Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het groote Tafereel der dwaasheid (1720)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het groote Tafereel der dwaasheid
Afbeelding van Het groote Tafereel der dwaasheidToon afbeelding van titelpagina van Het groote Tafereel der dwaasheid

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (20.57 MB)

ebook (24.77 MB)

XML (1.29 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/pamflet-brochure
non-fictie/politiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het groote Tafereel der dwaasheid

(1720)–Anoniem Tafereel der dwaasheid, Het groote–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 17]
[p. 17]

[De bedriegelyke Actionist (vervolg)]

 
Die Windnegotie my hebt aangeraden. Waar
 
Sijn de Acties van den Haag?
Windvang.
 
Mijn heer ik bid bedaar
 
Daar zijn ze, 'k had die reeds van huis af meê genomen,
 
Om, als ik t'avond waar in Quinquenpoix gekomen.
 
Die te behandigen aan die ze had gekogt.
Jonkhart.
 
'k Vind hier de Waarheid daar ik die niet heb gezogt
 
Maar waar zijn de Acties van de Suidzé nu gebleven?
Windvang,
 
Ik bidde u andermaal wil my 't vergrijp vergeven.
 
'k Heb die door nood verkogt, op dat ik met fatsoen
 
Sou kunnen leven, en mijn Schuldeuaars voldoen.
Ionkhart.
 
Gy zult my tot een duit dat geld weêrom betalen.
Windv.
 
So gy die winst, mijn Heer, van my denkt weêr te halen,
 
Verschoon my dat ik u de waarheid zeggen moet,
 
Maakt gy uw rekening verkeerd, want al mijn goed,
 
En geld, is door de windnegotie weg gedreven,
 
So dat ik naauw'lijks weet waar dat ik van zal leven.
Lucille.
 
Mijn Broeder, wijl dat geld alreeds verloren is;
 
So maak geen moeite meêr, dewijl gy voor gewis
 
Niets zult verrigten tot vergoeding van uw schade.
Jonkhart.
 
Bedrieger! die op 't hoogst' mijn straf en ongenade
 
Verdiend hebt, vlugt altoos mijn by zijn als de pest.
Johanna, tegen Windvang, zo als by weg gaan wil.
 
Mijn Heer, waar is mijn geld?
Windvang.
 
Ach meisje! by de rest.
 
Uw geld dat is zo wel als 't andere vervlogen.
Johanna.
 
Jou schurk! Verleider! schelm! ik ruk u daad'lijk de oogen
 
Uit uw vervloekte kop. Ach! Ach! mijn Geld! mijn Geld!
Lucille.
 
Gy krijgt dus mede uw loon, hier helpt nu geen geweld.
 
Maar gy Bedrieger, zult het schrift ons weder geven,
 
Dat gy met Schoonpraat hebt in Quinquenpoix beschreven,
 
Of anderzints ik zweer dat uw gehate list,
 
U op het alderhoogst, bedroeven zal.
Windvang.
 
Daar is 't
Jonkhart.
 
Ga nu voort uit mijn oog, zo niet 't zal u berouwen.
Joris.
 
Ga, of een voet in 't gat zal u geselschap houwen.
Windvang.
 
Helaas! hier gaat mijn hoop, die 'k heb gehad, tot niet,
 
Nu ben ik arm, ach! ach! wie troost my in 't verdriet
Windvang binnen.
Jonkhart.
 
Maseur, wie kwam u dit bedrog eerst kenbaar maaken?
 
't Streeft mijn begrip voorby, hoe ge aan 't bewijs kost raken,
 
Dat gy my hebt getoond.
Lucille, tegen Johanna.
 
Roep Schoonpraat hier.
Iohanna.
 
Ik zal,

Negende toneel,

Lucille, Jonkhart, Vroomaard, Deugdryk, Schoonpraat, Johanna, Ioris,
Lucille, wyzende op Schoonpraat.
 
MOnfreer, zie hier dien geen waar meê ons 't goed geval
 
Begunstigd heeft, en die zijn valsheid kwam ontdekken
 
Aan Vroomaard, die dit voort tot voordeel wist te trekken
 
Van sijn getrouwe min; hy maakte 't my bekend,
 
En ik, die Windvang haatte als oorsaak van de elend,
 
Die my te wagten stond, zo ik met hem moest trouwen,
 
Heb self in Mansgewaad hem sijn verderf gebrouwen.
 
