, niks en nie ook nog op andere vlakken van de niemand nie die we hierboven besproken hebben. Eerst en vooral kan deze sequentie niet voorkomen voor de persoonsvorm in een mededelende hoofdzin, zoals aangetoond wordt in (30).

(30) * Niemand niks (nie) heb ik gegeven.

Een tweede verschil tussen de twee types negatieve congruentie in de Vlaamse spreektaal heeft te maken met coördinatie. Een reeks met twee n-woorden kan niet worden gecoördineerd:

(31) * Hij heeft nooit niks (nie) en nergens niks (nie) gezien.
(32) * Hij heeft nooit niemand (nie) en nergens niks (nie) gezien.

[p. 98]

Bovendien kan niemand niks nie niet voorkomen in het complement van een achteropgeplaatste PP (zie (33)) en kan het, in tegenstelling tot niemand nie, geen definiete DP-argumenten voorafgaan ((34)).

(33) * Hij zou tvoor niemand niks nie doen voor niemand niks (nie).
(34) ??Hij heeft nooit niemand nie dienen boek gegeven.

Het laatste argument dat liet zien dat niemand en nie een enkel zinsdeel vormen in de vorige sectie, had te maken met onbepaalde DP-argumenten. Ook hier krijgen we het tegenovergestelde resultaat bij niemand niks nie. De negator versmelt hier wel verplicht tot genen met het onbepaalde lidwoord nen:

(35) a.* Hij heeft nooit niemand nie nen boek gegeven.
  b. Hij heeft nooit niemand genen boek gegeven.

Ten slotte kan de combinatie van twee n-woorden en nie niet voorkomen als fragment answer.

(36) A: Wie heeft hij wat gegeven? - B: *Niemand niks nie.5

Deze zes empirische tests tonen aan dat de combinatie niemand niks nie geen constituent vormt. Nie is hier een zinsnegator, waarvan ik aanneem dat die in de NegP zit die de VP domineert. Daarom volg ik voor de negatieve spreiding wél Haegemans (1995) voorstel: beide n-woorden worden verplaatst vanuit hun basispositie naar een specifierpositie van NegP om hun Neg-feature te checken.

(37)



illustratie

[p. 99]

6.2 ‘N-woord + nie’ is structureel ambigu

In de vorige subsectie is duidelijk geworden dat de combinatie met twee n-woorden en een optionele negator nie een andere structuur heeft dan de niemand nie die we zien in fragmentantwoorden. De laatste is één enkele constituent, een DP met een interne NegP, terwijl in de eerste de n-woorden en nie allemaal specifiers zijn van de NegP die de VP domineert. Deze analyse voorspelt echter dat de structuur die we terugvinden bij twee of meer n-woorden in principe ook mogelijk moet zijn wanneer er slecht één n-woord gecombineerd is met nie. Niets in de boomstructuur in (37) verplicht de zin om twee n-woorden te bevatten. Met andere woorden, de zin ik heb niemand nie gezien is structureel ambigu: niemand en nie kunnen één DP vormen (38) of ze kunnen allebei specifiers zijn van een sententiële NegP (39).

(38)



illustratie

(39)



illustratie

Als we de constituent met niemand vooropplaatsen, levert dat verschillende resultaten op afhankelijk van de structuur: wanneer niemand en nie één DP

[p. 100]

vormen, wordt nie ook verplaatst, terwijl de negator achterblijft in [Spec,NegP] in (39).

(40) a. Niemand nie heb ik gezien.
  b. Niemand heb ik nie gezien.
  betekenis: Ik heb niemand gezien.

Deze structurele ambiguïteit is ook zichtbaar in zinnen met onbepaalde DP's. In een structuur met nie in de DP, zoals in (38), is nie geen zinsnegator en versmelt die dan ook niet met het onbepaalde lidwoord. Het voorbeeld in (41)a illustreert dit. Wanneer nie echter een specifier is van een sententiële NegP, zoals in (39), dan vormen nie en nen wel genen ((41)b).

(41) a. Ik denk dat niemand nie nen boek gelezen heeft.
  b. Ik denk dat niemand genen boek gelezen heeft.
  betekenis: Ik denk dat niemand een boek gelezen heeft.

Dus, de structuur van ‘n-woord + nie’ is ambigu in een zin als ik heb niemand nie gezien. Niemand nie kan zowel één constituent vormen als deel uitmaken van de NegP die VP domineert, zoals bij negatieve spreiding.

7. Open vragen en problemen

De analyse van negatieve fragmenten zoals die hierboven gepresenteerd is, roept natuurlijk een aantal vragen op. Eerst en vooral kunnen niet alle n-woorden even gemakkelijk gecombineerd worden met nie. In (42) en (43) zien we dat geeneen in geen enkele context kan voorkomen met nie en dat de combinatie niks nie als fragmentantwoord uitgesloten lijkt.

(42) a. Ik heb er genen-ene (*nie) gezien.
  b. A:Hoeveel heb je er gezien? - B: Genen-ene (*nie).
 
(43) a. Ik heb niks (? nie) gekocht.
  b. A: Wat heb je gekocht? - B: Niks (??nie).

Verder onderzoek naar dit soort data moet uitwijzen waarom negatieve congruentie beperkt is tot sommige n-woorden.

Een andere vraag is waarom de twee structuren in sectie 6 niet samen kunnen voorkomen. Met andere woorden, wat sluit een zin als (44) uit?

(44) * Hij heeft [NegP [DP nooit nie] [niemand] [nie]]gezien.

We weten dat nooit en nie samen één constituent kunnen vormen. Dus verwachten we dat nooit nie, niemand en nie alledrie kunnen voorkomen in de

[p. 101]

specifier van NegP, wat niet het geval is. De ongrammaticaliteit van (44) zou te wijten kunnen zijn aan een beperking die alleen XP's zonder interne NegP toelaat in de specifier van een sententiële NegP. Het is echter niet duidelijk of daarmee alle problemen opgelost zijn: alle zinnen met n-woorden en nie in het midden van de zin zijn in principe ambigu tussen de twee structuren. Deze kwestie verdient meer aandacht in verder onderzoek.

8. Conclusie

De stelling die ik in dit artikel verdedig is dat negatieve fragmentantwoorden zoals niemand nie afgeleid zijn via verplaatsing van het fragment naar de linkerperiferie. Een tweede stap elideert de TP, waardoor alleen niemand nie overblijft (Merchant 2004). Deze analyse veronderstelt dus dat het fragment een constituent vormt. Daarom heb ik voorgesteld dat de DP een NegP bevat waarvan nie het hoofd is en dat de NP niemand naar [Spec, NegP] verhuist om een [Neg]-feature te checken. Deze benadering wordt ondersteund door data met verb second, coördinatie, achterop-geplaatste PP's en bepaalde en onbepaalde DP's.

Negatieve spreiding daarentegen kreeg een heel andere analyse. Hier zitten de n-woorden en een optionele nie in de specifierposities van de NegP die VP domineert. Deze twee analyses voorspellen dat een zin als ik heb niemand nie gezien, met slechts één n-woord, structureel ambigu is: niemand en nie kunnen één constituent vormen samen of ze kunnen geanalyseerd worden als negatieve spreiding.

[p. 102]

Bibliografie

Baltin, Mark
2002
Movement to the higher V is remnant movement. Linguistic Inquiry 33, 653-659.
Besten, Hans den
1986
Double Negation and the Genesis of Afrikaans. In: P. Muysken and N. Smith (eds.), Substrata versus Universals in Creole Genesis. Amsterdam/Philadelphia: John Benjamins.
Boeckx, Cedric & S. Stjepanović
2001
Head-ing toward PF. Linguistic Inquiry 32, p. 345-355.
Chomsky, Noam
1957
Syntactic Structures. The Hague: Mouton de Gruyter.
Giannakidou, Anastasia
2000
‘Negative... concord?’ In: Natural Language and Linguistic Theory 18, 457-523.
2002 N-words and Negative Concord. In: The Linguistic Companion, August 2002.
Haegeman, Liliane
1995
The syntax of negation. Cambridge: Cambridge University Press.
Hoop, Helen de
1992.
Case Configuration and noun phrase interpretation. Proefschrift, Groningen.
Kim, J.-S.
1997
Syntactic focus movement and ellipsis. PhD Dissertation. University of Connecticut.
Lasnik, Howard
1999a
Pseudogapping Puzzles. In: S. Lappin & E. Benmamoun (eds.). Fragments: studies in ellipsis and gapping. Oxford University Press, p. 141-174.
1999b On feature strength: Three minimalist approaches to overt movement. Linguistic Inquiry 30, p. 197-217.
2001 When can you save a structure by destroying it? In: M. Kim & U. Strauss (eds.). Proceedings of the North East Linguistic Society 31. GLSA, p. 301-320.
Merchant, Jason
2001a.
The syntax of silence. Sluicing, islands and the theory of ellipsis. Oxford University Press.
2001b Variable island repair under ellipsis. In: K. Johnson (ed.). Topics in ellipsis. Cambridge: Cambridge University Press.
2004 Fragments and Ellipsis. In: Linguistics and Philosophy 27, p. 661-738.
Williams, Edwin
1978
Across the Board Rule Application. In: Linguistic Inquiry 9, p. 31-43.