De woonplaats van onz' Nigt Nerine, is als gy weet
 
Heel digt by Quinquenpoix, daar heb ik my verkleed,
 
En ben allenig op die handelplaats gekomen,
 
Daar ik door Vroomaard en sijn Neef wierd waargenomen,
 
Dewijl ik vreesde van te ligt ontdekt te sijn
 
Zo ik met hem daar kwam; toen heb ik in den schijn
 
Van een dier handelaars, deez' logenaar bedrogen:
 
't Bewijs gekregen, en het masker hem onttogen
 
Waar door hy u tot nog bedrogen heeft.
Ionkhart, tegen Vroomaard en Schoonpraat.
 
Ik houw
 
U voor mijn Vrinden, en ik zal uw dienst en trouw,
 
Zo ver mijn staat vermag, naar hun waardy belonen.
Vroomaard.
 
Heer Jonkhart, so gy my wilt uwe gunst betonen,
 
Vergun my, dat mijn min, na so veel smart en druk,
 
Door mijn Lucilles trouw veranderd in geluk.
Ionkhart.
 
Het waar onredelijk zo 'k u dit dorst ontzeggen,
 
Uw deugd eist groter loon.
Vroomaard.
 
Wat soud gy my toeleggen,
 
Dat my meêr waardig is, dan sulk een duurbaar pand?
Ionkhart.
 
Ontsang dan, tot een blijk van gunst, haar van mijn hand.
Vroomaard.
 
Met dankbaarheid mijn Heer sal ik mijn pligt betragten
 
Uw Suster eeren, en u als mijn Broeder agten.
 
Mijn Waarde! zie hier 't eind van al onze ongeneugt.
Lucille
 
Mijn Heer, ik ben met u om dit geluk verheugd,
 
Dewijl uw deugd en trouw my altoos kon behagen.
Vrooma.
 
Ik dank u voor uw gunst, die 't eind maakt van mijn klagen.
Jonkhart.
 
Heer Schoonpraat, 'k zal u ook belonen naar waardy,
 
Voor uw gedanen dienst.
Schoonpraat.
 
Mijn Heer, het zal aan my
 
Tot eer verstrekken zo ik u kan dienstig wezen.
Vroomaard.
 
Nu heeft onz' min nog ramp nog ongeluk te vresen.
Joris.
 
Nog Quinquenpoix met al haar razen van de Suid.
 
Of Oost of West. Viva dan Bruidegom en Bruid!
Johanna.
 
Terwijl een ander Juigt zit ik bedroefd te treuren;
 
Kon my ter wereld wel meêr ongeluk gebeuren?
 
Ach! ach mijn schone Geld! maar Joris hoor eens hier.
Joris, heel fors.
 
Wel nou, wat zal 't nou zijn?
Johanna.
 
Hoe nu dus trots en fier;
 
Of lagt gy ook nog met mijn droevige ongelukken?
 
Daar u 't verlies niet min als my op 't hart moest drukken.
 
Het was maar raljerie al 't geen 'er is geschied,
 
'k Bemin Jou als my zelf.
Ioris.
 
En ik bemin je niet.
 
Het was Mevrouw tot schand dat zy haar Knegt zou trouwen,
 
Neen, 't zal u paszen om een hoger staat te houwen;
 
En so uit 't groot getal der Héren, die hun min
 
U schenken, om uw winst, geen een is naar uw zin,
 
Kunt gy Heer Windvang nu tot uw Galant verkiezen,
 
Die sal wel sorgen dat ge uw geld niet sult verliesen,
 
Dewijl het zijn, en 't uw, net is so groot als 't mijn,
 
Dan sal ik in dien staat uw Kamerdienaar zijn,
 
Uw hoge staat kan die vernedering niet lijen;
 
't Is beter dat ik naar een Keukenflet ga vrijen.
Iohanna.
 
Worde ik nog in mijn leed en ongeluk bespot!
Vroomaard, tegen Ioris.
 
Staak dese scherszery.
Ioris.
 
Mijn Heer 'k volg uw gebod
Schoonpraat, tegen Vroomaard en Lucille.
 
Ik wens dat gy te saam, in rust en vreê meugt leven.
Ioris.
 
En ik, dat de Actiekraam den doodsnik haast mag geven.
Einde van het derde bedryf.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken